Twintig originele benaderingen van spaghetti bolognese.
Van bovenstaande drie boeken ben ik medeauteur !
Tips en hulp voor de keuken !
Ter Leringhe ende Vermaeck
17-06-2015
Mag het ook eens gewoon?
Wel, deze week ga ik eens gewoon doen en geen extravagante toestanden beschrijven of waanzinnige experimenten uitvoeren.
Om te beginnen: op 18 juni wordt er gevierd, en ik schrijf wel degelijk gevierd, dat Napoleon Bonaparte verslagen werd op de vlakte bij Waterloo. Ik zal er niet gans de geschiedenis bij leveren, die is overal te lezen en te horen in de kranten en op radio en televisie.
Maar ik wil het hebben over de overwinnaar van die slag. Dat wat was Arthur Wellesley, 1e hertog van Wellington bijgenaamd de IJzeren Hertog.
Deze Wellington versloeg Napoleon nabij Waterloo in1815.
De hoofdstad van Nieuw-Zeeland, Wellington, is naar hem vernoemd en hij heeft ook zijn naam gegeven aan het gerecht "Beef Wellington" en aan Wellington boots ("Wellies"), de Engelse term voor rubberlaarzen.
Dat laatste heb ik gewoon gelezen op Wikipedia... Lees nu nogmaals het laatste zinnetje: de 'Engelse' rubberlaarzen (botten zeggen we hier...) kregen zijn naam ! (Wellingtons)
Nu heb ik zo een donkerbruin vermoeden dat die rubberlaarzen wel iets te maken hebben met het drassige slagveld van Waterloo, en zeker en vast ook iets met de Beef Wellington...
De "Beef Wellington" is een traditioneel gerecht in Engels sprekende landen maar ook hier op het continent wordt de "Boeuf Wellington" of de "Filet de boeuf en croûte" ook regelmatig gemaakt. Het is een typisch gerecht voor grote banketten alhoewel kleine porties gemakkelijk thuis kunnen bereid worden.
Er bestaan verscheidene versies van het recept maar bladerdeeg is onmisbaar en een 'duxelles'. Sommigen gebruiken ook nog paté en soms ook gedroogde ham...
Het vlees moet een runderfilet zijn, de filet pur zoals we zeggen, de goedkope versie schrijft een varkenshaasje voor, maar dat is niet origineel! Met minder mals vlees dan de filet verkrijg je een nachtmerrie omdat het afgewerkte braadstuk dan niet behoorlijk te snijden valt...
Dus een langwerpig, mals, stuk vlees. De filet!
Dit vlees moet eerst gekruid worden met peper en zout en zelfs een snuif currypoeder wordt ook wel eens gebruikt.
Het vlees moet op voorhand goed gekruid en gekleurd worden in een braadpan in olie en/of boter tot alle zijden mooi bruin zijn. Het vlees zelf is dan binnenin nog zo goed als rauw!
Eerst zorgt men voor een "duxelles', dat is een soort puree gemaakt van gehakte champignons, sjalotten, peterselie en broodkruim.
Voor één deel sjalotten neemt men twee delen champignons...
Eerst de sjalotten zeer fijn snipperen of hakken. Deze alvast beginnen aan te stoven in wat boter. Terwijl, de champignons fijn hakken (cutter ?) en onmiddellijk bij de sjalotten voegen... anders worden ze zeer snel zwart! Giet er een scheut witte wijn bij als je die hebt of een beetje citroensap. Laat het vocht uitkoken, proef en voeg peper en zout bij. Dan nog een forse handvol fijn gehakte peterselie en een beetje droog broodkruim tot de massa vaster wordt en er geen vocht meer uitlekt... ( Broodkruim maak je door een kurkdroge pistolet of iets dergelijks fijn te maken tot paneermeel... )
Nu zorg je voor een groot vel bladerdeeg, voldoende groot om het vlees in te pakken. De ronde taartbodems die de supermarkten verkopen, raad ik niet aan, die kleuren veel te snel en rijzen praktisch niet...! (Persoonlijke mening!). Er is prima deeg verkrijgbaar van 'Banquet d'Or' maar niet in de kleinhandel... Anders, wat ik weet; Colruyt heeft rechthoekige lapjes bladerdeeg van goede kwaliteit in de diepvries. Een paar plakjes deeg lichtjes bevochtigen, overlappend op mekaar leggen en uitrollen... Of anders de lokale pasteibakker eens diep in de ogen kijken...? Dames hebben daar soms succes mee... (en de mannen, dat is nog af te wachten).
Het reeds gekleurde vlees is nu ondertussen weer koud geworden, en dat moet ook zo!
Leg het vlees nu op de lap bladerdeeg en leg een dikke laag van de duxelles boven op het vlees. Men kan ook het vlees eerst omwikkelen met plakken gedroogde ham en sommigen smeren ook nog wat paté of zelfs foie gras op het vlees... allemaal varianten...!
Pak het vlees nu netjes in en draai het pak om zodat de duxelles onderaan ligt en het vlees boven. Het overtollige deeg wegsnijden en zorgen dat alles goed dicht geplakt is. Gebruik een losgeklopt ei als lijm om te plakken en om het deeg te doen glanzen. (Doreren )
Knip of snijd nog wat gaatjes in het deeg omdat het anders zou barsten tijdens het bakken. Men kan het deegpakket eveneens versieren met uitgesneden stukjes deeg....
Een runderfilet in een korst moet ongeveer 30 minuten bakken in een oven van 180 °C voor de saignant versie. Veertig minuten als je wat minder rood vlees wil. Een varkenshaasje zal aan vijftien minuten genoeg hebben. Dit is altijd een beetje gokken en hopen dat het goed afloopt...!
Bij het opdienen wordt het vlees eerst plechtig door de "voorsnijder" gesneden... Heel dikwijls wordt er geen garnituur apart bij geserveerd. Aardappelen zijn overbodig, het deeg is hier de 'feculent'. Groenten mag. Eventueel, groene asperges, spinazie... (geen koeienvlaai...) maar de blaadjes op zijn geheel! Escoffier schrijft gestoofde sla voor, iets wat de laatste tijd nogal gedaan wordt met de 'little gem' slakropjes!
Hierbij wordt normaal een maderasaus geserveerd, een klassieker uit de oude keuken... en niet eenvoudig om thuis te maken... zeker niet voor de authentieke versie...
Vermits bij de bereiding geen braadjus of saus ontstaat moet er een saus apart bereid worden.
Een behoorlijke maderasaus kan je maken door een fijngesneden wortel en een ui mooi bruin te kleuren in wat olie of boter samen met een handvol gerookte spekblokjes. Roer er een lepeltje bloem bij en ook deze bloem al roerend lichtjes kleur laten krijgen. Voeg een kruidenbosje toe en giet er bruine fond bij. Die fond kan je best kopen, want zelf maken, dat doe je niet eventjes tussen de soep en de patatten... Voeg ook een heel klein beetje tomatenpuree of een verse tomaat toe en laat deze saus nu zachtjes sudderen gedurende een uurtje... Af en toe roeren en voeg vocht (bouillon) bij als het te veel verdampt. Voeg ook de losgekookte aanbaksels uit de pan, waar eerst het vlees in gekleurd werd, bij de saus. Kruidt de saus naar behoren, bindt ze eventueel een beetje bij en steek ze door een fijne zeef. Giet er nu een niet te zuinige geut droge madera bij... De Fransen destijds waren er niet vies van om een halve fles madera bij een litertje saus te kiepen!
Om nu terug te komen op die rubber laarzen.... Bekijk goed dat vlees eens, dat zo mooi in een nauwsluitend omhulsel zit...! Ik vermoede het al langer en ik ben niet de enige, die denkt dat de "Beef Wellington" niet naar de persoon Wellington maar naar zijn 'caoutchouc botten' is genoemd.
Een ander gerecht dat ik in geen eeuwigheid meer gemaakt heb zijn "gnocchi alla Romana". Het minste wat je hiervan kan zeggen is dat het mooi klinkt!
