Dit blog wordt regelmatig bijgewerkt - this blog will be updated regulary
Beste lezer, mocht u onverwachts grammatica foutjes tegenkomen in de reportages/verhalen op dit blog, bij deze mijn verontschuldiging, Wayn, Storyteller
Dear reader, if you encounter, unexpectedly grammar mistakes in the reports / stories on this blog, my apology, Wayn, Storyteller
NIEUW BOEK VAN WAYN PIETERS ''SURUCUCU' BESTELLEN ramblinwayn@home.nl
PLOT: Tonho gaat op zoek naar de moordenaar van zijn vader Lirio, omgebracht voor ruwe diamanten. Hij raakt verzeild in een wereld van intriges, moord en komt in bezit van een schatkaart. Het avontuur begint in Rio de Janeiro. Via de Mato Grosso en junglestad Manaus komt hij tenslotte terecht in Novo Mundo, Pará, waar 258 jaar geleden een goudschat begraven werd. Dit is ook het gebied van de Mundurucu-stam, met hun mysterieuze wereld en het woud van de Surucucu slangen, het metafysische van Amazonas. Het verhaal geeft een visie op de Braziliaanse samenleving en vraagt begrip voor het Indianen-vraagstuk.
BIOGRAFIE: Wayn Pieters (1948) werd geboren in Maastricht. Naast auteur is hij kunstschilder en singer-songwriter. Sinds 1990 bezoekt hij Brazilië, waar hij vele reizen ondernam en in 1995 een bezoek bracht aan de Xavante Indianen in de staat Mato Grosso. Zijn oom, pater Thomas geboren 1921 Maastricht, Nl - overleden 1998 Tangua, Brazil, die 40 jaar in Brazilië werkte, omschreef hem ooit: ‘Op zijn reizen door Brazilië wordt Wayn geleid door een mystiek gevoel van broederlijke verbondenheid met ras, bloed en bodem.’
BOEK WAYN PIETERS: XINGU, DE INDIANEN, HUN MYTHEN mythologische verhalen der Xingu Indianen- midden-Brazilië vert. van uit Portugees/uitg. Free Musketeers - Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel 'DE TRIBUNE' aan de Kapoenstraat te Maastricht
Op zoek naar de Ware Ziel van Brazilië - Het alternatief
15-08-2010
MACHADO DE ASSIS, KORT VERHAAL in 3 delen: VADER TEGEN MOEDER 1905 slot
oud Rio de janeiro
Wie hem zo zag, zou niet zeggen dat hij huiseigenaar was, maar zijn woorden maakten goed wat aan zijn uiterlijk ontbrak, en de arme Candido Neves verkoos zwijgen boven tegenspreken. Hij boog zijn hoofd, bij wijze van belofte en smeekiene tegelijk. De huisbaas zwichtte niet.
'Vijf dagen, of d'r uit!' herhaalde hij, terwijl hij de grendel terugschoof en de deur uitging.
Candinho ging een andere deur uit. Op zulke kritieke momenten raakte hij nooit in vertwijfeling; hij rekende op een of anderelening, hoe of waar wist hij niet, maar hij rekende erop. Bovendien ging hij de annonces weer na. Hij vond er verscheidene, enkele waren oud, betroffen slaven die hij al lang vergeefshad gezocht. Hij bracht enkele uren op straat door en keerde onverrichter zake naar huis. Na vier dagen had hij nog niets verdiend; hij probeerde het via invloedrijke relaties, vrienden van de huiseigenaar, maar alles wat hij kreeg was de opdracht te verhuizen.
De situatie was acuut. Ze vonden geen huis, konden evenminrekenen op iemand die hun tijdelijk woonruimte zou kunnen afstaan; ze stonden praktisch op straat. Ze hadden echter buiten tante Mónica gerekend. Die was zo handig geweest onderdak voor hun drieën te vinden in het huis van een oude rijke dame. die haar toegezegd had een paar benedenkamers af te staan, achter het koetshuis, aan een binnenplaats. Ze had zelfs de nog groter handigheid gehad het echtpaar hiervan niets te zeggen, opdat Candido Neves, door wanhoop gedreven, zou beginnen met irn kind naar het vondelingenhuis te brengen en zou eindigen met het vinden van een vaste, regelmatige bron van inkomsten; kortom, zijn leven zou beteren. Ze hoorde Clara's jammerklachten aan, weliswaar zonder ermee in te stemmen, maar ook zonder haar te troosten. Op de dag dat ze gedwongen zouden worden het huis te verlaten, zou ze hen met het goede nieuws verrassen en zezouden beter slapen dan ze hadden gedacht.
