España!
We schreven 1975, september of zo
en voor het eerst bevonden we ons op Spaans grondgebied, met onze Ford Escort Stationwagen. Achterin had ik een eenpersoonsmatras met de nodige dekens gedeponeerd, méér ruimte was er niet, maar het was voldoende om er met twee in te slapen.
De rit door Frankrijk had ons veel tijd gekost: een drietal dagen. Vooral dan omdat we van elke kilometer wat wilden opsteken en de cultuur proeven. Ook hadden we bewust de autowegen vermeden en ons beperkt tot de nationales: goed onderhouden nationale wegen. Met voor de doorsnee toerist het nadeel dat je hier en daar een verkeerslicht had of doorheen een stad moest, maar dat vonden wij, met onze ingesteldheid, juist een voordeel boven de eentonigheid van de snelwegen: liever een typisch baancafeetje met terras dan zon snelweg-fastfood dinges.
Spanje was toen, voor ons, de grote onbekende. Vandaar dat we ook niet erg haastig waren om de grens te bereiken.
Maar goed
een gammel barakje met een streng kijkende en militair aandoende douanebeambte ervoor leerde ons dat we op het punt stonden Spanje binnen te rijden. Eventjes papieren laten zien, en we konden doorrijden.
Eerste Spaans dorpje op onze weg, de naam ontglipt me, auto geparkeerd en ons in de gezellige drukte gemengd. Een dorpje, zo groot als een voorschoot, maar de straten liepen vol! Tja
we moesten nog wennen aan het feit dat Spanjaarden, vanwege het klimaat, veel meer buiten dan binnen leven. Hun huisjes bevatten dan ook meestal enkel het hoognodige. Het echte leven speelde zich grotendeels af op straat.
Een leuk terrasje lokte ons onweerstaanbaar aan en ja, we bestelden
wat had je verwacht? Dos cervesas natuurlijk! De kelner (camarero) bracht ons het gevraagde en la cuenta was quince pesetas. De taal nog niet goed begrijpend, telde ik 50 pesetas uit, wat ik uiteraard erg goedkoop vond. De camarero keek verwonderd en herhaalde: Quince pesetas señor!
(15 pesetas). Oei! 15 pesetas voor 2 pintjes? Zowat het equivalent van 12 eurocent!!! Spanje beloofde voor ons een luilekkerland te worden. (In die tijd kostte één biertje in België zowat 20BF, of een halve euro).
We deden nog een wandelingetje, liepen in het terugkeren dat terrasje weer voorbij, maar werden herkend en teruggefloten door die kelner: Señor, señor, tus gafas! En inderdaad, ik had mijn zonnebril vergeten op ons tafeltje. En ja
twee nieuwe frisse cervesas waren natuurlijk het resultaat.
Kort nadien begon die spaanse eerlijkheid me zo op te vallen dat ik nooit meer mijn auto sloot toen ik hem achterliet. Nooit ook werd er iets uit gestolen! Maar eerlijk gezegd
anno 2010 zou ik dat niet meer riskeren, want ook Spanje is geëvolueerd!!!
Maar we trokken verder en reden Figueras binnen. Een betrekkelijk groot stadje, waar de tijd was blijven stilstaan. Nogal vuil en rommelig aandoende straten naar onze normen
maar het werd middag, we kregen honger, en bemerkten op een hoek een vaalgeel geschilderd hostalletje. Niet erg aantrekkelijk
zéker niet uitnodigend
maar we waagden onze kans. We hadden namelijk gehoord dat een hostal in Spanje eigenlijk zowel café, restaurant, als familiepension was.
En we gingen binnen. De gelagzaal leek uit een vorige eeuw te komen: een onwaarschijnlijke mengeling van art déco, met de obligatoire afwisselend wit en zwarte tegels, gietijzeren pilaren, en moderne attributen zoals een up to date espressomachine en meer van dit moois.
Aarzelend gingen we aan een tafeltje zitten en bestelden twee tintos (rode wijn). Er zaten ook wat Spanjaarden, druk gesticulerend en vrolijk kletsend en lachend. Tiens
voor een arm volk leken ze toch erg optimistisch!
Ondertussen was ons ook al opgevallen hoe vuil het hier eigenlijk was: sigarettenpeuken op de vloer
en ander afval
niet echt een zaak waar je graag zou komen eten.
Na een poosje verzamelde ik toch maar mijn moed en vroeg of we hier konden eten. De eigenaar, of gerant, keek op zijn uurwerk, en antwoordde dat we dat wel konden, maar pas vanaf 13.30 uur. De comedor (eetzaal) ging niet eerder open.
Weer wat bijgeleerd: in Spanje haalt niemand het in het hoofd om vóór 13.30 uur te eten. De ochtend van een werkdag duurt er lang, maar na het middageten volgt dan ook de siesta.
Oké dan maar
nog wat tintos binnengeslurpt, en dan ging plechtig een dubbele deur open en konden we naar de comedor. Tafels gedekt met kraaknette en gestreken tafelnapjes
blinkend opgepoetst eetgerei
leek super hygiënisch, maar die vloer bleef ons imponeren: kraaknet was toch anders!
Nu
niet geklaagd. We waren gasten en wilden het gastland ook een kans geven.
De dagschotel bleek subliem! Heel anders
en beter dan thuis. Maar die vloer hé
?
Toen kregen we het door: aan een andere tafel werd kip gegeten, en de beenderen werden gewoon op de grond gegooid. Asbakken stonden er niet op tafel: de as en de peuken verdwenen gewoon
naar de grond.
De Spanjaard, ten minste in dié tijd, bleek een heel propere persoon, zowel op zichzelf als op wat hij at. In zijn cultuur hoorde afval op de grond, en zéker niet op tafel. Wat op tafel en op zijn bord kwam moest clean zijn. Met de vloer echter had hij geen enkel probleem. Een asbak op tafel hoorde niet! Wie zet nu een vuilbak vol as op een tafel waaraan je eet? Tja
eens je die logica snapt, bekijk je het heel anders.
En die vloer? Ach ja, die werd een paar keer per dag geveegd met grove streken van een borstel van zowat een meter breed, en dat was het dan weer.
En na het eten volgde natuurlijk weer la cuenta, en weeral een verrassing: 99 pesetas per persoon (minder dan een euro)!
En hoe vreemd het ook moge klinken: we hebben die vuile cultuur leren appreciëren en zochten ze zelfs op: want waar de vloer vuil was, daar kon je netjes en lekker eten! Helaas! Toeristen hebben ook dàt kapotgemaakt. Die aten liever een hamburger vol ondefinieerbare troep in een inrichting die er clean uit zag.
En zélfs die eerste keer in Benidorm, maar dan in een verouderd stadsgedeelte, vonden we toch weer zon hostalletje. We zaten heerlijk te smullen aan het venster, en nog zie ik die wat oudere toeristen, overgewaaid uit wat zij vermoedelijk het échte Benidorm noemden, voorbijwandelen. Het oude heertje keek naar binnen en wees vol walging met zijn wandelstok de vloer aan en richtte een schampere opmerking tot zijn gezelschap.
En ik dacht: Och arme
jij weet niet wat je mist, en nog minder wat je kapot maakt.
Ook in dit verhaal steekt weer moraal: je zult veel beter ontvangen, bediend en gewaardeerd worden door je aan te passen aan de wereld om je heen, dan als je probeert die wereld aan te passen aan jouw persoontje.
Willy.
|