Dit blog wordt regelmatig bijgewerkt - this blog will be updated regulary
Beste lezer, mocht u onverwachts grammatica foutjes tegenkomen in de reportages/verhalen op dit blog, bij deze mijn verontschuldiging, Wayn, Storyteller
Dear reader, if you encounter, unexpectedly grammar mistakes in the reports / stories on this blog, my apology, Wayn, Storyteller
NIEUW BOEK VAN WAYN PIETERS ''SURUCUCU' BESTELLEN ramblinwayn@home.nl
PLOT: Tonho gaat op zoek naar de moordenaar van zijn vader Lirio, omgebracht voor ruwe diamanten. Hij raakt verzeild in een wereld van intriges, moord en komt in bezit van een schatkaart. Het avontuur begint in Rio de Janeiro. Via de Mato Grosso en junglestad Manaus komt hij tenslotte terecht in Novo Mundo, Pará, waar 258 jaar geleden een goudschat begraven werd. Dit is ook het gebied van de Mundurucu-stam, met hun mysterieuze wereld en het woud van de Surucucu slangen, het metafysische van Amazonas. Het verhaal geeft een visie op de Braziliaanse samenleving en vraagt begrip voor het Indianen-vraagstuk.
BIOGRAFIE: Wayn Pieters (1948) werd geboren in Maastricht. Naast auteur is hij kunstschilder en singer-songwriter. Sinds 1990 bezoekt hij Brazilië, waar hij vele reizen ondernam en in 1995 een bezoek bracht aan de Xavante Indianen in de staat Mato Grosso. Zijn oom, pater Thomas, die 40 jaar in Brazilië werkte, omschreef hem ooit: ‘Op zijn reizen door Brazilië wordt hij geleid door een mystiek gevoel van broederlijke verbondenheid met ras, bloed en bodem.’
BOEK WAYN PIETERS: XINGU, DE INDIANEN, HUN MYTHEN mythologische verhalen der Xingu Indianen- midden-Brazilië vert. van uit Portugees/uitg. Free Musketeers - Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel 'DE TRIBUNE' aan de Kapoenstraat te Maastricht
Roman over Brazilië: over het volk, Xavante Indianen, aanwezigheid van de Vikingen, Umbanda-cultus, erotiek, geschiedenis, politiek en intriges. plot: In het Xavante reservaat in de Mato Grosso worden stenenplaten met Viking schrift ontdekt door archeologen. Bij de opgravingen worden Indianen en houtkappers gedood. Er volgt de moord op een Amerikaanse Indianen beschermer. Couto, een naïve inspecteur van Japanse komaf moet de zaak onderzoeken. Het wordt een tijding van intriges en moorden, haat en liefde. Het leven van de Xavante-stam loopt centraal door het verhaal, net als de stelling dat Noormannen al in Brazilië waren vóór Cabral, terwijl de Macumba/Umbanda cultus belangrijk is in het geheel. De roman schreef ik, geinspireerd door mijn reizen, en indrukken. UItgegeven in eigen beheer; BRAWABOOKS 2005 281blz. in a-4 druk stuur een e-mail met adres en het boek wordt toegestuurd, euro 17,00,- inc. verzendkosten, u betaald met giro op bijgevoegd reken.nr opbrengst voor kleinschalig project Wayn
Op zoek naar de Ware Ziel van Brazilië - Het alternatief
06-04-2008
Colum: Sobreviver (overleven)
Overleven
Ik geloofde de jongens wel, de 'tramps', klein en groot, die in de betere buurten van Rio de Janeiro hun slag probeerden te slaan. Ik had hun aangesproken, ook daar ze me te aandachtig bekeken, en ik misschien wel een potentieël prooi kon zijn. Ik geef dan wat geld en legt hun uit dat ik ook maar een arme duvel ben, die hier een tijdje in de buurt woont en reportages maakt over het onrecht... en geintreseerd ben in hún overleven... en besef hoe hun situatie moet zijn. Maar daar hebben ze geen boodschap aan... Geld is hun eerste doel, maar sieraden zijn ook geliefd, en als de ring niet snel genoeg van de vinger gaat snijden ze die gelijk maar af... Deze dingen bezit ik niet, buiten mijn geluks-fita (bandje) dat ik om mijn pols draag, en mijn Indiaanse halssnoer, doch daar hebben ze geen aandacht voor of wel repect. Andere hebben vuurwapens, die meer dodelijk zijn.... Het is ageren, ook daar de politie hen in de gaten houdt, en hebben die hun eenmaal in het vizier, dan is het rennen om een kogel in de rug te vermijden.
