Fluorescerend roze is de vloeistof in het maatglas dat
Philips-onderzoeker Sander Langereis omhoog houdt. Minuscule
vetbolletjes drijven erin rond, met daarin verpakt het kankermedicijn
doxorubicine. Slimme vetbolletjes zijn het. Bij kamertemperatuur of bij
lichaamstemperatuur laten ze niks van hun inhoud los. Maar als je ze tot
42° Celsius opwarmt, gaan ze open en geven ze al hun medicijn af.
Het maakt van de roze vloeistof een Trojaans paard, dat het
hart vormt van een stoutmoedig plan van Philips Healthcare in Eindhoven.
Het bedrijf wil kankermedicijnen voortaan gericht naar een tumor
brengen, om ze alleen daar en nergens anders af te geven. Het principe
is eenvoudig, legt Langereis uit: vetbolletjes met medicijnen worden in
het bloed geïnjecteerd, waarna ze de geneesmiddelen door het lichaam
transporteren. Daarbij passeren ze ook de tumor. En nu komt het: als die
op dat moment een paar graden wordt opgewarmd met een gerichte
ultrasone straal, gaan de temperatuurgevoelige vetbolletjes open en
geven ze hun geneesmiddelen precies daar af, midden in de tumor, en
nergens anders.
Al ruim tien jaar doen wetenschappers overal ter wereld
onderzoek naar dergelijke geleide toediening van tumormedicatie.
Bedoeling is de chemotherapie alleen daar toe te dienen waar ze nodig
is, zodat gezonde weefsels en organen niet aan haar bijwerkingen ten
prooi vallen, zoals het geval is wanneer kankermedicijnen via een infuus
worden toegediend, wat nu de gangbare praktijk is. Niet alleen
tumorcellen, maar ook andere snel delende cellen in het lichaam worden
dan gedood, met als resultaat misselijkheid en haarverlies.
Bijwerkingen
Hoewel chemotherapie effectiever is bij hogere doses, wordt de
maximumdosis die een arts kan voorschrijven, beperkt door die
bijwerkingen in de rest van het lichaam. Maar als de aanpak van Philips
realiteit wordt, kunnen de bijwerkingen omlaag, om in de tumor eenzelfde
effect te ressorteren, zegt Holger Grüll. De hoogleraar biomedische
ingenieurswetenschappen van de Technische Universiteit Eindhoven is
tevens verantwoordelijk voor het onderzoek naar moleculaire beeldvorming
en therapie bij Philips Research. 'Bij ratten met kanker werd tien tot
twintig keer meer medicijn afgeleverd in de tumor dan met een gewoon
chemo-infuus het geval is.'
De ratten werden voor het experiment in een commercieel
Philips-beeldvormingsapparaat met ultrasone warmtebron geplaatst, dat nu
al in ziekenhuizen wordt gebruikt voor de hittebehandeling van
vleesbomen (goedaardige gezwellen van de baarmoeder). 'In dat geval
wordt het weefsel een minuut lang verhit tot zeventig graden', zegt
Grüll.
'Bij de ratten verhitten we een halfuur, maar wordt het
weefsel niet warmer dan 42 graden.' Terwijl het in vet verpakte medicijn
door de aderen van de rat reist, lokaliseert het beeldvormingsapparaat
waar de tumor zit. Het meet ook de temperatuur van de tumor en verhit
hem tot exact 42 graden, om ter plaatse afgifte van het medicijn uit te
lokken. Om de hoeveelheid afgegeven geneesmiddel te kunnen meten,
bevatten de vetbolletjes ook een contrastmiddel, dat eveneens bij
verhitting vrijkomt. De afgifte van het contrastmiddel wordt met
beeldvorming gevolgd, zodat live is te zien hoeveel medicijn in de tumor
terechtkomt en hoeveel eventueel naar buiten sijpelt.
De resultaten van het onderzoek staan in het blad Journal of Controlled Release. Het was een haalbaarheidsonderzoek, zegt Grüll, waarmee een proof of concept
is geleverd: de aanpak werkt. Of de behandeling patiënten op termijn
inderdaad minder last zal opleveren, zoals de bedoeling is, is nog niet
bewezen. 'Dat moeten ziekenhuisproeven uitwijzen', zegt Grüll. 'Het zal
ook afhangen van de arts: kiest hij voor een tien tot twintig keer
hogere dosis in de tumor? Dan blijft de belasting voor de patiënt
gelijk, want resterende vetbolletjes worden toch in de lever afgebroken,
zodat er alsnog medicijn in de bloedcirculatie terechtkomt. Maar als de
arts tevreden is met een twee tot drie keer hogere dosis, dan kun je
met deze techniek de bijwerkingen wellicht wél fel beperken.'
Grüll verwacht dat het nog wel een jaar of vijf onderzoek
vergt voor de nieuwe technologie voor patiënten beschikbaar komt. Maar
als het zover is, zal zij vrijwel meteen kunnen worden ingevoerd;
beeldvormingsapparaten staan sowieso in elk ziekenhuis, en de hele
behandeling, zorgvuldige positionering van de patiënt incluis, duurt een
uur, vergelijkbaar met de duur van een klassiek chemo-infuus.