Moeizaam ploegde de Nomadish, een kleine coaster, zich bij nacht en ontij door de ziedende wateren van de pas de Calais. Golven sloegen met de regelmaat van de klok over de boeg, maar moedig zette het scheepje door, ondanks de zware storm. Het vervoerde een hele lading dikke stalen buizen met bestemming Antwerpen.
De roerganger stak een sigaret op en keek verveeld naar de enige kant waar nog iets te onderscheiden viel: de kust rechts van hem. Soms volledig in duister gewikkeld, dan weer doemden de ver verwijderde straatlantaarns van een badstadje op. Vóór zich uitkijken was vrijwel onmogelijk ondanks de hevig ronddraaiende glazen schijf in de voorruit, die de regendruppels door de middelpuntvliedende kracht afdreef.
Het raam bleef dan wel doorzichtig, maar het regen- en zeewatergordijn tussen boeg en brug was dat helemaal niét. De roerganger moest dan ook volledig op de instrumenten varen.
- Nog enkele uren en we kunnen de scheldemonding opdraaien en in alle rust naar Antwerpen varen. Dacht hij.
Toch was hij, ondanks het hevig slingeren, helemaal gerust. Het schip kon tegen een stootje. Had ergere stormen meegemaakt en zijn bemanning nooit in de steek gelaten.
Het schip slingerde nu helemaal naar links. 15 graden
20 graden
toen bleef de naald hangen en verwachtte hij de terugkeer naar nul graden. Maar net op dit ogenblik hoorde hij een vreselijk lawaai in het ruim. De naald van de hellingmeter kwam niet terug maar kwam plots weer in beweging, in de verkeerde richting! 30° en meer! Dàt leek hem toch wel veel te link en in een reflex drukte hij op de alarmbel om de bemanning wakker te maken.
Nog geen minuut later verscheen de kapitein, in de stuurhut, zich moeizaam voortbewegend op het helemaal schuin liggende dek.
- Hé, wat gebeurt er?
- Ik weet het niet kapitein. Heb een hels geratel gehoord in het ruim. Kan onze lading verschoven zijn?
- Onmogelijk! Ik heb de sjorringen zélf grondig nagezien toen we vertrekkenklaar waren. En toch
je zou zweren
Het schip kwam niet meer recht. Maar kapseisde gelukkig ook niet verder. Maar plots werden ze door een nieuw lawaai opgeschrikt: de zendmast bezweek onder die blijvende slagzij en windkracht en verdween overboord.
- Verdorie! Daar gaat ook onze antenne. Probeer de radio eens?
Wàt de roerganger ook maar deed, de radio bleef stom.
- Een SOS uitzenden kunnen we dus ook al niet meer!
- Vaart minderen kapitein?
- Neen. Ze blijft blijkbaar doorvaren ondanks die zware slagzij. Je weet nooit wat ze zal doen als we de snelheid aanpassen. Hou het maar zo en verwittig de machinekamer om vooral niets te proberen.
- Aye aye kapitein.
Twee bemanningsleden die geen dienst hadden waren nu ook op de brug verschenen en werden op de hoogte gebracht. De kapitein monsterde hen.
- Waar is Joop?
- Die heeft dienst in de machinekamer.
- Goed. En
Marc? Marc was er niet.
- Onmiddellijk zoeken! Ik wil iedereen, met uitzondering van de machinist, op de brug.
Het hele schip werd afgezocht, wat onder die hellingshoek geen sinecure was. Marc kwam niet boven water. De enige mogelijkheid die overbleef was dat hij, stom genoeg in dit hondenweer, aan dek gekomen was om een luchtje te scheppen, en er was afgegleden door de zware slagzij. De bemanning was natuurlijk onder de indruk maar er kon verder niets worden gedaan.
- Waar zitten we eigenlijk precies?
- Net over de Frans-Belgische grens. Nog een paar uur naar de schelde.
De kapitein staarde naar de hellingmeter, die twijfelend rond de 30° bleef hangen. Eerder geneigd om er over te gaan, dan eronder. De slagzij maakte het allemaal een beetje onwezenlijk. Niets bleek nog te zitten waar het hoorde te zitten. Daar bovenop kwam nog het slingeren en stampen. Zelfs voor doorwinterde zeebonken werd het allemaal een beetje teveel en een gemengde vorm van paniek en zeeziekte maakte zich van hen meester.
- Ik vrees dat noch het schip, noch wij dit niet lang zullen uithouden. Ik heb geen zin om nog meer levens op het spel te zetten. Schiet maar om het kwartier een rode vuurpijl af. Als er een ander schip in de buurt is stappen we over en nemen we de Nomadisch op sleeptouw.
Er verstreek een uur, maar er kwam geen respons op de vuurpijlen. En toen plots flitsten vanaf de kust twee felle lampen een paar keer aan en uit.
- Hé
zou daar hulp onderweg zijn? Schiet nog eens een vuurpijl af?
En ja, de vuurpijl werd beantwoord door opnieuw enkele lichtflitsen.
- Maar
dat komt van de kust? Hoe in s hemelsnaam?...
- Wat er ook van zij, daar zijn mensen, daar is hulp, en ik ben er lang niet zeker van of we de schelde zullen halen. Dan moeten we immers eerst door de branding en dat kan het schip niet meer aan met dergelijke slagzij. Roep de machinist naar boven. We verlaten het schip. Maak de sloep klaar.
Toen de machinist de boodschap schip verlaten hoorde, zette hij snel de grote diesel in vrijloopstand en klauterde vliegensvlug de nu volledig schuinstaande trap op. De motor helemaal stoppen liet hij maar achterwege, want dit was een hele klus als je de normale procedures volgde.
- Mijn vel is belangrijker dan die boot! Vond hij.
Vijf minuten later zaten ze met zijn vijven in de reddingsboot en begonnen tegen de golven op naar de kust te peddelen. De lichten bleven af en toe flitsen als om hen de weg te tonen.
Maar toen kwamen ze in de branding, en sloeg het bootje om. Van de vermeende hulp was geen spoor te bekennen. Het was nu elk voor zich. Op leven en dood.
(Wordt morgen vervolgd. Anders wordt het veel te lang!)
Willy.
|