Zo gebeurde. Uit huis gezet, gingen ze naar het hungoedgunstig ter beschikking gestelde onderkomen, en twee dagen later werd het kind geboren. De vreugde van de vader was grenzeloos, zijn droefenis ook. Tante Mónica drong erop aan het kind naar het vondelingenhuis te brengen. 'Als jij het niet wilt doen, laat het dan maar aan mij over; ik ga wel naar de Rua dos Barbonos.' Candido Neves vroeg haar niet te gaan, te wachten, hij zou het kind zelf brengen. Het zij vermeld dat de baby een jongenwas, en dat beide ouders daarop hadden gehoopt. Ze hadden hemal wat melk te drinken gegeven, maar omdat het die avond regende, besloot de vader hem de volgende avond naar het vondelingenhuis te brengen.
De rest van de avond nam hij zijn aantekeningen van weggelopen slaven nog eens door. De beloningen waren merendeels geformuleerd als beloften; enkele vermeldden een mager bedrag. Eén echter ging tot honderd mil-réis. Het betrof een mulattin, en er was een beschrijving bij van haar voorkomen en kleding. Can-dido Neves had al eerder vruchteloos naar haar gezocht, en de zaak toen opgegeven; hij vermoedde dat een minnaar haar verborgen hield. Nu echter, het grote bedrag opnieuw ziend en zich realiserend hoezeer hij het nodig had, besloot hij tot een laatste, grote poging. De volgende ochtend ging hij de deur uit, om te kijken en te informeren in de Rua da Carioca, Largo da Carioca, Rua do Parto, Rua da Ajuda, waar zij, volgens de annonce, zich moest bevinden. Hij zag haar niet; slechts een apotheker in de Rua da Ajuda herinnerde zich honderd gram van een of ander poeder te hebben verkocht, drie dagen tevoren, aan iemand die aan de beschrijving beantwoordde. Cândido Neves deed zich voor als de eigenaar van de slavin, en dankte vriendelijk voor de inlichting. Met andere vluchtelingen, waarvoor de beloning onzeker of gering was, had hij even weinig geluk.
Hij keerde terug naar het trieste leenhuis. Tante Mónica had voor de jonge moeder een maal bereid volgens het door haarzelf samengestelde dieet, en stond klaar om het kind naar het vondelingenhuis te brengen. De vader kon, ondanks de gemaakte afspraak, nauwelijks zijn verdriet bij deze aanblik verbergen. Hij weigerde te eten wat tante Mónica voor hem had bewaard; hij had geen honger, zei hij, en het was waar. Hij overwoog duizenden manieren om het kind te behouden, en geen enkele deugde. Ont mocht hij hun armzalige behuizing niet vergeten. Hij raadpleegde zijn vrouw: ze berustte erin. Tante Mónica had haar de toekomst van het kind geschilderd: de ellende zou alleen maar groter den, waarschijnlijk was de jongen ten dode opgeschreven. Cândido Neves zag zich gedwongen zijn belofte na te komen; hij vroeg zijn vrouw hun zoon de laatste melk te geven die hij aan zijn moeders borst drinken zou. Zo gebeurde; de kleine viel in slaap, de vader nam hem op en vertrok, in de richting van de Rua dos Barbonos.
Dat hij er meer dan eens aan dacht terug te keren, is zeker; niet minder zeker is dat hij het kind koesterde, kuste, zijn gezicht bedekte om het tegen de avondlucht te beschermen. Toen hij de Rua da Guarda Velha insloeg, vertraagde hij zijn tred.
'Ik zal hem zo laat mogelijk brengen,' mompelde hij.
Maar aangezien de straat niet oneindig, of zelfs maar lang moest hij wel aan het eind komen; toen kreeg hij het idee door een van de stegen te gaan, die die straat met de Rua da Ajuda verbonden. Hij bereikte het eind van de steeg, en juist toen hij rechtsaf wilde slaan, in de richting van het Largo da Ajuda, zag hij aan de overkant van de straat een vrouwengedaante: het was de weggelopen mulattin. Ik zal hier niet Candido's opwinding beschrijven, omdat ik de intensiteit van de werkelijkheid niet kan benaderen. Moge één adjectief volstaan: grenzeloos. De vrouw liep de straat af, hij deed hetzelfde. Een paar passen verder bevond zich de apotheek waar hij de bovenvermelde inlichting had gekregen. Hij ging naar binnen, trof de apotheker, en vroeg hem zo vriendelijk te zijn even op het kind te passen; hij zou het aanstonds ophalen, zonder mankeren. .
'Maar...'
Candido Neves liet hem niet de tijd iets te zeggen; hij rende de winkel uit en stak de straat over, naar een punt waar hij de vrocw kon grijpen zonder opschudding te veroorzaken.
kiosk in het centro
Aan het eind van de straat, waar zij de Rua de Sao José wilde inslaan, naderde hij haar. Zij was het, het was de weggelopen mulattin.
