Talen aan anderstaligen avsg,a.a.ac.zc.,kwaliteitsembleem
05-04-2006
49 Kind en taal De baby experimenteert met klank. Bij de geboorte is elk kind honderd procent meertalig. Onze taal is universeel. Na ongeveer negen maanden richt het zich op de taal van de moeder en neemt het aangeboren taaltalent af. Toch blijft ruim tachtig procent van de wereldbevolking meertalig ingesteld. De meeste kinderen leren eerst een dialect. In de school komen ze meestal in contact met hun standaard moedertaal. Maar velen groeien op in een tweetalige omgeving. Zeker de migranten, maar ook zij die aan een taalgrens leven. Over deze problematiek vinden wij meer op
49 Toneel Minister VdB deed vrij enthousiast over de opvoering van Romeo en Julia in het CC De Zandloper in Wemmel voor de anderstaligen die Nederlands leren op het laagste niveau. Het toneelstuk zou zich beperken tot 1000 woorden en is bestemd voor educatief gebruik voor studenten die niveau 1 bereikten. Het is echter niet duidelijk over welke 1000 woorden het gaat. Want als deze willekeurig zouden zijn, heeft dat weinig didactische waarde. Als het over de 1000 meest frekwente woorden in gesproken (standaard) Nederlands zou gaan, zouden wij de doelstelling beter benaderen. Maar dan stelt zich onmiddellijk de vraag of een toneelstuk met enkel deze woordenschat mogelijk is. Ik wil dat graag eens analyseren, maar dan moet ik over de tekst beschikken. Wij gaan het dan nog niet hebben over welke (standaard) uitspraak de acteurs gebruiken. Want het effect op het leerresultaat van de studenten is nooit onderzocht. Dat zou eens dringend moeten gebeuren!
48 Frans In Brussel slaagde 70 % van de leerkrachten niet voor het examen Frans. Vroeger bestond er een examen dat de mogelijkheid bood Frans te geven aan de kinderen van de derde graad. Er was ook een examen grondig Frans. Nu is dat in Brussel een opstel en een dictee. Hiermee evalueert men uiteraard enkel schriftelijke taalbeheersing. Dat de resultaten zo laag uitvallen verwondert mij niet. Dat ligt in de eerste plaats aan de gebrekkige opleiding die nog steeds gegeven wordt volgens de didactiek van de moedertaal : veel theorie en weinig funktionele vaardigheden. Zo lang dat niet verandert zullen de resultaten bedroevend zijn. En dan hebben we het nog niet over de correcte uitspraak, waarbij men het verschil niet hoort met een native speaker. Waarom draait men de zaak niet radicaal om. In Brussel zijn voldoende native sprekers voorhanden. Laat die toe in het Nederlandstalig onderwijs. De Nederlandstaligen kunnen dan aan de slag voor hun taal in de Franstalige scholen. Dat bevordert bovendien de samenwerking en het samenleven in Brussel, het multiculturele. Dat men eindelijk ook eens het gesproken standaard Nederlands vastlegt. Voor Frans bestaat dat al sinds de jaren zestig, bijna 50 jaar. De multiculturele context biedt, in het volwassenenonderwijs alleszins,een objectieve meerwaarde voor het gesproken vreemde talenonderwijs in Brussel. Het biedt een waarborg dat ons didactisch profiel op de letter toegepast wordt. Nu nog een doordachte methode : structureel- globaal en audiovisueel. Noem het voor mijn part multimediaal. Als de fundamentele principes van ons didactisch profiel voor talen aan anderstaligen maar geëerbiedigd worden !
Eén op acht jongeren behalen hun diploma secundair onderwijs niet. Dat is een achteruitgang en staat beneden de vooropgestelde Europese norm : 10 %. De oorzaken zijn volgens de minister een verkeerde studiekeuze en problemen thuis of op straat. Van het vermeerderde aantal allochtonen spreekt hij niet. Want de leerachterstand, opgelopen door de gebrekkige basis van het Nederlands zal ook zeker een rol spelen. De leerplicht zou moeten vervangen worden door kwalificatieplicht. Dit wil zeggen dat de jongeren i.p.v. hun tijd uit te zitten, ze aangezet worden tot het behalen van een diploma secundair onderwijs. Ze blijven zolang tot ze dat diploma behalen. Dat lijkt mij een passende maatregel, die past in de bijverschijnselen van het struisvogelsyndroom. In het volwassenenonderwijs zou in het kader van de inburgering iets gelijkaardigs moeten ingevoerd worden. Dat zou moeten gelden voor alle Nederlandsonkundigen in Vlaanderen en ook voor alle politiekers die nationale verantwoordeliijkheid ambiëren. Positieve discriminatie en gelijke behandeling van alle burgers heet dat!
