Luxemburg is de hoofdstad van het gelijknamig Groot Hertogdom.
We zijn er al verschillende malen langs geweest, en “aangenaam”
is wel het meest gepaste woord vind ik voor deze plaats.
Meestal verpozen we er als we terugkeren uit Frankrijk via Metz.
Deze keer gaan we einde juni op een zaterdag, want het is goed weer
en het is antiek- en brocantemarkt. Leuke trip en sfeer gegarandeerd.
Dat is volledig in contrast met de hoofdstad van Belgisch Luxemburg: Arlon.
Een oerlelijk dorp is dat, waar ze ons niet gaan terugzien.
De naam "Lucilinburhuc" is afkomstig uit de oeroude vroegmiddeleeuwse tijd,
en het betekent zoveel als “kleine burcht”.
Wil je er meer over weten, google dan eens “wikipedia Luxemburg”.
In het weekend kan je in Luxemburg stad meestal ook goedkoper logeren,
want de hotels zijn vooral business gericht.
Wie de stad (nog) niet kent zal verbaasd zijn door de diepe kloof
die de stad in twee snijdt.
Op de bodem van de kloof loopt een klein riviertje, de Pétrusse, waarlangs je
een rustige wandeling kunt doen. Je hoort niets dan vogels.
In het midden van de stad sta je hier in volle natuur.
Deze keer doen we de wandeling niet.
We nemen een foto van de top van de kloof, waar je een van de bruggen
ziet die de grote spleet overspant.
Dit is in het volle stadscentrum, met aan de linkerkant de Notre Dame kathedraal.
De stad is een paar jaar geleden volledig opgeknapt, toen ze
de Culturele Hoofdstad van Europa was in 2007.
We maken een rustige wandeling aan de rand van de stad, waar een gordel
van aaneengesloten parken als een halve maan rond het centrum ligt.
Het zijn oude parken, met reusachtige bomen, met waterpartijen en hier en daar
stadsmuren van de Romeinen.
Greta probeert aan de linkerkant de fontein na te bootsen.
Ik moet toegeven dat het haar gedeeltelijk gelukt is.
Vanaf een brug zie ik beneden een groot aantal dikke hongerige karpers
op zoek naar eetwaar, zoals lekkere sappige mensentenen.
Ze lusten natuurlijk ook graag brood, en spelen doen ze ook graag.
Gelukkig krijgen ze een homp brood van een koppeltje, zodat de stress
bij deze schubbendragers stilaan kan wegebben.
De Place des Armes is de plaats waar iedereen naartoe gezogen wordt.
The place to be. De zaterdagmarkt is al volop aan de gang.
Ook als er geen antiekmarkt is, is er hier leven in de brouwerij, vooral
door de vele terrassen. De toeristenvallen onder de terrasjes hebben
we intussen, met schade en schande, ook al leren kennen.
Zoals de meeste meisjes houdt Greta wel een beetje van snuisteren
op een antiekmarkt.
Dit zijn de Rail Road Side Dancers uit Reuver, een dansgroep uit Nederland.
Ze staan nog wat te keuvelen voor hun optreden.
De Reuverse keuvelers.
Aan de rand van de Place des Armes kan je je laten schminken,
Vrij opvallend, en bijna van kop tot teen.
Een fanfare toetert hier alles bij elkaar onder de stralende zon.
Pure brood en (muziek)spelen op dit plein. Ambiance is verzekerd.
De koopwaar behoort hier niet tot de categorie rommel. Ook de kramen lijken
afgelikt en ogen Duits degelijk. De lederhosen wonen maar op enkele kilometer.
Camionetten, wagens, lege dozen en andere rommel zijn hier niet toegelaten.
We hebben wel al andere markten gezien…
Op één plaatsje moeten we aan Spanje denken: een paellapan te koop
met een steel van meer dan een meter.
We kopen ze niet, want ze past niet in onze pannenkast.
Nog even terug naar het park. We ontdekken een originele speeltuin.
De jeugd kan hier o.a. experimenteren met de vijzels van Archimedes, en water oppompen.
Greta speelt hier graag met haar groene vriendje. Zonder brood.
Let wel, het is zeker geen marsmannetje, want de twee stekeltjes ontbreken.
De speeltuin is leuk ontworpen: aan het eind ligt een speelkarveel, en vooraan
zijn er experimenten met water. Wat doet de jeugd meer deugd?
Uit een paalwoning (?) vertrekken dikke buizen waar de kindjes kunnen doorglijden.
Wel ontoegankelijk voor Mc Donald- en obesitaskindjes.
Af en toe kan ik het niet laten en komt de werkmicrobe weer boven.
Het beste middel om dit te verhelpen is mijn ogen een halve minuut te sluiten,
dan ergens rustig te gaan zitten en te wachten tot het helemaal overgaat.
Zo beland ik dan hier op deze viervoeter van Lacoste
We keren terug naar de stad.
Hier merk je drie engeltjes naast elkaar, en een indrukwekkend jaartal.
Quizvraag: hoelang staan deze engeltjes hier al?
Het middelste exemplaar buiten beschouwing gelaten.
In het centrum wordt deze ijzeren knaap herdacht.
Waarschijnlijk een ridder, of een graaf.
Zo te zien kan het Boudewijn-met-de-IJzeren-Arm zijn,
of Jean Zonder Kop.
Aan de voet van een kerk vind je altijd en overal een goed terrasje, waar we
relaxed tussen alle andere Vlamingen een paar Leffe’s tot ons laten komen.
Gezeten aan nog een ander terrasje, worden we aangesproken door
een slim blondje, dat ons (vruchteloos) wil overtuigen meer thee te drinken.
Haar hele garderobe is volgehangen met theezakjes, op haar hoofd staat
een theepot, maar ze deelt wel lekkere snoepjes uit.
Ze is eigenlijk op stap met een aantal vriendinnen voor haar bokkenfuif,
of heet zoiets “geitenfuif” bij de meisjes?
Morgen stapt ze in het trouwbootje, en begint ze aan haar wittebroodsweken.
Traditiegetrouw mag er dan ook gespeeld worden.
Greta is gelukkig nog net op tijd om haar, met de wijsvinger in de hoogte, wat
nuttige waarschuwingen en listige adviezen aan de hand te doen over de mannen.
En een daarvan is een citaat van Agatha Christie: “Een vrouw kan maar best
met een archeoloog getrouwd zijn.
Hoe ouder ze wordt, hoe meer hij zich voor haar gaat interesseren”.
|