Dagelijks staan de berichtjes dan ook in de kranten van neergeschoten jongelingen, of verdachten... de 'policia militar' heeft een vrijbrief voor dit soort zaken... o.a Copacabana, Leblon of Ipanema... doorgaans ook het centro zijn plekken waar ze toeslaan. De provocerende toeristen langs de stranden zijn gewoon 'bull-eyes' voor de jongens. De onnozelle arrogante gringo's lopen dan rond, als gelukszoekers aan de rand van de afgrond. Vrouwen met opgesmukte aangezichten en behangen met glinsterende tooien, ai, ai, ai... ze vragen om gevild te worden. De criminaliteit van Rio heeft natuurlijk meerdere richtingen, en dit is maar een klein issue, de grotere bewaar ik voor later. Doch voor de straatkids een belangrijke zaak. De hotel eigenaren hebben al lang geleden maatregelen getroffen, daar de clandizie terugliep en de geruchten verspreidt werden dat Rio toch wel linke soep was... Allang zijn daarom de 'huurmoordenaars' actief, 'doodseskaders' die voor een schijntje kinderen of zwervers oppikken, in een busje smakken en afvoeren naar de hel... Het zijn veelal ex-politieagenten die iets moeten bijverdienen... het zijn mensen zonder scrupules. Maar de oorzaak van dit alles is de structuur van het land. Ik spreek hier nu niet van de problemen in de 'favela', daar zal ik later zeker op terugkomen, maar over de run van deze jongeren die vaak al als klein kind weglopen uit de omgeving van hun ouders. Ouders die geen centavo hebben om de dagelijkse rijst en bonen te versieren, of de vader moet nog wel 3 reais hebben voor een fles pinga... De sociale sfeer bepaald de levensloop van deze jongeren... zij die al te lang op straat leven zijn de leiders geworden van hun eigen geweten... Ze hebben geen vertrouwen meer in de maatschappij, hulpverleners, geestelijken of wie dan ook, en zeker niet de politie of het corrupte apparaat... Hun ouders komen vaak van ver, de meesten nu uit het arme noordoosten van Brazilië... daar waar de sertâo, de halfwoestijn hen doet vluchten. Ze komen naar hier, naar Rio of Sâo Paulo, hier is misschien hoop, werk. Daar is niets, een onderdak in een favela is al een voordeel, en zo groeien deze slums gestadig... Wie in de favela woont is meestal zwart of gekleurd... het is een duidelijk definitie van afkomst... Discriminatie? In Brazilië? Het is een vies woord, maar de ongelijkheid is duidelijk aanwezig, kijk in de politiek... zwarten zijn zo goed als niet aanwezig, de hoogste baantjes zijn voor de blanken, de kleuring staat onderaan, de slaaf. Wat vroeger het 'senzala' (slavenverblijf) was is nu de 'favela'... wat is het verschil? Er zijn vele actie-groepen die protesteren tegen de onderdrukking van de neger... zij de kinderen van Zumbi, de grote slavenleider, zij die vechten voor de vrijheid en bewustwording van de neger in de Braziliaanse maatschappij... De jongens op straat zijn weer op pad... de zon schijnt in Rio, de 'cidade marvilhoso', de stad der verrukelijkheid, maar voor hun is er maar één woord: sobreviver.
En ik slenter verder, met de gedachtte dat ik ze begrijp, alhoewel het woord 'begrip' wederzijds moet zijn... en gelukkig is dit meestal wel zo...
Af en toe ontmoette ik de individuele straatjongen, de bedelaar, die vraagt om aalmoes en zoekt in de vuilnisbakken. Hij die om de een of andere redenen zich losmaakte van de groep, de 'loner' in de harde werkelijkheid, die geweld schuwt. Hij sleept zich voort, bedelt, en slaapt op straat waar de burger over hem wegstapt, zij, die niet begrijpen dat hij een slachtoffer is van een inconsistent beleid.
Storyteller
Foto storyteller: eenzame straatjongen slapend in de wijk Gloria, Rio dec.2007
De caboclos hebben een grote en hoge betekenis in de religie van de Macumba. Altijd hebben de zwarte mensen en Indianen samen geleefd en hun zienswijze tegenover de blanken overheersers was enigzins gelijk. De Indiaanse tovenaren hielpen de zwarte slaven hun lijden der slavernij te doorstaan. In Brazilië zijn nog immer vele Indiaanse geesten, zij die de geheimen van de wouden bewaren. De zwarten noemen de geesten 'Caboclos', de betoverden. Oxossi, de jachtgod, is hun leider, hij die met pijl en boog in hun komt om tegen het slechte te vechten. Ook de Caboclos dringen binnen in de lichamen van de gelovigen. Ze dragen een veer in hun haar en hebben hun gezichten kleurrijk geverfd. Er bestaan vele Caboclos, hier volgen enkelen: De Indiaanse Jurema, Tupinamba, De Guarani, die met de zilveren pijlen, de slangenCaboclo, die van het groene blad, die van de rode steen, de koning van het bos, die van de witte pijl... die van de zeven bergen...
