Op zoek naar de kolenput
De Olaba’s hebben blijkbaar goed geslapen en ontbeten.
Hoog tijd om nog de briefing van de dag door de strot te duwen,
want ze weten nog niet wat een “hulleput” is.
Voor de aandachtige lezer: het is het Kempische woord voor koolmijn.
Dat is waar we vandaag naartoe rollen.
Alle koolmijnen liggen (of eerder “lagen”) ten noorden van het Albertkanaal.
We starten langs het kanaal en slaan een oude spoorwegbedding in,
waar de rust voor vele kilometers verzekerd is.
Uiteindelijk komen we bij de vroegere mijn van Zolder terecht, vlak naast
de schacht en de lift, die zich als een baken boven het landschap verheft.
Gina is zo onder de indruk van deze historische plaats, dat ze nauwelijks
haar traantjes kan bedwingen. Een knuffel van de president is nu hard nodig
om ze weer op de been en in de harde realiteit te brengen.
Wat overblijft van de reusachtige mijngebouwen is prachtig gerestaureerd…
…en er is wekelijks een drukbezochte marktdag op het grote plein aan de mijn.
De vroegere lavoir (nu genoemd “Den Lavaar”) waar de kompels zich konden
ontdoen van het zwarte gruis is nu een reusachtig en prachtig fietscafé,
met feestzalen en reusachtige ondergrondse ruimtes.
Het wordt ook opengesteld als continue expo en ideeënbron voor “Duurzaam Bouwen”.
Een goede week geleden zag ik nog in het Tv-nieuws dat hier het grootste
zonnepanelenpark van België helemaal afgewerkt is.
Dit up-to-date fietscafé is een openbaring. Wat een ruimte!
Een vreemd gevoel is het vrij rond te lopen op een site waar vroeger zo hard
en intensief werd gewerkt, en waar nu een geweldige rust van uitstraalt.
Sommige Olaba’s worden er poëtisch van en nemen prachtige en originele foto’s.
Industriële archeologie, die men bewust behoudt, staat hier hand in hand
met de nieuwste ontwikkelingen in de techniek.
Ook vanuit zuiver artistiek oogpunt valt hier wat te beleven:
oogstrelende combinaties van lijn en licht vervangen de grauwe toestanden
van de koolmijnen van vroeger.
De strakke, erg esthetische lijnen van de architectuur zullen zeker
andere gevoelens hebben opgewekt bij de toenmalige mijnwerkers,
dan bij de relaxte bezoeker van vandaag.
.
Een lieve fietscafédame zorgt er eerst voor dat onze zakken veilig achter
slot zitten , in de diepe ondergrondse labyrinten, en we reserveren alvast
voor de lunch in Den Lavaar.
We starten van hieruit een wandeling langs de oude mijncité met kerk en moskee.
Enige aarzeling ontstaat over de startplaats en beschrijving van de wandeling,
maar na wat verkeerd over en weer sjokken, hebben we de juiste richting te pakken.
De zogenaamde cité bestaat uit kleine mijnwerkershuisjes, en grotere
van de ingenieurs en de directie.
Het is een ervaring om de sfeer eens te proeven van hoe het destijds eruit zag.
Langs een bosrand verlaten we de cité, waar ook nieuwbouw de oude huisjes
begint aan te vullen.
Bloemen heten ons welkom met hun beste kleuren.
We verlaten de bewoning en komen opnieuw in een natuurlijke omgeving.
Links en rechts krijgen we sporadische signalen dat de herfst al achter
het gordijn loert, hoewel deze paddenstoel zich probeert te vermommen
als een doordeweekse aardappel.
Het wandelpad volgend komen we langs de mijnterril van Zolder.
Vandaag is deze oude afvalberg geëvolueerd tot een toeristische attractie
in dit vlakke Limburgse landschap.
Zes flinke Olaba’s hebben de ambitie de kegel van 75 m hoogte te beklimmen,
langs een aangelegd pad.
Hier aan deze picknicktafel wordt nog even diep ademgehaald vóór de beklimming.
Marc en ikzelf blijven op de begane grond om onze knieën wat te ontzien,
en om de vestiaire te bemannen.
Op de top van de terril staat een periscoop, vanwaar je de verre omgeving
kan bespeuren. Erik probeert hem als eerste, met succes.
