Zo. Het moet er nu maar eens van komen! Dit column schuif ik uit schaamte al wekenlang voor me uit als kladversie... tot ik eens niet wist wat schrijven. En nu is het zover! De korte pijn dan maar.
1972. We zouden, onbezonnen en onervaren als we toen waren, eindelijk eens een reisje maken. Ons in het hoofd gepraat door een bevriend koppel. Het zou
slik
Syrië worden, omdat de zus van die vriendin, gehuwd met een Syrische legerpiloot, daar woonde.
En we zouden er naartoe rijden met de wagen (een grote, comfortabele Chevrolet) van die vrienden. Het was immers maar eventjes een aantal duizenden kilometer, dus, we zouden dat vlotjes halen in een drietal dagen, daar 14 dagen vacantie hebben, en dan een drietal dagen uittrekken voor de terugkeer.
Mijn vriend had alles netjes geregeld, beschikte over de nodige wegenkaarten en ik vertrouwde hem wel. We zouden om beurten rijden. Niets om me druk over te maken. Persoonlijk had ik andere beslommeringen aan het hoofd en liet maar begaan. Tot, toen de dag naderde, ik me toch wel wou documenteren over de landen waar we doorheen moesten en de toestand van de wegen daar.
Ik schrok me een bult! Wou die kerel dat écht doen in een paar dagen? Wist hij wel waar hij aan begon? Ik had gedacht dat je per duizend kilometer, net als hier, hoogstens een twaalftal uur mocht rekenen, maar toen ik fotos zag van sommige hoofdwegen in bepaalde landen waar we doorheen moesten
Neen hoor! We zouden al blij mogen zijn als we er ook maar geraakten tijdens ons verlof, laat staan nog vacantie te hebben!
Afgeblazen dus. Maar de verlofdagen waren vastgelegd, allerlei maatregelen waren genomen in verband met kinderopvang
3 weken vrijheid wenkten ons, en dus maar snel een pak folders gehaald in het reisbureau. Hoe ver, hoe lang en hoe duur konden we ons een all-in vliegvacantie permitteren?
Tunesië bleek een waardig en goedkoop aanbod te presenteren, vliegreis inbegrepen, en toen was het rap beslist.
Tunesië dus. Toen de Caravelle landde op het vliegveld van Tunis blies een bloedhete luchtstroom, geparfumeerd met citroen- en -olijfgeur, ons al tegemoet van zodra de deuren openzwaaiden. Het was wél al voorbij middernacht
en het was oktober! Een taxi bracht ons naar ons hotel in Hammamet op een dertigtal kilometer afstand. Pikdonker natuurlijk en veel kans om het landschap in ons op te nemen hadden we niet.
De volgende morgen ontwaakten we in een andere wereld. Neen! Op een andere planeet, want dat kon onmogelijk de planeet aarde wezen! Een bloedhete zon werkte zich s morgens vroeg al met ongelooflijke snelheid los uit de glasheldere middellandse zee en besteeg een straalblauwe hemel.
Bij ons eerste wandelingetje merkten we het al direct: hier was de tijd blijven stilstaan, en blééf stilstaan. Geen gejaag,
geen haast, geen knarsende remmen of gierende banden. Ezelkarretjes sjokten ons voorbij, dromedarissen met hooghartig opgeheven hoofd gunden ons, tweebenige stervelingen, geen blik waardig maar kauwden stoïcijns verder op god weet wat ze in de muil hadden.
De Tunesiërs zelf
zondermeer aardig en vriendelijk. En ook heel intelligent waar intelligentie vereist was: in klinieken, openbare diensten en zo. Prima.
Ik had echter na enige tijd één probleempje: door de verandering van voeding kon ik dagenlang niet naar het toilet, maar maakte me daar geen zorgen over en stond er niet eens bij stil.
Een week later lieten we ons inschrijven voor een tweedaagse bustocht naar de Sahara en bezoek aan enkele oases. Een beetje boven ons budget, maar kom, als je daar zo dicht bij bent zou het zonde zijn
Na de nacht te hebben doorgebracht in een nomaden-tentenkamp, aangepast aan toeristen, vingen we de terugrit aan langs de onooglijke kamelenpistes doorheen de woestijn, soms gewoon aangestampte aarde, soms ook wat gemoderniseerd met asfalt.
Het werd namiddag en het was Ramadan
Ik zat net achter de chauffeur en de gids, die beiden barstten van de honger, en al lang vóór zonsondergang hun lekkere eetmaal op het dashbord hadden uitgestald, kwijlend van de goesting om, zodra de zon zich in het zand ging boren, aan te vallen.
En toen gebeurde het. Plots moest ik hoogdringend
Ik was me nog van geen kwaad bewust, vergat even waar ik was, tikte de chauffeur op de schouder, en vroeg hem of hij aan het eerste cafeetje eventjes kon stoppen.
De man keek me niet begrijpend aan en maakte me duidelijk dat dit toch nog driehonderd kilometer was! Oh nee!
- Dan maar aan de eerste cactus? Probeerde ik nog vertwijfeld, maar hoe ik ook rondkeek, ook dié zag ik niet. Alleen maar zand. Vlak, eindeloos zand. Geen bergje, geen putje, geen struik.
- Stop dan maar hier onmiddellijk! Deed ik paniekerig. Remmen gierden, de bus week naar de kant van de weg, ik sprong vooruit naar de uitgang, maar nog voor de deur zich opende voelde ik het al beginnen spuiten met de kracht van een hogedrukreiniger!
Snel naar de achterzijde van de bus gerend, wilde me net hurken, maar daar daagde de tweede bus van onze groep op. De chauffeur wist niet wat er gebeurde, en parkeerde zich netjes achter de onze. Tientallen toeristen gaapten me aan. Shit! Shit! Shit! Ik gebaarde naar de chauffeur om door te rijden. Hij grijnsde en begreep het. Ze reden ons voorbij.
Maar de helft van het kwaad was geschied
beteuterd en gegeneerd stond ik er bij toen mijn vrouw kwam kijken. En plots barste ik uit in een onbedaarlijke lach. Ze begreep het niet, maar ik zei: Dàt? Dat wordt ooit een onvergetelijke herinnering om na te vertellen, maar eerst moet ik uit die penibele situatie geraken. Eventjes leek ik boven de situatie uit gestegen te zijn, en begon de humor ervan in te zien, alsof het niet ik, maar een vreemde betrof!
Ze haalde mijn reistas uit de bus en ik kon de rit verderzetten in zwembroek.
Die zo begeerde moslim-maaltijd van de chauffeur en de gids? Werd netjes weer opgeborgen, ondanks de wijd opengesperde ramen. Ik heb die mensen niet meer zien eten die dag. Ook niet toen de zon al lang onder was en we bij ons hotel aankwamen
Willy.
|