Bij gnocchi denkt men doorgaans aan aardappelgnocchi maar veel minder gekend zijn de gnocchi van griesmeel. Deze gnocchi worden geserveerd als eerste gerecht, zeg maar, een voorgerechtje... (Dat zeer voedzaam is en weinig kost...)
Het is zelfs gemakkelijk te bereiden.
Voor een liter melk (of bouillon) heb je 200 tot 250 gram grove 'semolina' nodig. Dat is tarwegriesmeel maar dat kan vervangen worden door rijstgriesmeel... Zolang de Italianen het niet weten is er geen probleem.
Breng de melk aan de kook met peper, zout en een snuif nootmuskaat. Giet er dan in één keer het griesmeel bij en roer stevig. Men verkrijgt nu een heel stevige dikke, taaie massa die een beetje op puree gelijkt. Laat het een tiental minuten doorkoken en terwijl regelmatig roeren in het kooksel.
Voeg nu een 100 gram boter bij de massa en evenveel geraspte parmezaanse kaas... Meng goed en giet deze massa nu in een lichtjes met olie ingesmeerde platte schaal. Laat opstijven in de koelkast.
Daarna kan, de nu zeer stevig geworden bereiding, ofwel in vierkantjes gesneden worden zoals kaaskroketten of mooier is om ze uit te steken met een ronde uitsteekvorm. Als doormeter ongeveer zes centimeter.
Om op te dienen, de gnocchi op een geboterde ovenschaal leggen en rijkelijk bestrooien met geraspte emmental kaas of een andere kaassoort die snel smelt...
Schuif de schotel in een hete oven '(200 °C) en laat ze bakken tot de kaas kleurt en de gnocchi zelf ondertussen warm zijn.
Giet er nu tenslotte nog een rode streep dunne kruidige tomatensaus rondom...
Voila, een klein niemendalletje was dat, iets wat ook op voorhand kan gemaakt worden, zelfs in de diepvriezer bewaard worden...
Ik heb het nog nooit geprobeerd maar volgens iemand die het kan weten kan je die gnocchi ook bakken in de frituur! Het proberen waard.
Dan waren er nog de zwezeriken die ik ooit eens gekocht had...! En de eerste nieuwe aardappelen waren in mijn keuken gearriveerd!
Die eerste nieuwe 'patatjes', dat is een ware delicatesse. "Eerstelingen" waren het, zo is de naam van die schatjes van patatjes... ! Ik heb ook het geluk dat ik ze, pas geoogst, vrij dichtbij kan kopen, direct bij 'den boer'. Als je de velletjes dan thuis van de aardappeltjes wrijft... dan krijg je zo'n lekker bruine handen. Maar dat moet je er voor over hebben, na drie dagen is het bruin weg... Een antieke grove borstel kopen is ook een goede oplossing.
De zwezerikjes, want lamszwezeriken zijn niet groot, hebben mij amper 10 euro per kilo gekocht. Dus wie denkt dat dit luxe voedsel is, die denkt fout... Twee tot drie zwezerikjes per persoon, afhankelijk van de grootte, vormen een ruime portie!
De zwezeriken moeten eerst zeer goed gezuiverd worden, van bloed ontdaan. Gewoon in een pot met gezouten water in de koelkast zetten en af en toe het water veranderen. Een dag en een nacht is ruimschoots lang genoeg. Daarna de zwezerikjes even blancheren, dus in koud water opzetten, aan de kook brengen en terug afspoelen onder koud water. Nu kan je gemakkelijk de eventuele vliesjes, vet en andere minder mooie stukjes verwijderen.
Dan in een klein pannetje met deksel, stoof je wat gesnipperde sjalot in boter! Leg de zwezerikjes erin en voeg vingerhoog wat kippenbouillon toe. Deksel op de pan en na, zegge vijf minuten, voeg je diverse primeurgroenten toe.... De groenten eerst in grove stukken snijden zodat ze goed zichtbaar blijven. Onder andere zijn bruikbaar: jonge worteltjes, jonge zilveruitjes, aspergetoppen, verse erwtjes, bloemkool, staafjes courgette... Wat je zelf prima vindt. Voeg de groenten toe in volgorde van gaar worden... Eerst de wortelen en de uitjes, de asperges, de erwtjes, de courgette, enz... In het totaal heb je twintig minuten tijd want zo lang moeten de zwezeriken stoven om gaar te worden. Haal eventueel de zwezeriken uit het vocht en laat de groenten nog enkele minuten verder gaar worden mocht het nodig blijken.
De saus, het stoofvocht, bindt je nu met een 'liason', een mengsel van room en eierdooier... Wel opletten want dat schift! Niet meer laten koken. Voeg ook een klein beetje citroensap toe... en strooi enige grof gehakte groene kruiden over het geheel... kervel, peterselie, bieslook...?! (Om te binden gebruik je wat zetmeel voor de dieetversie...)
De nieuwe aardappeltjes heb je gewoon gekookt in water, meer moet dat niet zijn...
Staat de witte wijn in de koelkast?
Snij de zwezerikjes eventueel nog in twee dikke plakken dan heb je schijnbaar meer...
Een echt gerecht voor zondag, alhoewel op een woensdag smaakt het even goed...
Er is maar één grote moeilijkheid: waar haal je lamszwezeriken ?
Misschien afspreken met de Turkse slager?
Ik heb mijne gekocht direct in het slachthuis... of in Frankrijk zijn ze te verkrijgen bij elke slager die zich een beetje respecteert...
Er is nog een andere oplossing; gebruik kalfszwezeriken! Het gerecht wordt dan een echte luxueuze schotel maar ook veeeel duurder !
Mijn voeten, ja . Koud jongens, koud mijn voeten zijn koud !
Nieuwjaar is voorbij, iedereen is uitgefeest en alleman wil
op regiem maar met zo een koud weer als dit moet je goed eten om warm te
blijven. Dus dat regiem stellen we nog even uit.
De interesse in koken is duidelijk verminderd dat is goed te
zien aan de klassering van mijn blogs alle
twee de dieperik in Maar dat is alle
jaren zo, dat komt wel terug goed.
We gaan winterkost maken om warm te blijven.
Een goede ouderwetse bouilli. Met veel groenten en patatjes,
en mosterd, en cornichons
De bouilli, dat was vroeger de standaardkost van de Fransen
als het feest was. Eerst aten ze de bouillon en daarna het vlees met groenten.
In feite is het een oefening in het maken van een goede
bouillon want dat is wat we gaan doen.
Koop eerst bij de slager een stuk soepvlees. Platte rib
bijvoorbeeld, dat is vlees van de runderborst. Ik vrees alleen dat je zoiets nu
best op voorhand bestelt. De slager weet niet wat hem overkomt als er zo maar
iemand op een gewone weekdag binnen stapt en een stuk bouilli vraagt Dat wordt
niet meer verkocht. Dat gaat allemaal de americain in, of in de hamburgers
Een mooie schijf uit de runderschenkel dan ? Anders het
kleine zenuwstuk uit de schouder?
Allemaal mooie en geschikte stukken vlees om bouilli van te
maken maar je zal ze eerst moeten vinden. Koop dan ineens vlees voor een
tweetal dagen. Zulke gerechten zijn opgewarmd veel smakelijker dan zo maar
recht van het vuur.
En koop een ruim stuk vlees, het kost zeer weinig, er is wel
wat afval aan, vet en beenderen, maar het loont de moeite. Reken minstens 250
gram per persoon.
Van de resten die je niet meer op krijgt kan bouillisalade
gemaakt worden. Of je kan de koude bouilli gewoon in schijfjes gesneden,
bestreken met mosterd eten tussen de boterham of op een kraakverse pistolet
Kermiseten was dat destijds.
Hetzelfde als bouilli met gestoofde snijbonen uit het zout
en witte boontjes met patatten natuurlijk
Als je terug komt van de slager, loop dan de groentewinkel in
en koop daar een paar preien en een selder met dikke stengels. Misschien een
witte selder? De ouderwetse snijselderij, soepselder zoals wij hem ook noemden,
is goed maar niet voor deze bereiding.
