Dit blog wordt regelmatig bijgewerkt - this blog will be updated regulary
Beste lezer, mocht u onverwachts grammatica foutjes tegenkomen in de reportages/verhalen op dit blog, bij deze mijn verontschuldiging, Wayn, Storyteller
Dear reader, if you encounter, unexpectedly grammar mistakes in the reports / stories on this blog, my apology, Wayn, Storyteller
NIEUW BOEK VAN WAYN PIETERS ''SURUCUCU' BESTELLEN ramblinwayn@home.nl
PLOT: Tonho gaat op zoek naar de moordenaar van zijn vader Lirio, omgebracht voor ruwe diamanten. Hij raakt verzeild in een wereld van intriges, moord en komt in bezit van een schatkaart. Het avontuur begint in Rio de Janeiro. Via de Mato Grosso en junglestad Manaus komt hij tenslotte terecht in Novo Mundo, Pará, waar 258 jaar geleden een goudschat begraven werd. Dit is ook het gebied van de Mundurucu-stam, met hun mysterieuze wereld en het woud van de Surucucu slangen, het metafysische van Amazonas. Het verhaal geeft een visie op de Braziliaanse samenleving en vraagt begrip voor het Indianen-vraagstuk.
BIOGRAFIE: Wayn Pieters (1948) werd geboren in Maastricht. Naast auteur is hij kunstschilder en singer-songwriter. Sinds 1990 bezoekt hij Brazilië, waar hij vele reizen ondernam en in 1995 een bezoek bracht aan de Xavante Indianen in de staat Mato Grosso. Zijn oom, pater Thomas, die 40 jaar in Brazilië werkte, omschreef hem ooit: ‘Op zijn reizen door Brazilië wordt hij geleid door een mystiek gevoel van broederlijke verbondenheid met ras, bloed en bodem.’
BOEK WAYN PIETERS: XINGU, DE INDIANEN, HUN MYTHEN mythologische verhalen der Xingu Indianen- midden-Brazilië vert. van uit Portugees/uitg. Free Musketeers - Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel 'DE TRIBUNE' aan de Kapoenstraat te Maastricht
Roman over Brazilië: over het volk, Xavante Indianen, aanwezigheid van de Vikingen, Umbanda-cultus, erotiek, geschiedenis, politiek en intriges. plot: In het Xavante reservaat in de Mato Grosso worden stenenplaten met Viking schrift ontdekt door archeologen. Bij de opgravingen worden Indianen en houtkappers gedood. Er volgt de moord op een Amerikaanse Indianen beschermer. Couto, een naïve inspecteur van Japanse komaf moet de zaak onderzoeken. Het wordt een tijding van intriges en moorden, haat en liefde. Het leven van de Xavante-stam loopt centraal door het verhaal, net als de stelling dat Noormannen al in Brazilië waren vóór Cabral, terwijl de Macumba/Umbanda cultus belangrijk is in het geheel. De roman schreef ik, geinspireerd door mijn reizen, en indrukken. UItgegeven in eigen beheer; BRAWABOOKS 2005 281blz. in a-4 druk stuur een e-mail met adres en het boek wordt toegestuurd, euro 17,00,- inc. verzendkosten, u betaald met giro op bijgevoegd reken.nr opbrengst voor kleinschalig project Wayn
Op zoek naar de Ware Ziel van Brazilië - Het alternatief
25-05-2008
Padre Tum deel 2: SANTA CATARINA, het zuiden van Brasil 1
Na een zware tijd in Sâo Paulo wordt hij overgeplaatst naar het zuiden van Brazilië, de deelstaat Santa Catarina. Daar bestuurt hij een parochie in de plaats Caçador later in het 40 kilometer noordelijk gelegen gehucht Matos Costa. Deze parochies liggen in vogelvlucht oostelijk zo'n 250 kilometer van de Atlatische zee en westelijk dezelfde afstand van de Argentijnse grens. Ooit reisde ik met hem naar deze regio en naar zijn oude parochie 'Sâo Joâo de Matos Costa', waar het pioniersleven voelbaar is en waar de bewoners nakomelingen zijn van geëmigreerde Italianen, Duitsers, Polen en Oekraïeners.
