Een wandeling maken door Toledo, de oude hoofdstad van Spanje,
is alsof je 500 jaar teruggekaatst wordt in de tijd.
In de oude binnenstad is er weinig of geen verkeer te zien.
Alleen oude straatjes, binnenplaatsen, en een massa winkeltjes
met armaturen, wapens, en allerlei oude (namaak)dingen waar
het blanke staal voor wordt gebruikt.

Een van de bekendste ex-inwoners is de schilder El Greco, uit de glorietijd
van Spanje, toen er heel veel geld was (ergens anders geplunderd natuurlijk,
zoals in Vlaanderen bijvoorbeeld) en geen twintig percent werklozen, zoals nu.
Nochtans zag El Greco, afgaande op zijn zelfportret, er niet zo stralend uit.

Domenikos Theotokopoulos (what’s in a name?) is zijn echte naam.
De Spanjaarden vonden dit wat lastig om uit te spreken, en hij werd dus
terecht algemeen bekend als El Greco (Spaans voor de "De Griek").
Het schrijven lag nog iets moeilijker, wat denk je van Δομήνικος Θεοτοκόπουλος.
Onleesbaar voor de meesten, maar omdat ik bij de nationaliteiten
van mijn lezers zie dat er toch één Griek tussen zit, wil ik deze persoon
toch ook de volledige originele naam geven.
El Greco werd geboren in Heraklion op Kreta in 1541 en hij was
een getalenteerde kunstschilder die voornamelijk in Spanje werkte.
Net als Greta en ikzelf was hij al een echte Europeaan.
Na een opleiding op Kreta in de kunst van de iconen reisde El Greco
naar Italië, en in Rome studeerde hij onder de schilder Titiaan.
In 1577 emigreerde hij naar Toledo in Spanje, waar hij zijn
grootste hoogte bereikte, tot aan zijn dood in Toledo op 7 april 1614.
Hij was erg geliefd onder hoogwaardigheidsbekleders en schilderde
vooral religieuze werken en portretten.
De schilderijen van El Greco onderscheiden zich door de langgerekte vormen
en de expressieve kleuren. Zijn werken doen werkelijk erg modern aan.
Hier zie je het schilderij “De doop van Christus”, geschilderd rond 1610.

Na zijn dood werd El Greco eeuwenlang niet meer als belangrijk
kunstenaar gezien.
Aan het eind van de 19e eeuw ontstond echter een hernieuwde belangstelling
in zijn hoogst persoonlijke expressie.
El Greco bevrijdde zich van de exacte vorm, licht en kleuren van zijn onderwerpen
en inspireerde kunstenaars als Pablo Picasso en Jackson Pollock in hun
inspanningen om de kunst te transformeren
De meeste kunstcritici bestempelen hem als een moderne schilder ‘avant-la-lettre'.
Hij slaagde erin zijn schilderijen licht te laten uitstralen, wat totaal ongewoon
was in de jaren 1600. Als voorbeeld zie je het zicht op de stad Toledo,
van op de plaats waar we verblijven in hotel Eurostar.

Deze historische en artistieke bespiegelingen veroorzaken dorst en honger.
Dus gaan we op zoek naar de beste bar van Toledo: de Gambrinus. Niet te missen!
Bemerk de frappante gelijkenis tussen de kraag die El Greco rond zijn nek draagt,
en de kraag van de pint die Greta in haar knuistje neemt.
De Spanjaarden weten waar Joost de mosterd en de pils vandaan haalt.

De Gambrinus serveert Cruzcampo bier, en dat zullen we geweten hebben.

Aan de zijkant van de bar ligt een driehoekig pleintje, waar Greta snel haar
plaatsje vindt. Merk op dat ook hier het spel van licht en schaduw volop
tot zijn recht komt. El Greco vergezelt ons.

Na de bestelling van enkele natjes en droogjes neem ik even tijd
voor persoonlijke hygiëne.
Dat geeft me de gelegenheid eens rustig het interieur te bekijken.
Op één plaats hangen de lekkerste hammen te drogen aan de haak,
met onderaan het druippotje om resterend vocht op te vangen.

Even verder staan een aantal gezellige tafeltjes klaar om gasten te ontvangen.
Het is nu rond 4 uur, zowat de kalmste periode van de dag.

De Cruzcampo pils wordt hier hoog in het vaandel en in de vrachtwagen gedragen.

Spanjaarden eten tapa’s altijd aan de toog. Geen probleem hier.

Er was een tijd dat deze plaats ook een huisbrouwerij was.
De bewijzen zijn nog aanwezig.

Intussen is de bestelling toegekomen. Eigenlijk wilden we een kleine tapa
eten, maar de hoeveelheden die men neerzet zijn aan de ruime kant.
Mijn probleem is dat ik nauwelijks kan weerstaan aan al die lekkere dingen.
De kelner heeft dus niet veel moeten afruimen.
’s Avonds bij het romantische diner kunnen we geen pap meer zeggen,
en eten we maar enkele kruimeltjes.
Er is nog een sappige story aan verbonden met een steak en een hond,
maar het zou me te ver leiden om dat hier en nu uit de doeken te doen.

