Commissaris Hongermaat stond er op dat we elke vrijdagavond verkeerscontrole deden op de invalsweg aan het station. Zoveel mogelijk binnenkomende wagens controleren op alles wat ook maar kon gecontroleerd worden. En zelfs als alles in orde was, toch de identiteit van de bestuurder noteren. Je wist maar nooit dat het ooit van pas kon komen te weten wie op welk tijdstip waar was.
Van dat soort onnozele wetten als wet op de privacy hadden we immers nog nooit gehoord. Trouwens: wiéns privacy? Die van boeven en ander ongedierte? Kom nou
Waarom juist op vrijdagavond? Wel, dat was het tijdstip waarop de beau monde van Brussel en omstreken de badstad begon binnen te rijden voor een zalig weekend aan zee.
Was er dan iets mis met die beau monde? Welnee! Helemaal niet, maar in hun kielzog werd allerlei gespuis meegezogen met de bedoeling een graantje mee te pikken van dat rijke, maar soms ook dom en nonchalante leven. Vooral dan in de vrije weekends, als ook dié mensen de riem er af legden en meer op plezier dan op nadenken gericht waren.
En dat gespuis kon zowel bestaan uit regelrecht tuig van de richel en zakkenrollers, als col en plastron meneertjes, piekfijn uitgedost en met een vlotte babbel. Zich voordoende als verzekeringsagenten, financieel adviseurs, of whatever. Als ze maar aan je poen konden geraken.
Enfin, twee tegengestelde soorten dus van een onderwereld die zich mee verplaatst met de geldstromen.
En daar wilde Hongermaat paal en perk aan stellen. Onder zijn leiding moest de badstad als een middeleeuwse versterkte burcht worden waar je niet in kwam zonder grondige controle. Waar de rijken zorgeloos hun voordeur konden openlaten en toch rijk blijven. Waar dan misschien wel vanalles te jatten viel, als je geen rekening had moeten houden met de waard. En de waard
dat waren wij!
En toevallig (?) ook weer rond diezelfde tijd klonk overal het nummertje Mijn vriend Benjamin van Louis Neefs. En tot op heden tintelen er nog steeds pretlichtjes in mijn ogen als ik hem hoor zingen: Dan maar weer terug naar Knokke-Zoute, om er naar de zon te zoeken. Maar ze hadden ons zien komen en ze hadden er geen hulp vandoen
.
Jawel hoor! Héél toepasselijk! WIJ hadden ze zien komen en hadden inderdaad geen dergelijke hulp vandoen! Die tekstschrijver moet een bekende van ons geweest zijn. Moet ons van dichtbij hebben meegemaakt. Kán niet anders. Zéker weten!
We konden natuurlijk maar een klein percentage van het binnenrijdend verkeer controleren, maar het was vooral als afschrikmiddel bedoeld. Lieden met minder goede bedoelingen zagen het, trokken er de juiste conclusies uit, en verlegden hun werkterrein. En ja! Het werkte inderdaad! En wel drommels goed.
En het was géén beslissing van bovenaf, daar ergens in de duistere, mistige gangen van de Wetstraat. Het was een beslissing van Hongermaat himself, aangepast aan de plaatselijke omstandigheden en noden.
Af en toe deden we op die manier toch wel interessante vangsten, maar er waren ook vrijdagen dat de vis helemaal niet wilde bijten, en we hier en daar maar een achterlichtje vonden dat niet werkte of zo
enfin, zaakjes waar we niet eens ons boekje voor bovenhaalden.
En op zon vervelende vrijdagavond liet ik een jongedame met een VW kevertje voor controle naar de kant rijden. De VW kevertjes uit die tijd waren al van modernere attributen voorzien, maar ik had niet in de gaten dat dit exemplaar een ouwetje was
Maar dat zou ik al gauw merken!
Boog me, van geen gevaar bewust, naar het zijraampje en vroeg het juffertje even haar linker knipperlicht te laten werken.
Haar blanke handje (zonder trouwring) gleed aarzelend naar een hefboompje. Ik begon zowaar verliefd te worden! Maar toen:
Floep! Een knuppeltje met een lampje erin zwaaide uit zijn behuizingkje en tikte recht op de gevoeligste plaats van mijn reukorgaan! Het lampje bleef vrolijk knipperen. Als een kwispelstaartend hondje: Deed ik dat goed? heb ik nu een klontje verdiend?
- Auw verdorie!
- Sorry hoor agent, maar je hebt er toch om gevraagd hé? Deed het meisje bedeesd, niet wetend hoe zich te gedragen, amper in staat zich te bedwingen
Want inderdaad, die héél oude kevertjes hadden uitklappende knipperlichten en daar had ik, stommeling, totaal niet op gelet. En dat ze héél erg venijnige klappen konden uitdelen voelde ik nu ook pas aan den lijve, tot mijn schade en schande.
- Weet je wel dat ik je kan vervolgen voor slagen aan de politie? Deed ik quasi-boos, maar ze zag wel dat ik me, net als zijzelf, moest inhouden van het lachen. Ik sloeg de rest van de controle dan ook maar over.
Toen ze, nog steeds giechelend, doorreed, keek ik om.
Fred stond er niet meer.
Fred lag dubbel van het lachen achter een struik.
En nog dagenlang begroette hij me met de bezorgde vraag of mijn neus nog pijn deed.
Tja, dat was nu toch ook niet bepaald een jongedame waarmee ik een knipperlichtrelatie zou durven aangaan! Wie weet op welk onheil dàt zou uitdraaien. Nu had de schade zich tenminste maar tot mijn neus beperkt!
En zeggen dat ik ooit in een VW garage had gewerkt! Toen die dingen wél nog dagelijkse kost waren! En thuis, gefascineerd, met dat magnetisch uitwipsysteem had geëxperimenteerd als ik een vervangen exemplaar kon meenemen uit de vuilnisbak. Stomme, stomme Willy!
Willy.
|