Met weemoed denk ik terug aan mijn reizen met mijn oom, de vreugdevolle naïve man, wat hem af en toe in penibele situaties deed belanden. Het impulsievisme betoverde zijn gemoed, hij was ook een 'vreemdeling' en ooit zei hij mij: '... naar 40 jaar in de mooie land ben ik nog steeds een vreemdeling, ook in de ogen van veel Brazilianen...' Doch het land was zijn liefde en hij stierf met een glimlach. Net zoals zijn leven een voldoenig was geweest, zoals hij graag een bier, wijn of cachaça dronk en droomde van een vrouw, de liefde, ergens ver weg, die zich nimmer voordeed, of... mocht voordoen? Hij bestreedt de stelling van Rome dat een priester uitgesloten moest blijven van een vrouw. Hij vond dat het celibaat aan een danige verandering toe was. Hij was een man die door velen geacht werd, doch door weinige begrepen, zij die hem zelfs ondermijnden in zijn goedheid, dit waren de parasieten, de woekeraars van de hel. Hij zal nu wel ergens rondzwerven over de hoogvlaktes van Bolivia, daar ergens bij de Titacaca-zee, rondom de bossen van Santa Catarina, langs de baai van Sepitiba en rotsen van Angra dos Reis nabij Rio de Janeiro, of in een museum érgens in de wereld, want zijn liefde voor de natuur en geschiedenis was glorieus.
"... we komen aan in Caçador, in een regio waar hij lange tijd werkte, gelegen aan de Rio Peixe, de vissenrivier. Hier is het goed vertoeven, en vruchtbaar gebied vol met groene vlaktes, waar runderen grazen en de Pinheiros bloeien. Hier wordt de 'mate erva', een soort thee, geslurpt en de druiven zijn talrijk en kolen in overvloed. Dit is het zuiden van Brazilië waar een Portugeese expeditie leider over schreef: <... voorbij de rivier is het land begroeit met gras, hoger dan de mens. Er zijn daar wilde dieren en vogels. Het is het mooiste land dat bestaat, daarover waren de Duitsers, Italianen en mensen die in Indië geweest waren het over eens. Er is zoveel vis dat men alleen daarvan al kan leven... De lucht is hier zo zuiver dat niets bederft, want we schoten een hert en droegen het vlees 10 a 12 dagen ongezouten met ons mee, het bedierf niet. De rijkdom van dit land is onbeschrijfelijk...>
Ja, dit lijkt op een paradijs, maar was het inderdaad zo fraai? Het land waar de velen immigranten uit Europa zich vestigden. Hier waar de zuid-Braziliaanse cowboy leefde en waar iedere 'gaucho' per dag wel één kilo vlees naar binnen slokte. Ooit bezochten we een fazend (ranch) van een rijke boer van Duitse oorsprong, die het voor de wind ging, maar zijn schoonzonen, van Poolse oorsprong, waren fel gekant omtrent de Braziliaanse politiek. Hun stelling was dat zij zich de pleuris moesten werken voor de rest van het land en het zou beter zijn als Brazilië gesplitst zou worden. Dit is gelul, want het land boven het zuiden is onderhevig aan armoede. Het noordoosten, Amazonas en vele delen van Brazilië. Voor mij was discussiëren hierover uit den boze, men zou deze goed gevoede cowboys maar een een tijdje naar de sertâo, de droge halfwildernis van Brasil moeten sturen. Trouwens er waren meedere mensen die een egoïstische kijk hadden op het investeren in de toekomst. Zo zei ooit een groothouthandelaar tegen me dat de Europeaan hier een toekomst heeft, daar hij meer zakelijk is en met mijn Hollandse achtergrond zou ik, met geld natuurlijk, iets groots kunnen opbouwen. Bullshit, dacht ik. Nou ja ik weet dat velen meer noordelijker een ander leven hebben, cultuur zowel bezinning, zoals de dansende Carioca, inwoner van Rio bevoorbeeld. ja, zakenmensen zijn gewiekst, het is een drang naar macht. Dus geef mij maar een dansende Bahiaanse! Een tegenpool van blanke hovardij? Hoe dan ook, vele mensen hebben een overeenkomst met Kaïn, balken voor hun hoofd, alleen getallen in hun kop en dansen op de rand van een leeuwenkuil, dacht ik maar.