'Arminda!' riep hij, zoals haar naam was volgens de annonce. Arm i n da, geen kwaad vermoedend, draaide zich om. Pas toen hij, na het stuk touw uit zijn zak te hebben gehaald, de slavin bijde armen pakte, begreep deze wat er gebeurde en probeerde ze te vluchten. Het was te laat. Candido Neves, met zijn gespierde handen, bond haar polsen aan elkaar en zei haar door te lopen. De slavin wilde schreeuwen, stootte zelfs een geluid uit dat harder was dan normaal, maar begreep meteen dat niemand haar zou komen bevrijden, integendeel. Toen smeekte ze hem, om Godswil, haar los te laten.:
'Ik ben zwanger, senhor!' riep ze uit. 'Als u edele een kind hebt,dan smeek ik u, bij uw liefde voor uw kind, mij los te laten; ik zaluw slavin zijn, ik zal u dienen zolang u wilt. Laat me los, senhor, mijn meester!'
'Doorlopen!'herhaalde Candido Neves.
'Laat me los!'
'Geen oponthoud. Doorlopen!'
Het kwam hier tot een worsteling, want de slavin probeerde, jammerend en kreunend, zichzelf, mét haar ongeboren kind, los te rukken. Iedereen die langsliep of in een winkeldeur stond, begreep wat het was en kwam vanzelfsprekend niet te hulp. Arminda bezwoer Candinho dat haar meester heel gemeen was, en haar waarschijnlijk zou laten geselen-wat, in haar toestand, nog meer pijn zou doen dan anders. Ja, zeker, hij zou haar laten geselen.
'Dat is dan je eigen schuld. Waarom moet je ook kinderen maken en daarna weglopen?' vroeg Candido Neves.Hij was niet in de stemming voor grappen, vanwege zijn eigen kind, dat in de apotheek op hem wachtte. Bovendien was hij geen man van veel woorden. Hij sleepte de slavin door de Rua dos Ourives, in de richting van de Rua da Alfândega, waar haar meester woonde. Op de hoek van de straat volgde een tweede, nog heftiger worsteling; de slavin zette zich met een voet schrap tegen de muur en trok met alle kracht terug-vergeefs. Al wat ze be-reikte was dat ze, ondanks dat het huis dichtbij was, er langer over deed daar te komen dan anders. Ten slotte bereikte ze de deur, meegesleurd, wanhopig, snakkend naar adem. Ook daar viel ze nog op haar knieën, maar het mocht niet baten. Haar meester was thuis, en kwam aanlopen op het lawaai en het roepen van zijn naam.
'Hier is de wegloopster,' zei Candido Neves.,
'Zij is het.':.. -i
'Vooruit, naar binnen...'
In de gang viel Arminda. En daar, ter plaatse, opende de eigenaar zijn portefeuille en haalde er de honderd mil-réis beloning uit. Candido Neves borg de twee biljetten van elk vijftig mil-réis op, terwijl de eigenaar zijn slavin nogmaals sommeerde naar binnen te gaan. Op de grond, op de plaats waar ze was neergevallen, gedreven door angst en pijn, en na een korte strijd, kreeg de slavin een miskraam.
De vrucht van enkele maanden kwam levenloos op deze wereld. onder het gekreun van de moeder en de wanhopige gebaren van haar eigenaar. Candido Neves zag het allemaal aan. Hij wist op da: moment niet hoe laat het was, maar hoe vroeg of laat het ook was, hij moest zich nu dringend naar de Rua da Ajuda haasten, en dat was wat hij deed, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van het ongeval.
Toen hij daar aankwam trof hij de apotheker alleen in de winkel, zonder spoor van het kind. Hij wilde de man wurgen, maar gelukkig legde deze alles bijtijds uit: het kind was binnen, bij zijn gezin; beiden betraden het achterhuis. De vader nam zijn zoon in ontvangst met dezelfde furie waarmee hij kort tevoren de gevluchte slavin gegrepen had-een andere furie uiteraard, furie van liefde. Hij bedankte haastig en summier, en rende weg, niet naar het vondelingenhuis maar naar het geleende huis, met ziin kind en de beloning. Nadat tante Mónica Candido's verklaringen had aangehoord, vergaf ze hem de terugkeer van het kind, aangezien hij met de honderd mil-réis was thuisgekomen. Wel richtte ze een paar harde woorden aan het adres van de slavin, minder vanwege het weglopen dan vanwege de miskraam. Cândido Neves, het gezicht van zijn zoon overdekkend met kussen en oprechte tranen, zegende de slavin vanwege het weglopen en bekommerde zich niet om de miskraam. 'Niet alle kinderen halen het,' bonsde zijn hart.
MACHADO DE ASSIS, KORT VERHAAL in 3 delen: VADER TEGEN MOEDER 1905 deel 2
Carolina, de liefde van Machado
Daar ging hij prat op; hij sprak over de hoop op wat komen moest als over een kapitaal dat hij had. Even later lachte hij alweer, en maakte hij ook tante aan het lachen, die nu eenmaal vrolijk van aard was en een doopfeest in het verschiet zag.
