Het kan aan Oostende liggen: een stad waar een groot deel van de bevolking een hond heeft of toch minstens heel hondvriendelijk is.
Het kan ook gedeeltelijk aan mijn hond liggen.
Want aan mij ligt het zéker niet.
Maar ik stel vast dat, als je in Oostende rondwandelt zonder hond, je gewoon mister nobody bent. Ongezien en onzichtbaar. Niet dat dit me stoort. Wel integendeel! Lekker opgaan in de massa heeft zo ook zijn voordelen.
Maar als je hier met een hond(je) loopt, ervaar je de stad helemaal anders. De mensen lijken anders. Worden een pak vriendelijker. Spreken je aan. Bewonderen je hondje. Plots ben je weer iemand geworden. Al is het dan maar een hondenbaasje.
Of ik me op die manier beter voel weet ik niet. Maar wandelen heeft toch een nieuwe dimensie gekregen die er vroeger niet was. Je leert mensen kennen. Mensen die je vroeger voorbijliepen. Je leert ook dat hondenbaasjes vriendelijke, lieve mensen zijn. Mensen met een hart voor dieren. En bijgevolg ook met een hart naar andere hondenbaasjes toe.
En hoewel ik eigenlijk nogal een einzelgänger ben en niet echt in het mensdom geloof, doét dit me wel iets. En is wandelen nu een sociale bezigheid geworden. Bekijk ik de wereld een beetje anders. Omdat de wereld me ook een beetje anders bekijkt met de hond aan mijn zijde.
Of dit alles mijn ego streelt? NEEN! Ik ben ál te lang iemand geweest, en heb geleerd dat je daar nergens mee raakt. Je bent dan enkel maar de dweil van de samenleving. En dat heeft zijn invloed op je karakter. Je leert dat als je iemand bent, iedereen van je gaat profiteren en wat van je nodig heeft.
- Ken je iets van TVs? Ja? Ha
jou kunnen we gebruiken, want onze TV
- Ken je iets van PCs? Idem dito.
- Kun je goed schilderen? Ha
onze living heeft nét een opknapbeurt nodig
- Heb je een beetje geld? Kunnen we er misschien wat van je lenen?
En zo kun je doorgaan. Op een bepaald moment in mijn leven heb ik mezelf, naar de buitenwereld toe, helemaal omgeschakeld.
- Ik? Iets van TV of PC kennen? Kunnen schilderen? Behangen? Schrijven? Een spaarboekje hebben? Ach jongens, vergeet het! Ik kan niéts. Heb twee linkerhanden, een ledige hersenpan en een bankrekening in het rood.
Toén pas werd ik gerustgelaten. MAAR:
Heb je een hond? Ha! Nu hoor je erbij. Zomaar. Zonder achterliggende of profiterende bedoelingen. Zonder een gebruiksvoorwerp van je te willen maken.
Wel, laat dát nou toevallig datgene zijn dat ik vroeger vergeefs zocht in mensen. Maar vinden deed ik het niet. Ze leken enkel maar vriendelijk als ze meenden op een of andere manier van me te kunnen profiteren. Een klein handvol uitzonderingen daar gelaten natuurlijk.
En voorwaar
de wereld, op dié manier bekeken, lijkt een pak vriendelijker en ondubbelzinniger. Ik hoéf nog altijd geen mensen die zich aan me vastplakken. Maar een oppervlakkig, onvoorwaardelijk maar vriendelijk babbeltje met soms wildvreemden lijkt me toch wel te bevallen.
Dank je, Chico!
Willy.
|