In het verloop zal ik terugkomen op deze 'cultus', de Candombé, Macumba, Umbanda, Quimbanda... allen hebben ze raakpunten... gevoelige
Het is vier uur in de morgen. Ik ga vertrekken uit het dorp. Er gaat een pick-up truck van een ander dorp naar Barra do Garças, en komt hier voorbij om mensen op te pikken. Ik kon langer blijven, maar vond dit het moment om te vertrekken. Ook daar ik geen echte constructieve taak had in het dorp, buiten misschien de kinderen die mij zagen als hun speciale vriend. Met constructief bedoel ik, nuttig aanwezig zijn, in de vorm van een project of een meer zorgzame taak zoals de rechten beschermen van de stam tegen indringers. Toch heb ik het gevoel dat mijn korte bezoek zin had, want ons wederzijds vertrouwen, is een symbool voor begrip en vriendschap gebleken. Buiten is het nog donker en in de verte zie ik de lichten van zaklantaarns schijnen, daar waar de wagen staat te wachten. Ik neem mijn rugzak en loop naar de plek. We zijn met twaalven. Drie gaan er voorin en de rest achter in de laadbak. Roberto gaat met zijn vrouw naar Aragarças, een plaats aan de overzijde van Barra, aan de Araguaia rivier, waar ze de inauguratie bijwonen van een nieuw Funai kantoor. Reginaldo gaat terug naar het hotel in Barra en weer zijn schoollessen op te pakken. Als we vertrekken voel ik dat ik iets heb achtergelaten, een deel van mijn hart, ik besluit het niet op te halen, en het te laten, in het midden van het dorp.
We nemen een andere weg door het bos en bereiken naar een half uur het grote dorp van Sâo Marcos. De hutten staan als schimmen in de ochtendschemering. De wagen gaat verder door het mysterieuze bos, over kleine riviertjes, langs hangende lianen die ons in het gezicht slaan, en door de kuilen die onze lichamen doen opschudden. De duisternis geeft een extra dimensie aan het woud. Er wordt een korte stop gemaakt om te piesen, en een jonge vrouw hurkt langs de weg om haar behoefte te doen. Ik zie haar mollig lichaam en gevuld gezicht met haar mooie kapsel. Als ze weer in de bak kruipt slaat ze een deken om haar heen en ik zie haar lijdzaam gelaat. Ik weet niet waar ze heen gaat of wat haar toekomst is. Ik vraag het ook niet. Het voelt fris aan en de nachten kunnen in dit tijdstip al kouder zijn. Het zal 18 graden zijn, maar het kan kouder worden in juni. Roberto geeft me een hemd met een capuchon, terwijl ik al een tweede hemd had aangetrokken. Want als de asfaltweg bereikt wordt , neemt de snelheid toe en kan het door de wind fris aanvoelen. De meesten kleden zich dan ook extra, en de kleine jongen van negen drukt zich dichter tegen zijn familie aan. De wagen gaat weer op weg en vermeerderd zijn snelheid, waardoor het guur wordt. Op rand van de bak zit een grijze Indiaan, met een strak gelaat. In zijn mond, die een smalle lijn vormt bengelt een cigaret. Hij beeft als het blad van een mangaboom, maar was zijn hele leven al niet gevuld met kille momenten? Zou deze kou hem nog deren? Hij had een deken om zich geslagen en ik geef hem nog een baddoek om zijn borst te beschermen. Hij blijft trots als een pauw rechtop zitten, en het lijkt alsof hij de wind verwelkomt, symbolisch voor hetgeen zijn stam is aangedaan.
Langzaam breekt de zon door als een gevoelige schittering, die de natuur een schilderachtig aanzien geeft. Het leven ontwaakt, en ik zie nevels vanuit de boden opstijgen en hangend tussen de bomen lijken ze abstracte figuren, waar ieder moment wel een mooie nimf uit kan ontstaan. Ik denk aan de bosgeesten, van het tweebenig kaboutertje, 'sacìzinho de duas pernas', die in de brazilaanse folklore 's nachts reizigers bang maakt, of de 'caboclo de agua', die in de nacht boten doet kantelen. In mijn fantasie zijn ze er, en mogen nu rustig verschijnen. Ik roep zelfs op hen. De heuvels zijn schitterend, de rivieren en valleien omgeven door de nevelflarden. Dit is de Mato Grosso in al zijn glorie. Het morgenlandschap waar de goden af en toe doorheen daveren. Dan maakt de wagen een kleine slingering, want de 'motorista' had iets ontweken. Opgewonden roepen de Xavantes dat er gestopt moet worden. Ik staar naar achter en zie een dier liggen. De klein jongen springt rap uit de truck en rent op het dier toe en komt terug met een dode dwerg-tamandoea. Bloed loopt het het slurfachtig bekje en het heeft een grote wond aan de onderbuik. Hij is niet lang geleden aangereden, door de weg te kruisen, die het bos in stukken rijt. Hij is zo groot als een dikke huiskat, en blijkt een nachtdier, in tegenstelling tot de grote miereneter. Als we weer rijden kijk ik naar het diertje met de mooie kleueren en kleine oogjes, die nu glazig staan. Hij ligt nu tussen de benen van de jongen, die hem doorlopen aait. Voor de Xavantes is hij een goeie maaltijd. Zo is het leven, maar, dacht ik, hij had beter in het bos zijn einde kunnen vinden.