Verder hebben we nog enkele dikke uien nodig en dikke
wortels. Als je van die echt dikke Hollandse winterpenen vind, dat is het
ideaal Of de boer heeft die soms om aan zijn koeien te voeren !
Goed, thuis gekomen zoek je de grootste ketel, die je in
huis hebt, een marmiet.
Stop het vlees daar in en overgiet het met koud water en
breng aan de kook. Laat twee, drie minuten doorkoken. Om te beginnen is dat al
eenvoudig, niet ?
Giet het water dat er nu behoorlijk vies uit ziet weg. Spoel
het vlees af onder de koude stromende kraan. Spoel de ketel ook uit en leg het
vlees er terug in.
Wat we nu gedaan hebben heet : blancheren. Dat is om allerlei ongerechtigheden van het vlees te
verwijderen. Nadien krijgen we zo ook een mooie heldere bouillon. Overgiet nu het
vlees met veel water, de ketel bijna vol.
Was de groenten grondig, schil de wortelen en pel de uien.
Van de prei en de selder snijd je het bovendeel af. Dus de
groene bladeren van de prei en de losse bladeren van de selderij. De rosse en
verlepte bladeren gooi je onverbiddelijk weg.
Neem één gepelde groet ui en één geschilde wortel.
Als het vlees nu weer een paar minuutjes kookt komt er
waarschijnlijk een klein schuimlaagje boven op het kookvocht drijven. Schep dat
er af en regel nu het vuur zodat de inhoud van de ketel nog amper kookt. Alleen
het oppervlak mag lichtje rimpelen In vakterminologie noemt men dat :
frémir..! Mijn grootmoeder liet dat zo
zachtjes trekken, achter op de Leuvense stoof.
Voeg er nu de losse bladeren van de prei en selder bij en de
ui en wortel. Prik wel eerst een twee tot drietal kruidnagels in de ui. Voeg
nog enkele laurierbladeren toe en een paar takjes verse tijm. Bij gebrek
hieraan, gedroogde tijm.
Zout naar behoeven en peper uit de molen. Proef eerst eens, te
veel zout kan er niet uitgehaald worden maar kan later wel bijgevoegd worden.
Het meeste werk is hiermee reeds gedaan. Het vlees moet nu
tot drie uur toe trekken op dit zachte vuurtje. Hoelang het juist moet koken
dat moet je controleren door na twee uur eens een stukje af te snijden en te
proeven. Dit hangt volledig af van de ouderdom en de kwaliteit van het rund
waarvan het afkomstig is. ( Vraag het aan de slager.)
Ondertussen heb je de mooiste stukken van de groenten in eetklare
stukken gesneden. De uien snijd je in vier, de wortels in staafjes de selder en
prei gewoon in mooie stukken. Indien gewenst mogen ook stukken raap of
pastinaak gebruikt worden maar men moet hiermee wel opletten, de kooktijd van
die groenten is veel korter dan van de andere. Ook andere wintergroenten die
gekookt lekker smaken, doe maar wat je wil.
Een half uur voor je denkt dat het vlees zal gaar zijn haal
je een groot deel van de bouillon uit de grote ketel en kook daarin de gesneden
groenten apart gaar. Normaal moeten die na een twintigtal minuten wel gaar
zijn.
Zet de aardappelen nu ook maar op het vuur.
Daarna rest er ons nog om het vlees in dikke plakken te
snijden en te serveren samen met de
gekookte groenten. ( De groenten uit de grote ketel zijn waardeloos geworden,
die mogen weggegooid worden.) Een klein schepje bouillon op het vlees doet
dienst als saus.
Een potje mosterd past hier perfect bij, liefst een soort
mosterd uit je streek, Tierentijn, Wostyn, De Lelie of de Kroon zijn maar een paar voorbeelden.
Een ander scenario gaat als volgt. Kook gewoon het vlees
gaar en laat het een nacht afkoelen in de bouillon maar haal best eerst die
losse groenten er uit. s Anderendaags kan dan het bovendrijvende vet gemakkelijk
verwijderd worden.
De bouillon kan nu gebruikt worden als soep door er een
handvol deegwaren in te koken, lettertjes, vermicelli of dergelijke.
Hou wel voldoende bouillon over om het vlees terug op te warmen.
De groenten worden nu pas gekookt en dan alles samen
opgediend met gekookte aardappelen.
Zet ook nog een potje augurken op tafel en grof zout voor de
amateurs die nog geen hartproblemen hebben.
De rest van de bouillon kan de volgende dag verwerkt worden
tot een gewone doorgestoken soep, gebonden met een aardappelrestje of als
bouillon met enkele stukjes groente.
Het vlees kan zoals reeds vermeld koud gegeten worden op
brood.( Met mosterd)
Maar er kan ook een stoofschotel van gemaakt worden.
Daarvoor wordt het vlees in schijven gesneden en in een vuurvaste schotel gelegd.
Nu bereid je een dikke bruine uiensaus met een lekje
tomatenpuree er in verwerkt.
Veel grof gesneden uien zachtjes aanstoven tot ze licht
bruin zijn in boter of margarine.
Blussen met een scheut azijn en laten droog koken. ( Pas op
dat stinkt!)
Roer er dan een eetlepel bloem door en roer tot een soort
roux ontstaan, giet een rest van de bouillon
er bij plus een schepje tomatenpuree en laat weer eens koken voor
minstens een uur maar weer op een zeer zacht vuurtje.
Als de saus niet voldoende gebonden is doe er wat strooimaïzena
bij of voeg wat bouillon toe in het omgekeerde geval.
Giet deze saus nu over het vlees en bestrooi met een
handvolletje paneermeel.
Stop in een hete oven tot het oppervlak begint te
verkleuren.
Een rest van gekookte aardappelen kan verwerkt worden met
gesnipperde gefruite ui en bouillon of melk en men laat dit samen stoven tot
een dikke puree ontstaan. Een snuif muskaat erover en desgewenst prakken met
een vork.
Voor een bouillisalade snijd je het vlees in zo fijn
mogelijke reepjes en meng die met mayonaise ( uit een potje) en een extra
scheutje azijn. Voeg wat gehakte augurkjes en zure uitjes toe, desgewenst wat
kappertjes.
Een fijn gesnipperd sjalot en gehakte peterselie maken het
geheel extra fijn afgewerkt maar dan kan de salade beter niet tot de volgende
dag bewaard worden omdat die kruiden anders gaan smaken en zelfs een
onaangename smaak kunnen afgeven.
Na zo een portie bouilli kunnen we weer een tijdje tegen de
kou en gaan we een sneeuwman maken.
Er waren toch wortels in de keuken om de sneeuwman een neus
te geven?
Reeds meerdere keren heb ik het hier geschreven, als je nu vraagt aan de jeugd wat ze lekker vinden krijg je steevast als antwoord: spaghetti, pasta, pizza, hamburgers, uitzonderingen niet in acht genomen.
Het is ooit anders geweest!
Hoe lang is het geleden dat er op deze vraag het stereotiepe antwoord kwam: biefstuk met frieten !? We werden er als Belg zelfs voor uitgelachen in het buitenland, alhoewel het dan meestal om de frieten ging. ( Waarom hebben Belgische vrouwen vierkante tepels ? )
De steak of de “beefsteak” is een stuk rundvlees dat in gans Europa en de grote rest van de wereld ooit in zeer hoog aanzien stond.
Het woord is Engels van oorsprong! Zeker !
Beef = rund ( koe of stier of os...)
Steak= een stuk gesneden uit bovengenoemde...
De Fransen hebben er weer niets van begrepen en durven nog steeds spreken en schrijven over “beefsteak de veau”.... Maar ook op Nederlandse sites te lezen: kalfsbiefstukjes ...!
De enige juiste schrijfwijze in het Nederlands is : biefstuk !
Geen beafsteak, beefstaek, biefsteak, bifteak, ... en zo kan ik nog even doorgaan.