Candido Neves had toen reeds zijn beroep van houtsnijder opgegeven, zoals het was gegaan met vele andere beroepen, slechtere, en betere. Weggelopen slaven vangen was iets geheel nieuws voor hem. Hij hoefde niet uren achtereen te zitten. Het vergde slechts spierkracht, een wakker oog, geduld, moed en een stuk touw. Candido Neves las de annonces, schreef ze over, stak ze in zijn zak en ging op jacht. Hij had een goed geheugen. Met de beschrijving van uiterlijk en gewoonten van de slaaf ingeprent, kostte het hem weinig tijd die te vinden, te grijpen, te boeien en mee te nemen. Het kwam vooral aan op kracht, en ook lenigheid. Meer dan eens gebeurde het dat hij, op een straathoek over koetjes en kalfjes pratend, een slaaf als elke andere voorbij zag komen, en onmiddellijk wist dat het een weggelopen slaaf was, wie hij was, wie zijn meester, wat het adres en welke de beloning; dan brak hij het gesprek af en ging achter de vluchteling aan. Hij greep hem niet meteen; hij wachtte de juiste plek en het juiste moment af, en met één sprong had hij de beloning in handen. Hij kwam er niet altijd zonder kleerscheuren af, de ander had ook nagels en tanden, maar bijna altijd wist hij ze te overmeesteren zonder een schrammetje op te lopen.
Op een dag werden de inkomsten minder. Weggelopen slaven wierpen zich niet meer zo gretig in Candido's handen als vroeger. Er waren andere, even bekwame handen. Naarmate de handel bloeide, nam meer dan één werkloze een besluit en een stuk touw, liep naar de kranten, schreef de annonces over en ging op jacht. In zijn eigen buurt had Candido Neves nu concurrenten. Wat betekende dat zijn schulden toenamen, zonder de onmiddellijke, of bijna onmiddellijke verdiensten van de eerste tijd. Het leven werd moeilijk en hard. Ze aten op de pof, en weinig; ze aten op onregelmatige tijden. De huisbaas zond om de achterstallige huur.
Clara had nauwelijks tijd de kleren van haar man te verstellen, zo groot was de noodzaak om buiten de deur te naaien. TanteMónica hielp haar uiteraard. Wanneer Candido 's avonds thuis kwam, was aan zijn gezicht te zien dat hij geen cent verdiend had. Hij at, en ging opnieuw de deur uit, op zoek naar een of andere gevluchte slaaf. Het overkwam hem zelfs al, een enkele kerr, dat hij zich in de persoon vergiste en een trouwe slaaf greep, die een boodschap voor zijn meester deed; zozeer was hij door nood verblind. Een andere keer ving hij een vrije neger; hij putte zich uit in verontschuldigingen, maar kreeg van familieleden van de man een flink pak rammel.
'Dat ontbrak er nog maar aan!' riep tante Mónica uit:, thuiskwam en vertelde van zijn vergissing en de gevolgen daarvan. 'Hou daar toch mee op, Candinho; probeer ander vinden, een ander leven.'
Dat zou Candido inderdaad wel willen, niet vanweg raad, maar om het plezier van verandering van baan; het was een manier om in een andere huid te kruipen, of zelfs in eern ander mens. De moeilijkheid was alleen dat hij niet zo gauw een beroep kon vinden dat in een handomdraai te leren was.De natuur had haar loop, het embryo groeide, tot het, nog voor de geboorte, de moeder tot last werd. De achtste een maand van angst en nood, alhoewel toch nog minder dan de negende, waarvan ik u de beschrijving eveneens bespaar. Beter is het, slechts van de gevolgen te spreken: die konden niet bitterder zijn.
'Nee, tante Mónica!' riep Candinho uit, een advies verwerpenddat het mij zwaar valt neer te schrijvenhoeveel te meer niet de vader om het aan te horen. 'Dat nooit!'
