Ja
eventjes een adempauze nemen, met een foto van 'Fred' en ik tijdens onze laatste dienstjaren.
Toen de motos al lang verleden tijd waren en we de leiding over een wielerwedstrijd hadden.
Foto nét na de wedstrijd genomen, napratend met een van de inrichters.
Toen we al veel van onze pluimen, maar niets van onze streken hadden verloren.
Die foto heeft heel lang op een ereplaats in het stamcafé van die wielerclub gehangen. Waar we trouwens ook welkome gasten waren.
Zowel de patron als de bazin van dit kroegje zijn inmiddels helaas overleden.
God hebbe hun ziel, en bedanke hen nog maar eens voor de vele biertjes en snackjes die we er hebben mogen smaken.
Misschien ook moest ik maar van de gelegenheid gebruik maken om een stukje van mijn C.V. toe te lichten. In het begin sprak ik enkel maar over vergaderingen, samenwerking met politici en zo
en nu plots komen daar die politieverhaaltjes. Grotendeels gefantaseerd, maar telkens toch in mindere of meerdere mate gelinkt aan waargebeurde feiten. Soms ook helemààl echt
soms helemaal gefantaseerd. Meer mag ik niet verklappen!
Waar zit nu het verband tussen die twee heel aparte werelden?
Wel, in 1963 kwam ik bij de politie. Zat zes maand later in de motorbrigade en bleef daar 18 jaar.
De rest van mijn carrière bracht ik door als chef van de verkeerstechnische dienst, nog altijd bij de politie. Verkeersbeleid dus. En het was in dié functie dat ik leerde wat vergaderen is of zou moeten zijn, en een grote hekel kreeg aan concensussen. Consensussen zijn voor kinderen. Of voor mensen zonder visie. Maar niet voor volwassenen die het klappen van de zweep hebben geleerd.!
Foto: één week vóór mijn pensionering, met enkele medewerkers.
Fred werd na zijn motorperiode algemeen dienstleider in het politiekorps, en samen (natuurlijk!) stonden we in voor de verkeersveiligheid tijdens manifestaties. Waarin hij dan de nodige manschappen inzette, en ik voor de nodige verkeerssignalisatie zorgde. (En we samen ook wel eens tijdelijk verdwenen).
Vóór de politie zat ik zes jaar in een technische branche: onderhoud van machines in een vleesconservenfabriek, na een korte tussenstop in een VW garage. Maar toekomstgericht denken dreef me naar de politie.
Wat ik van dit alles het liefste deed? Alles! En alles sloot ook naaldloos op elkaar aan:
Mijn verplaatsingen in weer en wind met de brommer naar de fabriek hadden mijn liefde voor gemotoriseerde tweewielers hoog doen oplaaien. Van die hobby wist ik bij de politie mijn beroep te maken. Toen het motorgeweld in mijn kop was afgekoeld kon ik, wat ik in het verkeer had ervaren, omzetten in gezond verkeersbeleid. En er alles aan doen om de structurele fouten die ik in het verleden had opgemerkt, recht te zetten. Wat trouwens enkel maar lukte door heel hard tegen heilige huisjes en ivoren torens te gaan schoppen. Maar inzet, volharding en geduld lonen! Op de duur kwamen die ivoren torens me zélf om raad vragen!
Wat van dit alles het zwaarste was? Dat laatste!!! Al werd je er niet lichamelijk moe van, na een dag serieus werken was je geestelijk kapot.
Want ook zogenaamd administratief werk kun je op twee manieren doen: de plooien uit je broek werken en vechten tot je er bij valt, of alles maar op zijn beloop laten. Maar dan komt het ook niet goed. Dan slaat de wet van Murphy toe!
En dat laatste is nooit aan mij besteed geweest.
Neen. Ik heb me geen moment moeten vervelen in mijn leven. Ook nu nog niet!
Zo. Dat is dan weer opgehelderd.
Willy.
|