Via het stadje General Carneiro bereiken rond halfacht Barra do Garças. Daar koop ik mijn busticket voor de tocht naar Goiana en bezoek nogmaals het kleine hotel St. André, waar de Indianen nog steeds wachten.
Acht uur in de avond. De duisternis heeft het dorp in haar greep. De vuren zijn aangestoken en in de verte zie ik de tongen der vlammen. Er is mij verteld dat er een reünie zou plaatsvinden aan het andere uiteinde van het dorp, met zang en dans. Dit alles speciaal voor de gast. De hemel is donker, en eerst zie ik één grote ster, daarna verschijnen er ontelbare kleinere. De maan heeft haar laatste stadium bereikt en geeft samen met de sterren een gevoelig licht over het dorp. Ik heb mijn cassette recorder klaar om enkele unieke opnames te maken. Rond het vuur begint het feest. Dit van de 'dansende vlammen'. Eerst een vader met kinderen die in een kringentje dansen en zingen, en niet veel later zijn het er een dertigtal. Het is vreemd, de schaduwschimmen, gekleed als blanken, die met monotone stemmen hun liederen zingen. Hun lichamen maken vibrerende bewegingen, het bovenlichaam wordt naar voren geworpen, terug, terwijl hun voeten pasjes naar voren maken. Reginaldo legt me uit dat dat de liederen en dansen vele betekenissen hebben, het weergeven van droefheid en voorspoed, maar ook een zekere regilieuze. Ik luister naar de gutterale klanken, in harmonie met de natuur, het vuur, de maan en sterren. Ik bevind me in een andere wereld, een bizarre, de wereld van de geesten der Xavantes. Ik voel een immense sterkte door de kracht van hun gezang. De kinderen staan een een kring om me heen en leggen hun oortjes tegen mijn cassette-recorder, om te luisteren of er al iets uitkomt. Als ik hem afspeel staan ze verwonderd en zijn opgewonden, lachen en dansen. Een klein jongen van een jaar of zes voelt aandachtig aan mijn baard en haren of ze wel echt zijn en knijpt af en toe in mijn buik. Want ik ben denkelijk een vreemd verschijning, misschien de eerste mens met gele haren die hij in zijn jonge leven ziet? Een persoon die van ergens moet gekomen zijn, maar onduidelijk vanwaar, het is verwarrend voor zijn kleine hersenen. Hij heeft gelijk, want hoe dan ook voel ik met een vreemdeling in het dorp, een zonderling, een soort zwerfkei, alsof ik naar hier geworpen ben door de immense tijd. Neergestort vanuit het heelal, opgezogen vanuit een dal, vol met alcohol meren. ja, het leven heeft een keerzijde. Of waar waren we voordien? Had ik al reeds geleefd in een andere wereld? Het Déjà Vu. Ik voel een samenvoeging met de Xavante. Even vergeet ik de wereld, vergeet ik mijn verleden en denk niet aan de toekomst. Er is niets, buiten de vlammen en de dansende en zingende mensen. Sommige kleintjes liggen slapend onder een deken. De gezangen en dansen gaan nog zeker 2 uur verder. Dan ontsluit de kring zich en sommigen staan, anderen zitten rond het vuur. Een oude man begint zittend te vertellen, een lang verhaal. De mensen luisteren aandachtig, terwijl hun blikken zich af en toe op mij richten. Ook Reginaldo onderbreekt hem niet, om zijn woorden te vertalen. Hij wacht geduldig uit respect. De man is de Cacique van het dorp. De gé klanken van de man zijn als muzieknoten waar ik langer naar had kunnen luisteren. Hij sprak over de stam, het dorp en vele andere dingen, zoals hij af en toe mij aanhaalde. Plotseling richt hij zich tot mij. Reginaldo vertaald de woorden van de oude man in het kort, en ze verwachten dat ik een antwoordt hebt. In mijn beste Portugees: 'Ik ben verheugd in jullie dorp te mogen zijn, te mogen luisteren nar jullie liederen, te kijken naar jullie dansen. De nacht is mooi, de maan, sterren. Ik voel me gelukkig hier onder jullie te zijn. Ik dank jullie voor de gastvrijheid, begrip en openheid.' Ik zal de Xavante nooit vergeten.' Reginaldo vertaald mijn woorden en voegt er nog een heel verhaal aan toe. Hoe ik vanuit een ver land, de andere kant van de zee naar het dorp gekomen ben om hun te steunen. Ja, de Xavante zijn goede vertellers. Van een jong meisje krijg ik een kralenketting met papegaaiveren, als geschenk, een teken van vriendschap. De Indianen gaan uit elkaar, terug naar hun hutten. Ik kijk na de mensen, zij die van verre gekomen zijn, zij die zich móésten aanpassen aan de grillen van de indringers. Zij die hun woongebied moeten verdedigen tegen de grootgrondbezitter, de boeren, houtkappers en garimpeiros. Hoe het ook moge zijn, mijn steun hebben ze. Wanneer ik terugkom in de hut krijg ik de slaapplaats van Roberto en zijn vrouw aangeboden. Weigeren is niet gepermiteerd. Ik ben hún gast. Als ik op het bed ligt hoor ik ver weg, en ik vraag me af: hoe ver?, geluiden van een kleine transistorradio. Het is een voetbalverslag vanuit Sâo Paulo. een andere wereld. Alles is extreem. Er is geen tijd om het te plaasten. Dit is 1996. Mijn gedachten? Die zijn elders.
