Van de oceaan
Ik hou van het zand en de rotsen,
van de branding die tot rust komt, van hoe mijn wilde golven klotsen, van hoe elk geruis ooit verstomt: hoe ik mijn adem in kan houden, en me met het zonlicht vermaken, met dijken die de mensen bouwden, en hoe ik brugpijlers doe kraken.
Ik weerspiegel Middellands blauw maar vuil verf ik de wolken groen. Van ijsschotsen weerkaats ik de kou en de vissers die laat ik maar doen. Ze zeggen dat ik hen niet wil voeden, al plunderen ze me net niet leeg, zonder me ervoor te vergoeden, alsof ik het ben die zelfmoord pleeg.
Ik ben de afvalput van de aarde en had toch zijn trots willen zijn, wie schat me naar mijn waarde en bespaart me zo de laatste pijn? De kanker doet mijn oevers zwellen, een beroerte verstikt alle leven. Wie doet meer dan alarmklok bellen, en zal me een toekomst geven?
9/11/2009
|