46 Rosetta De wereld telt ongeveer 7000 levende talen. Wij zouden als doelstelling kunnen stellen er zo veel als mogelijk te leren. Het andere uiterste is een taal hanteren, die iedereen op de wereld beheerst. Het voortouw wordt hierin genomen door het Engels, alhoewel andere wereldtalen oprukken. Er werden pogingen ondernomen met kunstmatige, nieuwe talen : neo en esperanto. Het begrip taaldiversiteit werd hierbij uit de natuurstudie geplukt, waar men het over biodiversiteit heeft. Men moet echter opletten geen appelen met citroenen te vergelijken. Enkele interessante sites geven ons informatie over deze problematiek :
Ik pleit voor een grondige herziening van de eindtermen, waarbij men rekening houdt met de technologische revolutie van de laatste jaren. Als men zich in het onderwijs beperkt tot het essentiële, met de hefbomen van het onderwijs, dan staan we zeer snel veel verder dan nu.
In een vorige aflevering plaatste ik de ster in het oosten : China. Het ging toen over een revival van de avsg - methode, die oorspronkelijk via Zagreb - Paris - Mons in Meise in het AVC belandde in 1968. Vandaag hoor ik op de radio dat er ook opnieuw in het zuiden wat roert. Inderdaad in het lyceum in Namur krijgen de kinderen gedurende 8 uur per week Nederlands. Dat benadert de voorgeschreven 9 uur per week van het avsg - aanleren van talen aan anderstaligen. Hun werkwijze beantwoordt grotendeels aan ons didactisch profiel : alles in de aangeleerde taal en nooit vertalen. Ze gaan echter iets te ver, want de normale vakken worden gedurende die uren in het Nederlands gegeven. Dit druist in tegen het principe van de eenvoud. De moeilijkheid van het vak betekent extra ballast voor de kinderen gedurende het leerproces. Want het leereffect, Nederlands integreren, is het enige doel. Onze regio mag hier een voorbeeld aan nemen. Want alle analyses van onze minister ten spijt : just do it !
In een vorige aflevering plaatste ik de ster in het oosten : China. Het ging toen over een revival van de avsg - methode, die oorspronkelijk via Zagreb - Paris - Mons in Meise in het AVC belandde in 1968. Vandaag hoor ik op de radio dat er ook opnieuw in het zuiden wat roert. Inderdaad in het lyceum in Namur krijgen de kinderen gedurende 8 uur per week Nederlands. Dat benadert de voorgeschreven 9 uur per week van het avsg - aanleren van talen aan anderstaligen. Hun werkwijze beantwoordt grotendeels aan ons didactisch profiel : alles in de aangeleerde taal en nooit vertalen. Ze gaan echter iets te ver, want de normale vakken worden gedurende die uren in het Nederlands gegeven. Dit druist in tegen het principe van de eenvoud. De moeilijkheid van het vak betekent extra ballast voor de kinderen gedurende het leerproces. Want het leereffect, Nederlands integreren, is het enige doel. Onze regio mag hier een voorbeeld aan nemen. Want alle analyses van onze minister ten spijt : just do it !
44 Provocatie Ik heb eens via een lezersbrief in de Standaard de onderwijswereld geprovoceerd met volgende uitspraak. : "In het volwassenenonderwijs krijgen wij alle dagen te maken met studenten, die dikwijls reeds 8 jaar Frans kregen. Zij verloren veel tijd aan theorie. Maar een eenvoudige conversatie zit er niet in. Met een degelijke audiovisuele methode, voldoende lesuren per week en een gespecialiseerde gedreven leerkracht, moet dat vanaf het 0 niveau lukken op 4 maanden. In het lager onderwijs worden kinderen dikwijls 6 jaar bezig gehouden met leren lezen. Met een doelgerichte methode moet dat lukken vanaf het 0 niveau, voor alle leerlingen, op twee maanden. Alles wat aangeleerd wordt moet dan echter onmiddellijk door alle leerlingen intensief gebruikt worden. De onderwijscondities beantwoorden hierin uiteraard aan didactische utopie. Herhalen en inoefenen gebeuren even intens, maar zijn door onmiddellijk gebruik van het verworvene reeds geïntegreerd. De attitude van de leerkracht is hierin de motor en waarborg tot succes.