wordt vervolgd door het laatste deel... Het afscheid
Een van hen was Mario Juruna, die in 1993 werd gekozen als federaal afgevaardigde van de staat Rio de Janeiro in het Braziliaans congres. Juruna had tot 1958 nooit een blanke ontmoet. De controversiële Xavante verloor zijn zetel in 1986. Mario ging altijd op pad met zijn kleine 'gravador', cassetterecorder. Daar legde hij geheime gesprekken mee vast, het was zijn wapen, zijn boog tegen de corrupte blanken Ér is een uitspraak van hem die dit duidelijker uitlegt: 'Ik heb een 'gravador' gekocht, omdat de blanken veel beloftes maken en die later allemaal gewoon vergeten. Iedere blanke zou een recorder moeten hebben, maar de geciviseerden zijn dom. Ze hebben een goed ding, maar gebruiken het niet!' In 1977 maakte hij stiekem opnamen tijdens een gesprek met de gezaghebbende directeur van de Funai, het overheidsorgaan, dit de Indiaan moest integreren in het moderne Brazilië. De naam van de man was Van den Broocke. Het interview maakte duidelijk hoe er werd omgegaan met de gerechtigheid en ontwikkeling van de Indiaan. Mario gaf nadien de opname vrij voor de kranten en niet veel later zag Van den Broocke de noodzaak zich terug te trekken. Hij had teveel dingen gezegd en aangehaald die niet door de beugel konden en verder leugens.
In die tijd gaf Juruna in een gesprek zijn gevoelens duidelijk weer: 'Ik ken de hele Xavante geschiedenis. Toen de blanke hier kwam wist de Indiaan alles af van goud, wist waar het te vinden was en hoe het te behandelen. De Indiaan wist om te gaan met het land, bos, rivieren. Omdat de Indiaan gul is... toonde hij het goud aan de blanken. Later kwam Pedro Cabral ('ontdekker' van Brazilië voor de Portugezen, noot schrijver.) terug. En weer later kwamen er veel meer mensen... vanaf het begin behandelden de indianen de blanken met goedheid... En weer later ontstond er ruzie... Die nooit meer ophield. De Indiaan heeft voorgoed gebroken met de blanke. Hij ging de blanken mijden. Ik ken de historie van de Xavante... Ik bén Xavante! Dan bemoeiden de blanke zich met de Xerente Indianen, en de Bororo aan de 'Serra de Roncador' (gebergte van de snurker) bemoeiden zich met de Xavante bij Batovi, Araguaia en Rio das Mortos. Hierdoor zijn de Indianen blijven ronddwalen... Er stierven veel Indianen, maar zij doodde ook velen blanken... De indiaan is een mens. Waar ook ter wereld: de Indiaan is een mens! De Indiaan staat iedere dag vroeg op en gaat naar de rivier om te baden. Het water van de Rio das Mortos is nog steeds zuiver, dus mensen kunnen het drinken. Ze scheppen het op met hun handen. Vijf uur in de morgen gaat iedereen naar zijn werk. 's Morgens wordt er niets gegeten. We nemen ons eten mee naar de werkplek en keren laat terug... We keren niet vroeg terug... Om twaalfuur s'middags, twee uur, is iedereen thuis... We rusten, praten met onze vrouw, spelen met de kinderen... In het dorp zijn bananen, bonen, maar de vogels zijn verdwenen. Alleen in de zomer zijn er veel vogels. De vogel is een deel van het leven van de Indiaan... Iedere Indiaan is een deel van de natuur... dus alles in zeer mooi. De Indiaan gaat laat slapen. Hij blijft converseren... opinies uitwisselen, luisteren, lachen, debateren...'