Maar ik wou het hebben over entrecote. Een biefstuk van eerste keuze!
Alleen de filet van het rund wordt nog als een betere keuze aanzien.
Koks gaan hiermee niet akkoord! Filet is mals maar heeft weinig smaak. Maar ja, het grote publiek wil nu eenmaal mals vlees.... zie maar al die mannen die de malse brokjes najagen!
Hoe is dat ook weer over dat groen blaadje ?
Ten huize Nicolay komt er niet veel rundvlees op het bord. Er is een oud gezegde: wat vrouwke gaarne mag, eet ’t manneke elke dag. Hier zijn de rollen omgedraaid maar ’t vrouwke eet niet wat het manneke gaarne mag, zij weigert categoriek ! Geen koe in mijn bord !
Af en toe moet het vrouwke toch de duimen leggen en dan koop ik een dikke entrecote... Na !
Vooral als er bezoek komt durft vrouwlief ( niet al te letterlijk opvatten ) niet tegensputteren.
“De mensen” eten dat graag, ja, ja, dat is een goed argument! Met bearnaise en frieten !
Nog liever eet ik een stuk uit de zesrib. Dat is een entrecote van een iets lager allooi maar zeer smaakvol. Vrouwlief: en al dat vet !!! Ik dan: ’t is het vet dat smaak geeft !!! Daarna is het dan enkele uren zeer rustig in huis...!
Ik heb een koe meegebracht, een getekende koe, die ik gekopieerd heb uit een leerboek. Vermits ik er wat aan geprutst heb, aan de tekening....is ze nu van mij. Geadopteerd.
Het zou ook een stier kunnen zijn of een os, dat is niet duidelijk te zien op de tekening.
Eerst even uitleggen waar de diverse stukken zich bevinden.
B, is de eigenlijke entrecote. Die wordt soms ook nog eens verdeeld in twee delen.
Het gedeelte waar nu de letter B staat ligt nog net boven de ribben en is het dikste gedeelte van de entrecote. Het stuk verder achterwaarts, naar de staart toe wordt dunner en spijtig genoeg ook droger en taaier. Alhoewel een entrecote van goede kwaliteit nooit echt taai zal zijn. Dit dunne stuk zit vast aan één zijde tegen de ruggenwervels en aan de ander kant van de wervels “plakt” de filet, A . Daarom noemt men dit stuk in het Frans de “contrefilet”. In het Nederland ook het lendenstuk...
F, is het stuk dat wij de zesrib noemen. Deze rare naam duidt op het feit dat de snede die gemaakt wordt tussen H en F gemaakt wordt na de zesde rib. ( Soms ook wel eens de vijfde.)
Een koe heeft 18 paar ribben waarvan 8 paar zwevende, een paard heeft ook 18 paar waarvan 10 paar zwevende. In de anatomie van zoogdieren zijn eigenlijk alleen het aantal halswervels steeds gelijk namelijk zeven. Al de rest is aan nogal wat variatie onderhevig vandaar ook de moeilijkheid om ze allemaal te leren.
Let op als je in Frankrijk dit stuk wil kopen. Daar wordt dit gedeelte de entrecote genoemd en het stuk dat wij entrecote noemen heet aldaar de contrefilet of de “faux filet”...
Weer die verwarring in benamingen. Over de Engelse benamingen ga ik hier niet beginnen, die versnijden op een heel andere wijze.
Deze zesrib is een stuk vlees met een slordig uitzicht maar is boordevol smaak. Als de slager zelf een steak wil eten haalt hij die wel eens uit de zesrib.
H, wordt de drierib ( of spiering) genoemd maar het stuk krijgt ook vele ander namen. Dit stuk is het ideale stuk om versneden te worden tot stoofvlees. Het middenstuk hiervan is bij dieren van eerste kwaliteit nog bruikbaar als steak.
C, behoort eigenlijk niet meer tot de entrecote maar bij de verkoop in groothandel blijft het stuk er dikwijls aan vast zitten. Het levert vlees van eerste keuze, ideaal om er “rumpsteaks” uit te snijden of een sappig rosbiefje.. Ook dit stuk krijgt verschillende namen maar dikke lende, heupstuk en soms kleinhoofd worden nogal gebruikt.
Soms hoor ik wel eens ; ik heb een rosbief gekocht van zevenhonderd gram...
( Dat is geen rosbief, dat is een uit de kluiten gewassen steak... )
A, is de filet, hier getekend als een miezerig stukje. In realiteit is dit een langwerpig puntig toelopend stuk vlees dat aan de binnenzijde van de ribbenkast tegen de ruggengraat vast zit. Deze spier wordt zeer weinig gebruikt door het dier en levert daardoor zeer mals vlees op.
Uit de filet worden de tournedos en de chateaubriands gesneden.
In Vlaanderen spreekt men graag over “de filet pur”. De zuivere filet. Dit om aan te duiden dat het over de echte filet gaat en niet over de “valse filet” of “faux filet”...of verschillende andere stukjes die graag filet genoemd worden om er meer klasse aan te geven.
Wat kan een gewone huismoeder of hobbykok nu met bovenstaande uitleg aanvangen.
Simpel, kopieer dit tekeningetje en ga er mee naar de slager, wijs hem het stuk aan dat je wil en: u vraagt, zij draaien. Je moet dit niet gaan vragen als er reeds twintig wachtenden voor jou staan...! Bestellen, noemt zoiets..!
De entrecote wordt ook tussenribstuk genoemd, waarschijnlijk omdat er vroeger letterlijk tussen elke rib gesneden werd. Bij een “cote à l’os” wordt dit nog steeds zo gedaan. Doch dit levert vleesstukken op van 800 gram en nog veel meer. Niet meer geschikt voor een modaal gezinnetje.
Daarmee zijn we gekomen bij enkele benamingen van de entrecote.
Een “entrecote minute” is een dunne entrecote geschikt voor één persoon. Nu is dit bijna niet meer haalbaar omdat de huidige slachtdieren allemaal veel zwaarder zijn dan vroeger en zelfs een entrecootje van 1 centimeter dik als gauw 350 gram weegt. Soms lukt dit wel om dergelijke entrecote te snijden uit het dunne stuk van de lende. Deze entrecote is in één minuut etensklaar. Gegrild of zeer kort gebakken.
In de restaurants spreekt men over de dubbele entrecote of de “triple entrecote”, die opgediend wordt voor twee of drie personen. Het gewicht van dit stuk hangt af van het ene restaurant tot het andere maar voor twee personen is toch het absolute minimum van 400 gram nodig en voor drie, dus 600 gram.
Dan hebben we de “côte à l’os”. De echte” côte à l’os” wordt gesneden uit de zesrib. Aan elke steak zit één rib vast. Dit levert een stuk vlees op dat al gauw een kilo weegt. Dit is allemaal relatief. Hoeveel been zit er aan vast - dat is tot hiertoe nog altijd niet eetbaar, tenzij voor de hond – hoeveel vet, waar werd ie juist uitgesneden...? De Engelsen noemen dit dan een “clubsteak”
De bekende “T-bone steak” kan alleen maar gesneden worden uit de hele runderlende, waar de filet nog aan vast zit. De “T-bone steak” bevat een T-vormig stuk been, dat de halve ruggengraat is, en een klein stukje filet ( of zelfs geen) en een stuk entrecote. Ook hier gaat het om stukken vlees van minstens één tot twee kilogram.
De Engelsen spreken ook nog over een “porterhouse steak”. Dit is een T-bone steak met een groot stuk filet. Bedoeld voor één persoon. Die persoon moet dan wel een dokwerker zijn met een groot appetijt. In de praktijk zijn er drie tot vier normale eters nodig om zo een stuk te verorberen. Bij ons wordt daar geen onderscheid tussen gemaakt.
Nu moet ons entrecootje nog gebraden worden.
De eenvoudigste manier bestaat er in om het vlees snel te bakken in hete boter. Zorg er voor dat het vlees minstens rosé blijft en laat het daarna enkele minuten rusten in de pan. Er zal wat jus vrijkomen uit het vlees na het bakken en dit kan opgewerkt worden met een paar klontjes verse koude boter. Doodsimpel.