In radiospelletjes op zondagmorgen horen wij dikwijls woorden raden via uitbeelden. Een interessant en leerrijk taalspelletje beantwoordt voor een deel hieraan. We nemen een basiswoord : bijvoorbeeld boek. Van hieruit vertrekkend moeten de studenten een variant van dit woord raden. Zij gebruiken hierbij vragen die zij formuleren met de verworven kennis. Als zij zo strip moeten zoeken gebruiken zij prenten ,tekeningen en zin. Dit is een oefening om de basiswoordenschat uit te breiden. Indien de studenten de basiswoordenschat niet geïntegreerd hebben kunnen zij dat niet spontaan. In niveau 2 : de tweede reeks van 1000 basiswoorden vinden wij genoeg synoniemen om dit spelletje uit te voeren.
42 Vom Kinde aus Ik meen dat het de Duitse pedagoog Bühler is die dit omschreef. Voor de leerkracht betekent dit dat die in alle omstandigheden vertrekt van de situatie van de studenten. In het jargon noemnt men dit de beginsituatie van de les. Veel leerkrachten hangen helaas verstrikt aan hun handboek of aan een intuïtief idee van die situatie. Met research attitude meet men die voortdurend. Als men hierbij denkt dat dit iets is voor de universiteit, komt er uiteraard niets van terecht. Eer de resultaten van wetenschappelijke research, als ze er al zijn, doorgedrongen zijn in de klas, zijn we decennia achterop. Ik pleit dus voor progressief onderwijs, echter zonder ondoordachte experimenten. De kwaliteitskringen in de scholen moeten zich hierop concentreren. Als men alle ballast, die men al jaren torst, afgooit, verloopt alles veel efficiënter. Ik hoor de lezer al zeggen : van achter de computer is dat gemakkelijk, maar doe het eens voor de klas. Als men erin gelooft lukt het. In het AVC deden we het.
41 Didactische utopie Ik geloof in de onbegrensde kracht van de leerkracht. Op voorwaarde dat die de nodige middelen en mogelijkheden krijgt, die eigentijds talenonderwijs verdient, kan die de grenzen verleggen. Het quasi onmogelijke wordt mogelijk. Nooit geziene resultaten worden bereikt.
Dat vergt echter een grondige attitude van geloof in eigen kunnen en het kunnen van de studenten. Een permanente research attitude is een must. Een gedrevenheid tot kwaliteitsrevolutie in eigen werk vormt de basis. De beheersing van kwaliteitsvolle didactische techniek hoort er uiteraard bij.
Binnen de school moet er een klimaat heersen waarbij permanent ideeën uitgewisseld worden. Alle argumenten om iets niet te doen of te veronderstellen dat iets onmogelijk is zijn uit den boze. De keuze van een methode die beantwoordt aan deze criteria is echter een must. Jammer genoeg zijn deze hoe langer hoe moeilijker te vinden. China neemt momenteel het voortouw.
De Europese commissie startte reeds op 1.1.2005 met een gigantische Europese school voor e-learning of afstandsleren. Het is bestemd voor iedereen : volwassenen en jongeren. Het is een ICT-platform waarop scholen uit heel Europa kunnen samenwerken. Het is ook bestemd voor bibliotheken. Dit project zou alleszins aan twee didactische vereisten moeten voldoen of ze stimuleren : 1. toepassingsgerichtheid in het aanleren vanaf het 0 - niveau 2. grondigheid in het herhalen en inoefenen Want daarop lopen heel wat projecten spaak. Chatten en mailen zijn uiteraard uitstekende instrumenten om taalvaardigheid te oefenen. De interculturele uitwisseling die hiermee gepaard gaat kan verrijkend werken (ver en rijk). www.etwinning.net
Dit nieuwe didactische begrip illustreert de mogelijke kwaliteitsverbetering ingebouwd in het leerproces.
Wij koppelen een tekst in Word aan de basiswoordenlijst in Excel. De woorden die in de tekst (liefst een conversatietekst) buiten de 800 meest frekwente woorden in de gesproken taal vallen, worden vet gedrukt. Zo weet de leerkracht wat nieuw is voor de studenten. De reikwijdte om in te grijpen vergroot zo aanzienlijk. De leerkracht kan elke student beter volgen op zijn (haar) niveau. De kwaliteit kan er enkel op vooruit gaan met dit hulpmiddel.
De basiwoordenlijst zou verder moeten uitgewerkt worden voor de hoger liggende niveaus. Voor het tweede niveau komen er 1000 woorden bij en voor elk hoger niveau nog eens 1000.
