Dit blog wordt regelmatig bijgewerkt - this blog will be updated regulary
Beste lezer, mocht u onverwachts grammatica foutjes tegenkomen in de reportages/verhalen op dit blog, bij deze mijn verontschuldiging, Wayn, Storyteller
Dear reader, if you encounter, unexpectedly grammar mistakes in the reports / stories on this blog, my apology, Wayn, Storyteller
NIEUW BOEK VAN WAYN PIETERS ''SURUCUCU' BESTELLEN ramblinwayn@home.nl
PLOT: Tonho gaat op zoek naar de moordenaar van zijn vader Lirio, omgebracht voor ruwe diamanten. Hij raakt verzeild in een wereld van intriges, moord en komt in bezit van een schatkaart. Het avontuur begint in Rio de Janeiro. Via de Mato Grosso en junglestad Manaus komt hij tenslotte terecht in Novo Mundo, Pará, waar 258 jaar geleden een goudschat begraven werd. Dit is ook het gebied van de Mundurucu-stam, met hun mysterieuze wereld en het woud van de Surucucu slangen, het metafysische van Amazonas. Het verhaal geeft een visie op de Braziliaanse samenleving en vraagt begrip voor het Indianen-vraagstuk.
BIOGRAFIE: Wayn Pieters (1948) werd geboren in Maastricht. Naast auteur is hij kunstschilder en singer-songwriter. Sinds 1990 bezoekt hij Brazilië, waar hij vele reizen ondernam en in 1995 een bezoek bracht aan de Xavante Indianen in de staat Mato Grosso. Zijn oom, pater Thomas geboren 1921 Maastricht, Nl - overleden 1998 Tangua, Brazil, die 40 jaar in Brazilië werkte, omschreef hem ooit: ‘Op zijn reizen door Brazilië wordt Wayn geleid door een mystiek gevoel van broederlijke verbondenheid met ras, bloed en bodem.’
BOEK WAYN PIETERS: XINGU, DE INDIANEN, HUN MYTHEN mythologische verhalen der Xingu Indianen- midden-Brazilië vert. van uit Portugees/uitg. Free Musketeers - Het boek is verkrijgbaar bij boekhandel 'DE TRIBUNE' aan de Kapoenstraat te Maastricht
De volgende dag stroopten Benidicto, Pisgah en de reus het gebied af zonder resultaat. De bandieten waren verdwenen gelijk stofdeeltjes van een arme droge grond. Verdwenen samen met de juwelen van vrouwenharten.''Het leven is hard, maar eens op een dag zullen wij het antidotum vinden, het tegengif dat de wederontmoeting garandeert met de beesten!'' sprak Pisgah toch wel iets te diepzinnig, en hij vouwde zijn kleine dikke vingers samen en knielde in het stof en bazelde woorden die leken op chinees.
De tijd kwam inderdaad.
Vijf maanden nadien toen in een klein dorpje de strottensnijder was gezien. Hij was bezopen en verspreidde angst onder het volk en de politechef scheet dun in zijn broek voor de bendeleider. Maar niet Grandâo die de revolver van de beul wist te grijpen en verboog als een ijzerdraadje. De strottensnijder en zijn drie compagnons werden onder schot gehouden door Benedicto, Pisgah, Antonio de troubadou en Pascoal. De reus nam de bandiet bij zijn keel en tilde hem met één hand de lucht in en de beul snakte naar asem. Hij moest opbiechten waar de vrouwen zich bevonden en niet veel later zag benedicto hen terug, geboeid in een grot tussen honden en bewaakt door een eenogige man, die als een jakhals de vrouwen bekeek en na zij later zeiden hen aflikte als een anticristenhond. De vrouwen werden bevrijdt. De reus brak de strottensnijder zijn nek toen deze onverwachts een groot mes te voorschijn toverde. De drie andere bandieten werden gedood en de zes anderen vluchten op hun snelle paarden de struiken in. Weg naar hun laatste redding de wildernis, de sertâo. De vrouwen vetelde hun geschiedenis van de laatste maanden en de vele malrn dat ze werden misbruikt door de struikrovers. Benedicto zag dat Tamari mager was geworden, een skelet en haar eens mooie puntige borsten hingen nu als geitenuiers. Lailadrinha was er niet veel beter aan toe en leek een verwelkte prairie roos.
De dag erop stierf Taticus met het tapirhoofd onverwachts aan een vreemde ziekte waarbij hij groene brij spuugde en rond draaide van de pijn op zijn olifantenbenen. Zijn slurfachtige neus stond rechtop en hij huilde, riep om zijn moeder...minha maizinha...te amo... ( mijn kleine moeder... ik houd van u) en om zijn vader de indiaanse diamantzoeker die als kind had vervloekt...o paizinho (O klein vadertje) Hij riep om vergiffenis. dan kreeg hij stuiptrekkingen der dood en bleef stijf als een plank liggen met ver opengesperde ogen.
'Hij is naar een ander wereld', zei filosoof Pisgah, een wereld waar alleen mensen als taticus leven. Een wereld vol van groen, rivieren, bergen en eenhoorns, elfen en kabouters.
Wederom trok het circus verder. Het circus van de Cafuz.
Het circus ging verder zonder de Cafuz. De jap Saikaku werd de leider. Liever gezegd hij eiste dit op. Hij werd tevens gedreven door jaloezie, want hij was al langer belust op de mooie lailadrinha en daagde op een gegeven moment Benedicto uit voor een twee-duel. iedereen probeerde dit te verhinderen het meest Lailadrinha zelf. Maar de jap was een 'samoerai' en die hield zijn woord, want zijn verre voorvader was een 'Sjogoen' geweest, een militaire dictator en de keizer alleen maar een lamzak. Hij moest vechten en wilde tenslotte met de mooie zigeunerin de liefde bedrijven. Doch benedicto was niet bevreesd, wel jong en onervaren en het grote mes was niet geboren in zijn hand. Het gevecht liep uit de hand en de kleine dikke jap zette het mes op Benedicto's keel. Alleen het ingrijpen van de reus Grandâo redde hem het leven wanneer deze de arm van de jap greep en hem omhoog trok als een speelpop, nam de jap zijn linkerbeen, draaide in het rond en slingerde hem wel tien meter verder tussen de cactusstruiken. Saikaku werd nu zoe woedend dat hij Japans vloekend op de reus afstormde. Deze ving hem op als een gebroken marionet en stond even later met zijn grote voet op de kleine dikke jappen-nek. Deze vroeg om vergiffenis en zo liep alles met een sisser af. Saikaku verliet het circus, te voet zuidwaarts iets mompelend over zijn vrienden de Xingu indianen. Een lange barre tocht, maar hij herhaalde steeds: '...ik ben een 'samoerai', van krijgsadel... verre zoon van de Sogoen Sajuro, ik ben een strijder!'
Enkele dagen later vond men hem naast een reuzencactus. Hij had zijn hart doorboord met zijn zwaard. Benidicto werd de nieuwe leider, hoewel hij dit eerst weigerde, doch Tamari, de weduwe van de Cafuz stond erop. Zodoende. Ze trokken verder en toen men wederom Benedicto's geboorteplaats Cajari aandeed bleek zijn grootvader Deuszinho overleden. Benedicto huilde en was droevig. Dezelfde dag trokken ze verder naar het oosten, riching de staat Ceará.
'Het leven is een schimmenspel. Ik geloof in kosmologie, de mens is een met de sterren!' Deze woorden sprak Pisgah, een negerman die zich een jaar later bij de groep voegde. Hij was filosoof, maar kon tevens vijf minuten onder water blijven. Hij werd een actractie en Benedicto was ingenomen met de kleine man, zijn kromme benen, korte armen, platte neus en oren als van een kleine olifant. Pisgah zei dat hij geboren was in het land Columbia en dat zijn vader een gevluchte negerslaaf was en zijn moeder een slavin. Ondertussen had Tamira de vrouw met het ovaal tahitiaans gezicht de jonge Benedicto verleid en ze nam hem mee in haar wagen. De jongen had een onverbloed respect voor de dertigjaar ouder vrouw. Zij, de gewezen vrouw van de Cafuz, zijn meesteres. Nu noemde hij haar lieve Tamarinha. Ja, ze was klein en vurig als een merkwaardige duistere merrie en Benedicto genoot met volle teugen van het liefdesspel en ze vleidde zich teder naast hem neer, terwijl Lailadrinha op dat moment buiten stond en de wellustklanken hoorde. Ze was verward, kwaad en berustend te gelijk. Het was Tamari die haar later uitleg gaf en de kleine zigeunerin aanvaarde de deling. En zo had Benedicto nu twee vrouwen.
Het circus trad op in het binnenland van het arme Ceará en ze hadden succes tot de dag kwam dat de bende van de strottensnijder, een zekere Jorge Pedro hun kampement overviel wat ze langs de Candinda rivier hadden opgebouwd, gelegen bij het kleine dorp Pentecosta. De bende bestond uit tien man, mannen met geplooide gezichten, ruige leren napoleonshoeden, leren vesten en beenkappen tegen de doornen en net als hun chef behangen met patroontassen en crucifixen. Ze ontvoerden de mooie zigeunerin Lailadrinha en de oude mooie Tamari en niemand kon op dat moment iets doen. Niet Pisgah met zijn intelligensia en zelfs de reus Grandâo stond nu onmachtig tegenover de geweren en revolvers. Lachend op hun kleine woestijnpaarden met schitterende leibanden en met goud beslagen tuig en glanzende zadels verdwenen ze de nacht in. Woedend en met tranen in zijn ogen zat Benedicto naast het vuur en de grote hand van de reaus op zijn schouder kon hem niet troosten.
...Benedicto stond stil en zocht het moment om het zigeunermeisje te zien die in haar armen een kleine jongen hield, haar zoontje Zumbizinho, kleine Zumbi. De karavaan stond stil bij het pleintje naast de kerk waar ze hun plek markeerden. De aap vloog krijsend over het kerkplein en de mensen lachten en klapten in hun handen. Het circus zou één week blijven, een week en Benedicto was vastberaden met hen verder te gaan. Hij had zijn grootvader al gewaarschuwd en de oude man had gehuild, maar gaf Benedicto zijn zegen.