De discussie over kruiden voor of na het bakken, laat dat maar vallen. Nu weten we reeds lang dat dit allemaal berust op fabeltjes uit grootmoeders tijd.
Indien het gaat over dikke entrecotes voor twee of drie personen dan wordt ie, liefst aan tafel in schuine lapjes gesneden zodat het mooie roze vlees goed zichtbaar wordt. Indien je een kluns bent in de keuken mag de entrecote ook in de keuken gesneden worden, maar steeds is het een kwestie van zeer snel te werken. Het vlees koelt snel af. Dus altijd opdienen op warme borden, hete verwarmde metalen schotels gebruiken en zorg er voor dat je, je handen niet verbrand.
Indien je een toestel of pan hebt om te grillen, dan is dit het moment om deze te gebruiken. Een gegrilde entrecote is en zaligheid. Vergeet de barbecue niet. Als het ooit eens stopt met regenen mag die ook gebruikt worden. Toch een opmerking bij die BBQ. Aan een goede entrecote zit nog steeds een vetrandje en dit vet durft in de hete as druppelen tijdens het grillen en alzo vieze gele vlammen veroorzaken. Hou de bloemenspuit in aanslag !
Bij een gegrilde entrecote is een “hofmeesterboter” de ideale begeleider.
100 Gram zachte boter mengen met een koffielepel citroensap, evenveel gehakte peterselie, zout en peper van de molen. Maak hier een deegje van, vorm tot een rolletje van en laat dit opstijven in de koelkast. Nadien zal je nooit meer van die vieze boterrolletjes uit de supermarkt kopen!
Natuurlijk is het summum, een bearnaisesaus.... Die van Devos-Lemmens ken ik niet ( wat dacht je ?) maar zelf maken is een alternatief maar daar is wel een beetje handigheid voor nodig. Kijk hier maar. Naar het schijnt is het zelfs moeilijk om nog een echte goed gemaakte bearnaise te vinden in diverse zaken die zich restaurant durven noemen.
Nog een vermelding. De drie middelste foto’s hieronder zijn mij vriendelijk ter beschikking gesteld door de http://www.slagers-vlaanderen.be . Leuke jongens, die slagers.
Côte à l' os Dunne lende Filet Tussenribstuk T-bone steak
Een trouwe lezer bemerkte ook dit nog :Overigens is entrecote momenteel zondermeer het meest miskende stuk vlees aan het rund ondermeer vanwege de fascia waarmee het omgeven is die door prutsisten steeds weer als vet wordt aangeduid, terwijl het gewoon bindweefsel is vetvrij dus.
Het was mijn bedoeling om een stukje te schrijven over de koe. Tenminste over een in stukjes gesneden koe, die daarna meestal biefstuk genoemd wordt.
Maar George Bernard Shaw heeft ooit gezegd: als je les wil geven over de koe, breng dan een koe mee naar de klas. Maar vermits dit hier geen klas is, kan ik ook geen koe meebrengen.
Ter compensatie: zie hieronder.
Alle gekheid op en stokje: er is eigenlijk geen beginnen aan om proberen uit te leggen uit welk deel van een rund bepaalde stukken gesneden worden.
Je hebt daarvoor een tekening nodig waar met behulp van stippellijnen de delen aangeduid worden. Probeer die eens te vinden op het internet. In het Nederlands is er niets te vinden wat de moeite waard is. Copieren uit boeken, dat mag niet... Met een Hollandse tekening kan ik niets aanvangen, want die gebruiken compleet andere termen dan wij. Met een Franse tekening is ook niets aan te vangen want de helft van de Vlamingen begrijpt er dan helemaal niets meer van en de Fransen gebruiken ook weer andere benamingen dan wij. Ik zou ook kunnen proberen om zelf een koe te tekenen met stippellijntjes op de juiste plaatsen. Alleen vrees ik dat mijn koe meer op een wrattenzwijn zal gelijken!
Weten jullie bijvoorbeeld dat een bekend stuk vlees zoals de entrecôte een ander stuk is in Frankrijk, dan bij ons. Wat wij een zesrib noemen heet bij de Fransjes een entrecôte. De Nederlanders noemen het dan weer rib eye, naar analogie met de Amerikaanse terminologie. Maar in Australië is een rib eye weer op een andere manier gesneden.
Helemaal onderaan nog een tekening die reeds rudimentair aanduidt hoe een rund op andere manieren verdeeld wordt in de verschillende Europese landen.
Zullen we dan maar gewoon drie receptjes geven voor een vleessoort die iedereen kent en die overal zonder al te veel problemen vlot te verkrijgen is. Wij noemen het soepvlees maar beter zouden we spreken over vlees om te koken.
Dit zijn stukken vlees die uit diverse gedeelten van een rund kunnen gesneden worden. Vlees van derde keuze wordt het ook wel genoemd.
Vroeger dacht men dat gekookt vlees waardeloos was omdat zogezegd alle sterkte in de bouillon was overgegaan. Osmazôme noemde men de kracht die toen uit het vlees gekookt werd. Deze stelling is terwijl achterhaald.
De bouilli of soepvlees is de steunpilaar van de Franse keuken. Braden, bakken en dergelijke zijn vrij nieuwe bereidingen. Men heeft er ovens een braadpannen voor nodig...
Een gewone huishoudelijke keuken kende in de duistere eeuwen alleen maar een kookketel.
Het kookvocht werd gegeten als een soupe, de bouillon waarin stukken brood geweekt werden. De potage is eveneens het vocht dat uit de pot geschept werd maar die werd op ander manieren afgewerkt.
Het vlees werd dezelfde dag of s anderendaags gegeten, met mosterd of augurken en diverse gekookte groenten er bij. De aardappelen kwamen later, die moesten nog uitgevonden worden...
Nu weet ik ook wel dat er in onze moderne keuken niet al te veel soepvlees meer gegeten wordt. Het moet te lang koken, gemiddeld drie uur, en het uiteindelijke vlees dat overblijft is ook niet van die aard om er over naar huis te schrijven.
Dus geef maar aan de hond? Bobbie zal daar natuurlijk blij mee zijn.
Indien je geen hond hebt kan je er volgend gerechten van bereiden.
Een hachis Parmentier.
Dit is een zeer oud klassiek gerecht waarin het soepvlees verwerkt wordt tot een smakelijke schotel.
De Nederlanders noemen het jachtschotel en in Engeland wordt het ook wel eens Sheppards pie genoemd. Er bestaan ontelbare variaties van.
De gemakkelijkste versie gaat als volgt : maak eerst een goede lichtjes zure uiensaus.
Als de uien gaar zijn en reken daarvoor zeker een half uurtje mag het vlees er bij. Het soepvlees in kleine stukjes gesneden, laat nu nog rustig verder sudderen en voeg telkenmale bouillon toe als het massa dreigt te droog te koken.
Sommigen doen er ook een beetje tomatenpuree bij. Een blaadje laurier, een takje tijm, enz...dat mag er natuurlijk bij...en eigenlijk alles wat je zelf lekker vind.
In een moderne versie wordt een vleesragout bereid in dezelfde stijl als een bolognaise saus dus startend met rauw gehakt rundvlees.
Dat gaat sneller.
Als het vlees naar uw smaak klaar is brengt men de ragout over in een vuurvaste schaal.
Daarop komt nu een dikke laag aardappelpuree.
Bestrooien met een greepje paneermeel en er een paar vlokjes boter op leggen, maakt het geheel af.
De schotel mag nu zelfs afkoelen. Vooraleer opgediend te worden, gaat het gerecht voor een hele tijd in de oven tot de bovenkant mooi gebruind is en het geheel door en door verwarmd is.
Een andere variatie bestaat er in om hetzelfde soepvlees niet fijn te hakken of in blokjes te snijden maar het in mooie schijfjes te snijden.