Hier in deze buurt langs de rivier, bij een waterval vond mijn oom zijn bewerkte stenen met o.a afbeeldingen van de 'goede herder', 'Zonnegod' en de 'maangodin'. Bij die rivier leefden nog caboclo's, mensen die waren blijven steken in de tijd. Ze hielpen hem met het zoeken naar de stenen, die ooit door Tupi-Guarani waren gemaakt, Indianen die hun angst schijnbaar hadden overwonnen, want zij maakten nooit afbeeldingen van zichzelf. Zij moeten de blanke Noormannen ontmoet hebben, die hun leerde hoe te beitelen op de stenen. De uitdrukkingen op de stenen zijn Noors gelijkend, dat is zeker, en voor de pater waren deze stenen heilig en van meer betekenis dan het hle sacardote religieuze institut. Wel, dat is mijn denkwijze. Hij kon uren vertellen over deze stenen, de geschiedenis van de blanken, die hier waren lang voor er maar één Portugees het land van het 'heilige kruis' betradt. Hij had duizenden verhalen, die alle vlakken raakten van de mensheid. Maar wie geloofde hem? We bezochten zijn klein museum in Caçador vol met stenen, speerpunten, pijlen en bijlen. Het was als een hemel voor hem, ja, eentje op aarde.
'D'n Tum', zoals zijn vrienden hem nog steeds noemden was nu in Sâo Paulo. Toen in, 1958, een stad met 2.5 miljoen inwoners. Hij werkte in de parochie "Santa Tereza do Bosque da Saude' met 20.000 mensen. Hij heeft het vooral in het begin moeilijk, ook met de taal. Ik geeft een indruk van een artikel uit het dagblad 'De Limburger' van donderdag 13 juli 1958:
"...Brazilië is het grootste katholieke natie ter wereld, heeft zo'n 50 miljoen inwoners waarvan 90% katholiek, de kleinste meerderheid protestant, spiritist of niks. (Ik moet stellen dat toen 70% van het volk betrokken was bij een Candomblé, Afrikaans georiënteerd spiritisme, noot storyteller). Vooral bij het biechthoren was de taal een groot handicap, maar langzaam overwon de pater de moeilijkheid. Nu komen de mensen biechten en profiteren niet meer van deze 'padre' die de taal niet nog niet geheel machtig was. (met andere woorden, de mensen hadden de dwang te moeten biechten, maar vertelde niet hun grootste zonden, als die al bestonden, noot storyteller). De Braziliaanse koffie was een ander euvel, hoewel de Limburger wel gewend was aan een kopje koffie, was dit niets vergeleken met de Braziliaanse. De koffie die je daar te drinken krijgt is pikzwart en na een bezoek aan tien families krijg je hartkloppingen. De mensen zijn vriendelijk en in de negerhutten was hij steeds welkom. ... velen zijn spiritisten, maar toch blij met een vereerd bezoek. Vooral de kinderen genieten van het patersbezoek, een waar feest. De parochie is een van de armste van de stad. Een huis met vier kamers heeft in regel evenveel gezinnen met talrijke kinderen. De mensen gaan bijna niet naar de kerk, howel zij hun muren hebben volhangen met heiligebeeldjes en prentjes. Onlangs hield hij een soort 'fancy-fair', en had zijn projectie-apparaat voorzien van een 1000 watt lamp en vertoonde lichtbeelden op een doek van 10 bij 10 meter. Hij had veel opnamen gemaakt van de kinderen en het was een wonderbaarlijke attractie voor de jeugd zichzelf levensgroot op het witte doek te zien. Bij het vertonen mist hij nog het geluid, een bandrecorder... zo'n bandrecorder is voor dit werk onmisbaar... en enkele personen willen nu pater Pieters aan die bandrecorder helpen..."
