Journalist Pedro Juca: 'Maar zou verdeling van het kapitaal niet een betere manier zijn om de ellende in de wereld op te lossen? In Brazilië zowel als in de hele wereld? Verdeling van kapitaal dat de corrupte regering in verhandeld en in aandelen weet te stoppen, het grootgondbezit! Weet u senhor Raposo dat er miljoenen creperen in ons land?'
Raposo: '... amigo, mijn beste reportervriend... oplossen is een onsmakelijk woord! De wereld wordt nu eenmaal bestuurd door de sterkste, de heerschappij, mensen met hersenen, anderen, laat ik stellen de simpele, waar jij kennelijk ook onder valt... zal moeten zwoegen of bedelen! Het zal mij trouwens een worst wezen! Ik moet verdienen en ik zál verdienen! Nu en morgen!'
Raposo schreeuwt op iemand, een zekere Taylor, een dikke vierkante Aziaat, die uit een nis tevoorschijn komt met één hand hand op zijn heup, op de kolf van zijn revolver. "Taylor doe mij een plezier en gooit die idioot eruit!' zegt hij tegen de vleesklomp.
Journalist Juca staat traag op en maant de Chinees tot kalmte, hij zou wel op eigen kracht het pompeuze huis verlaten van de despoot en zijn verhaal zal binnenkort verschijnen. Kort en krachtig. De wereld was rot. Zo rot als een stinkend kreng! Buiten kijkt Juca naar het grote gebouw waar de reuzelachtige plutocraat woont, ver weg van de warme bossen van Amazonas, ver weg van de de halfIndiaan, die hij laat zwoegen en de bomen omhalen voor een hongerloon en als het moet de daar levende Indiaan laat doden. Neen, zijn huis ligt hier in de aangename bergen van het pijpengebergte nabij Rio de Janeiro, daar waar meer als een eeuw geleden, toen Brazilië nog een keizerrijk was, de keizer en zijn hele hof in de hete zomers naar toe trok, om de ziektes in het moerassige Rio te vermijden, weg van de armzalige negers, die zieltoogden in hun hutten.
Blaffende bloedhonden begeleiden Juca naar de poort waar de 'enter' is. Het heeft iets weg van 'Graceland' in Memphis, maar met dit verschil dat de bewoner daar een wegkwijnende zanger was geweest, die de mensheid goed bedeelde. Rijkdom? Wat is gerechtigheid? Hoe, in godsnaam is het mogelijk dat dit kan blijven vestaan? Doch ligt het alles wel alléén bij de grootkapitalist? En Juca denkt na: Neen, er is meer. De afnemers van het hout zijn misschien nog grotere kapitalisten. En de rijke Europeese landen hebben koeienstront in hun ogen en kwallen in hun hersenen. Ja dat denkt Juca. Zij die hun product verkopen zonder schaamte, gedrengt in het bloed van de arme sloeber. En de consument? Die koop gewoon door. De regeringen? Een en al corruptie! Het zal nooit stoppen, de wouden gaan kapot! Hoe lang nog? 50 jaar? En wat is er met Chico of Zé, die voor een karig maal de woudreuzen moet doden? Huilen zijn kinderen niet? ja! Zij huilen amazonetranen, die doorschijnen in het mooie hout, die als meubelstukken terecht komen in den kamers van de rijken. Kan het misschien toch iemand schelen? ja, Juca weet dat er humane mensen zijn. 'Klote wereld! verdomde rot wereld!' denkt Juca en spuugt nogmaals tegen de muur van het paleis in Teresópolis.
fim
|