Op www.muzzytv.co.uk van de B.B.C. zijn cursussen te koop voor talen aan anderstalige kinderen. Zij hebben Spaans, Frans, Italiaans en Duits in de aanbieding. Zij zouden rekening houden met de verschillende leerstijlen van kinderen volgens prof. Howard Gardner van Harvard University. Ze spreken over : verbale, visuele, kinesthetische, muzikale en logisch mathematische leerders. Dat vinden wij uiteraard in de leerboeken pedagogiek van alle klassieke opleidingen. Belangrijker lijkt mij de eventuele audiovisuele meerwaarde en de degelijkheid van het inoefenen. Maar dat kon ik tot nu toe nog niet evalueren. De cursus zou ik toetsen op het didactisch profiel dat ik eerder schetste.
Een nogal veel denigrerend bekeken evaluatiesysteem is multiple choise. Wij ontwikkelden in het AVC onze schriftelijke toelatingstest op basis hiervan. Als we op een snelle wijze veel willen weten over de verworven kennis van studenten is dat de beste manier. Ze leggen de tests af op P.C. en zien onmiddellijk het resultaat. Dat is een van de basiscomponenten van onze didactiek : onmiddellijke feed back en zelfverbetering. De computer registreert de resultaten en geeft een hint over het niveau van de student. Wij koppelden daar ook een itemanalyse aan. Dit is een statistisch systeem, waarbij de vragen en antwoorden getoetst worden op hun didactische kwaliteit. Permanente kwaliteitsverbetering is hierin geen loos begrip. Want hoe meer studenten de test afleggen hoe meer vragen en antwoorden kunnen verfijnd worden om de doelstelling te bereiken. De leerkrachten researchers kunnen zich hierin volledig uitleven!
Examen Toen ik in de VUB in 1980 aggregaat secundair onderwijs ging volgen kreeg ik Historische Pedagogiek en Algemene Methodenleer van prof. Aloïs Gerlo. Toen ik het examen aflegde bij zijn assistente kreeg ik de vraag : Wat weet u over audiovisueel onderwijs ? . Ik heb de dame in kwestie toen een uur lang onderricht in de laatste toepassingen in mijn AVC, waar zij geen weet van had of vaag over gehoord had. Zij kreeg toen uitstekende info van mij over workshops van de firma 3M over transparanten en overhead-projectie (nu P.C., beamer en Powerpoint). Mijn resultaat was 14 op 20. Dat verdiende volgens de kwaliteitswaarde van de antwoorden zeker veel meer. Dat bewijst opnieuw de relativiteit van examens, ook aan de universiteit. Een prof zei mij ooit, toen ik evalueren moest behandelen, dat de enige reden van de examens aan de universiteit is : zo zijn we zeker dat ze hun cursus toch één maal gelezen hebben. Alhoewel ?! In mijn AVC was het verboden het woord examen te gebruiken. Dat luidde : opmaken van het eindverslag van de gespreide evaluaties van het schooljaar. Er werd rekening gehouden met de geleverde inspanningen (aanweziheden). Op het einde van het schooljaar was 95 % reeds verdiend; Het eindgesprek - dat verplicht werd door het ministerie - kon daar nog maar miniem iets aan veranderen.
Toen ik destijds de studiedag van Tom Peeters Kwaliteitsrevolutie volgde, kwam ik voldaan terug. Ik vond er bevestiging van een aantal standpunten en van de visie die ik innam in mijn school het AVC.
Ik heb de slogan Satisfy Delight the customer aangepast : Satisfy Delight the student. Daarna heb ik deze slogan, in de ondertussen ingevoerde kwaliteitskringen, laten vertalen in de vaktaal. Dat is niet zo eenvoudig. Hij werd in de klassen achteraan, duidelijk aangebracht. Daarbij kwam de slogan : Just do it! , die ondertussen ingepikt is door Nike.
Tijdens een van de cursussen management (VUB) moesten wij een eindwerk maken. Ik heb uiteraard de theorie van Tom Peeters volledig omgezet naar het onderwijs toe.
Later heb ik alles aangevuld met het Struisvogelsyndroom. Want het komt nogal eens voor dat leerkrachten hun verantwoordelijkheid ontvluchten. Het sterkste dat ik op dit punt ooit meemaakte, was een leerkracht die in de vergadering zei : Ik heb het idee gehad. De anderen moeten het maar uitvoeren.
Ik mocht nochtans tevreden zijn. In het empirisch onderzoek dat ik bij mijn eindwerk ontwikkelde bleek, dat deze ideeën toch dieper doorgedrongen waren dan ik vermoedde. Want slogans zijn goed. Maar de uitvoering is het belangrijkste.