Het vlees nu overgieten met dezelfde zure uiensaus van daarstraks en het vlees daar enige tijd laten in sudderen. Opdienen met gewoon gekookte aardappelen of puree. Wil je er brood bij eten, geen bezwaar.
Een derde oplossing om soepvlees te verwerken bestaat er uit er een salade van te maken. Bouillisalade, noemen de slagers het, als ze het te koop aanbieden.
Zeer gemakkelijk om zelf te maken. Zorg voor een stukje koud soepvlees en snijd dit in fijne reepje. Verwijder wel alle vet, want koud rundvet, dat is niet smakelijk.
Meng het vlees met een hoeveelheid mayonaise, liefst mayonaise uit een bokaaltje, die blijft langer stabiel. Voeg toe: een fijn gesnipperd uitje, in kleine stukjes gesneden augurk, grof gehakte zure uitjes, een scheutje azijn en desgewenst een klein greepje gehakte peterselie.
Meng goed en laat een uurtje trekken. Proef nog eens om de smaken eventueel te corrigeren.
Best te vergelijken met Hollandse Huzarensalade, maar dan gemaakt van gekookt rundvlees. Niet te versmaden als broodbeleg of als onderdeel van een eenvoudig koud buffet of koude lunch.
Je hondje zal misschien niet erg tevreden zijn met bovenstaande receptjes, maar geen probleem, koop volgende keer een groter stuk vlees, zo krijgt Bobbie ook nog wat.
Je kan hem ook leren om hondenbrokken te eten...
De niet Antwerpenaren mogen hier stoppen met lezen. Wat volgt is alleen interessant voor de Antwerpenaren. Klik...
Ik kende ze nog niet, Jo De Poorter haalt de stelling aan in weekblad waarvan de naam er hier niet toe doet.
Alleen Antwerpen telt, de rest, dat is parking...
Carbonades à la flamande. Wereldberoemd in België en omstreken!
Escoffier geeft reeds een recept op, even voor de eeuwwisseling van de negentiende naar de twintigste eeuw, 1900 dus ! Maar het gerecht is véééél ouder dan dat. Dit is elementaire regionale kookkunst.
Hij geeft aan om schijven rundvlees te kleuren en deze stukken te rangschikken in een sauteuse met gebakken uien. Alles te overgieten met bier, hij geeft niet op welk bier, en bruine fond...
Twee en een half uur in oven. Wat cassonade toevoegen...
Cauderlier, weet je nog wel, die Gentse traiteur die ondertussen ook wereldberoemd geworden is, in België toch, maakt VLAAMSCHE KARBONADEN zo :
De karbonaden worden uitgesneden uit het gedeelte van het rund boven de ribben, aan het begin van den hals. Men laat de karbonaden door den vleeschhouwer in dunnen schillen snijden, welke men in boter laat bruinen met gehakte ajuinen, zeer weinig tijm en laurier, peper en zout. Als het vleesch goed gebruind is, bevochtigt men het met water of bouillon, en men dekt de kasserol.
Een uur nadien breekt men een weinig bloem in water, om de saus te binden waarin men, een kwartier voor de opdiening, een half glas bier of azijn en een snuifje fijne suiker mengt.
Voor stoverij schrijft hij hetzelfde recept voor maar met een toevoeging van gesneden nieren en ossenzwezeriken die gij eerst in ietwat boter hebt later kleuren...
Hiermee is ongeveer alles gezegd.
Het vlees zelf: dat moet vlees zijn, geschikt voor stoofvlees. Dus, taai vlees om te stoven !
Vlees van de nek, van sommige stukken van de schouder, enz...
Als particulier heb je daar natuurlijk geen zicht op. Vooral omdat stoofvlees dikwijls gekocht wordt in supermarkten. Die durven wel eens stukken vlees die eigenlijk te goed zijn om er karbonaden van te maken, tussen het stoofvlees stoppen!
Dat soort vlees wordt te snel gaar en verandert nadien in zo een draderige massa waar heel wat kauwwerk aan te pas komt om het weggewerkt te krijgen. Slik, slik...
Dus om goed stoofvlees te krijgen; vraag aan de slager, den vleeschhouwer, geschikt vlees voor stoofvlees. Kijk ondertussen diep in zijn ogen, de spiegels van zijn ziel...
In het Waasland spreekt men zo wel eens over stoofvlees van het bladje of is het blaadje ?.
Dit betekent dat er vlees gebruikt wordt van bepaalde stukken uit de schouder dat vastzit aan het schouderblad. Het bladje...!
Indien er een stukje vet aan het vlees vast zit, laat dat dan zitten, dat geeft smaak!
Tijdens mijn jeugd voegde de slager steeds een stukje vet toe aan het stoofvlees, nadat het gewogen was, gratis. Voor de smaak.
Alle recepten zijn het er over eens, het vlees moet eerst aangebraden, gebakken, worden.
Ook is men unaniem akkoord dat er uien, ajuinen, mee met het vlees moeten gebakken worden. Hoeveel ? Er zijn er die zeggen om de helft van het gewicht aan vlees te gebruiken. Dus één kilogram vlees en een halve kilo uien. Minder zal ook wel mogen.
Bevochtiging? Welk vocht ?
Het meest eenvoudig is om water te gebruiken. Waarom niet ?
Maar, beter is het toch om bier te gebruiken. Welk bier ?
Laatst heb ik nog eens stoofvlees gemaakt met zo van dat bruin tafelbier van Piedboeuf, 1,5 % alcohol.
Dat gaf best een goed gevolg. Natuurlijk zal één of andere trappist wel een beter resultaat opleveren. Elk ander donker bier zal het wel doen.
Indien er te weinig bier voorhanden is, opgedronken, voeg dan maar gewoon water toe.
Als kruiding, peper en zout , één, of enkele laurierblaadjes, een takje tijm indien voorradig en dat is het ongeveer.
Er bestaan ook van die stoofvleeskruiden, de slager heeft die en dikwijls krijg je die er gratis bij, bij aankoop van een portie vlees. Sommige van die kruidenmengsels zijn lekker.
Mijn grootmoeder deed er ook altijd muskaatnoot in. In die tijd deed men dan ook overal muskaatnoot in. Daar is niets fout mee, t is een kwestie van goesting. ( Mooi Vlaams woord)
De Nederlanders gebruiken ook nog kruidnagel, maar dat is mijn en onze smaak niet !
De tijdsduur dat het stoofvlees moet opstaan is afhankelijk van de kwaliteit van het vlees.
Reken toch maar op minstens op twee en een half uur.
Drie uur ligt ook dicht in de buurt.
Er is maar één goed criterium, af en toe een klein stukje van het vlees snijden en proeven!
Niet alles op eten, natuurlijk!
Dit is ook zoiets, in vele recepten geeft men aan: zoveel tijd; uren of minuten, koken of bakken of braden.....Mislukking ligt dan dicht in de buurt.
Dit stoven moet gebeuren op een zeer laag vuurtje, des te zachter, des te beter...
Dan moet de saus ook nog gebonden worden. Dit kan op alle mogelijke manieren. Volgens Cauderlier zelfs met een temperke. Dit is bloem aangeroerd met water. Soms spreekt men ook over een temperke als men zetmeel met water aanroert.
Roux kan ook, patattenbloem, maïszetmeel, Maizena-express. Doe maar.
Laat het bindmiddel wel een tijd lang meekoken zo vermengt het zich goed met de saus.
Zeker met zo een temper want die durft wel eens een bloemsmaak geven.
Nu nog de afwerking :
Sommigen doen er een goede kwak mosterd bij, een scheut azijn, bruine suiker...
Mosterd maakt het vlees malser maar dan moet die wel toegevoegd worden aan het begin van de bereiding. Later kan er nog een schepje bij gedaan worden om de smaak te accentueren.
Dikwijls doet men het zo: de mosterd wordt op een boterham, een snee brood dus, gesmeerd en dan wordt dit brood op het vlees gelegd tijdens de bereiding.
De mosterd doet zijn vermalsend werk en de boterham valt uiteen tot bloem en bindt de saus.
Simpel maar geniaal!