Dit verhaal moet gelezen worden in de sfeer van de jaren '50 toenmaals, toen de wereld nog klein scheen, en de katholieke geest een op hol geslagen paard, en de 'missie-pater' een engel van God, met in zijn schoot een klein 'ja-knik-negertje', waar men geld kon in stoppen. Die tijd van katholieke overmachts-ijver is gelukkig voorbij. (noot schrijver)
Ik wil een aperter beeld scheppen van Tum door zijn bezoek aan het FEBEM, een zoals hij het toen noemde 'huis voor verlaten jeugd'. Vandaag de dag is het een jeugdgevangenis, met harde en wrede richtlijnen. Begin 1960:
'... Dezer dagen kreeg ik een uitnodiging van mijn vrienden om eens mee te gaan naar het FEBEM. Mijn vrienden gaan er elke zaterdag heen en brengen de dag door temidden van de kinderen. Het bezoek boeide mij, omdat ik iedere dag van doen had met deze verlaten en verwaarloosde jeugd. Ze zwerven rond in het centrum van de stad, poetsen schoenen of bedelen een stuk brood of wat geld bijeen om cigaretten te kunnen kopen. Aan mijn deur klopte zo eentje aan en vroeg om geld voor de bus te betalen, hij wilde terug naar zijn moeder en die woonde ver weg. Ik keek hem eens goed aan en vroeg: 'Spreek je de waarheid?' Hij twijfelde met zijn antwoord. Ik zei: 'Ik denk, dat het is om cigaretten te kopen, als je de waarheid spreekt krijg je van mij het geld.' Hij dacht een ogenblik na en zei toen: 'Ja, het is om cigaretten te kopen, ik weet zelfs niet waar mijn moeder woont.' Ik gaf hem het geld, dit tot grote ergernis van mijn keukenmeid, die het gesprek stond af te luisteren. Het was trouwens niet de eerste keer, dat ze mij erop betrapte geld te schenken voor niet 'liefdadige doeleinden'. Iedereen zijn meug, ik trok me er niets van aan, maar kreeg aangebrand eten te slikken...
Dus ik ging naat het FEBEM, een oud gebouw waar geen venster en ruit meer aan heel was. We passeerden de controle, want niemand komt erin of uit zonder zijn naam en adres op te geven. Ik denk dat het vanwege de drugssmokkel is, die ook hier tiert. Er waren in het 'patio' een tiental kinderen, die maar wat rondliepen of speelden en kwamen ons dadelijk groeten en vroegen om snoepjes of cigaretten. Het was tegen 7 uur s'avond dat de grote groep arriveerde. De gemeente heeft bussen ter beschikking stan voord eze jeugd, ze worden tegen het avonduur opgehaald in de parken en pleinen en naar het FEBEM gebracht. Daar wordt hun naam genoteerd, krijgen te eten en kunnen een bad nemen, slapen daar en worden de volgende morgen weer teruggebracht naar het centrum waar ze de dag doorbrengen. Deze jeugd is niet crimineel, enkel verlaten van de ouders. Er waren kinderen van 5 á 6 jaar, die weggelopen zijn uit het gezin, ze willen niet terug. 'Het is nutteloos dit teproberen,' zei de leidster van het instituut tegen me. Ik dacht: 'Nou ieder huis heeft zijn eigen problemen, en ieder land lost die op volgens zijn eigen manier van doen.'
Para os Brasileiros 'Carta para o Padre Thomas Pieters'
Dit is een wekelijkse column voor de Braziliaanse bezoekers van dit blog
'O ALTERNATIVO', TANGUÁ 8-8-1998
Minha saudade nâo me deixa em paz, e para acabar com ela voltei para o Brasil, a terra que meu tio adorava. Eu lembro bem das conversas com ele sobre os projectos dele, cheio de amor para os pobres de Tanguá, que foi uma 'chamada' do seu sentimento. Eu também lembro-me do sua tristeza quando algumas pessoas abusar do seu coraçâo. Padre Thomas era uma pessoa correta, ben disposto, crédulo en bondoso. Ele adorava também a cultura, a historia dos homens brancos, chamada 'Os Vikings' que, segundo ele, estiveram no Brasil antes de Cabral. Ele gostava de música, fazendo canções, escrevendo com inteligência sobre o passado de seu pais natal. Frio como Holanda, veio para o Brasil para ajadar os pobres, que nâo foi varidade, mai sim uma força grande de sua alma. Eu me perguntei: como existem pessoas que abusam deste homen, com coraçâo tâo grande? Existem? Sim. Ele foi uma pessoa democrática, contra o capitalismo, que considerava uma praga para a humanidade. A praga para o mundo inteiro. Sabe, o capitalismo fica sempre insatisfeito e ganancioso: que gera uma situaçâo instável para o mundo. Eu lembro das palavras do pedagogo Pastalozzi: "Nâo há um Deus en nâo há fé em Deus, até o sofrer por causa da injustiça nâo acaba." Essas palavras sâo muito importantes para mim, porque me fazem pensar algumas vezes: haveria um Deus para os ricos en para os pobres? Como aprenderemos isso? Quero finalizar, deixando um bonito pedaço de poesia do meu tio: "Vez em quando, eu fecho meus olhos, vez em quando, eu ouço, em meu sonho, uma cançâo bonita, e nâo sei de quem é ela, de qual lugar vem, a cançâo que, vez em quando, toma minha respiraçâo".