Op de 'Earth Summit' in juni 1992 in Rio de Janeiro, verscheen Mario gekleed in een jaguar-huid, als protest, tegen wat hij noemde: 'natuur-investeerders', zij die dieren méér bestaansrecht geven, ten koste van de menselijke wezens.
Mario Juruna sterft op 17 juli 2002, op 58 jarige leeftijd, aan diabetes in een hospitaal te Brasilia.
Samen met Maria Carla Pedzowé Tseretomodzatsé breng ik een bezoek aan de kleine dorpsschool. We worden vergezeld door mijn vriend, het vrolijk knorrende bosvarken Ohü, die zijn snuit tegen mijn benen drukt, of probeert in mijn broekspijp te bijten. Eerst moeten alle leerlingen bijeen geroepen worden, een snelle klus in het kleine dorp. Er zijn 25 kinderen, ook een jonge vrouw die haar baby de borst geeft en enkele ouderen. De klein Xavantes lachen als ik mijn naam op het bord schrijf. Ik zeg een foto te willen maken en iedereen werkt mee, doch het vergt enige tijd om iedereen in gewenste positie te krijgen. De kleinen vinden het geweldig, en staan erbij of het een serieuze aangelegenheid is. Anderen maken grapjes en lopen rond me heen. Verdomme ik ben een slechte fotgraaf. Ik had honderden foto's willen maken, maar ik voelde me een soort pottenkijker, en had moeite met het vastleggen van de mensen. De kinderen worden onrustig en maken dat ze weer buiten komen. Maria Carla legt uit dat zij en een ander meisje de lessen geven, en de vakken zijn de Jé-taal, Portugees, schrijven en rekenen. Over de taal is het volgende te zeggen: de Braziliaanse Indianen worden ondergedeeld in 4 taalgroepen: Tupi, Carib, Aruak en Gé, waar de Xavantes onder vallen. Er wordt aangenomen dat de Gé sprekende stammen langs de kust van de Atlantische oceaan geleefd hebben, waar ze werden verdreven, eeuwen vóór de blanken kwamen, door Tupi sprekende stammen. Ik bekijk het schooltje, waarvan men zei dat het een geschenk was geweest van de stad Barra do Garças. Het idiote is dat er zelfs lampen hangen, terwijl er geen stroom is. Merkwaardig, net als de watertank op de heuvel, verstoken van stroom om het water op te pompen vanuit de rivier.
Er wordt voor mij gezongen. Dit gaat in het Portugees en ik dacht nog dat de taal de jongeren in de toekomst van pas kon komen, ook om een verbale srtijd te kunnen leveren tegen de mensen die, hún taal niet begrijpen. Er is nog een aangrenzend kamertje dat als kantoor moet doorgaan. Er staat in oude versleten schrijfmachine, waarop ik een brief samenstel voor een project aanvraag. Het is warm en duizenden kleine muggen vaallen weer aan. Ze dringen mijn neus binnen, oren en mond, en geregeld moet ik mijn ogen zuiveren van de plaaggeesten. Met het zweet op mijn aangezicht schrijf ik een brief voor de Xavantes en laat Maria Carla en Roberto ondertekenen. Ik denk, alhoewel naiëf: als God onder de xavantes leeft, zal hij hun zeker helpen, ook tegen indringers, tegen de onbetrouwbare overheid, die met nieuwe decreten de Indianen in Brazilië bedriegen. Ik hoop dat er nieuwe leiders opstaan onder de stammen, die ook politiek bedreven zijn, om zo de blanke regering bescheid te geven. Het zal niet gemakkelijk worden.
Het is middag en tijd voor het eten. Dit bestaat uit: rijst, bruine bonen, abóbora (rode pompoen), angú (maispap), gekookte maniok en vlees of meestal vis. Roberto slaat een tweede portie naar binnen, want hij is hongerig, daar hij sinds 5 uur in de weer is. Maria Carla zit zwijgend naast hem en heeft haar maaltijd reeds gehad. Ik neem nog wat van de heerlijke abóbora en maniok, en mijn maag is gevuld. Gisteren had ik geleeft op wat droge maiskoekjes, zoete maispap in bananenblad en waterijsjes. Natuurlijk ligt Ohü op de loer, zo ook de katten, hond, en kippen, voor de voedselresten die zij rijkelijk krijgen toe gestopt. Na het eten wordt er gerust, en ik krijg een bed aangeboden, een houtenbank waar een zak opligt gevuld met gedroogd gras. Van slapen komt niet veel terecht. Mijn gedachten zijn bij de mensen, die gastvrij zijn. In het naaste vetrek hoor ik hun stemmen. De deken, die het vertrek scheidt, wordt lanzaam opzij geduwd en ik zie het gezicht van een kleine Xavante, die mij nieuwsgierig aanschouwt en wat zijn gedachten zijn is te raden.