Het was in de laatste week van de laatste maand dat tante Mónica het echtpaar de raad gaf het kind, dat elk moment verwacht werd, naar het vondelingenhuis te brengen. Geen woord kon er ger klinken in de oren van twee jonge ouders die met ongeduld hun kind verwachtten, om het te kussen, te koesteren, het te zien lachen, groeien, dik worden, huppelen... Te vondeling leggen? Hoezo te vondeling leggen? Candinho staarde haar, met uitpuilende ogen, en sloeg ten slotte met zijn vuist op de eettafel. De tafel, die oud en gammel was, stortte bijna in. Clara kwam tussenbeide: 'Tante bedoelt het niet slecht, Candinho.''Niet slecht?' antwoordde tante Mónica. 'Slecht of goed bedoeld, wat doet het ertoe, ik wil alleen maar zeggen dat het 't beste is dat jullie kunnen doen. Je hebt overal schulden; vlees en bonen raken op. Als er geen geld binnenkomt, hoe kan dan een gezin groeien? En bovendien, er is nog alle tijd; later, wanneer Candinho een meer geregeld leven heeft, zullen de kinderen die dan komen met dezelfde liefde ontvangen worden als dit kind, of nog meer. Dit kind zal het goed hebben, het zal hem aan niets ontbreken. Is het vondelingenhuis soms een smerig stuk strand of een vuilnisberg? Daar maken ze heus niemand dood, daar sterft niemand zo maar, terwijl hij hier, als hij van de lucht moet leven, zeker zal sterven. Enfin...'Tante Mónica besloot haar zin met een schouderophalen, keerde het echtpaar de rug toe en trok zich terug in haar slaapkamer. Ze had deze oplossing al eerder gesuggereerd, maar dit was de eerste keer dat ze er zo openhartig over had gesproken en met zoveel overtuigingof wreedheid, indien u wilt. Clara reikte haar man de hand, als om hem te bemoedigen; Candido Neves trok een gezicht en schold zijn tante zachtjes uit voor 'niet goed wijs'. De tederheid van het tweetal werd verstoord door iemand die op de buitendeur klopte.'Wie is daar?'vroeg Candido.'Ik.'Het was de huisbaas, die drie maanden huur te goed had, en nu persoonlijk zijn huurder kwam bedreigen. Deze vroeg hem binnen te komen.'Dat is niet nodig...''Alstublieft.' De schuldeiser kwam binnen maar weigerde een stoel; hij liet zijn ogen over het meubilair gaan om te zien of het bij beslaglegging iets zou opleveren, en concludeerde dat het weinig zou zijn. Hij kwam de achterstallige huur innen, hij kon niet langer wachten; als hij niet binnen vijf dagen zijn geld had, zou hij hen op straat zetten.-
MACHADO DE ASSIS, KORT VERHAAL in 3 delen: VADER TEGEN MOEDER 1905
Vader tegen moeder 1905
vertaling August Willemse 1986
De slavernij bracht bepaalde beroepen en instrumenten met mee, zoals dat ook bij andere sociale instellingen het geval geweest zal zijn. Indien ik hier enkele van die instrumenten noem, is dat omdat ze in verband staan met een bepaald beroep. Een ervan was het halsijzer, een ander het voetijzer; dan was er ook nog het blikken masker. Het masker hielp de slaven van hun drankzucht af, omdat het de mond bedekte. Het had drie gaten, twee om te zien, een om adem te halen, en werd achter het hoofd met een hangslot gesloten. Mét hun drankzucht verloren de slaven ook de verleiding te stelen, want met het kleingeld van hun meester plachte ze hun dorst te lessen, en zo waren dus twee zonden tegelijk uit de wereld geholpen, en nuchterheid en eerlijkheid gewaarborgd. Het was grotesk, dat masker, maar sociale en menselijke orde bereikt men niet altijd zonder het groteske, en soms het wrede. Bij blikslagers hingen ze in de winkeldeur te koop. Maar laten we het niet hebben over maskers.
Het halsijzer werd gebruikt voor slaven die veelvuldig wegliepen. Stelt u zich een dikke halsband voor, met een eveneens dikke, vertikale stang links of rechts van het hoofd, tot ter hoogte van de kruin, een en ander in de nek met een sleutel afgesloten Het was natuurlijk zwaar, maar het was minder een straf dan een kenteken. Een slaaf die met een dergelijk halsijzer wegliep, was waar hij ook ging herkenbaar als recidivist en werd snel weer gepakt.
Een halve eeuw geleden liepen slaven vaak weg. Er waren er velen, en niet allemaal hielden ze van slavernij. Het geviel ook wel dat ze dat ze slaag kregen, en niet allemaal hielden ze van slaag. Vaak werden ze alleen maar berispt; iemand in het gezin was hun beschermer, en niet elke meester was gemeen. Bovendien, het idee van eigendom matigde zijn optreden, want geld kan ook pijn doen. Niettemin, slaven bleven weglopen. Er waren gevallen. zijhet sporadisch, waarin de zojuist op de clandestiene markt Valongo (na de officiële afshaffing van de slavenhandel, in 1850, werd deze nog lange tijd clandestien bedreven op de markt van Valomgo, noot Wayn) gekochte slaaf het op een lopen zette, zonder de wege in de stad te weten.
Van degenen die meegingen naar huis, vroegen de slimmeren niet zelden hun meester de prijs van hun daghuur vast te stellen, die ze vervolgens verdienden met straatventen.
Wanneer een slaaf wegliep, placht de eigenaar een beloning te geven aan wie hem terugbracht. Hij liet annonces in de kranten zetten, met een beschrijving van de voortvluchtige, diens naam, kleding, eventueel lichamelijk gebrek, de wijk waarin hij te vinden was en het bedrag van de beloning. Werd het bedrag niet genoemd, dan luidde de belofte: 'de vinder zal rijkelijk worden beloond', of 'zal een aantrekkelijke beloning ontvangen'. Vaak had de annonce, aan de bovenkant of opzij, een vignet: de figuur van een hollende neger, blootsvoets, knapzak over de rug. Wie hem onderdak zou verlenen werd met de strengste wettelijke maatregelen bedreigd.