Om zes uur, na het vallen van de duisternis werd de voorstelling gegeven en de oude lama knielde voor het publiek terwijl de pekari's door zijn benen renden. De reuzenman Grandâo nam de twee dwergen in zijn grote handen en tilde hen hoog in de lucht en met verbazing keken de mensen naar het heerschap met een mond zo groot dat je er een watermeloen in kon stoppen. Dan kwam de zigeunerin Tamari en ze danste rond het vuur en de Cafuz zelf spuugde vuur en boog dikke ijzerstaven. De Jappaner Saikakku slikte zijn degens en maakte vreemde sprongen. Dan kwam de vrouw met vierborsten en sommigen mochten eraan voelen of ze wel echt waren. Dan deed het volk een stapje terug als de man met het tapirhoofd verscheen: Taticus. Daar waar zijn neus moest zitten bevond zich een slurfachtig uitsteeksel en zijn haren waren hoog en stekelig als dat van een stekelvarken. In zijn armen hield hij de romp van Chico Bobo die een op een tabakspruim sabbelde waardoor het zwarte sap uit zijn mond droop als hij lachte, terwijl de mensen gierden als hij begon te zingen voor Taticus die dan danspastjes maakte met zijn gruwelijke benen.
Dan kwam Lailadrinha gezeten op een kleine pony een 'passarella', zij ging op zijn rug staan en de mensen juichten en klapten en dan, als een vliegende engel sprong ze van de pony en danste wild en driftig in de schaduw van de tamarindeboom bij het vuur waardoor haar rok naar boven vlamde en twee kunstzinnige bruine benen te voorschijn kwamen. En de gek geworden mannen wilde haar aanraken, maar de Japanner verdedigde haar als was ze zijn goudschat, zij de bloem van de Braziliaanse woestijn, de sertâo.
En zo gebeurde het op een hete morgen dat Benedicto vertrok met het circus vande Cafuz. Deze had hem na overreding van de ouwe opa meegenomen. Ja, hij kon de beesten verzorgen en andere klusjes opknappen. Alles verliep voorspoedig en vier jaren verstreken en Benedicto vierde zijn zestiende verjaardag, de dag dat hij Lailadrinha eindelijk een kus mocht geven. Zij had nu drie kinderen van de Cafuz: Zumbinho, Tita en Casmira, twee meisjes. Op haar vijftiende had de Cafuz haar ontmaagd: 'ze moet eens vrouw worden!' had hij tegen zijn vrouw Tamari gezegd. Benidicto had er voor al seksueel debuut gemaakt met Catarina een instinctief minutieus hoertje, ook daar het de Cafuz tijd vond dat hij maar eens man moest worden. Doch, al een jaar eerder was het Lailadrinha geweest die hem in zijn dromen zijn onbezoedelde lid deed zwellen en een bepaalde reuk liet afstoten. Nu had hij Lailadrinha een kusje mogen geven, onschuldig onder de palmboom achter de oude schuur tussen kippen en magere runderen. Hij was toen verlegen weggeloen met een blos op zijn wangen. De dag erop werd het een mondhoek zoen en een tedere aanraking en al snel werd het een tongzoen en de samenvloeing een gegeven. Hij zoch haar borsten mooier dan die van Catarina en alle andere vrouwen die had gekend. De liefde met Lailadrinha werd intens en een jaar later werd Yali geboren, dit alles met genegenheid van de cafuz.
Het jaar daarop werd de Cafuz gedood bij een messengevecht. Tijdens dit gevecht dacht hij aan de zwarte huilende madonna. Zijn tegenstander had zich willen vergrijpen aan zijn vrouw Tamari die al bewusteloos op de grond lag met bebloed hoofd. Hij verdedigde zich, maar de bloedtranen van de Madonna deden hem twijfelen om wederom te doden, want hij was de sterkere. Juist toen hij de verkrachter de keel wilde doorsnijden zag hij de vrouwe in een flits met rode tranen hetgeen zijn dood betekende. Waarom had de Madonna hem niet in bescherming genomen, na zijn eerzaam leven? Het zou altijd een raadsel blijven beste lezers en madonna's? Die zijn nu eenmaal bovenaardse exentrieke wezens.
De klokken van het kleine witte kerkje luidde want in de verte zag men de karavaan naderen. Vier huifkarren getrokken door muilezels en achter de laatste sjokten enkele dieren. Cajari liep uit want eens om het jaar kwam het kleine gezelschap het plaatsje bezoeken. De kinderen joelden en er ontsnapte vreugdevolle muziek aan hun mondjes. Als het reizende ensemble het ventrumpleinte opreed stond ook Benedicto tussen de meute.
Hij was nu twaalf en zijn verlangen was altijd geweest om met het circus mee te reizen. Niet dat hij zijn grootvader, de oude Deuszinho (kleine god) pijn wilde doen, neen, maar hij wilde vrij zijn en zwerven met het kleurijke gezelschap. Als wees was dit zijn een onbewust verlangen zijn kleine ziel. Zijn vader Pico stierf bij een messengevecht in een duistere kroeg in Salvador en zijn moeder Marcela een jaar later aand de knokkelkoorts. Doch Benedicto dacht eerder dat zij stierf van droevenis en het was zijn grootvader die hem opnam en nu al vijf jaar met liefde verzorgede. Hij hielp zijn opa op de kleine akker waar hij maniok, mais en kruiden verbouwde en hielp met het bakken van cassavebroden die ze verkochten.
Nu stond hij op het pleintje en keek naar de huifkarren en muilezels. Zijn ziel verlangde ook naar het terugzien met het mooie zigeunerdanserresje. Hoe lang was het nu geleden. Ze was jong en mooi, zestien en haar naam was Lailadrinha. Hij zag de oude lama, de zes pekari's en het kleine witte paardje waar Lailadrinha op balanceerde. Hij zag de oude zwarte wolaap Utopia die schreeuwend op het zeil van de voorste kar zat. Op de bok zat de Cafuz. Hij was de zoon van neger Koub en een indiaanse vrouw Jessua. Hij was de baas van het circus, een robuste man, middelgroot met een gouden ring door zijn neus. Men zei dat hij velen al om zeep geholpen dad met zijn mes dat hij 'amigo'' noemde. Ja, Cafuz was een beruchte bandiet geweest, doch had zich bekeerd nadat hij op een morgen, in de buurt van de zee, een verschijnig zag. Hij zei : ''... het was de zwarte madonna die rode tranen huilde en mij toesprak met de woorden die mij deden inzien dat ik een moordenaars bestaan leidde en mijn tegenspraak dat er geen gerechtigheid bestond in het land werd door haar tegengesproken, door te zeggen : ''waarom denkt u dat ik ween? Ik huil voor de armoede van de sertâo (wildernis) van Brazilië. Ik huil tegen de uitbuiting door hallucinerende kwasten. Eens zal alles beter worden, ooit zal de storm der gerechtigheid waaien! U bent een man van kracht, u zult de mensen moeten leiden, niet vermoorden! U zult God gaan dienen en de de gelijkheid zal komen. Het is een hypocrisie voor de hebzuchtige, maar hij zal vergaan tot een huilebalk op de dag dat hij Kaïn zal ontmoetten!'' Toen verdween de madonna, even snel als ze was gekomen.
Cafuz veranderde sinds die dag. Vroeger had hij enkle jaren meegereisd met een kermisgroep en daar dit hem goed was vergaan besloot hij het volk te gaan vermaken met een circus. Hij kocht een huifkar en de aap Utopia die toen nog jong was ongeveer vier jaar van een oude zigeuner en werd verliefd op Tamari, een klein indiaanse vrouwtje, die zo uit een Paul Gaugin schilderij kon zijn gestapt. Ze had een ovaal Tahitaans gezicht, puntige borsten en korte gezette benen met kleine voetjes, alleen het parelmoer ontbrak.
Hij nam haar mee en ging optreden. Hij was vuurvreter en leerde ijzerbuigen en Tamari danste en zong oude liedjes. Dan ontoetten ze twee dwergen Zilda en Pascoal, die zich bij de groep aansloten en optraden met een clownesk nummer. Verder waren er de vrouw met de vier borsten, die hij ontmoet had in een klein dorp: verder Saikaku, een kleine dikke Jappanner die degens slikte en naalden van een halve meter in zijn lichaam stak en later voegde zich de minnezanger Antonio bij hen, die verhalen zong uit de vervlogen tijd. Dan was er de jongeling Chico Bobo, de man zonder armen en benen, die Cafuz in zijn groep opnam toen ze in een dorp kwamen en hij zag dat Bobo op het punt stond vermoord te worden door zijn pleegouders die hem enkel tot last vonden. O ja, dan was er nog Taticus, de half-indiaan met het tapirgezicht en olifantenpoten en Grandâo, een reus van bijna tweemetervijftig.
Ondertussen hadden ze vier huifkarren en waren geliefd in de vele dorpen die ze aandeden. Een oude zigeunermoeder vroeg hem haar kleindochter Lailadrinha mee te nemen. Ze kon goed koken en dansen. "...neem haar mee Cafuz,' had ze gesmeekt: 'want ik sta op het punt dood te gaan en ben verstoten uit de stam..'
Het meisje was toen tien jaar, doch nu was zij een slanke vrouw, die de mannen op alle plekken deed zwijgen en naar haar staren met open mond... naar haar bewegelijk lichaam, haar ronde jonge borsten die stevig stonden en haar perzikachtige huid. De schoonheid die de geesten liet nederdalen in het woeste gebied van Maranhâo. En nu zou ze dansen... hier in Cajari, dansen en dansen.
Rio de Janeiro -column van Wayn 2018 --- toepasselijk updated naar 7 jaren later juli 2025
schilderij van Antonio Pareirras 1860-1937 Niteroi,RJ
andermaal... Bij aankomst in Rio regend het fel en het meet 25 graden. De douane heeft het natuurlijk weer op me voorzien en haalt me uit de file. Papieren en terugvlucht. Wat ik wel kwam doen in Brazil? Idiote vragen. Het is een persoonlijke zaak. Ze hebben het voorzien op bepaalde mensen. Dan komen de idiootste vragen: wat is mijn beroep? Muzikant verdomme! En wat voor een instrument ik dan bespeel, en welk soort muziek! Nou ja, ik neem ze dan ook nooit te serieus, maar je moet ze in de kijk houden. Verder heb ik geen problemen, en was niet verplicht mijn gitaarkoffer te openen. Als ik zeg naar familie in Itaborai te gaan is mijn vertrouwen verzekerd.