Na de heerlijke maaltijd in de Gambrinus werpen we nog een laatste blik
in het interieur. Geen blik in staal natuurlijk, hoewel dat in Toledo ruim
voorhanden is, zoniet zouden we de barjuffrouw achter de toog
te veel doen schrikken van het lawaai.

De tijd is gekomen om oud Toledo te verlaten, met zijn pittoreske straatjes
en dito winkeltjes met Armas Historicas.

We rijden het laatste stuk naar Malaga door een monotoon landschap.
Een ultieme stop voor een kleine snack en een smeerbeurt voor de keel
voeren we uit net voorbij Granada.
Er is daar een piepklein dorpje, Riofrio. Door het dorpje loopt een rivier,
eveneens genoemd Riofrio natuurlijk, wat zoveel betekent als “koude rivier”.
Bij onze aankomst ziet het er nogal verwilderd uit, en er is geen levende ziel.

We zitten hier in de uitlopers van de Sierra de Loja, met zicht op de hoogste
toppen van de Sierra Nevada.
Sinds 1664 wordt hier op forel gevist. Dat is toevallig ook het jaartal van het
ontstaan van het bier 1664 van Kronenbourg, maar verder is er geen verband.
Onlangs werden hier forelvangsten gedaan tot 5.2 kg!
Je moet wel over een stevige barbecue beschikken om dat visje te braden!

Het visseizoen loopt hier het hele jaar, waarbij men verse forel serveert
van de barbecue in de talrijke restaurants.
Het oogt hier niet zo aantrekkelijk als normaal.
Gisteren is hier een zware storm gepasseerd, en alles ligt overhoop.
De hoofdattractie hier is nochtans niet meer de forel, maar de steur.
Na drie en een halve eeuw forellen vangen was men er wat op uitgekeken,
en is er een familie gestart met het kweken van steur.
Niet de vis is op zichzelf heel interessant, maar wel zijn eitjes,
met andere woorden gezegd: het draait allemaal rond kaviaar.
Kaviaar mag sinds enkele jaren niet meer ingevoerd worden
in de Europese Unie, enkel als eitjes, om zelf te kweken.
Wil je er meer over weten, dan kan je naar http://www.caviarperse.net.
Persoonlijk vind ik de smaak van kaviaar maar niks.

Vroeger werd de steur in het wild gevonden in de Guadalquivir, die ook Sevilla
en Cordoba bespoelt. Maar sinds die werd afgedamd voor drinkwater
en elektriciteit, is het visje in Spanje bijna uitgestorven.
In Riofrio bevindt zich nu een van de grootste steurkwekerijen in de wereld.
Naast forel kan men er ook de steur zelf eten in de plaatselijke restaurants.
Dat zal bij ons volgend bezoek dan ook gebeuren.

Steuren zijn grote, primitieve vissen met een bepantserde kop.
Hij is een van de weinige dieren die de prehistorische tijd heeft overleefd.
Kenmerkend is de lange snuit met een soort uitstulpbare slurf.
Ze worden tot 6 meter lang, 500 kg zwaar en maximum 100 jaar oud.
Steur is een vis die heel zuurstofrijk water nodig heeft.
Bij een tekort aan zuurstof, zal de vis krom groeien en uiteindelijk sterven.
Het pure zuivere water dat rechtstreeks van de Sierra Nevada komt is
uiterst geschikt voor deze vissen, die volledig ecologisch gekweekt worden.
Deze viskweek valt wel buiten het gewone.
Alleen al het feit dat de oude knarren heel gevoelig zijn voor hun leefmilieu ,
is er ook nog een groot praktisch probleem.
Mannetjes worden pas geslachtsrijp na 7 tot 15 jaar en vrouwtjes na 8 tot 20 jaar.
Wie een kwekerij start moet een heel aantal jaren wachten op de eerste eitjes,
en om iets tastbaars terug te zien van zijn investering.
Vandaar dat er weinig steur wordt gekweekt in de wereld en dat de eitjes
een heel duur exclusief product blijken te zijn.
Dit inloopstadium zijn ze hier intussen al wel voorbij.

De ei-afzetting vindt normaal plaats in diepe rivierdelen met stenige bodem,
of ook wel boven zandbanken in ondiep water bij de monding van rivieren.
Het vrouwtje verspreidt daarbij de eieren (tot 800000 stuks, bij grote exemplaren)
over een oppervlakte van honderden vierkante meter.
Enkel op enkele plaatsen in Europa leven nog wilde steuren.
In de Dordogne bijvoorbeeld zijn ze nog niet helemaal weggevist.

Na enkele tapa’s nemen we afscheid van deze interessante plek.
Het laatste dat we zien is een wilde eend, dicht tegen de weggespoelde oever.
Dit lekkere beestje legt natuurlijk al de link naar een mogelijk volgende
hoofdstuk in de kokeneten rubriek.
Come and see next week.

|