Canela indiaan uit Amazonas met grijsblonde haar die de vermenging met blanke vertegenwoordigd, in de staat Piaui blijken minstens 6 van de 10 kinderen blonde haren te hebben Dit heeft géén terugval op de Hollanders en Fransen, die de noordelijke staten aandeden, handeldreven en kinderen verwekten, maar die nooit het diepe binnenland en wildernis van Piaui introkken. Dit alles gebeurde na 1500, daarvoor echter waren er blanken die deze gebieden betraden van Noord-Europese komaf... foto Kurt Nimuendaju uit boek Vikingen in Brazilië
De leguanen zijn niet echt schuw, doch benadering is moeilijk. Ze kunnen van kleur veranderen, doorgaans een samenspel van donkergroen/bruin, dit om zich aan te passen aan de omgeving. Ik nader tot bijna twee meter en zijn kop maakt een robuuste beweging als hij mij beziet met vlammende oogjes. Hij heeft en lichgroene kleur en vanaf zijn achterpoten is zijn staart getekend met mooie bruine ringen. Hij is zeker een meter lang, doch zijn staart tweemaal die lengte. Ik zie zijn uiters lange nagels, die dienen om gemakkelijk de bomen te beklimmen. Aan de onderzijnde van zijn keel hangt een zak, die wordt uitgezet als hij een bedreiging voelt, doch ook tijdens het versieren (balts), dan gaat ook zijn rugkam rechtop staan. Het is geweldig dat deze leguanen soms van een hoogte van 20 tot 30 meter uit een boom kunnen vallen, op grond of water, wat hem schijnbaar totaal niet deert. De Braziliaan noemt hem 'Chamaleâo', maar deze naam is door de Portugezen ontleend aan de hagedissenfamilie uit de oude wereld de Kameleon. De caboclo jongen kon hem dan ook alleen onder die naam, zoals ook zijn grootvader hem noemde, diezelfde jongen gaf ook uitleg omtrent de geweldige spin die op een boomstam zit. Hij gaf me de inheemse naam die ik vergat te noteren. Volgens mij een vogelspin, Tarantula, ze is dicht behaard en ongeveer 5 centimer groot en behoort tot boombewoners. De jongen verteld dat ze niet giftig is doch een soort witte melkachtige substantie spuit dit gevaarlijk kan zijn, hetgeen duid op een ander soort. Ik blijf bij het eerste. We besloten ons te oriënteren naar het eindpunt, waar we deze morgen onze voettocht begonnen. Wachtend in een soort kantine annex eethuisje, op het busje dat ons terug zou brengen naar Piripiri, zag ik de vele urubus, die achter het gebouwtje neerstreken; de zwarte aasgier van Brazilië en ik nam de tijd om hen rustig te observeren. Ze kregen denkelijk voldoende afval toegeworpen van het restaurantje want een andere verklaring voor hun aanwezigheid is er niet, want normaliter zijn ze lijkenvreters en ik zag ze overal in Brazilië. Zoals in de havens waar honderden zwarte krengen zich tegoed deden aan weggesmeten ingewanden van dieren en allerlei ander soort afval. Vooral de plaatsten aan de stadsrivier zijn een habitat voor de urubu's, een plek waar ze naar hartelust kunnen lekkerbekken, aan het al rottende vlees. Het is géén uitzondering, maar ik was getuige toen de gieren een dood paard, aangereden langs een hoofdweg, gebruikten als hoofdmaal, een bijzondere nuttige functie in dit geval, daar de mens het paard liet liggen te rotten in de brandende zon. Zij zijn er ook graag bij als het om ontlasting gaat van honden, runderen, paarden zodat de vliegen zelfs geen kans zien de besmetting op andere plaatsen over te brengen. Men moet niet vergeten dat deze urubu's een belangrijke taak hebben die niet mag onderschat worden. De mens is anders denkend en misschien dat men de aasgier daarom duld in menselijke omgeving. De ander kant is dat de gier, na in het rottende te hebben geplet, later op plekken neerstrijkt waar kinderen spelen en ontwetend ziektes meenemen. Als de urubu's boven het bos rondgaan, dit geen zonnestraal doorlaat ontdekken ze al snel een kadaver, ze zijn gevoelig voor een bepaalde reuk. Het verschil met andere vogels is dat zij speciale maagsappen hebben die de bacteriën neutraliseren, die andere dieren zouden doden. Ik kan ze dicht benaderen en hun spookachtige koppen wentelen lijzig op versleten nekken, die weer rusten op hun kipachtige lijven. Ze richten hun kop naar mij alsof ze willen zeggen 'waar bemoei jij je mee, gringo!' Als ze vliegen doen ze dit met een soort élégance en als ze dalen lijken ze een vliegtuig, dat enkel malen de grond raakt voor tot stilstand tekomen. Bizarre beesten.
Het begint te regenen en niet veel later verschijnt de kleine bus die ons terug brengt naar Piripiri, waar het nog steeds klettert als we aankomen. In het hotel is het rustig en sommigen zitten voor een televisie het nieuws te volgen, anderen bezoeken de wasruimte, het zijn avonturiers, goudzoekers, handelsmensen en mischien verdwaalden, die het leven een andere wending willen geven. Op bed liggend die avond bedenk ik de gebeurtenissen van de laatste dagen en de geheimen rond de Zeven Steden. Voor velen mag dit alles een hersenschim zijn of gelul, voor mij is het een gegeven dat de geschiedenis nooit bepaald zal zijn. Hier in Brazilië zijn de wetenschappers niet gelukkig met de stelling dat anderen vóór Pero Cabral Brazilië aandeden en leefden, en zien me als een curiosum, voorvechter van deze stelling. Ik wil nog graag de volgende passage aangeven, afkomstig uit een interessant boek*, waar de Belgische schrijver Marcel Roos doelt op de mythe van Atlantis (geheimzinnig eiland dat in de Atlantische oceaan zou hebben gelegen en in de watermassa verdween. Voorvechters van de Atlantis-theorie geloven dat de blanke cultuur lang geleden vanaf dit eiland, door immigratie, naar midden, -en zuid Amerika werd gebracht.) Ik citeer dit om aan te geven dat buiten de stelling, dat Vikingen of andere blanken (tevens negroiede waren reeds voor cabral in Brazil) Brazilië aandeden nog een andere these is die de geschiedenis wel eens juister kon doen blijken. Roos in zijn boek, ik citeer: "Bij het persklaar maken van dit boek werd uit Georgetown, Brits Guyana gemeld dat een missionaris in het aangrenzende Braziliaans Amazonegebied een Indianenvolk heeft ontdekt, waarvan het bestaan reeds lang werd vermoed en dat zich onderscheidt door een reizige en welgevormde lichaamsbouw, blauwe ogen en een vrij lichte huidskleur. Deze Indianen, die door andere stammen 'Pausianas' worden genoemd, wonen in paalwonigen op meren en rivieren en leven nog onder omstandigheden, welke overeenkomen met die van de Europese mens uit het stenentijdperk. Het zou daarbij niet om een geval van 'albinisme' gaan, maar om een typisch voorbeeld van de rasvermenging, die zich in Amerika heeft voorgedaan láng voor de komst van Columbus." FIM=== SETE CIDADES
*Het geheim van de Mato Grosso - (c) 1953 Marcel Roos uitgegeven door Sheed&Ward - Antwerpen.
wordt vervolgd....
|