Als mijn vader sprak over vroeger, koppelde hij daar nogal dikwijls het getal twintig aan: twintig jaar geleden. Zowat àlles leek voor hem twintig jaar geleden en bleef twintig jaar geleden
Voor mij, als kind, leek dat te verwijzen naar lang vervlogen prehistorische tijden. Toen de dieren nog konden praten. Toen de wereld nog bevolkt was door de dinosaurussen.
Als ik nú denk aan twintig jaar geleden, dan lijkt dat gisteren pas.
Waar zit de logica? Eén jaar is toch één jaar? Of zou dat toch moeten zijn? Blijkbaar niét, want als ik tegenwoordig een jaarkalender koop, moet ik me al haasten om thuis te geraken alvorens hij alweer verlopen is
En tóch moet er logica in dat fenomeen zitten! Heb een beetje zitten denken. Er moet zelfs een formule aan te koppelen zijn!
Want als je tien bent, en je kijkt terug naar de tijd toen je vijf was, dan kijk je terug op de helft van je leven. En dat lijkt ook echt een half mensenleven geleden!
Ben je zeventig en kijkt terug naar de tijd dat je 35 was, dan kijk je ook terug op de helft van je leven. En dié helft, die lijkt nét even lang, hoewel er wél dertig jaar verschil in zit!
Conclusie: het aanvoelen van je eigen levensduur kun je moeilijk uitdrukken in jaren. Je zou het moeten uitdrukken als een wiskundige formule. Beginnend met de breuk leeftijd gedeeld door twee
Vervolgens wat foefelen met vierkantswortels en kwadraten (stof voor wetenschappers), en dan zou je misschien wel tot de juiste formule komen die je aangevoelde leeftijd weergeeft. Misschien moet ook je IQ een rol spelen in die formule, en nog een andere factor die voor zover als ik weet (nog) niet meetbaar is in cijfers: je karakter!
En dan zou je, net als de weermannen soms doen, moeten zeggen: ik ben zeventig maar het voelt aan als
tja, als wát hé? Hoe kun je daar een wetenschappelijk bewezen cijfer op plakken?
Hetzelfde fenomeen doet zich voor in je grootte: wat is groot? Wat is klein?
Groot is alles dat groter is dan jou. Klein is alles wat kleiner is dan jij. Als kind van één meter hoog vind je één meter de mensenhoogte. De norm dus waarmee je de rest afmeet. Je meet alles af aan je eigen grootte, die voor jou de normale grootte is. Maar je groeit! Één meter wordt één meter twintig
vijftig
zeventig
En je waarnemingsvermogen van grootte groeit evenredig: nu is een meter zeventig de normale maat!
Ik ben er dus van overtuigd dat voor een klein vogeltje zijn eigen grootte de norm is, en hij ons reuzen buiten alle proporties vindt!
En zo heb ik hier ongewild een paar kluiven geschapen waaraan pakken wetenschappers weer zichzelf zouden kunnen bedruipen onder het mom van onderzoek.
By the way
wie betaalt dergelijke wetenschappers eigenlijk voor die onderzoeken? Het resultaat van hun onderzoek mag dan al naar gelang het geval interessant of lachwekkend zijn
waar eigenlijk komt de poen vandaan? Want zonder poen verroeren die lui natuurlijk geen vin!
Wie onze wereld een beetje kent weet meteen dat als één pond poen geen twintig pond poen kan opbrengen, het de moeite niet waard is er aan te beginnen. En dus nogmaals: wie betaalt die wetenschappers en met welk doel? Wie heeft er baat bij als iemand na veertig jaar vetbetaald onderzoek weet te stellen dat meerokers doofgerookt worden? Welke industrie wordt daar, naast die wetenschapper zelf, beter van? Wie kan dit onderzoek gebruiken als reclamestunt voor een of ander product? Of
kunnen weer andere wetenschappers of technici dan misschien geluidsdempers voor sigaretten uitvinden? Lijkt me trouwens leuk: achteraan een filter, vooraan een geluidsdemper.
Maar het blijft een raadsel wie dergelijke wetenschappers betaalt.
En nu denkt iedereen natuurlijk dat ik hier eventjes een pasklaar antwoord uit de mouw zal schudden.
Mis! Ik weet het ook niet, en dénk er niet aan er mijn hersenen mee te vermoeien. Daarom juist stél ik de vraag! De anderen mogen ook wat doen.
En kijk: ik ben ook al een goede politicus aan het worden: mezelf aan de bak houden met vragen stellen. Nooit oplossingen bedenken. Dat aan anderen overlaten. Mijn hersenen sparen. Laten rusten.
Keerzijde van die medaille: rust roest. En roestige hersenen werken niet meer!
Bewijs: kijk naar de politici!!!
Voilà.
Willy.
|