Dichtbij zie je (zelfs met het blote oog) de cité en verder weg, langs de horizon
priemen de liften van de mijn van Winterslag.
De dames lijken een beetje afkerig van de periscoop.
Ze lijken zich ongerust af te vragen waarvoor de rode roede moet dienen.
Tezelfdertijd komt bij Erik zijn jeugddroom weer eens opgeweld:
als kind had hij al de ambitie om concertdirigent te worden.
Als de drang plots opkomt, kan hij het echt niet verbergen,
en moeten de bewegingen er even uit.
Alle Olabadames dalen gezwind, eendrachtig, en arm in arm de heuvel weer af.
Eén enkele verstopte (letterlijk te nemen, niet in de betekenis van verborgen)
Olabadame komt lichter terug na de wandeling dan vóór het vertrek.
Na de terugkeer tot bij de vestiaire wordt dringend het interne vloeistofniveau
opnieuw op peil gebracht.
We maken de wandelcirkel af en keren terug naar Den Lavaar via een andere weg,
met bloemen langs de kant.
Aan de lunchtafel van Den Lavaar worden heerlijke spijzen en dranken geserveerd
door een leuk Caraïbisch meisje, maar Marc en Luc hebben toch nog meer oog
voor hun lekkere pasta’s.
We keren terug naar De Kluis langs een andere spoorwegbedding en vanaf
het hotel rijden we nog een korte afstand verder tot het Circuit van Terlaemen.
Groot is de verwondering over het aantal snelfietsende jonge macho’s en
oudere renners die, zelfs bij dit minder goed weer (het regent enkele druppeltjes),
op het circuit talloze rondjes maken.
Overdag wordt dit snelheidscircuit afgehuurd door (vooral) motorclubs,
de VAB, en andere organisaties om bolides of andere gewone
twee- of vierwielers te testen.
Als we hier ‘s morgens voorbijkomen is het een lawaai van jewelste.
Wanneer deze snelle jongens verwenen zijn, mogen niet gemotoriseerde
wielertoeristen (gratis) het circuit op.
En dat zijn er honderden, uitgedost alsof ze de Ronde van Vlaanderen gaan rijden.
Wij passen eigenlijk niet in dit plaatje, en worden door de “echten”
bekeken als marsmannetjes en –vrouwtjes.
Maar de gelegenheid om hier eens rond te toeren kunnen we niet laten liggen.
Acht verschrikkelijke Olabolides gaan het circuit op, tussen de snelheidsduivels!
Hier zie je Greta en Luc op volle traagheid, in een scherpe bocht net voorbij
de tribunes, waar de bandensporen aantonen dat de profs hier regelmatig
uit de bocht gaan. Met onze snelheid is daar weinig kans voor.
Onze eigen Olaba “Formule 123” wedstrijd wordt glansrijk gewonnen door
Yvette, de taaie tante.
Ook Bob en Lut zetten een uitstekende prestatie neer.
Iedereen is blij na dit bravourestukje, maar moet toch even naar adem happen,
want er zijn zelfs maximumsnelheden gehaald tot 20 km/uur.
We staan hier aan de ingang van de pits (zonder pitspoezen weliswaar),
terwijl de macho’s hun zoveelste ronde op het circuit beginnen en
ons voorbij rijden met zoevend peletongeluid.
Dit is een ervaring die we niet vlug gaan vergeten.
Terlaemen met de fiets is een sterke aanrader!
We verlaten het circuit. Steil gaat het fietspad van hier naar boven en dan weer
naar beneden en terug naar het hotel.
We nestelen ons nog even voor een verfrissend drankje op het Kluisterras,
waarbij de zon opnieuw van de partij is.
Het is een harde dag geweest, met weer een aantal nieuwe ervaringen,
en daarvoor zijn we hier.
Maar ook voor een lekker diner natuurlijk.
Tijdens de aanloop wordt de tijd gevuld met de Lierse Dialect Quiz,
die zelfs de Antwerpenaars op het verkeerde been zet.
Knooppunten: 302-303-304- wandeling - terril -307-308-300-301-
Afstand is 32.6 km à 15.4 km/u
Totaal met aanloop naar circuit Terlaemen + circuit: 41 km à 15.1 km/u.
(*) Olaba = Organisation de loisirs agréables et blabla amical.
|