Welnu, het vangen van weggelopen slaven was in die tijd een beroep. Laat het geen nobel beroep geweest zijn, het had niettemin, omdat het een werktuig was van de macht die de wet en het eigendom beschermt, iets van die andere noblesse, die inherent is aan het opkomen voor het persoonlijk bezit. Niemand koos dit beroep voor zijn plezier of uit interesse: armoe, de noodzaak van een bijverdienste, ongeschiktheid voor ander werk, het toeval, en soms ook de behoefte te dienen, zij het langs andere weg, waren de drijfveren voor de man die zich sterk genoeg voelde om de wanorde orde op te leggen.
Candido Neves-Candinho voor zijn familie-, de hoofdpersoon in een dergelijke vluchtgeschiedenis, bevond zich aan de rand van de armoe toen hij het beroep van slavenvanger opnam. Deze man had een ernstig gebrek: hij kon het in geen betrekking of beroep uithouden, het ontbrak hem aan stabiliteit; zelf noemde hij dit zijn 'ongeluk'. Aanvankelijk wilde hij leren boekdrukken, maar hij zag al gauw dat er heel wat tijd overheen zou gaan eer hij een goede zetter was, en dan nog zou hij misschien niet genoeg verdienen ; zo zei hij zichzelf. Vervolgens trok de handel hem aan, het leek hem een mooie carrière. Met enige moeite kreeg hij een baan als verkoper in een garen-en-bandwinkel. Maar de verplichting iedereen op zijn wenken te bedienen krenkte zijn trots, en vijf of zes weken later stond hij uit eigen wil weer op straat. Hulpje op een notariskantoor, bode op een onderafdeling van het Keizerlijk Ministerie, brievenbesteller en nog enkele andere baantjes, hij verliet ze allemaal weer, kort nadat hij ze gekregen had. Toen hij op Clara verliefd werd, had hij niets dan schulden, zij het geringe, want hij woonde in bij een neef, die houtsnijder van beroep was. Na diverse pogingen een betrekking te vinden, besloot hij het beroep van zijn neef te volgen, van wie hij trouwens al een paar lessen had gekregen. Hij kon er zonder moeite meer nemen, maar omdat hij snel wilde leren, leerde hij slecht. Hij maakte geen fijne of ingewikkelde werkstukken, alleen klauwpoten voor sofa's en alledaags reliëfwerk voor stoelen. Hij wilde werk hebben, en goed werk, tegen de tijd dat hij zou trouwen-en het huwelijk liet niet lang op zich wachten. Hij was dertig jaar. Clara tweeëntwintig. Ze was wees, woonde bij een tante, Mónica, en hielp haar met naaiwerk. Ze naaide niet zó veel dat er geen tijd overschoot voor een beetje flirten, maar haar vereerders wilden slechts de tijd doden; iets anders hadden ze niet in de zin. In de namiddag kwamen ze langs, keken nadrukkelijk naar haar, en zij naar hen, tot de avond viel, die haar naar haar naaiwerk riep. Ze merkte op dat ze geen van hen miste als ze weg waren, of ook maar enig verlangen voelde. Misschien kende ze van velen niet eens de naam. Natuurlijk, ze wilde trouwen. Het was 'hengelen', zoals haar tante zei, en zien of de vis wilde bijten, maar de vis zwom op een afstand voorbij; als er al een dichterbij kwam, dan was het alleen even om het aas heendraaien, het bekijken, eraan ruiken en het de rug toekeren om elders een kijkje te nemen. Liefde komt in enveloppen. Toen het meisje Candido Neves zag, voelde ze dat dit haar echtgenoot kon zijn, de enige en de ware. De ontmoeting vond plaats op een bal; dat wasom het te zeggen in termen van het eerste beroep van de minnaar-de eerste bladzij van dat boek dat slecht gedrukt zou verschijnen en nog slechter gebonden. Elf maanden later vondt het huwelijk plaats, en dat was het mooiste feest in het hele leven van de echtelieden. Vriendinnen van Clara, minder gedreven door vriendschap dan door afgunst, trachtten haar nog van de voorgenomen stap af te brengen. Ze betwistten niet de goede inborst van de bruidegom, noch de liefde die hij haar toedroeg, noch enkele andere deugden; ze zeiden dat hij iets te veel van feestjes hield. 'Des te beter,' zei de bruid; 'dan trouw ik tenminste niet met een lijk.''Nee, een lijk niet, maar ik bedoel...' En ze zeiden niet wat ze bedoelden. Tante Mónica begon een keer, na het huwelijk, in het armelijke huisje waar ze onderdak hadden gevonden, over de mogelijkheid van kinderen. Ze wilden een kind, ja, eentje maar, ook al zou dat hun behoeftigheid vergroten. Wanneer jullie een kind krijgen,' zei de tante tot haar nichtje, 'sterven jullie van de honger.'
'De Heilige Maagd zal ons te eten geven,' antwoordde Clara.
Tante Mónica had die waarschuwing, of dreiging, moeten uiten toen Candinho haar om de hand van het meisje kwam vragen; maar ook zij hield van feestjes, en de bruiloft zou vast een groot feest worden, wat het ook werd.