Ik ben dan ook verheugd weer in de rammelende bussen te zitten die me naar Itaborai brengt zo'n 50 kilometer aan de andere kant van de baai. De waarde van het geld, voor de armsten, is gedaald. De prijzen slaan de pan uit en het is moeilijk overleven met een min. salaris van rond 170 euro. Criminaliteit? dat is het vervolg van de structuur die een puzzel is. De contrasten maken alles harder en in Rio stad zijn dit jaar volgens gegevens tot en met juli -2018- 6.300 moorden gepleegd. De favela is het knelpunt, daar waar de armsten samen met de drugsdealers leven. Het zal ook niet snel veranderen maar de favelas, vooral in de noordzone zijn dagelijkse kost voor de tv zenders. Gisteren werd een bus overvallen door enkele jongeren van rond de 18 jaar, staken die in de fik en bewogen de chauffer naar de ingang van de favela te rijden, waar de bus in vlam werd gezet. Daders? Spoorloos.
Ondertussen doet de politie invallen in de favelas waarbij slachtoffers vallen aan beide zijden, en vaak gewone burgers. De favelas zijn geregeld in het nieuws en de situatie is hopeloos door gebrek aan inzicht en structuur, en er zijn er rond de 800 in groot Rio. De dochter van mijn vriendin werkt in een staatsziekenhuis in de wijk Penha, daar bij een van de grootste favelas. Het is een puinhoop en dagelijks worden er mensen binnengebracht, bewoners, kinderen en bandieten met kogelwonden. Na behandeling wordt men teruggestuurd naar de wijk, zonder begeleiding waardoor het leven zijn normale gang weer hervat. Van ene kant is het in Rio geen uitzondering, de burger heeft geen keus, de bandiet voelt zich sterk. Men kan crack kopen in een vodje papier voor 1 real, wat moet de waarde er van zijn? De meesten kopen dan ook maconha (cannabis) en cocaine is weggelegd voor degene die meer geld heeft. De gewone arme werkman of meestal werkloos drinkt zijn bier of cachaça, hetgeen ook vaak uitmondt in droevigheid. Bij sommige bandieten is tegenwoordig de handgranaat populair, ze wordt gebruikt bij overvallen of gijzelingen als de bandiet in het nauw wordt gedreven en dreigt de pin eruit halen.
Meestal help onderhandelen niet en komt een soort scherpschutter van de politie, die de bandiet uitschakelt met een gericht schot in het hoofd. Ook gangbaar zijn de bendes van meer als 10 man, die in de betere wijken gebouwen binnen dringen (die omheind zijn en bewaakt) en de bewoners uitroven. De politie staat machteloos, doch het apperaat van de wet is in vele gevallen traag.
Niet traag zijn de evangelische kerken, die nog steeds als zijnde paddenstoelen uit de grond schieten, ´God assemblee´ of ´God is liefde´, zijn nog klein vergeleken bij de ´Universele´kerk, die een grote aanhang heeft, en halleluha is het woord, terwijl boven op de heuvel, tegenover waar ik woon,vrouwen staan te schreeuwen naar waar God ergens moet zijn. Ergens?
Ik bezocht Marica nabij Rio, aan het strand waar verdwaalde jongelingen boven op de heuvel hun kofferbakken opende en waar geweldige luidspeakers met hoge volume funk muziek produceerde en de rust verstoorde van het badende volk.
Ik prefer de rust van de door de weekse stranden, waar alleen de zeevogels het geluid maken samen met de golven. Het is de laatse dagen fris en veel regen, de temperatuur ligt ver beneden peil, 26 graden, terwijl het in het noorden van Brazilië droger is dan ooit, het klimaat heeft aanvallen. Doch het zal snel weer warmer worden hetgeen de ~cigaras~ doen zingen, de wonderbaarlijke insecten in de bomen. Ik heb ook weer een nieuwe vriendin de kleine hond ~pretzinha--, die me welkom heet als ik thuiskom.
Andere honden hebben het niet zo uitmuntend en de straathonden, oftewel vira-latas wat letterlijk blik-omdraaie betekend, moeten verdomd oppassen niet het slachtoffer te worden van een of andere auto. Ze kijken me immer droevig aan, of geintereseerd en zelf vragend met een intulectuele blik. Ik heb besloten een reportage over hen te maken.
Alles leeft en gaat zijn gang en in de avond uren klink wel ergens een samba geluid of dit van de forró, meegenomen door de mensen uit het noordoosten, die hun geliefd land verlaten hebben om een beter bestaan te zoeken in Rio of Sâo Paulo, vaak een disillusie, maar ook jongeren die met versterkers een soort braziliaanse rock proberen te spelen, of die in de favela´s met hun ´bailles´ met funk en hiphop, terwijl het braziliaanse klaaglied ´brega´, een aftreksel is van amerikaanse country muziek, veelal aanleunend tegen de stijl Sertanejo, gezongen door veelal duo´s met cowboyhoeden en extreem-rechtse inslag.
Ik voel me thuis in het ritme van Brazilië, tussen de heuvels van Rio, de sinas, manga en plantages, mijn bord met rijst en bonen, (soms aardappelen) engelse worden die hier genoemd, als het niet de zoete rode is, groente zoals ciabo en xuxú, en een stuk vis direct uit de zee, wat kan een mens toch rijk zijn... Doch ik leef met het volk dat ze een weg baant door de wildernis van Rio. De kleuren en liefdevolle ogen van kinderen en mijn liefste mulata...en mijn muziek dit onmisbaar blijkt in de mijne en deze wereld.
De ongelijkheid in Brazilie blijft een heet hangijzer. De fascisten vieren macht in vooral in het zuiden en zuid-oosten, in de staten en gemeenten. Volgens huidige president Lula gaat alles beter, ja voor enkelingen, de economie gaat vooruit, de armoede gehandhaafd. De contrasten zijn zichtbaar in de grote steden, door criminaliteit etc. Het minimium loon is ong. 1600 reais, 250 euro, per maand.
Helaas in het noord-oosten leven mensen met minder dan de helft. Voor een brood betaald men gemiddeld 10 0f 12 reais, afhankelijk van de kwaliteit. Rio de Janeiro heeft een hoge crimi peil, net als Sao Paulo en andere grote steden. Overvallen zijn gewoon geworden. De schuld ligt bij het kapitaal, de machthebbers, corruptie en hebzucht.
Wat betreft de millieu kwestie blijft Amazonas kwetsbaar, de minister van zaken Marina Silva doet haar werk degelijk, heeft ervaring vanuit het gebied en de nalateschap van Chico Mendez. Ze word echter danig tegengewerkt door de senadoren van het Amazone gebied, de corrupte kapitalisten, die kap van de bossen belangrijker vinden, voor veeteeld en sojavelden, dan het belang van de inheemse bevolking en natuur.
Frei Grignion overleden in Cáceres , Mato Grosso 2012
frei Grignion
Op 13 april van 2014 overleed de Nederlandse broeder Grignion Eduardus Achilles Von Den Hemel. Hij maakte onderdeel uit van de groep Nederlanderse broeders van Huijbergen die in 1955 naar Cacéres gingen met de missie hulp te bieden aan de behoeftigen. Grignion vertrok in 1962 naar Cáceres. Hij werd 85 jaar.
Ik kreeg dit bericht onlangs pas te horen. Vele malen bezocht ik het huis van de broeders, ik herinner Bertrant, Jan, Victorio, Matheus, Mauricio, Gumáru, Martinho, Casimiro, waar ik immer welkom was, eerste maal in 1990 met mijn oom pater Thomas, op mijn reizen door Brazil. Ik herinner mij Grigion als een vriendelijke man waar ik goede gesprekken mee had, in hun huis aan de rua da caçadors. Hij bracht vele huisbezoeken aan zieken en het beeld op zijn fiets op weg naar een behoeftig iemand, blijft mij bij.
Op 12 maart had ik een gesprek met onze broeder Grignion die al tientallen jaren als onderwijzer en als pastor werkzaam is te Cáceres in Mato Grosso, in het binnenland van Brazilië. Een maand later (13 april 2014) overleed hij op 85-jarige leeftijd te Càceres. Hoe is uw ervaring om als broeder en tevens als priester werkzaam te zijn?
Ik ben blij en geniet van mijn werk waarin ik dienstbaar mag zijn aan kleine en zwakke mensen die een grote behoefte hebben aan een dienende nabijheid.
Tot nu toe heb ik dit dienstwerk steeds van harte en trouw, naar vermogen gedaan. Nu nemen mijn krachten af en wordt ik zelf zwak. Misschien dat ik niet lang meer leef, want ik weet welke ziekte ik heb. Maar alles wat ik gedaan heb is waarschijnlijk wel van grote betekenis geweest voor de armen hier in Brazilië. Ik houd van mijn werk als pastor en ik houd van de Braziliaanse mensen. Tot nu toe, ook al word ik zelf steeds zwakker, probeer ik toch hen van dienst te zijn met het sacrament van de zieken, een eucharistieviering en met pastorale aandacht. Br. Rafael Donatus MTB
updated 2 juli 2025.
updated 2 juli 2025 / Ondanks dat de broeders wisten dat mijn opinie omtrent cristelijke geloofsovertuiging niet de beste was, en ik afzag van het bijwonen van biddiensten zagen ze in mij een ´wanderer´. Ik repecteerde hun mening en belevingswijze. Beste en interresante geprekken had ik met broeder Matheus, een brabander die zorg droeg voor de dagelijkse huisproblemen en zijn liefde voor zijn waakhond, die hij tijdens het eten aan de tafel met regelmaat iets toewierp.
p.s Sinds enkele jaren zijn de broeders ophouden te bestaan in Caceres. De drie nog overlevenden werden teruggeroepen naar een rusthuis in Nederland. De missie was voltooid
het huis van de broeders in Cáceres aan de Rua dos Caçadores
In memorie-----2011 MILIEUACTIVIST JOSÉ CLÁUDIO DA SILVA MET ZIJN VROUW MARIA DOODGESCHOTEN
José Cláudio da Silva -
a luta continua, irmâo, - de strijdt gaat verder, broeder
r.i.p
In de Braziliaanse deelstaat Pará is maandag 23 mei de milieuactivist José Claudio da Silva en zijn vrouwMaria de Espirito Santo vermoord. Da Silva had amper zes maanden eerder nog zijn eigen dood voorspeld. Volgens de lokale krant 'Diário do Pará' liepen Da Silva en zijn vrouw in een hinderlaag in de buurt van hun huis in Nova Ipixuna. Ongeveer 37 mijl van de stad Marabá. Of de moorden gepleegd zijn maandag nacht of dinsdag morgen zijn nog onduidelijk daar er, volgens een politie woordvoerder twee moorden plaatst vonden op de nederzetting Maçaranduba 2.