Obrigado Thomas, do seu sobrinho Antonio (Wayn) Pieters
In 1999 maakte ik dit portret van mijn oom olie op karton
Hij werd in 1921 geboren te Maastricht, als zoon van een fabrieksarbeider Twain Pieters, die werkzaam was op de zinkwit fabriek te Eijsden. Zijn moeder Cornelia stierf op jonge leeftijd aan vemoedelijk kanker en zo bleef hij met zijn 1 jaar ouder broer Pie over, en werden veelal opgevoed bij 'grameer' Luisa. Tum (Thomás) stierf in 1998 te Brazilië waar hij 40 jaar werkte onder het volk. O ja, Tum was mijn oom, of zoals men toen zei, heeroom. Nou ja... ook een aanvechtbare uitdrukking. Ik wil het niet hebben zijn jeugd, maar over zijn werk in Brazilië en zijn passies voor het Messianisme en de stelling dat Vikingen reeds in Brazilië waren rond het jaar 1000, lang voor Pero Cabral 'het land van het Heilige kruis' zogenaamd ontdekte. Na zijn dood heb ik dit laatste item opgepakt, daar het mij daarmate boeide, zodat het bijna een eigen leven is gaan leiden. Tum was ook een fevent dichter en schrijver van liedjes over het Limburgse land, waar hij nooit afscheid van heeft genomen. In zijn ziel was hij een, alhoewel van zeer Katholieke komaf, socialist, maar dat was in die tijd uit den boze dit te aanvaarden. Hij prees vaak de socialistische pers, ook als het ging om het uitbrengen van gedichten, waar de katholieke hem niet veel steun in gaf. Hij had eigenlijk zoals men noemde een 'late roeping', waarover hijzelf zei: 'Roeping? Ik had helemaal geen roeping... ik hield van studeren, reizen en behoeftige mensen steun geven...' In 1956 werd hij tot priester gewijd en was 'gedetacheerd' in de orde van 'Franciscus van Sales' uit Frankrijk. De bedoeling was dat hij naar Pakistan zou worden uitgezonden, maar wegens politieke redenen mochten in die periode kwansuis geen missionarissen het land in. Onvoorbereid werd hij naar Brazilië uitgezonden, in een parochie te Sâo Paulo, waar ik het verhaal zal oppakken. Ik kan nog niet zeggen hoeveel delen ik aan 'De pater en zijn passies' zal wijden, dit is het voorwoord, opgedragen aan de capricieuse hardhoofdige, doch mens,- en natuurlievend man, die hij was. 'VEUR UUCH PAOTER!'
Antonio Gilberto Silva: 'Silva, is de naam die mijn voorouders kregen van de blanke slavenbazen. Mijn slavennaam? Papa Tro-Tro. Ik ben zwart en woon al 45 jaar in Belo Horizonte. Hier kwamen we in de jaren '70 naar toe, mijn moeder, vader, drie broertjes en ik. Daarvoor woonden wij in Tres Coraçoês, tussen de heuvels van Minas Gerais. Mijn vader, een goeie man José Natan Silva werkte als een paard op de koffieplantage van de tiran Pedro Debret. Toen werd hij ziek, kanker noemde men het en enkele maanden later stierf hij. Ik werkte toen ook op de plantage, maar was niet zo gedwee als mijn arme vader. Dus werd ik er snel uitgesmeten. Mijn moeder en broertjes leden honger en we besloten te vertrekken naar de grote stad, waar ik als straatveger aan de slag kwam. Zeker, beter dan niets was mijn stelling. Het waren de jaren '70, de jaren van de millitaire-dictatuur. Brazilië lag onder het commando van de millitairen, de strepenkloppers, de gore zakkenwassers! Ik sloot me aan bij het verzet, nou ja, een kleine beweging radicalen die de gezindheid van Carlos Marighela volgde, een revolutionair en puur communist, die werd vermoord door de junta in Sâo Paulo. Ik was zwart, guerrilla voor de revolutie, voor een vrij Brazilië. Doch enkele van ons werden verraden door een blanke, die ons verafschuwde. Toen kwamen de de mensen van het DOPS, het departement voor sociale en politieke orde. Hoor het woord!