Vrolijk van aard waren ze alle drie. Het jonge paar lachte om alles. Hun eigen namen waren aanleiding tot woordgrapjes: Clara (helder), Neves (sneeuw), Candido (wit); ze konden er niet van eten, maar ze konden erom lachen, en lachen is lichte kost voor de spijsvertering. Zij deed nu meer naaiwerk, hij deed allerlei losse baantjes; hij had geen vast werk.
Maar daarom gaven ze de hoop op een kind nog niet op. Het kind echter, niet wetend van deze speciale wens, bleef zich schuil-houden in de eeuwigheid. Tot het op zekere dag een levensteken gaf; jongen of meisje, het was de gezegende vrucht die het echtpaar de langverbreide vreugde moest brengen. Tante Mónica was ontdaan; Candido en Clara lachten om haar zorgen. 'God zal ons helpen, tante,' herhaalde de toekomstige moeder.
Het nieuws ging van buurvrouw tot buurvrouw.
Het wachten was nog slechts op het aanbreken van de grote dag. Clara werkte nu met nog meer animo, en dat was nodig ook, omdat ze, afgezien van het betaalde naaiwerk, nu ook nog van de restjes de uitzet van de baby moest maken. Ze dacht zo intens aan het kind dat ze er al mee leefde, het de maat nam voor luiers en zijn hempjes in elkaar zette. Tante Mónica hielp haar wel, maar zondergeestdrift.
'Jullie zullen nog eens aan mijn woorden denken.
'Maar andere kinderen worden toch ook geboren.'
'Jawel, maar met de zekerheid dat ze iets te eten krijgen al is het maar weinig...'
'Zekerheid, hoezo?'
'Zekerheid, een betrekking, een beroep, een bezigheid, maar waarmee verdoet de vader van dat arme kind dat op tijd?'Zodra Candido Neves van die opmerking hoorde, ging hij naar tante Mónica, nietkwaad, maar veel minder vriendelijk dan anders: en vroeg haar of het haar ooit een dag aan eten had ontbroken.
'Uw enige vasten was tijdens de Paasweek, en dan nog alleenwanneer u niet bij mij wilde avondeten. Wij hebben nog altijd onze stokvis op tafel gehad...'
'Dat weet ik, maar we zijn met z'n drieën.'
'Straks zijn met z'n vieren.'
'Dat is niet hetzelfde.'
'Wat wilt u dan dat ik doe, behalve wat ik doe? 'Iets met meer zekerheid. Kijk naar de schrijnwerker op de hoek, de man in de garen-en-bandwinkel, de zetter die afgelopen zaterdag getrouwd is, allemaal hebben ze vast werk. Wees niet boos op me; ik zeg niet dat je een leegloper bent, maar de bezigheid die je hebt gekozen is zo vaag. Soms breng je weken lang geen stuiver binnen.'
'Jawel, maar dan komt er opeens een avond die alles goe maakt, en meer dan dat. God laat me niet in de steek, en elke weggelopen neger weet dat er met mij niet te spotten valt; geen een stribbelt tegen, de meesten geven zich meteen over.'
OVERTREFFEND EN BIZAR: HONDERDEN DODE PINGUÃNS OP bRAZILIAANSE STRANDEN
Honderden dode pinguïns op Braziliaanse stranden
In juli spoelden honderden dode pinguïns en andere zeedieren aan de Braziliaanse kust. Het gaat om 530 pinguïns, talrijke andere zeevogels, enkele dolfijnen en grote zeeschildpadden in de kustgemeentes Peruibe, Praia Grande en Itanhaem. Mogelijk liggen er meer dode dieren op andere stranden van de zuidelijke deelstaat Sao Paulo. Het begint een jaarlijks weerkerend fenomeen te worden: vorige zomer spoelden meer dan 1.500 dode penguins aan in Chili, in 2008 ook al eens meer dan duizend op Braziliaanse stranden. Zelfs op die van Rio de Janeiro, 4.000 kilometer van waar de aangespoelde pinguïns normaal leven.