José en Maria werden al maanden met de dood bedreigd. Volgens de krant kregen zij geen politiebescherming. De politie gaat ervan uit dat ze vermoord zijn door 'pistoleiros', huurmoordenaars, daar bij beidde een oor was afgesneden. Eind vorig jaar vertelde Da Silva nog over zijn angst om gedood te worden. Op een toespraak in Manaus zei hij dat de houtindustrie hem tot zwijgen wilde brengen. "Ik kan hier de ene dag staan spreken voor jullie, en de volgende maand kunnen jullie het nieuws krijgen dat ik ben verdwenen', zei hij. 'Ik zal het woud beschermen tegen elke prijs. Daarom kan ik elk moment een kogel in het hoofd krijgen.'
José was er zich van bewust dat zijn gevecht tegen houthakkers en de houtskoolproducenten hem zeer kwalijk werd genomen. 'Mensen vragen mij: ben je niet bang? Ik ben een mens, natuurlijk ben ik bang. Maar die angst doet mij niet zwijgen. Zolang ik op de been ben, zal ik iedereen aanklagen die het woud vernielt.' Het nieuws van de moord kwam enkele uren voor een belangrijke stemming ging plaatsvonden over een versoepeling van de boswet. (zie eerder artikel, wayn) Daar was Roberto Smeraldi, stichter van de milieugroep'Amigos da terra' in een bespreking met president Dilma over de veranderingen betreffende de woud code, toen het nieuws van de moord bekent werd. Dilma gaf opdracht aan haar staf chef om hulp te bieden bij het moordonderzoek. Die wet houdt in vermindering van het percentage van het areaal dat als woud behouden moet blijven en voorziet in sommige gevallen zelfs in amnestie voor diegene die in het verleden illegaal ontboste.De nieuwe wet moet nog goedgekeurd worden door de Senaat en Dilma. Tegenstanders beschrijven de wet als een regelrechte 'ramp'.
Da silva en zijn vrouw Maria waren ooit actief in de organisatie van Chico Mendes, vermoord in 1988 door veeboeren. Da silva had zich een reputatie opgebouwd als spreker op lokale en internationale bijeenkomsen rond de bescherming van hat Amazonewoud. Hij nam het op voor de kleine arbeider in het woud, die leeft van de rubbertap en verkoop van noten en fruit. Een rapport van Braziliaansemensenrechtengroeperingen noemde Da Silva in 2008 al als een van de tientallen activisten in het Amazonegebied wier leven gevaar liep. 'We hebben nu een nieuwe Chico Mendes,' zegt Felipe Milanez, journalist in Sâo Paulo, in de Britse krant 'The Guardian'. Hij had onlangs nog telefonish contact met Maria, die hem zei dat de situatie 'erg lelijk aan het worden was'. De aanslag doet tevens denken aan de moord op de Amerikaanse non Dorothy Stang in 2005, die zich ook verzette tegen de vernietiging van het regenwoud in de staat Pará. mede dank aan de kranten 'De Morgen'.
'The Guardian' , 'Diario do Pará'
bewerkt door storyteller
p.s ... de strijd gaat voort en wie word de opvolger van José? De corruptie heeft een degelijke invloed op het besturen van het Amazone gebied. De regering kan wetten maken en zelfs de goede worden 'kapot gemaakt'... de macht is het geld en voor het afvuren van een amazonekogel wordt goed betaald... De moordenaars lopen vrij rond. En hebben de moorden niet te maken met het intimideren van parlementariërs en autoriteiten? Een waarschuwing van de kapitalistische zijde en macht misbruikers; oppassen voor een kogel. Weten wij wat er met het woud gebeurd? Wat doen wij eraan? Het is niet controleerbaar, hoewel de Braziliaanse regering daar een instituut voor heeft het IBAMA, het instituut voor milieu zaken... maar het woud is te omslachtig... en wie zijn afnemers van het hout? Voor wie zijn er de worstenkoeien? Ik vertrouw alleen nog op de 'bosgeesten' zij die misschien de corrupte handelaren en moordenaars een halt kunnen toe roepen... rechtvaardigen hoeven géén angst te hebben voor geesten... Wayn
Dit report komt van de stichting InSight Crime en is toevertrouwd tot de studie voor burgelijke en nationale veiligheid in Latijns-Amerika en de Carraiben.
vertaald door storyteller
Brazilië, de grootste economie van Latijns-Amerika, heeft een aantal belangrijke security vooruitgang gezien in de afgelopen jaren, waarbij tientallen gemeenschappen in Rio de Janeiro van criminele bendes werden bevrijd door middel van innovatieve UPP beveiligingsprogramma. Echter, het wordt geconfronteerd met een ernstige bedreiging van de twee grootste binnenlandse criminele bendes, de First Capital Command (Primeiro Comando Capital - PCC) en het Rode Commando (Comando Vermelho), die steeds meer betrokken zijn bij de internationale drugshandel, evenals operationele afpersing en ontvoering. Milities voornamelijk samengesteld uit ex-politie zijn een andere bron van gewelddadige criminaliteit, afpersen van hele wijken en het verrichten van buitengerechtelijke executies. Het land is een van de grootste cocaïne markten in de wereld en is een steeds belangrijker drugshandel doorvoerland voor cocaïne transporten op weg naar Europa. Brazilië is het grootste land van Zuid-Amerika, met een 16.000 kilometer lange landgrens en een 8000 kilometer lange kustlijn, die wordt gebruikt om cocaïne naar Europa en Afrika te smokkelen.
Het deelt een grens met elk land in Zuid-Amerika, met uitzondering van Chili en Ecuador, waaronder drie grootste producenten van cocaïne ter wereld - Bolivia, Peru en Colombia. Buurland Paraguay dient als schuilplaats voor Braziliaanse criminelen, en als bron en doorvoerland voor marihuana en wapens gesmokkeld naar Brazilië. Brazilië zag een massale exodus van de plattelandsbewoners in de richting van de belangrijkste stedelijke centra van Sao Paulo en Rio de Janeiro van de jaren 1950 tot 1970, wat leidde tot de groei van de informele nederzettingen bekend als "favelas." De ongelijkheid en de armoede van het land als geheel werd geïntensiveerd in favelas, waarin staat aanwezigheid ontbrak, waardoor ze ideale broedplaatsen zijn voor een explosie van de georganiseerde misdaad.
In de jaren 1950, een machtige criminele maffia begon rond de "bicho", of het dier spel, een illegaal gokken dat enorm populair in het land werd. De bazen die het spel runde verkregen grote fortuinen, het witwassen van hun winsten door middel van legitieme bedrijven, vertakt in contract-doden en prostitutie en het afkopen van de politie en politici. De kracht van de bicheiros of de bazen van het dieren spel, zien hun piek in de jaren 1980, toen ze begonnen met het witwassen van geld door middel van de Rio de Janeiro carnaval.
Ondertussen georganiseerde criminele groepen infiltreeden ook de ontwikkeling in de wrede ellende van de gevangenissen van het land. Inderdaad, georganiseerde criminele groepen in Brazilië kregen hun start in de gevangenissen en pas later uitgroeide tot het veroveren van de straten. De grootste bendes van het land, het Rode Commando en First Capital Command (PCC), begon in de gevangenissen, in de vroege jaren 1970 en de jaren 1990 respectievelijk vóór ze de straten van Rio de Janeiro en Sao Paulo ingingen, later in staten in het hele land en zelfs internationaal.
In de jaren 1970, met de ingang van grote hoeveelheden cocaïne in Brazilië, begonnen verbindingen te ontstaan tussen de bicheiros, drugskartels en mensensmokkelaars. Wanneer de wereldwijde cocaïne markt dreunde in de jaren 1980, trok Brazilië de grootste Zuid-Amerikaanse producenten van geneesmiddelen als doorvoerland voor drugs op weg naar de Europese en Amerikaanse markten aan. Colombiaanse kartels verplaatst naar Braziliaanse grondgebied, aangetrokken door de ligging en de beschikbaarheid van precursoren en het smokkelen van cocaïne in het land in de basis vorm. Ze begonnen te laboratoria dicht bij de verkooppunten en ontscheping aan de Europese en Amerikaanse markten te installeren.
Burgerwachten gevormd door de huidige en voormalige leden van de politie, die bekend staat als milities, kwamen naar voren in de steden onder de premisse van de strijd tegen drugsbendes. Zij hebben zich echter verplaatst naar de exploitatie van hun eigen criminele rackets, met inbegrip van afpersing en ontvoering regelingen.
De nationale doodslag percentage is licht gestegen in de afgelopen jaren, gaande van 22 per 100.000 in 2004 tot 25,2 in 2012. Terwijl delen van het zuiden van Brazilië, met inbegrip van haar grootste stad São Paulo, de laatste tijd veiliger zijn, terwijl het geweld en criminaliteit in gewelddadige noordoosten van het land snel stijgt.
De twee meest gevestigde groepen in de Braziliaanse georganiseerde misdaad het Rode Commando (Comando Vermelho - CV) en de First Capital Command (Primeiro Comando da Capital - PCC), zijn beide gegroeid uit de Braziliaanse gevangenis systeem. De CV is grotendeels gevestigd in Rio de Janeiro, terwijl de PCC zijn oorsprong in Sao Paulo, maar beide hebben hun invloed in het hele land en zelfs in naburige landen zoals Paraguay en Bolivia en zijn betrokken bij misdaden variërend van drugshandel en de verkoop aan afpersing uitgebreid en overvallen.