In de huidige Franse keuken gebruikt men sneetjes peperkoek in de plaats van brood!
Probeer maar.
Er bestaat ook vele lokale specialiteiten.
Nergens heb ik hier nog niet gerept over het feit dat men ook paardenstoofvlees kan gebruiken. Dat geeft een ander, wat zoetig smaakje maar het is best lekker.
In Willebroek maakt men zo de fameuze paardenschep. In zeer kleine stukjes gesneden paardenvlees en daar maakt men stoofvlees van. Er zit veel saus bij en dit soort stoofvlees wordt veel verkocht in de frituren, bij een portie frieten uiteraard!
Een portie friet met schep...
Elke Willebroekenaar heeft natuurlijk zijn eigen recept.
In Mechelen en omstreken doet men ook nog rundernier bij het stoofvlees.
Guy van Cauteren vindt ook dat het zo moet....
Cauderlier deed er ook nog vaarzenzweriken bij... Zoek ze maar ! In Brussel kan dat lukken !
De Gentse stoverij is ook wereldberoemd. Wat er speciaal aan is, ik zou het niet weten.
Een Gentenaar mag het mij altijd laten weten. Volgens Cauderlier dus met nieren en zwezerik.
De stoverij met zoete smaak is verbonden aan West-Vlaanderen. Zo ook bij de Fransen en er zullen nog wel anderen zijn die dit zuur zoet op prijs stellen.
In Hasselt spreekt men over : stoofsel. Zeer eenvoudige bereiding.
Een beetje verder in Maastricht, zingend uit te spreken; Mastriech..., noemt men stoofvlees: Zoervleis.
Zij marineren het vlees eerst in een mengsel van azijn en water.
Dan komen we dicht in de buurt van de Duitse Sauerbraten...!
Draadjesvlees is ook een mooie naam voor dit soort vlees. In Nederland wordt dit wel eens gebruikt. Klaar gemaakt op het petroleumstelletje...
Daar maakt men ook sukadelappen. Dit is ook stoofvlees maar het vlees zelf moet gesneden zijn uit het zenuwstuk. Hier wordt dit ook endvogel genoemd. Een langwerpige spier uit de rundschouder met in het midden een dikke zenuwstreng die tijdens de bereiding veel collageen afgeeft. Daardoor verkrijgt men een zeer smeuïg stoofvlees.
De Franse boeuf Bourguignon is een variant. Daar wordt natuurlijk rode wijn gebruikt en de uitjes blijven heel in plaats van kapot gestoofd te zijn...
Stoofvlees wordt bij ons graag gegeten met frieten.
Ook heel goed gaan koolsoorten, spruitjes maar dat zijn ook kolen, bij stoverij.
Elke wintergroente is geschikt en daarbij een pot met lekkere bloempatatten....
Er kon in de zestiger jaren geen betamelijk feest doorgaan zonder dat er ossentong met maderasaus of met tomatensaus en champignons op het menu stond.
Vrachtwagenladingen vol heb ik er van klaar gemaakt!
Of het nu ossentong of koeientong of stierentong was, wie zal het zeggen...?
De term ossentong klinkt een beetje zachter.
Het koeienvlees van destijds was zeker en vast niet van de beste kwaliteit. De desbetreffende runderen hadden reeds menige keren de ploeg getrokken of al honderden liter melk gegeven, als het een koe betrof was ze ondertussen ook nog een ettelijke keren grootmoeder geweest vooraleer ze voor de slacht in aanmerking kwam. Bij de stier weet ik het niet...Misschien als hij niet hoog genoeg meer van de grond kon ???
Een os werd speciaal gekweekt voor het vlees en een os leverde aldus fijner malser en zachter vlees dan een koe of een stier. ( Wie niet weet wat een os is mag altijd een mailtje sturen...)
Hieruit voort filosoferend is het niet moeilijk om aan te nemen dat een ossentong smakelijker en lekkerder is dan een koeientong...
Ik denk dat men nu met een vergrootglas moet zoeken om nog ergens een ossentong te vinden. Nochtans een goede slager kan ze zeker en vast bezorgen en in diepvries is zo een tong nog wel te vinden. Deze laatste is meestal ingevoerd uit de USA, want daar hebben ze koeientong nooit moeten hebben. Voer maar uit naar Europa !
Zoiets vies wat dat beest al heel de tijd in zijn muil gehad heeft , beurk...
Geef mij maar een koppel eitjes...
t Is een oude en afgezaagde mop, maar ....
Kom, kom, we gaan tong koken.
Koken, dat is de enige goeie methode om een tong klaar te maken!
Er wordt wel eens gesproken over het braiseren en dergelijke maar, laat dat maar zo.
Vooral als de tong vers is, dus gekocht bij de slager, moet ze eerst enkele uren uitgewaterd worden. Nee, niet pipi doen, maar in een grote pot met koud water gezet worden met een greepje zout er bij... Dit degorgeren verwijdert alle slijm, zeg maar speeksel, uit dezelfde speekselklieren, en ook nog alle resterende bloedresten.
Soms heeft de slager dit reeds gedaan.
Indien het keelstuk nog aan de tong vastzit, zoals de tongen die in Frankrijk verkocht worden, zeg dan maar aan de slager dat hij dat keelstuk aan zijn hond mag opvoeren ofwel zijn prijs moet laten dalen.
Bij ons wordt de tong toch meestal mooi opgekuist verkocht. Zonder rommel er aan.
Een gemiddelde tong is voldoende voor tien personen. Als er een voorgerecht en wat soep voordien komt..
Nu zijn we nog steeds niet aan de kook geraakt, maar t komt wel.
Als de tong goed uitgewaterd is, dit moet in de koelkast of kelder gebeuren, gaan we ze koken.
Men neme een grote ketel, waar de tong vlot in kan, en zette deze laatste onder water.
Breng de zaak aan de kook en als de tong vijf minuten gekookt heeft giet men alle kookvocht weg. Zo maar de gootsteen in! Voor de Antwerpenaren, in de poempbak.
Blancheren noemen we dat.
Sommige betweters gaan schrijven dat de tong nu moet gepeld worden!? Dit wil zeggen dat ze van het witte omhullende vel ontdaan moet worden... Probeer maar eens....enne... veel plezier ermee.
Zet de tong nu opnieuw op met vers water.
Dezelfde slimmeriken gaan nu beweren dat er kokend water moet toegevoegd worden of nog andere blablabla over temperatuur enzovoorts, dit is wetenschap van twee eeuwen geleden die al lang achterhaald is. Het maakt allemaal niets uit!!!
Eerst nog even het eventuele schuim er af scheppen.
Als de tong nu kookt voegen we er wat prei, een seldertje, een worteltje en een uitje aan toe, wat peper en zout en een kruidenbosje bestaande uit tijm, laurier en wat peterseliestengels.
Laat het tongetje nu rustig koken op een piepklein vuurtje tot ze gaar is.
Maar hoe lang duurt dat ? Wie weet dat ?
Ik zou zeggen drie uur, maar er bestaan tongen van grootmoeders, schoonmoeders en vaarzekes*....
De ene al wat taaier of venijniger dan de andere...
Om te controleren of de tong gaar is zijn er enkele truukjes :
- Probeer met de duim en wijsvinger om dwars door het puntje van de tong te knijpen...k Weet het, dat is heet, maar doe dat snel en dan lukt het wel.
Als je er door kan knijpen, dan is de tong gaar.
- Secundo trucco : neem de tong uit de bouillon en probeer of het vel gemakkelijk loslaat van het vlees, zo ja, OK!
- Neem zo een echte vleesvork met twee lange tanden, prik de tong er aan; als ze blijft hangen is ze niet gaar, glijdt ze er af dan is ze wel gaar...
Allemaal trucjes van luie Charel...maar ze werken !
Goed, nu gaan we de tong pellen, dit wil zeggen, het vel er af halen.
Zoals reeds begrepen, juist na het blancheren lukt dat niet! Het vel zit dan muurvast....
Nu moet dat vel er vlot afkomen.
