Ik loop nogmaals door de grote fruithal in het hart van Rio Branco, waar een sfeer te proeven is van levendigheid, de reuk van fruit, brood, vis en jenever. Buiten stort de regen en de kleine invalide man zingt in de regen zijn liedje over zijn moeder. Drie uren later wordt hij door omstanders naar binnen gebracht, daar zit hij minstens droog, en zingt nog steeds het lied over zijn moeder, met een fles cachaça in zijn hand. Zijn verlamde benen hebben hun kracht verloren, zijn nat gezicht verbergt de tranen, als hij zijn dronken stem laat galmen. Misschien zit hij morgen weer hier op deze zelfde plek en zingt over zijn moeder, ik ben dan op de weg naar een andere bestemming. Het blijft regenen in Rio Branco. Ik begeef me terug naar het busstation waar ik wacht op de bus. Het zijn lange uren, de uren dat de reiziger oplettend moet zijn, want je kan in netelige situaties terecht komen. Mij gebeurde het dat een persoon me aansprak, hoewel achterdochtig, maar meer om de resterende uren te breken, rijd ik niet veel later met de sinistere kalende man van rond de vijftig onheilspellend scheurend door de donkere straten. De man is krankjorum of moet minstens onder invloed zijn van een onduidelijk iets, oftewel opgejut door de duivel. Op een gegeven moment probeert wordt hij opdringerig en handtastelijk, daar ben ik dus niet van gediend en moet ik stante pede ingrijpen. Ik heb dus te maken met een gestoorde homofiel en zeg hem dit uit het hoofd te laten, daar ik anders genoodzaakt was met mijn zakmes zijn keel te doorsnijden. Dit deed hem danig schrikken en op mijn beste Portugees zei hem terug te rijden naar het busstation. Ik kon me moeilijk oriënteren, ook daar de duisternis gevallen was, maar ik zat ergens in de buurt van het vliegveld. Met gierende banden en als een wegpiraat scheurde hij andermaal door de straten van een buitenwijk waar kinderen en dieren net konden worden ontzien. Bij het rodoviaria stopte hij geweld, ik stapte uit en kon nog net mijn rugzak grijpen die achter in de bak lag, toen hij met gierende banden wegscheurde. Het liep goed af, maar ik weet dat ik bereid ben tot het uiterste te gaan, maar bij sommigen hebben waarschuwende woorden geen enkele lering en zullen harde dreigende woorden deze personen moeten doen inzien. Buiten dat zal ik mijn naïeviteit meer moeten controleren om mijn aversie tegen deze personen te leiden. Op het busstation is het een drukte en ik hoor de populaire vrouwen zanger Roberto Carlos een van zijn zoete liedjes kwelen uit een televisie, terwijl een irriterend dictatoriaal mannetje van niet ouder dan zeventien zich oppept door straatkinderen en kleine schoenpoetsers uit te kafferen. Hij lijkt me goed op weg om corrupt politicus te worden. Nu werkte hij nog voor de busmaatschappij, doch dit zijn de jongens die de conservatieve groepen nodig hebben. Doch eens op en dag zal ook hij zijn superieur tegenkomen. Gelukkig zijn er ook vriendelijke mensen, die luisteren naar een verdwaalde gringo. Ik zie de mensen wachten op hun bus, gepakt met huisraad op weg naar een nieuwe bestemming, verloren in het paradijs. De rubbertappers ziel is aan het huilen, zij die blijven zullen strijden met al hun macht, geholpen door de vechters van het idealisme, de hemelbestormers (in de goede zin van het woord), zoals paters, broeders, maatschappelijk werkers, gewone leken met een besef, of vakbondmensen. Zij, die weten dat het leven in de bossen van Acre en Amazonas hard is en nog harder gemaakt wordt door de uitbuiter. Hun strijd voor gerechtigheid zal nooit tevergeefs zijn, en moge de caboclos hun beschermen. "Viva o Seringueiro!"
fim
'Caboclo de ACRE' olie op karton Wayn Rio de Janeiro 2005

Schets van IBASE Braziliaans instituut voor sociale en economische analyse

|