Daarnaast zijn er verschillende splintergroepen, zoals de Amgios dos Amigos en Pure Third Command (Terceiro Comando Puro - TCP) en lokale netwerken, zoals de Eerste Catarinense Group (Primeiro Grupo da Catarinense - PGC) in het zuiden en de familie van het noorden (Família do Norte - FDN) in het noorden. Verdere complicerende de onderwereld dynamische zijn politie-milities, groepen opgericht door de voormalige en de huidige politieagenten dat de lijn van eigenrichting hebben gekruist met criminele activiteiten. De Braziliaanse politie is onderverdeeld in de federale (ongeveer 15.000 leden) en de staat, de militaire politie (met meer dan 400.000 actieve leden) en de civiele (ongeveer 123.400 leden) hebben. De federale politie is verantwoordelijk voor het onderzoeken van de internationale drugshandel, onder andere federale misdaden. De militaire politie is verantwoordelijk voor de handhaving van de openbare orde in de staten, en heeft een leidende rol in de pacificatie van de favela's van Rio de Janeiro op zich hebben genomen. De civiele politie hanteert strafrechtelijke onderzoeken op staatsniveau. De Braziliaanse politie is lang geconfronteerd met beschuldigingen van misbruik en corruptie, met name in verband met buitengerechtelijke executies.
Sinds 2008, heeft Rio de Janeiro een programma voor de stedelijke sloppenwijken, of 'favelas', die onder de controle van milities en drugshandelaren zijn, te heroveren. Ten eerste, het leger en de militaire politie vallen een favela "binnen" om daar de criminele groepen uit te verdrijven, dan komen den politie-eenheden, die bekend staat als de politie Pacificatie Units (Unidades de Polícia Pacificadora - UPP), en zijn geïnstalleerd om de veiligheid op lange termijn in deze wijken te bieden. In 2014 waren 38 UPP units geïnstalleerd met een totaal van meer dan 9.500 officieren.
Brazilië heeft 339.300 actieve leden in zijn strijdkrachten, die de grootste is in Latijns-Amerika. Voornaamste rol van het leger is de handhaving van de grenscontrole. In het kader van het strategisch grensplan, dit begon in 2011 en zal $ 6.3 miljard kosten in meer dan acht jaar, ingezet door ex-president Dilma Rousseff die duizenden troepen heeft ingezet om de Braziliaanse grenzen veilig te stellen. Het rechtssysteem Brazilië is traag, corrupt en inefficiënt. In het World Economic Forum 2015-2016 Global Competitiveness Report, wordt Brazilië geplaatst op 92 van de 140 landen op de rechterlijke onafhankelijkheid. Slechts 8 procent van de Braziliaanse jaarlijkse moordzaken worden ooit opgelost, volgens de officiële cijfers. Er zijn zowel de federale en nationale rechtbanken, evenals rechtbanken gespecialiseerd in militaire, arbeid of electorale zaken, terwijl de hoogste rechtbank van het land het Opperste Federale Hof (Supremo Tribunal Federal) is.
Braziliaanse gevangenissen zijn overvol en gevangenen leven in erbarmelijke omstandigheden. De grootste criminele groepen, waaronder het Rode Commando en de PCC, werden gesticht in de gevangenis. Hun leiders regelen de drugshandel, ontvoering en afpersing vanuit de gevangenissen. De gevangenissen werken op ongeveer 154 procent (overbevolkt) van capaciteit, met een populatie van meer dan 607.000 vanaf 2014.
Deze gegevens zijn redelijk recent. De oorzaak van de drugshandel ligt in het systeem verweven. Corruptie van regeringzijde, sociale contrasten en armoede leiden tot het systematiseren van groepen. Ook de criminaliteit neemt snel toe met het trieste gevolg dat kleine criminelen bussen beroven waar zich passagiers in bevinden die eveneens aan de onderkant van de ladder staan of gewoon mensen op straat die slachtoffers worden van een ongecontroleerde structuur.
Storyteller
p.s Heden 2025 kan ik stellen dat de feiten venoemd in het verslag niet veel veranderd zijn, de criminalteit is toegenomen en het politiek klimaat is onzeker. Lula doet zijn best als president, doch richt zich teveel op het buitenland, Brazilie groot maken. Hij deed goede dingen, betreffende inheemse problemen, en de minister van millieu Marina Silva, opgegroeid met de strijd van Chico Mendez doet haar uiterste best om de Amazone te redden, maar ook hier werkt het kapitalisme haar tegen. Houtkap voor rundervelden en sojagebieden zijn belangrijker dan millieu volgens de kapitalisten. Zodoende blijft het algemene klasse verschil enorm. De vijanden, de fascisten liggen wederom op de loer.
Broeder Nereu Benvenutti zei me dat het momenteel zeer slecht ging in de kolonie. Er was geen geld, de gemeente deed niets en de regering sloot haar ogen. Het ontbrak aan alles, vooral medicamenten, bandage en menselijke hulp. De mannen en vrouwen die hier werkten deden hun best, maar kregen, letterlijk, het 'bloed niet meer uit de bandages gewassen'. Ze werkten hard en met overtuiging en sommige keken me vragend aan, met een glimlach, anderen uitdrukkingsloos.
Ik dacht aan Damiaan de Veuster, de Belg uit Tremelo, die intrad bij de paters van Picpus, en in 1873 aankwam in Molekaï bij de Hawaï-eilanden, om daar de melaatsen te helpen. Hij verbleef en leefde 16 jaar tusssen hen, die gedoemd waren te sterven, en hij met hun. Toen was lepra een ziekte die bijna niet te bestrijden was. Het was ook in dat jaar dat een Noorse arts Armauer Hansen de ziekte 'ontdekte', die veroorzaakt werd door de leprabacil. Naar hem werd de ziekte genoemd 'bacil van Hansen'.Doch melaatsheid was de verdoemde naam en al in het nieuwe testament werd het aangeduid met 'huidvraat', de melaatsen werden afgezonderd.
Er bestaat nu, sinds de jaren '80, een degelijk medicijn tegen lepra, de ziekte kan in tweeën ingedeeld worden. De eerste is de Pauci-Bacillaire lepra, die niet besmettelijk is. De tweede de Multi-Bacillaire lepra, de zeer besmettelijke vorm, die word overgebracht door luchtwegen, hoesten en niezen. Het is een bedriegelijke ziekte daar de incubatietijd kan oplopen tot 7 jaar. De ziekte kan in ernstige vorm leiden tot wegtering van lichaamsdelen en blindheid. In Brazilië komen nog steeds de meeste gevallen voor in Zuid-Amerika, en het beleid van stichtingen is er opgericht de ziekte snel op te sporen, alhoewel dit in de binnenlanden een helse taak is, vooral in Amazonas.
Ook broeder Benvenutti is een soort Lazarus en met hem duizenden anderen die vechten voor deze mensen.
Samen met hem liep ik de vrouwenbarak uit en de hete zon deerde mij niet. Hier in de kolonie woonden meer als duizend mensen, die leefden in een communiteit. Er zijn kerkjes, cafeetjes, bloemenparkjes, ja het is een dorpje. Vele leefden hier en kwamen niet meer buiten de muren van het dorp. We liepen langs de imitatiegrot van Lourdes. Het geloof is zo diep ingeworteld in de mens zijn ziel dat er bijna alles om draaide. Maar ik stelde mij vragen. Terecht? Ik zag ook de politiemensen rondzwalkten als waren ze ingehuurd, daar toch geen andere optie voor hen was. Kunt u zich dat voorstellen? In Rio de Janeiro?
Wat ze hier uitbroedde bleef me een raadsel, alhoewel er geruchten gingen dat ze hier waren om de 'maconha', mariuhana, handel tegen te gaan. Hier, waar meer verplegende hulp nodig is dan deze zwaar bewapende narren. Maar overal in Brazilië kan men deze ongerijmdheid zien. Puta que pariu! ...Verdomme! En als Benvenutti me die woorden had horen opperen dan was ik ten strengste aangesproken door de man met zijn blauwe wijnneus, die toch een 'vroom' mens was, en de schuld van dit alles niet bij God deponeerde. We liepen door de hitte naar de mannenbarak. Benvenutti keek me aan als ik hem vraag waarom de barakken van mannen en vrouwen gescheiden zijn en zei met enig cynisme: '... ja, we moeten ze gescheiden houden... Anton... mannen zijn nou eenmaal mannen...' Onder de veranda zat een man in een rolstoel, ten minste als dit zo te noemen was. Zijn handen en voeten waren ingewikkeld in lappen. Hij was blind en geestelijk zwaar verward. De broeder sprak met hem, schijnbaar woorden die deze man dagelijks nodig had. Ja, zoals voedsel. Wat was het leven van die man geweest? Wat waren zijn herinneringen aan een liefde, een familie?
Binnen bezochten we een kamertje waar enkel mannen verbleven. De broeder ging naar het bed van een van hun, de man lag verstopt onder de deken. Hij begon met de man te praten en even later kwam een gehavend gezicht, zonder neus vanonder de deken vandaan. Ook zijn voeten en handen waren zwaar aangetast. Het was een kleine man, een mulat, en hij begon te praten tegen de broeder als was hij een 'preek' aan het verkondigen. Hij sprak over zijn ziekte, de teloorgang, de pijn en 'Deus'. Benvenutti luisterde geduldig. Ik keek naar de kleine, iets gedrongen kalende broeder in zijn flanellen broek, wit t-shirt waar een houten kruisje op bengelde en sandalen. Dan liep hij naar de andere hoek, daar waar een man bewegenloos op bed lag. Ik hoorde de broeder woorden fluisteren, die ik niet kon verstaan, en hij maakte een kruis boven het hoofd van de man, een stervende. slot
Bij mijn volgende bezoek aan de kolonie was Nereu Benvenutti er niet meer. Hij was opgevolgd door een jongere broeder Jamie. Benvenutti, zei men, was in een rustoord van de orde in de stad Curitiba in het zuiden.
p.s dit schreef ik in 2008. Heden 2025 bestaat de kolonie nod steeds, doch de ziekte en verzorging is verbeterd.
Ik maakte in de kolonie geen fotos, daar ik de courage niet kon vinden Deze foto, die ik bewerkte, komt uit het boek 'Geschonden Eldorado' van Anth. v. Kampen.