Het blijft een behoefte in het volwassenenonderwijs om na de voltooiing van de studies, het verworvene nog een te kunnen onderhouden en op te frissen. Een aantal studenten blijven hun eindjaar steeds hernemen. Dat is echter slecht voor de nieuwkomers, want het trekt het niveau scheef.
In talen zouden wij van onderhoudscursussen kunnen spreken. In Informatica is het nog prangender. Update cursussen zijn nodig, want als er een nieuwere versie verschijnt van een programma, zouden de studenten de nieuwigheden toch moeten leren.
Recent zien we in cursussen vreemde talen conversatiecursussen opduiken voor gevorderden. Deze benaming is misleidend. Vlotte conversatie leert men op het laagste niveau en mag geen probleem meer zijn op hogere niveaus.
Veel oud-studenten hebben het probleem zelf opgelost door talenclubs, waarin ze spreken met autochtonen. Dat gaat gepaard aan reizen naar het land waar de aangeleerde taal de moedertaal is. Op de P.C. kan er uiteraard ook gechat worden.
Voor informatica is er het Seniorennet. Daarop vinden we items die quasi alle problemen oplossen. Ik raad de afgestudeerden dan ook aan om praktisch te oefnen op het Seniorennet.
Veel oud-studenten hebben het probleem zelf opgelost door talenclubs, waarin ze spreken met autochtonen. Dat gaat gepaard aan reizen naar het land waar de aangeleerde taal de moedertaal is. Op de P.C. kan er uiteraard ook gechat worden.
Voor informatica is er het Seniorennet. Daarop vinden we items die quasi alle problemen oplossen. Ik raad de afgestudeerden dan ook aan om praktisch te oefnen op het Seniorennet.
Het blijft een behoefte in het volwassenenonderwijs om na de voltooiing van de studies, het verworvene nog een te kunnen onderhouden en op te frissen. Een aantal studenten blijven hun eindjaar steeds hernemen. Dat is echter slecht voor de nieuwkomers, want het trekt het niveau scheef.
In talen zouden wij van onderhoudscursussen kunnen spreken. In Informatica is het nog prangender. Update cursussen zijn nodig, want als er een nieuwere versie verschijnt van een programma, zouden de studenten de nieuwigheden toch moeten leren.
Recent zien we in cursussen vreemde talen conversatiecursussen opduiken voor gevorderden. Deze benaming is misleidend. Vlotte conversatie leert men op het laagste niveau en mag geen probleem meer zijn op hogere niveaus.
Veel oud-studenten hebben het probleem zelf opgelost door talenclubs, waarin ze spreken met autochtonen. Dat gaat gepaard aan reizen naar het land waar de aangeleerde taal de moedertaal is. Op de P.C. kan er uiteraard ook gechat worden.
Voor informatica is er het Seniorennet. Daarop vinden we items die quasi alle problemen oplossen. Ik raad de afgestudeerden dan ook aan om praktisch te oefenen op het Seniorennet.
EurTcl1 NEcl1 werd omgezet in alle toen gangbare Europese talen (behalve Grieks) en Tibetaans. Collega Hermans van het Provinciaal Centrum voor Moderne talen bracht twee nieuwe woordenlijsten uit. Nederlands voor Anderstaligen met de vertaling van de woorden in 31 andere talen. Hij begint met een Nederlands woord in zinsverband, het woord en de woordsoort gevolgd door de 30 vertalingen. Deze lijst bevat 1181 woorden. Later publiceerde Hermans Woord voor woord, Nederlandse basiswoordenlijst vertaald in 51 talen. Deze tweede lijst bevat 4257 woorden en is een basiswoordenlijst van niveau III. Bij de vergelijking met NEcl1 (800 woorden) stelde ik vast dat er nog heel wat zeer frekwente woorden ontbreken. Voor deze werd een vertaler gezocht. Voor Tibetaans gebruikte ik een boekje met schrijfwijze in ons alfabet, dat ik kreeg bij Artsen zonder Grenzen. Aangezien ik mij inzette voor projecten in Tibet werd mijn interesse gewekt. Een oud medewerker van het Tibetaans Instituut in Schopten vertaalde de woorden die ik niet vond. In Excel staan dus de 14 kolommen met de meest frekwente woorden. Het voordeel van dit programma is dat de lijsten flexibel zijn. Volgens de basistaal kan men de kolommen herschikken. Zo wordt deze lijst een efficiënt instrument. Door de uitbreiding van Europa wordt de lijst permanent, indien mogelijk, uitgebreid. Momenteel is Nederlands, Deens, Zweeds, Noors, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Portugees, Spaans en Tibetaans afgewerkt. Roemeens en Pools worden uitgewerkt.