We varen een eind verder naar het zuiden, tussen alweer een wirwar van eilanden
en diepe fjorden, tot in Alesund.
Een brede baai geeft toegang tot de binnenhaven en de stad.
Voorlopig is het weer nogal zwaar bewolkt, maar daar komt verandering in.
Alesund is de grootste vissershaven van Noorwegen. De stad is gebouwd op het
schiereiland Yksnøya en ligt ook nog verspreid over enkel andere eilanden.
Maar daar komen we op terug, want dadelijk na het ontschepen is al een uitstap
voorzien met een autocar naar enkele eilandjes in de buurt.
Op de satellietfoto zit de stad met 40000 inwoners onder de rode punaise.
We bollen eerst naar een eiland in het noorden, met de welluidende naam Valderøy.
Klinkt als een naam van een romantisch kasteel in een VTM soap.
Dank zij de petrodollars, of liever de petrokronen van Noorwegen, is alles met alles
verbonden door een supermodern netwerk van onderzeese tunnels en/of bruggen.
Vanuit Valderøy kan men dus nog verder op vier wielen naar het noorden via een
brug tot op het eiland Vigra (geen tikfout!).
Daar gaan we veiligheidshalve niet naartoe, maar wel later naar het eiland Giske,
verbonden met Valderøy door twee stevig uit de kluiten gewassen bruggen.
We vertrekken dus vanuit Alesund en de bus duikt een smalle, maar splinternieuwe
tunnel in.
Op de wegmarkering van de foto staat een kleine, maar ernstige schreiffout,
maar dat kan iedereen overkomen.
De meeste onderzeese tunnels in Noorwegen hebben maar één enkel rijvak,
om de uitgaven te beperken waarschijnlijk. Nochtans is dit niet onlogisch:
uiteindelijk is er in deze tunnels héél weinig verkeer, en onderweg zijn er in de
tunnel zelf uitwijkplaatsen op vaste afstanden.
Wie in de tunnel de lichten ziet verschijnen van een tegenligger, wijkt uit en stopt
even aan de eerste nis aan de rechterkant, en men laat de andere automobilist
eerst voorbijrijden.
Valderøy is vrijwel plat. Het enige gebouw dat enigszins uitsteekt,
is de plaatselijke vuurtoren. De toren is, op het topje na, volledig
opgetrokken uit hout. Beneden rechts is er een museumpje
en een winkeltje, maar dat laten we nu beter links liggen.
Als eerste van de groep beklimmen wij de steile trappen
tussen de verschillende verdiepingen met planken vloeren, waar wat
oude rommel en gereedschap staat.
Greta, sportief als ze is, bereikt als eerste de top en mag de metalen deur openen
om te genieten van het prachtig zicht.
Het oogsten is net gebeurd, en het resultaat is verpakt in plastic balen.
In Noorwegen noemt men deze witte producten 'tractoreieren 'of ook 'trollendrollen'.
Vlak in de buurt van de vuurtoren ligt een zandstrand, maar pootjebaders
of andere zonnekloppers behoren niet tot de aanwezigen.
Schitterend weer vandaag, en de vuurtoren werpt zijn schaduw vooruit.
In de schaduw van de kop zie je ongetwijfeld een aantal rode stippen.
Het is een kunstwerk, met als titel “Running Canoes”.
Een merkwaardig stuk is het, want elke avond worden
de kunststoelen binnen genomen, en ’s morgens
opnieuw in een andere volgorde buiten gezet.
Elke dag staat er dus in feite een ander kunstwerk.
Het is te koop.
Het is trouwens een van de weinige kunstwerken
met praktisch nut, want je kunt het ook gebruiken om te genieten
van het heerlijke landschap.
Ook onze gids Søske, doet hier zijn dagelijkse turnoefeningen, omringd door het
prachtige landschap. Ofwel tuurt hij de zee af, op zoek naar een glimp van Wiske.
Wie zal het weten?
Intussen tracht ik een beetje orde te scheppen in de wirwar van tractoreieren.
Het bollen met de trollendrollen lukt me niet ten volle.
Tijd nu om over te steken naar het eiland Giske. We rijden van rechts naar links
over een brug, een eiland, en nog een brug. Giske is een eilandje, waar wat
aan landbouw gedaan wordt. Dat kan je goed zien op deze satellietfoto.
Noorwegen is het land van de boten. Bijna elke Noor heeft een boot(je).
Ook op dit eiland zijn er meer bootjes dan wagens.
Niettegenstaande de zeer kleine lokale populatie zie je op de satellietfoto toch
twee jachthavens aan de zuid- en oostkant van het eiland.
Hoewel zeer klein in aantal beschikken de Giskenaren over een merkwaardig
kerkje, het “Giske Kyrkje”. Voor degenen die hier een communietje willen vieren,
of een andere religieuze bezigheid willen uitvoeren, laat ik meteen het
telefoonnummer achter.
Het kerkje, van een of andere protestantse strekking, is best gezellig.
Binnen worden we vergast door de plaatselijke gids, die vanaf de preekstoel
al de merkwaardigheden van Giske ontrafelt en onthult.
Helemaal rondom de kerk ontplooit zich het kerkhof, of is het dé kerkhof?
Nog een weetje, voor ik het vergeet. Nu we rond rijden op deze en andere eilandjes,
maakt Søske er ons op attent, dat alle Noorse (houten) huizen vooraan wit zijn
geschilderd en achteraan rood, of een andere kleur.
Verklaring: witte verf was duurder dan rode, en iedereen wil een welstellende
indruk maken op de voorbijgangers.
Nog een merkwaardig iets. Als je de namen leest op de grafzerken
van Giske kom je tot de vreemde conclusie dat de naam
van ten minste de helft van de bewoners luidt: 'Giske'.
Raar maar waar.
Voor onze gids is deze bezigheid slechts een seizoensjob.
In de winter doet hij totaal andere dingen. Dat omvat onder meer:
rendieren verzorgen, sponsors zoeken voor geschenken, reisplannen ontwikkelen.
Op 24 december rijdt hij de ganse nacht rond in de rendierenslee en met zijn
roodwitte muts, om geschenkjes te bezorgen aan de brave kindjes.
Een andere merkwaardigheid op het Noorse platteland: veel daken zijn bedekt
met aarde. Na een tijd begint daar dan het onkruid welig op te tieren.
Hoe geraakt men daar van af? Men zet een geit op het dak.
Op deze foto is het nog niet gelukt. De geit nam een dag vrijaf.
|