Ik bezocht de kolonie enkele malen, gelegen in Vendas das Pedras, Itaborai, op 55 kilometer van Rio.De ingang lag tussen de vuilwitte muur van het 'hospital', langs de br101 weg. Vandaar liep een weg stijl naar boven, waar een soort dwarsboom je deed stoppen en in een hokje een bewaker zat, die de nodige informatie moest hebben.
De eerste maal bezocht ik de kolonie in 1992 samen met mijn oom padre Thomas, over dit bezoek zal ik verhalen.
Mijn oom was een kennis van de broeder die daar werkzaam was, een Franciscaner met de naam Nereu Benvenutti. Toen we aankwamen was de broeder schijnbaar net wakker en vroeg prompt of we een glas wijn wilde drinken, zijn paarse neus duidde erop dat de drank cruciaal was en zijn toeverlaat in dit oord. Het leven was hier dan ook diepgaand. Keihard. Brazilië heeft de meeste leprapatiënten in Zuid-Amerika en is wereldwijd het tweede land met de aan deze ziekte lijdende mensen. Mijn oom had een afspraak elders, (ik weet nu dat hij dit opzettelijk deed, daar ik me kon sterken in de omgeving en taal) en ik was op mijn eigen aangewezen met mijn toen nog primitief Portugees, maar sufficiënt om me te redden in conversaties.
In het woonkamertje van Benvenutti stond ook een kleine accordeon, die hij bespeelde en een oude gitaar. Alles was ordelijk, een keukentje waar ze zelf kookten, met zijn twee medebroeders, en zijn slaapkamertje. Hij was van Italiaanse afkomst, in de zestig, klein, iets kalend en trok met zijn been, als gevolg van een heupoperatie. Hij vroeg me of ik de 'barakken' wilde zien en we liepen naar buiten de warme zon in. Het was maart en hij liet mij de aanplant zien naast zijn huisje, vele groenten, klaar voor de pan.
Langs de weg zag ik de mensen zitten onder de veranda van de witte huizen. Ze wuifden naar ons en ik voelde me een vreemdeling, een soort outsider, die ik ook was, maar toch was een verbintenis speurbaar in mijn gevoelens. Hij wees naar de andere kant waar zich het 'dodenhuis' bevond. Daar waar de mensen lagen die de ziekte teveel had aangevreten, zij die de 'heiland' gingen ontmoetten. Hij zei dat het beter was dit gebouw niet te bezoeken. We gingen de barak binnen waar de vrouwen op de veranda zaten. Daar vertelde een van hun mij dat ze hier al meer als 20 jaar was en nooit meer de kolonie verlaten had, daar ze erbuiten toch niet meer geaccepteerd zou worden. Toen we huis betraden zag ik links en rechts de kleine kamertjes van 3 bij 3 meter. Daar bevonden zich 4 bedden en een Jesus kruisbeeld aan de muur. Hij die leed, wie die lijdt? Ik zag de vrouwen die erop lagen of zaten met eronder grote witte metalen potten. Ze waren schuw en in de kamer hing een penetrante reuk van urine, poep, zalven en andere niet te definiëren geuren. Hun handen, voeten en delen van hun lichaam waren omwikkeld met vuilverband. Dit lag niet aan de verzorging, maar aan het gebrek van dit alles. Een vrouw schaamde zich voor haar zieke handen waarvan vingers ontbraken en probeerde, toen ik haar aankeek, deze te verstoppen onder de deken. Bij een oudere vrouw was het gezicht aangetast en haar neus zo goed als verdwenen. Een andere vrouw gaf ik een hand en zij aanvaarde die met een glimlach terwijl ze mompelde dat ik 'mooi' was. Verdomme, hoe moet ik dat omschrijven?
Ik voelde me onbehulpzaam, weelderig ten opzichte van deze mensen. Een indringer, een buitenstaander in een afgesloten wereld. Ik zou hier om een andere redenen moeten zijn, niet als een soort journalist in wording, of die hierover wilde berichten in een boek, neen! Ik zou hier moeten kunnen werken. Ja, dat dacht ik, dat was het! Wat was het dat mij dit wilde, of moest, laten zien? Mijn ander leven, dat ik geleefd had in een bar, zuipend en zingend over de ellende in de wereld? Er moest iets veranderen. Doch ik voelde me goed dat ik daar was, dat ik deze mensen kon bezoeken. Ook zij waren blij, in hoeverre je dit woord kan omschrijven, dat deze 'gringo' hier hun ziel streelde, of zoals Benvenutti zei: "Anton... mensen, is van heel ver gekomen... alleen om jullie te bezoeken..." En ik schaamde me toen de vrouwen zeiden: 'obrigada... senhor...'
SP at night[[[[[foto genomen vanuit appartement in Bela Vista, Wayn
Sâo Paulo is niet Rio de Janeiro. Zo ligt dat, de Carioca van Rio is meer speels, houdt van dans, strand en sluimeren. De Paulista opgewonder, is meer bewegelijker en al werd al eens gezegd dat er een rivaliteit is, en dat de Paulista harder werkt dan de Carioca. Het is natuurlijk onzin, doch in SP hangt een andere sfeer. Hier is het kapitalistisch hart van Brazilie, hier vindt men de grote banken en verzekeringsmaatschappijen, die alles voor je regelen. Hier is de welvaart aanzienlijk, hier rolt het geld in de hoofdstad van het kapitalistish Brazilie, de armoede ontziend, de onderlaag geplaagd met het woord ´paria´. Ja, dit is Sâo Paulo, de betonnen kom, omringd door de velen houten krotten van de paulistas favela´s.
Ik? Ik zie hier veel zwervers en bedelaars, op het eerste zicht meer als in Rio. Fantasierijke personen dwalen door de stad met uitgeproken leuzen, anderen om aandacht, levende standbeelden, dronken idioten, hoeren en zwervers. In de wijk waar ik verblijf Bella Vista is alles overheersend door de mensen van Italiaanse komaf, en waar het uitgaand leven des nachts aangenaam is en waar de pizza tenten rivalueren. Niet verder daarvandaan ligt Liberdade, de Japanse buurt, waar een Tokio-sfeer ontspringt. De eerste Japanners die in 1908 in Santos aankwamen en Sp verlichten met hun cultuur. Maar in Sp ziet men vele gezichten: negers, arabieren, blanken, Koreanen en moslims.
Het rijke gezicht van SP, rijkdom en het paria-gevoel. De gewone mensen lijken te dromen, in de metro die je naar alle richtingen vervoert zoals een moderne stalen slang. Wolkenkrabbers lijken op betonnen punten uit de grond te komen waar ooit alleen de Indianen hun domein hadden. De Jesuieten moesten hen wel beschermen tegen de woeste opkomst van de ´bandeirantes´ de slavenhalers bij uitstek, maar de godsdienaars waren ook alleen maar gemanipuleerd, door een hoger hand. Ze wilden de Indianen beschermen tegen de bandeirantes, maar bedreven ook zij geen zonden door het ´volk´ te bespelen. God! De heilige geest! Dat was wat de Indios moesten leren. Ze waren het bloedvlees van de bijbel, werken op de velden, dat was hun leven, maar dit is een lang verhaal wat ik ooit uitgebreider zal beschrijven. Doch hoe zou de stichter van SP José de Anchieta nu wel denken, als hij deze wonderbaarlijk stenen woestijn zou zien? Zoe hij lachen om het rumoerig verkeer, de schreeuwende evangelische predikers op het plein van Sé? De bedelende zwervers, de straatkinderen? Zou hij huilen? Nadenken? Een nieuwe strategie uitwerken, of zou hij gewoon bij de japaners in de kroeg zitten en een sake drinken? God Knows.
En de Banderirantes? Zij zouden de moderne terroristen zijn, die, ongenaakbaar de leiding zouden hebben over velen zaken. Ergens voel ik me thuis in deze grote betonnen stad, die dans op het ritme van het alledaagse. Maar wat is het een triest gegeven als je ziet dan de zwerver dood ligt aan de voet van van de grote basiliek? Is dit het geven van alledaagse? Men loopt voorbij, alles is mogelijk en de mens steekt nog een kaars op een in de kerk bij Liberdade, bij het plein waar ooit de misdadigers werden gemarteld en opgehangen.
Er gingen drie miljoen mensen naar de wijk Santana om een evangelische show bij te wonen? Zeker is dat het gevoel van religie hier aan de voeten van de mensen ligt en men ziet hier de tempels van de rijke evangelische kerken! De rijken stelen de show, door grote luxe en zien SP als een zuid-amerikaans Parijs, maar dit is onzin want SP is grootser dan Parijs en Chigaco samen. SP is de gelddraak, het ondier dat niemand wil doden en kan doden, en de zwerver? Die kan het geen bal schelen, zijn leven is al bepaald, het fatum! Deze stad heeft het voordeel van de twijfel en de Heilige Paulus is nog steeds ongenaakbaar. SP is een ´palavra´ een woord geworden, de heilige is verworden tot een gewone sterveling. SP staat niet voor heiligdom, maar is een levendige poel de mensheid. En hoe glinsteren de ogen van het jonge hoertje dat tegen de muur hangt langs de ´laan van de vrijheid´, O mijn God wat is ze mooi, een bloem die gekocht mag worden, in de het heelal van de stad. En alleen al om de Sâo Paulo roos te zien die ik zag in de metro, die leek op een Ierse met een vleugje negerbloed, zou ik terugkomen naar de stad van ondeugden en duizelendwekkende vermenging der rassen. Doch ook hier vindt men de verdwaalde zielen van jonge meisjes die hun lichaam verkopen voor soms 1 euro, het zijn de kinderen die geld nodig hebben om enig voedsel te kopen of crack.
Hier in de stad van Paulus zou dit niet mogen, hier zou de geest van de allermachtige een hand in moeten hebben. Maar God is soms verdwaald, de weg kwijt. Wie sluit zijn ogen voor dit? En als ik een kaartje koop voor de metro, staat de straatjongen al klaar om enig wisselgeld. En wie kan dit weigeren in de stad die nooit slaapt?
INTERVIEUW MET DAVI KOPENAWA EN DE STRIJD VOOR HET AMAZONE BOS
Beste lezer, na lange afwezigheid, ben ik terug.
Storyteller Wayn
artikel 5 JUNI 2011, ---- nog immer toepasselijk 2025.