De aardwormen van generaal Medici. Hun mond vol met rattenstront, de ettergezwellen van de totale overheid. Zij die miljoenen lieten folteren. De beulen pakte mij op en pijnigde me met elektroschocks, brandende sigarettenpeuken onder mijn scrotum. Ik zag de verschrikkingen, huilende mensen en die met blauwe gezichten, gefolterd tot de dood. Ook ik schreeuwde, huilde, maar noemde geen namen. Ik ben zwart. Mijn aderen vol Afrikaans bloed. Ik was guerrilla en dat was te duivels voor de beulen. Discriminatie? In Brazilië? Kijk om je heen man! Kijk naar de favela's, arbeidsmarkt, straatkinderen. Kijk naar de armste! Nu ben ik gehandicapt, ja, mijn spieren functioneren niet meer zoals ze moeten. Een erfenis van de marteljaren.
... de naam van de leider der beulen van toen heb ik nu in mijn bezit. Ik weet dat hij nog leeft en in een sjieke buurt woont in de stad. Ik, PapaTro-Tro weet dat hij morgen dood zal zijn. Hij woont afgezonderd en zijn naam is Duarte, een vetzak, en zonder mededogen. Zijn vrouw is een opgemaakte brij van verf, lakmiddel en dikke zweren. Ik zie hem naar buiten komen zwaaiend als een eend. Hij stapt in zijn dure auto en rijdt weg. Ik volg hem en rijdt hem klem op mijn uitgestippelde plek. Ik beveel hem uit te stappen. Duarte begint te zweten als een os tijdens de liefdesdaad. De duvel krijgt het warm want vandaag is het opruimdag. Hij kent mij niet. De luizenpoot! Ik ken hem, het zwijn van de stikkende bossen. Ik noem hem mijn blanke naam: Silva en hij slikt iets weg. Nooit van gehoord. Ik vraag hem of hij zich niet een kleine kille kamer herinnert in het centrum van Belo Horizonte? Het apparaat waarmee hij lachend mensen onder stroom zette? Herinnert hij zich dat niet? De ijzeren staven, die diende om botten te breken? Hoort hij niet meer de afschuwelijke de angstkreten van vrouwen en mannen? De vrouwen die hij eerst neukte en vernederde voor de ogen van hun kinderen en mannen? Waarna zij stroom kregen toegediend in hun teerste deel. De mannen die vlammen onder hun ballen werden gehouden? De schreeuwende vrouwen die zagen dat hun kinderen werden gefolterd al 'zij' niet zouden praten? Ja, nu begint het ondier harder te zweten. Ik neem een touw en bind hem vast aan een dikke boom. Hij lacht nerveus en begint te stinken. Ik zeg hem dat ik zijn ballen er af zal snijden. 'Ik ken je niet, je... je moet de verkeerde voor hebben. Ik ben een waardig staatsburger, een Braziliaan!'' 'Je heet nu Rocha... is het niet Rocha, de goede ex-politieman!Maar toen heette je Duarte, Pablo Duarte! Ik heb je gevonden, je zult sterven! Sterven voor alle mannen en vrouwen die je liet doodmartelen! Ja, nu huil je angst, is het niet? Wat was het folteren waard geweest? De macht van de sterkste? Was je wel de sterkste, toen je nog jong was en meeliep met de dictator? Neen, nu ben je een lor, slapjanus, die een goed pensioen krijgt van het corrupte apparaat. Brazilië voor de macht, het kapitaal regeerde en de Amerikanen waren de tongsmakkende tirannen van de dictators. De Kerk? Aha, die fluimde met de beulen. Niet allen, oh neen! De meest rechtvaardige priesters werden eveneens gefoltert, verbannen en gedood! En het arme volk, vriend Duarte? Ja, daar was God voor, die zou wel rechtspreken voor diegene die wisten te loven en op hun zere knieën lagen. De arme die moest zoeken naar rijstkorrels!'