De avonden zijn wonderbaarlijk. De zon gaat heel langzaam onder achter de boomgrens, en er ontstaat een andere reuk. De bossen geven hun aroma vrij. De maan wodt helder en lijkt wel getekend tegen de donker wordende hemel. De vogels fluiten en roepen, kinderen spelen met een blikken autootje, andere met een parkiet. Jonge meisjes hebben zich gekleed in t-shirts en korte broeken en lopen met de babys op hun armen. Het is vredig, naast me zit Roberto in zijn spijkerbroek, geel shirt en baseball pet. Aan ze'n voeten ligt het bosvarken te dromen. Kinderen stoppen de parkiet in mijn handen en lachen om het kleine tamme vogeltje dat zich bij me thuisvoelt. Langs het bamboe kruipt een groene papegaai langzaam naar de dakrand vanwaar hij alles geestig observeerd, met uitgetrokken staartveren. Zo werd hij tam gemaakt en een deel van de stam, van de familie, een vriend voor de kinderen. Ik spreek met Roberto over het geloof en vraag hem of hij het scheppingverhaal aanvaard, terwijl de muggen hun aanvallen inzetten. Roberto is gelovig, ten minste dat is wat ze hem geleerd hebben, hij eert 'Deus', de schepper van alles. En Mavutsinim? De Xavante hoogste? Ja, hij zal verweven zijn met die God van de blanken. Ik vind alles enigzins bizar, en vertel hem over de evolutie-leer, en de aannemelijkheid dat alles is ontstaan door een grote 'ontploffing'. Heeft hij ooit stil gestaan dat we van de apen afstammen? 'Antonio... zelfs al zóu dit zo zijn, dat heeft Deus toch zijn hand gehad in dit alles.' Ik voelde dat er geen verdere uitleg nodig was. De mening van Roberto was helder: God is de schepper van alles wat zich beweegt op deze wereld. De missiebroeders hebben hun werk goed gedaan, hun invloeden zijn onuitwisbaar. Ze hebben hun wetten opgesteld, maar zijn die, in humantaire zin niet altijd nagekomen. De huidige Italiaanse pater bezoekt het dorp eens per maand. Hij draagt dan een mis op om de Indianen er aan te herinneren dat Gods woord en vinger boven het dorp aanwezig is, zo ook de Zoon en de Heilige geest. De neiging die de missionarissen lang geleden hadden om te 'bekeren' was te groot. Ik hoop dat véél van hun nú weten dat het belangrijk is om tradities en gebruiken van de stammen in ere te houden, de Indianen te laten leven in hún waardes. Doch het kwaad is geschied, de Xavante is al teveel beinvloed door de westerse drang. Zij willen, en zeker de jongere generatie, een aandeel hebben in de moderne wereld. Ze willen Brasilia, horloges, mountainbikes, auto's, geluidsinstallaties, moderne kleren, ja, ook blanke meisjes. Het meeste is niet te vinden in de huidige 'aldeias', dorpen. En zij, die dit niet kunnen? Die zich niet kunnen aanpassen aan de blanke gehaasdheid? Zij leven vol twijfels, en gaan ten onder aan drank en drugs. En dit geldt voor alle Indiaanse volkeren.
Langzaam is de zon verdwenen. De maan schittert als een grote gele bol zoals ik hem nooit zag. Het zuiderkruis is helder, hier waar de Braziliaanse ziel mij raakt.
HET WOUD Het is warm die middag als ik met Roberto op weg ga naar het warmwaterriviertje, waar een natuurlijke poel ontstaan is om te baden. Roberto neemt zijn winchester mee voor een eventuele ontmoeting met een dier. Het is een oud geweer uit 1957 dat hij ooit van zijn broer kreeg, en volgens hem uit de Verenigde Staten komt. Ik stel verder geen vragen, want meteen al we het dorp verlaten komen de muskieten en vliegjes. Ik vraag hem de naam van specifieke muggensoorten, maar hij zegt: 'Wij noemen ze allemaal 'mosquitos.' Duidelijke taal. Het is broeierig en door het menselijk zweet komen de kleine demonen op me af, proberend ieder gaatje binnen te dringen. Er is de 'Pium', een klein zwart vliegje, die alle blote delen van het lichaam aanvalt, waardoor er kleine rode pukkels achterblijven, deze verdomd kunnen jeuken. Een ander is een soort dikke vlieg, die alleen maar bloed zuigt en dan maakt dat ze wegkomt, als ze ten minste nog kan opvliegen. De 'carapato' is een ander geval. Het is een kleine teek. Ik heb er gelukkig niet mee van doen gehad, maar de verhalen zijn bekend. Wanneer een teek eenmaal in het lichaam vastzit moet je er voor zorgen dat als je hem verwijderd met kop en al. Het kan gebeuren dat door zijn doodstrijdt de teek zijn minuscule kaakje zo dichtklemt, dat je hem niet meer uit het vlees getrokken