"Ik woon in de Amazone jungle, de grens van Amazonas en Roraima. Voor de inheemse bevolking bestaan er geen grenzen, want voor ons Yanomami is er maar een land! Heeft geen deling, omdat blanken hebben uitgevonden om te verdelen, elke persoon gebruikt het met behulp van de onze Schepper, "Omani", alleen hij gaf een aarde voor ons allemaal " De strijd voor het voortbestaan van de Yanomami mensen maakte van David Kopenawa een van de belangrijkste inheemse leiders van Brazilië. Hij is een leider en kreeg een premie, zelfs in het buitenland, door de Verenigde Naties. Op een reis naar Sao Paulo, sprak hij met een groep Eco reporters. De bijeenkomst werd gesponsord door het ISA-sociaal-milieu Institute. David Kopenawa laat foto's zien van het dorp waar hij woont aan de voet van een grote berg in het midden van het Amazonewoud, in de gemeente Barcelos, in de staat Amazonas, om er komen kan alleen maar door met een vliegtuig: "En deze berg is heilig, men kan hem niet vernietigen, geen brand maken, wij Yanomami, weten hoe deze berg te behouden" - zegt de Indiaanse leider. De Yanomami zijn verspreid door Noord-Brazilië, op de grens met Venezuela. Aan de Braziliaanse kant zijn er ongeveer tot 20.000 indianen, die leven in dorpen in de staten Roraima en Amazonas. In het buurland zijn ongeveer 17 000. Hier in Brazilië hebben de Yanomami hun land officieel afgebakend in 1992. David Kopenawa heeft belangrijke rol gespeeld in dit succes: "Ons land werd erkend door de federale overheid, en was afgebakend, goedgekeurd en geregistreerd, maar we hebben geen zekerheid."
De Yanomami leider verwijst naar de goudzoekers die inheemse gebied al lange binnenvallen op zoek naar goud en een bedreiging vormen voor de gezondheid en het leven. In het verleden werden verschillende indianen gedood, tot de federale overheid een stap ondernam, zegt hij: "De mijnwerkers werden ontruimd door de overheid, maar ze kwam terug. Ze zijn vervuilen onze bossen, vervuilen ons land, rivieren, onze gezondheid." En voegt eraan toe: "de mensen altijd praten met FUNAI, (bescherm orgaan overheid, noot Wayn) en met de federale politie. Ze denken aan te moeilijkheden. Wij willen dat de federale overheid de goudzoekers van ons land verwijderen. De Yanomami zeggen dat het bos een rijkdom is van de mensen om goed te leven, met gezondheid en vrede "
BUS-OVERVAL IN DE GOIAS NACHT slot van reisverslag Xavantes via noordoosten
surrealitisch werk van Viktor Safonkin
Het is halftwaalf in de avond en we bevinden ons tussen de Serra de Santa Luiza en de Serra da pedra Preta, in een gebied waar nog goudmijnen te vinden zijn. Naar het westen bevindt zich 'gebergte van het goud', een gebied waar ooit de Goiyaz Indianen leefden en waar volgens de geschiedenis in 1562 een zekere Bartholomeo Bueno da Villa de Indianen te grazen nam. Hij liet namelijk alcohol op water branden en wees de Indianen erop, dat alle rivieren en watervallen hetzelfde onderging als ze hem niet zeiden waar goud te vinden was. De Inboorlingen dachten te maken te hebben met een 'vreemde medicijnman', en zo zijn de blanken altijd wel te vinden geweest om de inheemse mensen een loer te draaien, door hun gewiekste bevindingen te botvieren, op het natuurvolk. Het is in dit gebied dat ik wreed uit mijn slaap gewekt wordt door schoten. Een man met revolver stormt de bus in. Ik bevond me in een dromerige wereld en nu leek de hel nabij. Het ongevoelige neon-licht van de bus maakt alles nog beklemmender; en niet goed wakker lijkt het of ik een een soort hol verlichte tunnel zit, maar al snel wordt ik me bewust van de situatie; rookslierten hangen in de bus, die net overvallen wordt. Een van de overvallers is een mulat en laat schreeuwen weten dat dit een overval is, en de tweede bandiet zit in de ,nu, afgesloten chauffeurscabine en houdt de motorista onder schot, terwijl de bus met een snelheid van 50 haar weg vervolgd. De tweede chauffeur is achter in de bus gedeponeerd en moet zich roerloos houden. De mulat overvaller in de bus blijkt een agressief persoon. Ik heb verder niks tegen overvallers, als ze hun werk behoorlijk doen. Maar slaan van mensen en ze bedreigen ze met een type amerikaanse colt, John Wayne-made, waar hij vreesachtig met zwaait, doet aversie bij me oproepen. Hoewel, enigzins voorbereid, kwam deze situatie toch onverwachts. Ik begrijp de toestand waar in we verkeren en haal wat geld uit mijn lederen heupbuidel om te overhandigen, ten minste in Rio de Janeiro nemen ze de overvallers daar genoegen mee, maar dat zijn dan ook stadsbussen. Hier zitten we in de 'middle of nowhere' in het duistere van het duistere, de Braziliaanse wildernis, en dit maakt de voorstelling geheel anders. De bandieten kennen meestal het gebied zeer goed, gelegen tussen bos en heuvels, waar geen mens te bekennen is in een straal van 70 kilometer. Ze rijden met auto's de bus klem en dwingen tot stoppen, waarna de overval plaatsvind, daarna springt men weer op een bepaald punt weer uit de bus, in een gereed staande auto. Ze hebben dus de tijd om te collecteren, al is die van een koster iets rustiger. De man is gefrustreerd. De redenen zal zijn dat er maar weinig passagiers zijn, een twintigtal, dus de buit wordt gering. Ik geef hem de eerste maal wat geld, maar hij grijpt mijn buidel, vind verder niets en werpt mijn papieren op de vloer, waaronder mijn paspoort. Hij gaat verder, ontevreden want er moet meer geld komen, ondertussen hangt zijn linkerpols al vol met horloges en kettingen die hij heeft buit gemaakt. De jongen van misschien vijftien, aan de overzijde van mij is bang, want hij heeft geen geld, en de man schreeuwt naar hem dat hij hem gaat doden. De jongen glijdt huilend onder de stoel, schreeuwend en smekend. Dan komt de bandiet opnieuw op me af en schreeuwt als een idioot: 'Eu vou matar vocé, rapaz!' Ik zal je doden, kerel!, draait zich snel om en klampt direct weer iemand anders aan. Mijn gedachten zijn onzeker en heb het gevoel dat er doden gaan vallen. Mensen worden in het gezicht geslagen, kinderen en vrouwen gillen. Ik voel me onrustig en probeer me te beheersen. Wat kan ik doen? Niets. Ik heb een zakmes in mijn broekzak, maar de bandiet heeft zijn revolver met nog zeker vier kogels, buiten dat is er een tweede overvaller, die niet terug zal deinzen de chauffeur te doden en anderen. In zo'n situatie heeft de held uithangen geen enkel nut. Ik hoor de overvaller in het voor gedeelte van de bus brullen tegen een man: 'Vocé esta um policial?!' -ben je een politieman? De man ontkent begrijpelijk ander was hij reeds gedood. Dan komt hij voor de derde maal op me af. Ik maak hem duidelijk dat ik geen geld meer bezit, en hij gaat over tot het fouilleren. Nu had ik een geldbuideltje in mijn onderbroek zitten met mijn resterend geld. (naderhand was het beter geweest dat ik dit op de vloer had geworpen). Hij tast tussen mijn benen en met de trillende revolver in zijn linkerhand tegen mijn hoofd beveelt hij het tevoorschijn te halen. Weg is geld, dat hij gretig in zijn zak stopt. (Het is moeilijk om contant geld goed te vestoppen op het lichaam; in sommige gevallen wordt men bevolen zich geheel te ontkleden). Hij draait zich om en rent door de bus, bedenk zich schijnbaar en komt weer naar me toe en maakt me duidelijk dat hij me gaat neerschieten. De reden zal zijn dat hij aanneemt dat ik hem bedonderd had. Wat kan je doen op een dergelijk moment? Tijd is niet meer van belang, opspringen en aanvallen? Niets, want de revolver is buiten mijn handbereik, maar dan? Het blijft stil, buiten de huilende kinderen, en het enige wat ik kan doen is mijn hand uit steken naar de trillende loop alsof ik de kogel kan weren. Opstaan en proberen het revolver te grijpen zou mijn dood zijn. Maar ook zo voel ik het einde naderen, de dood komt nader sluipen, een gevoel dat je alleen nog ruimte geeft om te denken aan geliefden. Ik hoor de buspiraat schreeuwen; hij kijkt gepannen naar mij en ik recht in de loop van de colt. Zijn hand trilt als een sidderende slang. Dan met een ruk draait hij zich om en brult nu tegen de man die voor mij zit hetzelfde. Hij is door het dolle heen, onder invloed van wat dan ook en schiet nogmaals in de plafond , waarna hij op een bepaald punt met zijn makker uit de nu langzaam rijdende bus springt. Buiten schiet hij nogmaals door een zijraam. De chauffeur geeft langzaam gas. De vrouw achter mij is in en schock toestand en de mensen beginnen zich te realiseren dat alles goed is afgelopen. Op de achterbank ligt een persoon onder een deken, een bizarre gegeven, hij draait zich om en het lijkt dat hij slaapt, misschien een dronken gast of mededader? Of zou hij het vaker meegemaakt hebben? Het kan mem in ieder geval geen barst schelen. Ik probeer mensen te kalmeren en begin zelf te overdenken wat te doen, zonder geld. O ja, ik heb nog 7 reais in mijn hemp zitten (toen ongeveer 10 gulden) en zit in het midden van Brazilië. Buiten naast de bus converseren we onderelkaar, de geldbuit moet zowat een 900 gulden geweest zijn, waarvan 700 van mij. Hoe ik heet, Pietér? Ja, ze kennen een boer, een 70 kilometer naar het westen die ook zo heet, een Hollander. Zou ik er heen gaan? Het was moeilijk en rond 1 uur in de nacht. De Chauffeur rijdt naar de eerste politiepost. Klote! Het slapend wanproduct (militaire politie) zegt halfslaperig, dat hij niet had moeten stoppen en gewoon doorrijden. De Chauffeur verklaarde dat hij dat vorige week een collega van hem dit uit geprobeerd had, waarna de bus werd klemgereden en de man vermoord. Ditmaal was alles goed afgelopen. Dus was het motto van de politieman: geen doden of verwonden, niet zeuren. Er is niets meer aan te doen. Basta!