Flash-back van Duarte: Hij ziet zijn jeugd voorbijschieten, de heuvels van het mooie Minas Gerais. Het kleine dertienjarige negerinnetje dat hij neukte toen hijn veertien was onder een sapucaiboom. De moord die hij beging op zijn zeventiende, daar hij beledigd werd door een boer, waarvan hij de vrouw had bevlekt. Het leger waar hij in schitterde en zijn gedachtenwereld kon laten gaan. Mensen titanniseren, ja... dat was zijn grootse plezier geweest. En met de komst van de militaire macht was hij een leider geworden, een geprezen en gevreesde folteraar. En nu? Nu siddert hij de dood tegemoet. Er is geen uitweg meer. Berouw? Neen, dat heeft hij niet. Spijt? Dat nooit! Duarte begint te lachen. Eerst een soort grimas, dan de kreet van een gek: 'Je bent een lul! Een zwarte teek!' schreeuwt hij. Silva neemt zijn mes en geef hem een houw in zijn nek. Bloed spuit naar buiten. De dikke man lacht en lacht, de lach van een stervende waanzinnige. Hij zou al dood moeten zijn. Dan geeft Silva hem een veeg in de onderbuik en het zwijn brult, een gorgel van bloed vervormt de schreeuw. Silva richt zijn pistool op Duarte en schiet een kogel door zijn hangend hoofd en zwak kloppend hart. Wraak? Eerherstel?
Papa Tro-Tro is buitenzinnig en voldaan, als hij wegrijd.
Alles is in Brazilië overtreffend, ten minste de Braziliaan spreekt zo, denkt soms zo. God is een Braziliaan, spelen het beste voetbal, hebben het mooiste Christusbeeld op de Corcovado, de mooiste bossen, watervallen, het grootste en indrukwekkenste carnaval, de mooiste stranden en aanlokkelijkste vrouwen. Ook de macho-cultuur heeft in Brazilië zijn hoogtepunten, en is tartend. Hij die meerdere vrouwen heeft is overtreffender, slimmer en geniet meer van zijn sexuele drift. Het is alsof de kracht van dit alles hun onderdanig maakt, aan angst. Angst voor impotentie en het verliezen van heerschappij. Wie niet genoeg neukt en zuipt is een man van geringe betekenis, of te wel waardeloos. Overtreffender zijn ook de rijken, zij die leven in een weelde langs de strandbuurten. Ook in Barra de Tijuca, wat ook wel de naam heeft als het 'stedebouwkundig Eldorado'. Hier wonen de nieuwe rijken, opgesloten in hun apartemmenten, onder 'overtreffende trap' bewaking en iedereen die niet past in dit consumptie maatschappijbeeld word eruit gedonderd.
Ik zal u zeggen dat er ook een andere 'overtreffende trap' bestaat in Brazilië, die van de honger, ellende, straatkinderen, favela's, doodseskaders, verdwaalde kogels, bedelaars, landloze boeren, zigeuners, goudzoekers, en indianen. De overtreffing van het kappen en in de fik steken van de bossen, de vernieling van de aarde. Dit alles is de over-overtreffende trap van Brazilië waar men shijt aan heeft. Alleen de vraag hoe de politiek dit ziet? Kan oplossen? Nondesju, dit mag niet gesteld worden. De politici zijn afhankelijk van corruptie, zij die hun zakken vullen met smeergeld van de buitenlandse imperialisten, zij die weten dat het Braziliaanse volk, in de armste gebieden honger lijden. De 'overtreffende trap' van Brazilië is 'duivels' te noemen en de dalende trap is afhankelijk van' een hogere geest', waarvan er velen zijn in Brazilië en waar het volk naar reikt. Daarom zijn de spirituele kerken gevuld, waarvan de mensen ook weer worden beduveld door de instelling. Doch de Macumba,- Umbanda centers zijn vol met mensen, die zoeken naar die geest, van de Afrikaanse voorouders, die hen hulp kan bieden in de 'overtreffende' tijd.
Favela Rochina foto geleend van 'O Dia'
Lamme bedelaar in het centrum van Rio - foto Wayn
Nagedachtenis-kruis bij de Candelaria kerk in het centrum van Rio, waar 6 straatkinderen werden vermoord door de militaire politie foto Wayn
Bij de inhoud zijn alleen de laatste 200 items weergegeven, mocht u zoeken naar onderwerp doe dit via 'zoeken in blog' op de linkerbalk. Het 14-delig verslag van mijn bezoek aan de Xavante stam kunt u opzoeken IN DE LINKER zoek BALK
Berichten die niet getoond worden zijn bereikbaar via het archiefvia de pijltjes onder aan het blog