Het voornaamste wat we eigenlijk voor hebben op de andere wezens in onze leefwereld, is de taal.
Zonder taal was er geen ontwikkeling mogelijk geweest. Geen overdracht van wijsheid. Misschien zou wel ergens iemand het wiel hebben uitgevonden, maar zonder taal zou dat wiel heel plaatselijk gebleven zijn, en wie weet, ook weer in de vergeethoek geraakt zijn.
Zijn we intelligenter dan de dieren? Misschien wel, misschien niet. Wat we zéker voor hebben is de taal. De taal, die het ons mogelijk maakte onze ervaringen, uitvindingen en bedenksels door te geven aan anderen, en vooral dan aan de volgende generaties. Die konden dan voortborduren op bepaalde bedenksels of theorieën en ze steeds verder verbeteren. Zo kon de intelligentie zich steeds verder uitbreiden.
De gesproken taal is er dus toch wel in hoofdzaak voor verantwoordelijk dat we wijsheden konden doorgeven van generatie op generatie. Later kwam daar de geschreven taal bij, die nog een stap verder ging: nu konden latere generaties als het ware uit de eerste hand de geschriften van de voorouders lezen.
Waarschijnlijk zijn veel dieren even intelligent als wij. Maar ze kunnen die intelligentie niet delen. Niet doorgeven. Niet verder ontwikkelen. Ze hebben immers geen taal.
De schaduwzijde van het beheersen van een taal is dan weer dat het legio mogelijkheden biedt om te liegen, te bedriegen, te roddelen en te vechten.
Dieren hebben dat niet. Daarom vechten ze ook niet om prularia. Hoogstens om eten of om een partner te versieren. Ze kennen geen roddel, geen achterklap, kunnen niet liegen
geen intriges spinnen
geen onmetelijke (geld-)reserves aanleggen.
Menslief! Als de mens zijn taal alleen maar positief zou gebruiken, in wélk paradijs zouden we niet leven? Nu lopen we eigenlijk allemaal nog vele eeuwen achter op wat we hadden kunnen zijn indien we onze taal alleen maar positief hadden gebruikt.
Maar ja, typisch menselijk: élke uitvinding kan nuttig gebruikt worden door de intelligenten, maar al minstens even destructief door de dwazen. De taal ontsnapt niet aan deze algemene regel. Wel integendeel.
Waar de normale mens zijn taal- en denkvermogen zinvol gebruikt en combineert, gaan roddeltantes de (natuurlijk) roddeltoer op. Gaan leugenaars liegen om winst of gewoon om het plezier de medemens te verschalken. De juiste mix van al die negatieve ingrediënten levert een hoogst explosief mengsel op dat enkel op een vonkje wacht om te ontploffen. En vonkjes zijn er altijd. Ontploffingen evenzeer.
Een en ander leidt dan uiteindelijk tot diefstal, moord en oorlog. Waar roddeltantes op kleine schaal hele wijken in ruzie brengen, kunnen domme politici net hetzelfde teweegbrengen met hele landen
ja, met de hele wereld.
En dat alles enkel en alleen maar omdat we een taal hebben! Een taal die zowel een zegen als een vloek inhoudt. De keuze tussen beide is aan elk van ons.
En alweer komen we hiermede tot het beginsel dat ons leven beheerst: positief en negatief. In gelijke mate. Altijd. En helaas kunnen we dat beginsel niet doorbreken. Onmogelijk. Want dat zou het einde van de samenhang van de hele kosmos betekenen!
We kunnen er enkel maar leren mee leven, het leren begrijpen en er het beste proberen van te maken.
Ook moeten de positieven telkens weer aanzien hoe het negatieve op sommige momenten het positieve lijkt te zullen verstikken. En toch kan dat niet. Als één der polen op een bepaald moment een te hoge spanning heeft opgebouwd moét de natuur, op welke manier ook, ingrijpen! En doen de slingers van de tijd weeral eens hun werk.
Dat kan gebeuren doordat de overmaat aan negatief gaat ondervinden dat het helemaal verkeerd bezig is en zich ompoolt naar positief.
Soms echter is het logisch verstand zo ver zoek dat een oorlog of zware natuurramp de enige oplossing is
En ondertussen kan er al veel leed zijn geschied.
En als het mens-dom niet in staat blijkt om eender welke oplossing te vinden om het evenwicht te herstellen, dan grijpt de natuur zelf in. Op welke manier ook. En weeral ten koste van veel leed.
Waarom, in deze hedendaagse tijd, het negatieve weeral dreigt de overhand te nemen, ligt, nét als even vóór wereldoorlog 2, aan de laksheid van de politici, het meeheulen met de vijand door dwazen die zich ook nog humanistisch durven te noemen, en aan het meehuilen van de massa met de wolven in het bos.
Hopelijk komen we hier zonder al te grote kleerscheuren uit.
Willy.
|