Rond halfzes in de morgen komen we aan in Goiania, hoofdstad van Goias en ga meteen aan het werk om een ticket te verkrijgen, terug naar Rio de Janeiro, was mijn bittere conclussie. Het werd dus onderhandelen met de busmaatschappij, met de schitterende naam 'Aguia Branca' witte adelaar. In eerste instantie zei de man: 'eh... overvallen in onze bus? Vannacht? Weet ik niets van af!' Doch niet veel later komt een van de chauffers naar binnen, die mij herkent en klakkeloos zegt: 'We hebben vannacht geluk gehad, jongen!' De hufter van een buschef kan er niet meer onderuit. Ik maak hem er op attend dat ik genoodzaakt was de Nederlandse ambassade te bellen in Brasilia, en dat doet hem zich schikken. Ten slotte krijg ik een nieuw ticked plus een gratis middagmaal. Doorreizen naar de Xavantes heeft geen zin, de Indianen kunnen mij niet helpen. Ik was busted, en zij zijn dit al lange tijd. Ik dacht noch naar Cacerés te gaan om de broeders van Huybergen, aldaar, een kleine lening te vragen, maar ook dit zet ik uit mijn hoofd. Ik besluit, als een filosoof, maar terug te reizen naar Rio de janeiro.
De volgende dag vertrek ik om acht uur richting Teresina, hoofdstad van de staat Piauí. Dit reis gaat via de aan seizoenen gebonden riviertjes corrente en longa, en stadjes Campo Maior en Altos, die pal langs de hoofdweg liggen. De bus heeft tamelijk veel stops en passagiers komen en gaan. Onderweg stapt een jongeman in die een lang betoog houdt over zijn vader die een maagoperatie moet ondergaan. Daar er geen geld is vraagt hij een bijdragen van 1 real en iedereen in de bus blijkt behulpzaam, hij stapt weer uit, wachtend op de volgende bus. Deze mensen kom ik met regelmaat tegen met hun bizarre verhalen over ziekte, armoede en dood. Men kan het bedelen noemen, alhoewel dit hier een nobele daad mag zijn. Anderzijds zijn er velen die de boel letterlijk bedonderen, de spelers op het gemoed der brazilianen, die nogal gevoelig zijn. Doch meestal is het een overleven en is de blinde zanger in de stadsbus een noodzaak. Tegen 11.30 uur arriveer ik in Teresina, waarvan de inwoners een scherts op hun stad hebben door te stellen: '... de aasgieren vliegen in rondjes over Teresina, één vleugel gebruikend om te zweven, de ander als ventilator...' Het blijkt dat de stad wordt gezien als de heetste hoofdstad van Brazilië, met gemiddelde temperaturen die de 40 graden gemakkelijk overschrijden. Doch ik besloot niet lang in de stad te blijven, niet voor de warmte, maar om de dwang door te reizen naar het mid-westen, waar ik de Xavante indianen nogmaals een kort bezoek wilde brengen, in de Mato Grosso. Doch er ontstond een klein probleem met het ticket. Er werd me duidelijk gemaakt, dat een ticket van uit Teresina naar de stad Goiana uit den boze was. Er werd me aanbevolen een bus te nemen naar de stad Araguaína, die ligt halverwege de rivieren 'araguaía'en de 'tocantins', in de staat van dezelfde naam Tocantins. De deelstaat werd gesticht in 1989, en is dus zeer recent. De bus passeert nog wat 'serra's', (bergruggen) zoals die van Valentim, das Alpercatas, de serra negra en dan langs de'serra da desordem', om ten slotte uit te komen in de serra das Cordilheiras. De rit neemt zo'n 16 uren in beslag. Rond 3 uur in de nacht van de 29ste januari steek ik de Tocantins rivier over nabij de plaats Estreito, om tegen halfzes in de ochtend te arriveren in Araguaína. Het is nog donker. Madrugada in Brazilië, want de zon probeert door te komen. Nu is het geval dat ik hier moet wachten tot de middag, volgens de onduidelijke informatie kan ik niet eerder dan 9 uur een bus krijgen naar Goiania, dat wordt 10 uur. Ook deze komt niet opdagen door motorpech. Ik besluit een andere maatschappij te nemen, die vertrekt niet eerder als rond 1 uur in de middag. Dus wat doe je met nog 6 uur wachten? Ik besluit de mensen te observeren op deze vroege morgen. Er is die ouwe drinkebroer die rondkuierd op zoek naar schijnbaar enige aanspraak. De alcoholist, tussen de bergen van hardheid. Hij bazelt, zo ver ik hem versta, over vrouwen, hoeren en drank, en ik knik bedenkelijk om zijn gebazel te beantwoorden. Verder is er iemand die rondt loopt gehuld in glimmende cowboylaarzen, en een reusachtige fonkelende gesp aan zijn riem. De magere man lijkt op de boiadeiro, de cowboy van de midden-west-vlakte van Brazilië, daar hier in deze streek genoeg 'boi's' runderen te vinden zijn. Hij is klein en beweegt zich voort als een mislukte acteur in de film 'high noon', wachtend op een 'desperado's', alleen is het decor verplaatst naar Araguaina. Zijn arrogante houding maakt van hem een dictator-shim en alleen de bengelende revolvers ontbreken op de heup. Wat is arrogantie? Doch ook nu relativeer ik mijn zienswijze; want misschien was hij wel een arme sloeber die hard gezoegd heeft om zijn kostuum, laarzen en gesp te kunnen bemachtigen, de materiële dingen des levens, die in zoverre achter liggen op het innerlijke van de mens. Maar sommige mensen denken dat hun outfit de ziel vertegenwoordigd. Ik heb het hem niet gevraagd; ook daar dit te gecompliceerd zou worden. Ik dacht eerst een taxi te nemen naar het centrum, maar daar het nog vroeg was zie ik daar van af, ook daar mij gezegd werd dat ik, zoals ik al zei omm 00.9 een bus kon krijgen. De stad is geografisch schitterend gelegen, doch ik zit hier op een klein soort inlands busstation. Over de stad zelf is weinig te zeggen en niet meteen een atractieve plaats, het is meer een overstapplaats, al is die uitdrukking misschien nogal mistig. Er leven hier zo'n 115.000 mensen. Rondom de stad is het vooral vee-houderij, en in opkomst zijn de soja, rijst en suikerriet velden. Ook worden hier, volgens een krant die ik bemachtigd, straatkinderen neergeschoten, terwijl de moordenaar, een militaire-politieman vrijuit gaat. Het loop tegen elf uur en voor de ingang van het rodoviaria stopt een volkswagenbusje. Op de flanken de naam Funai, wat staat voor het regeringsorgaan voor indiaanse-zaken. Ik zie enkele Indianen uitstappen. De chauffeur van het busje geeft hen enkele kaartjes voor een lokale bus. Ik zie de kinderen trekken aan de rok van hun moeder en deze haalt uit een grote jutten zak enkele keteltjes gevuld met rijst, kip en farofa (geroosterde maniok). De kinderen stoppen alles gretig in hun hongerige monden. Het zijn Karaja indianen (een andere nam is INY) en zijn op weg naar hun ondermijnd dorp. Ik voel me toch verbonden met hun en besluit op de stoep tussen hun in te gaan zitten; ironisch genoeg ben ik op weg naar de Xavante, die ooit hun grootste vijanden waren. Dit ver terug gaat in de geschiedenis, toen de Xavante hun gebied in Goias gedwongen werden te verlaten en in conflict kwamen met de Karaja, die hun niet toelieten door hun gebied langs de Araguiana en Tocantin rivieren te trekken. Ze bekijken me gemoedelijk, zonder opwinding en ben denkelijk voor hun een bizarre reiziger met een grote rode rugzak, gele haren en blauwe ogen. Misschien wel een toekomstige garimpeiro, op zoek naar het verdoemde laatste goud en onheil. Misschien wel een diamantzoeker? Houtkapper? Antropoloog? Gek geworden door geld? Ik kijk naar hun en volgens mij kan het hun geen barst schelen, wat ik, of wie ik ben...; gelijk hebben ze. Hun leven is niet het mijne. De Karajá leven aan de oevers van de Para en Araguaía rivieren en leven veelal van visvangst, maar ook schildpadden zijn hun doel. Het was in 1673 dat het eerste contact legde met de stam werd gelegd die vandaag de dag bestaat uit ongeveer 2500 zielen. Ze zijn bedreven in het maken van keramieke popjes (vooral de vrouwen) en dieren figuurtjes die ze 'litjocos' noemen. Het zijn schitterende kunstwerken, die nu veel aftrek vinden bij toeristen die hun dorpen langs de rivier bezoeken. Andere Karajá indianen passeren en groeten hun; ze dragen eveneens jutten zakken, speren en geweren. Ze leven in de buurt van de heuvels waar ze baden in de kleine Lontra rivier. Als de bus eindelijk komt die mij verder moet brengen zijn de indianen al vertrokken in een oude gammele streekbus. Eindelijk, ik ben weer op weg door een dromerig landschap. We gaan langs de serra do Estrondo en buigen af naar het oosten, naar de plaats Miracema do Tocantins. Daar steken we de de Tocantins rivier over op weg naar de stad Palmas, hoofdstad van de deelstaat, gelegen aan de rivier, bijna 1000 kilometer noordelijk van Brasilia. Het is een plek waar het vredig uitziet, bij het vallen van de avond. Sloom rijden we de avond in verder langs de serra do Xavantes, en passeren de grens met de staat Goias rond 10 uur in de avond.
Bij de inhoud zijn alleen de laatste 200 items weergegeven, mocht u zoeken naar onderwerp doe dit via 'zoeken in blog' op de linkerbalk. Het 14-delig verslag van mijn bezoek aan de Xavante stam kunt u opzoeken IN DE LINKER zoek BALK
Berichten die niet getoond worden zijn bereikbaar via het archiefvia de pijltjes onder aan het blog