Biologen van de Universiteit van Sao Paulo onderzoeken de zaak. Ze vermoeden dat het trouwens om nog duizenden pinguïns meer gaat, maar dat die gewoon niet geteld zijn. Een dierenarts van een centrum voor zieke zeedieren in Praia Grande denkt dat de pinguïns zijn gestorven door vermoeidheid en gebrek aan eten tijdens hun lange reis vanaf de wateren voor de Zuid-Argentijnse regio Patagonië. Maar er lijkt meer aan de hand dan dat.Er zijn altijd al wel dode (en levende) pinguïns aangespoeld in Brazilië. Ze raken verstrikt in de sterke stromingen van de Straat Magellaan, een zeestraat in het zuidelijkste deel van Zuid-Amerika, gelegen tussen Patagonië in het noorden en Vuurland in het zuiden. Uiteindelijk belanden ze dan duizenden kilometers noordelijker dan hun habitat. Maar de jongste jaren gaat het niet meer om uitzonderingen. "Niemand weet echt wat er aan de hand is", zegt Ricardo Burgo Braga, een biogeograaf gespecialiseerd in het zuidpoolgebied. "Het is eigenlijk normaal dat de magelhaenpinguïn (spheniscus magellanicusa) zijn kolonies in het zuidelijkste deel van Zuid-Amerika verlaat in deze tijd van het jaar om de sardines te volgen, die op hun beurt de planktonrijke Falklandstroming opzoeken. Die Falkland Current, die vanaf de Zuidpool richting Zuid-Amerika stroomt, stuit ergens halverwege de kust van Argentinië op de warme Benguela-stroming die vanuit zuidwest-Afrika komt. Normaal gaan de pinguïns nooit verder dan dat kruispunt in de winter. Ze zijn dus al bij al toch nog 3.000 kilometer uit koers." "Dit jaar is de Benguela wel kouder dan normaal", aldus Braga, "en op de Falklandstroming staat flink wat wind. Nu het verklaart iets maar zeker niet alles. Want dat is de jongste 35 jaar, sinds we beginnen meten zijn wel vaker voorgevallen. En toen spoelden er hoop en al zeven pinguïns aan." Overbevissing? Thiago Muniz, een Braziliaans pinguïnspecialist van de Niteroi Zoo, vermoedt dat overbevissing er iets mee te maken heeft. "Daardoor moeten de pinguïns almaar verder de zee in zwemmen om aan eten te geraken, en daar geraken ze verstrengeld in de stromingen. Vooral de jongste, minst sterke dieren kunnen de kracht niet opbrengen om uit die stromingen te geraken." Muniz en zijn team proberen de kleine minderheid die het levend ervan afbrengt te redden. Zo kon hij er de jongste drie jaar al een stuk of honderd redden. Opvallend daarbij: de meeste van de dieren zitten onder de olie. Die olie is niet de oorzaak dat de pinguïns afdrijven uit hun habitat, maar eenmaal op drift passeren de diertjes wel door de Campos-olievelden voor de Braziliaanse kust. En dat doet het ergste vermoeden over de vervuiling die daar wordt aangericht. Eduardo Pimenta, aan het hoofd van het Coastal Protection and Environment Agency in de resort-stad Cabo Frio, gelooft dat naast de olie van de Camposvelden ook andere vervuiling in zee een rol speelt. "De vervuiling in de Straat van Magellaan tast de immuniteit van de dieren aan, daardoor zijn ze vatbaarder voor ziektes, in het algemeen zwakker en minder goed gewapend om tegen de stroming te vechten. Zo belanden ze hier."
Britse avonturier wandelt als eerste hele Amazone af
Britse avonturier wandelt als eerste hele Amazone af
09/08/10 De Morgen
Een Britse avonturier is er na 859 dagen, duizenden kilometers en "50.000 muggenbeten" in geslaagd de volledige lengte van de Amazonerivier af te wandelen. Hij is de eerste die dat huzarenstukje voor elkaar brengt. "Ik heb het gedaan omdat niemand anders het me ooit had voorgedaan", legt Ed Stafford eenvoudig uit. "Ik heb volgehouden omdat iedereen met zei dat het onmogelijk was." De 34-jarige ex-kapitein in het Britse leger hoopt dat hij met zijn reis de nodige aandacht kan schenken aan de verwoesting van het Amazonewoud. Piranha's & Anaconda's Stafford begon zijn trip op 2 april 2008 aan de zuidkust van Peru. De onderneming kostte zo'n 100.000 dollar en werd gefinancierd door sponsors en donaties. Onderweg leefde hij van piranha's die hij ving, rijst en bonen of goederen die hij kocht in lokale gemeenschappen langs de rivier. Hij kreeg af te rekenen met verschillende gevaren, zoals anaconda's, ziekte, gebrek aan voedsel en verdrinking. Hij werd 50.000 keer gebeten door muggen en enkele honderden keren door wespen. Tijdens zijn reis belandde hij twee keer in de gevangenis telkens nadat hij valselijk beschuldigd werd van doodslag. Om te ontspannen downloadde hij afleveringen van The Office via zijn satelliettelefoon. Ontbossing "Er is op dit ogenblik nog heel wat ontbossing bezig in het regenwoud," zegt Stafford, "maar het is hartverwarmend om te zien dat er in Brazilië een generatie opstaat die zeer bezorgd is over het milieu en die zich het lot van de Amazone aantrekt. Het mooiste van de reis was de warmte en de gastvrijheid van Brazilianen en vooral van kinderen die me overal langs de Amazone welkom heetten."
Bij de inhoud zijn alleen de laatste 200 items weergegeven, mocht u zoeken naar onderwerp doe dit via 'zoeken in blog' op de linkerbalk. Het 14-delig verslag van mijn bezoek aan de Xavante stam kunt u opzoeken IN DE LINKER zoek BALK
Berichten die niet getoond worden zijn bereikbaar via het archiefvia de pijltjes onder aan het blog