krijgt. Het zou voor altijd een metgezel blijven of je moet hem eruit snijden. Men zei mij dat als het kopje binnen bleef, dit verder geen gevaar was. Toch is het verstandig een goede dichte kleding te dragen, en niet alleen tegen de doornstriuken, maar ook tegen slangen en mierennesten, die in sommige bomen hangen. Ik trok regelmatig mijn armen open aan de doornen, daar ik met korte mouwen rond liep en mijn voeten werden zo nu en dan belaagd, daar ik open sandalen droeg. We gaan verder het bos in, over smalle paadjes, nog smallere, totdat er geen meer zijn. Er groeit een hier soort snijdend gras en alle soorten insecten zoemen er rond. Ik zit midden in de wildernis. Ben je niet bekend met het woud, dan loop je gevaar naar links af te wijken en in een cirkel te blijven lopen. Dit doet zich alleen voor op het zuidelijk halfrond, op het noordlijke loopt in tegngesteld richting. Ik zie de mooiste bomen, vlinders en vogels. Als Roberto een grote vogel probeerd te schieten is hij te laat en de prooi gevlogen. je moet snel zijn, stil en oplettend. Tegenwoordig heeft de Indiaanse jager het niet eenvoudig. De rivier geeft voorlopig nog veel vis en ik vraag hem hoe het gesteld is met de rivieren hier in de buurt en of er geen vervuiling voor komt. "Onze rivier is altijd zuiver. Hier vangen we voldoende vis... 'guadeira', een klein vis... we vangen er veel...' 'Dus er is voldoende vis voor het dorp?' 'Eh... voldoende, maar sind de blanken hier komen vissen, zijn de vissen toch bang geworden 'medroso', bang voor de mensen, want de blanken verstoppen zich om hun te vangen,' zegt Roberto. Ik vraag hem of de 'tatu' het gordeldier veel voorkomt. 'Ja... er zijn hier veel tatu's, maar ook 'tamanduas, (miereneter),cobra's, en 'bosvarkens, de pecari.' 'En de onça, de braziliaanse jaguar?' vraag ik. 'Neen, de onça zie je bijna niet meer, er is te veel op gejaagd!' Toch blijft het voor Roberto een wens, om de jaguar te horen grommen, de gevaarlijkste van het bos, alhoewel de gifslang er niet voor onder doet, zoals de 'jararaca' met haar lange giftanden, scherp als injectienaalden. Het gif is snel en effectief en dodelijker als een kogel.
Het kleine waterreservoir is gevormd door op elkaar gemetselde rotsstenen. Het blijkt dat een vroegere Pater met staafjes dynamiet een ontploffing veroorzaakte, waardoor het gat ontstond en het water naar boven borrelde. Zo ontstond een poel. Het water is warm met 41 graden en ik besluit een bad te nemen. Het heldere water drukt zich vauit de grond naar boven en ik voel me een soort holbewoner, terwijl kleine soorten kreeften tussen mijn voeten kruipen. Aan de kant van de poel stroomt het water over de rotsstenen enkele meters naar beneden, waar het wonderbaarlijk terecht komt in een ander riviertje, met koel water. "Het water is goed voor het lichaam, de Italiaanse padre nam hier dagelijks een bad en had geen rugpijn meer,' zegt Roberto, die vanuit de struiken komt waar hij zich ontdaan had van een inwendige darm-ophoping. van een zwarte rol snijdt hij tabak en draait zich een sigaret , terwijl ik hem aanspreek over het verleden van de stam. Hij blijkt verrast over de informatie die ik hem geef en vraag hem of hij zich iets kan herinneren van de Salesianen toen hij kind was ( hij werd geboren in 1948). 'Toen ik kind was waren de paters er al... ze waren toen slecht en nu nog soms... en de pater die nu in ons dorp komt is ongeschikter dan die, die vroeger kwam,' zegt hij overtuigend. We zwijgen verder.
Op de terugweg horen we in de verte een brommend geluid, neen, niet van de jaguar of brulaap, maar van een vliegtuigje. Even gaan mijn gedachten terug naar de tijd dat de eerste vliegtuigjes verkennings vluchten maakten boven de Braziliaanse wildernis. Nu dat hij weet dat het een passagiervliegtuig is, vraagt hij: ''Antonio... gaat dit vliegtuig naar jouw land?' We lopen terug naar het dorp, zonder één groot dier te hebben gezien. Ik weet dat ze er zijn, je moet alleen geduld hebben.
Bij de inhoud zijn alleen de laatste 200 items weergegeven, mocht u zoeken naar onderwerp doe dit via 'zoeken in blog' op de linkerbalk. Het 14-delig verslag van mijn bezoek aan de Xavante stam kunt u opzoeken IN DE LINKER zoek BALK
Berichten die niet getoond worden zijn bereikbaar via het archiefvia de pijltjes onder aan het blog