Doe dit terwijl de tong nog warm is. Stop je handen regelmatig in koud water om de vingers af te koelen als het te heet is.
Bewaar de tong nu in een kleinere kom met een beetje van het gezeefde kookvocht erover. Anders zal ze een uitgedroogd aspect krijgen.
Nu nog een saus maken.
Het meest klassieke is een maderasaus.
Hoe die saus volgens de regels moet gemaakt worden zal ik hier niet uitleggen, dat is peerdenwerk en het is ook een beetje uit de tijd.
Wij deden het vroeger zo: op huishoudelijke wijze...
Met roux en het kookvocht van de ossentong maakten we een vrij dikke saus.
Daar ging tomatenpuree bij tot de saus mooi rood kleurde.
De champignons kwamen gewoon uit conserven, bokalen....
Proeven, peper en zout er bij en bijna klaar.
Nu nog even een stevige scheut madera erbij en enkele druppels magische vloeistof die de saus moest donker kleuren.
Misschien dat men daarom in West-Vlaanderen steeds over koeientong met tomatensaus en champignons spreekt. In de rest van België werd er maderasaus gemaakt. Daar kenden we reeds kleurstof!
Die gekleurde magische vloeistof was niets anders dan gebrande suiker.
De suiker werd met wat water in een koperen pan op het vuur gezet en die suiker werd dan karamel, eerst bleekgeel, dan donker geel, dan licht bruin, dan donkerbruin, dan licht zwart en uiteindelijk begon dat zaakje kwalijk te roken.
Nog even wachten en dan zou de suiker gewoon in de fik gaan.
Zover lieten we het niet komen, snel met de pan naar buiten, onder de kastanjeboom en er van ver een halve emmer koud water over uitgieten....
Het resultaat was een geweldige rookwolk en een bijna zwarte vloeistof als resultaat.
Heel toepasselijk noemden we dat : brulé
Een heel degelijke kleurstof die gebruikt werd om alles wat maar een zuiders bruin tintje moest krijgen.... bruinen zonder zon.
Nu noemt men dat E 150 !
Het moet ook niet meer zelf gemaakt worden. Het wordt nu verkocht onder de merknaam Patrelle en er bestaan verschillende klonen van...
Die zelfgebrande suiker werd ook maar eens per jaar gemaakt. Het product bewaart eeuwig.
Uiteindelijk resultaat; een mooie donkere bruinrode saus met veel champignons en met maderasmaak.
(Niemand belet u om verse champignons te gebruiken.)
Om op te dienen, de tong in mooie schellekes snijden en overgieten met de saus.
Eerst de tong op een schotel leggen, anders wordt het een vreselijke knoeiboel...
Men mag er nog een extra groente bij opdienen, erwtjes, worteltjes om het op zijn Vlaams te houden.
Uiteraard geeft men er kroketten bij.
In West-Vlaanderen eet men koeientong met puree. Pureepatatten !
Ook kan men een lekkere saus maken door dezelfde bouillon van de tong te binden met roux, er dan kappertjes en een beetje van het vocht uit het bokaaltje, eventueel wat citroensap er aan toe te voegen. Voor de niet-lijners nog een dikke kwak room erbij.
Ook kan er een zoete saus bijgegeven worden met geweekte rozijntjes en amandelen, maar dan wordt het een beetje moeilijker. ( Op aanvraag)
Als je in een nostalgische bui bent...doe maar!
In Korea heb ik het ooit gemaakt voor een bende Belgen...een onvergetelijk succes is het geworden. Dat was in 1983, toen was het reeds nostalgie.
* Vaarzekes, vaarzen, zijn vrouwelijke runderen die nog niet gekalfd hebben of hoogstens één keer. Wat meuttekes zijn dat is weer iets anders.
Voor de jongens en meisjes ( het waren er toch twee) die
vroegen of steaks ook in de oven te bakken zijn...?
Een eerlijk antwoord : ik weet het niet....
Ooit heb ik eens een etentje meegemaakt in een bekende zaak,
de entrecotes waren zeer duidelijk gaar gemaakt in een oven en het resultaat
was zeer bedroevend.
Droog en niet sappig. Het kan natuurlijk ook slecht
uitgevoerd geweest zijn of een slechte kwaliteit van vlees zijn geweest.
Ik denk dat de bakgraad van het vlees dan ook nog
moeilijker te controleren is dan in een bakpan of grill.
Daarbij, bakken in een oven is eigenlijk braden, en niet
bakken.
Maar als men voldoende controle,en kennis, heeft over de
temperatuur van de oven en de dikte van de steaks zou dat wel moeten lukken.
In elke geval zou ik het vlees niet eerst laten afkoelen en
dan verder bakken ( in de oven), het vlees verandert daardoor van smaak.
Ene Michiel vroeg om wat uitleg over het bakken van vlees.
Vooral, in de restaurants kan men een steak bestellen, bleu,
en warm binnenin.
Hoe doet men dat? Hij lukt er niet in.
We zullen beginnen bij het begin en even al de bakwijzen
overlopen.
Bleu : het vlees wordt dus
dichtgeschroeid en is zeeeer rood binnenin.
Er wordt verondersteld dat het vlees binnenin
toch warm is.
Saignant : verder gebakken, nog behoorlijk rood binnenin,bloederig,
zou graaf
Dracula zeggen.
A point :
dit betekent dat het vlees binnenin nog wat rose is, er loopt geen bloed meer
uit. Slecht vertaald is dit dus op punt gebakken. Dus de juiste
manier!
Verder bakken
maakt het vlees taai en droog.
Soms
wordt deze bakwijze ook aangeduid als mediumof rosé.
Bien cuit : de nachtmerrie voor elke kok. Mooi vlees
naar de verdoemenis helpen door
het
compleet te doorbakken. (Ik wou een ander woord gebruiken....)
Dat doet pijn aan het hart. Toch zijn er behoorlijk wat lieden die vlees zo
graag hebben. Elk zijn meug natuurlijk.
Dan zijn er nog een paar schertstoestanden :
Schoenzool : idem
als bien cuit, term vooral gebruikt door de koks.
Carbonisé : even
te ver gebakken, meestal een vergeten bien cuit.
Er komt een sterk rooksignaal uit de pan.
Opvallend is ook dat mannen vooral de bleus willen en de
dames de bien cuits.
Of zou dat wat te maken hebben met macho gedrag ?
Deze bakwijzen gaan dus altijd over rood vlees. Wit vlees
wordt steeds volledig doorbakken. Echt heel letterlijk moet dat niet genomen
worden want een compleet doorbakken varkenskotelet bijvoorbeeld, wordt daardoor
zo droog als een stuk karton.
Het vlees moet zodanig gebakken worden dat de warmte juist
het midden van het vlees bereikt en dan ...stop !!! Zelfs een klein streepje
rose is beter dan iets te ver.
Maar dit is uiteraard aartsmoeilijk en vergt heel wat
ervaring.
Verder is er ook nog het feit dat de interpretatie van een
bakwijze niet door iedereen op dezelfde manier ervaren wordt. Wat ik saignant
vind, ervaart iemand anders misschien als bleu.
Ook de kwaliteit van het vlees doet er toe.
Een entrecote ziet er veel roder uit als een stuk filet
nadat het toch even lang gebakken is.
Om nu a point of beter to the point te komen:
Hoe doet men het om een steak bleu te bakken en toch warm te
hebben binnenin ?
- Misschien, en, dat
gebeurde vroeger veel, werd het vlees gewoon een uur voor de openingstijd van het
restaurant uit de koelkast gehaald en het vlees bleef daar verder gewoon
liggen, zo warmde het vanzelf op. Dit is vanzelfsprekend geen goeie methode.
- Nu hoor ik wel eens om de steaks eerst gedurende een zeer
juist afgemeten periode in de microgolf te stoppen. Zo wordt het vlees lauw
gemaakt. Daarvoor moeten ook zeer goed de werkingstijden van de microgolfoven gekend
zijn.
- Veel steaks worden nu aangekocht in plastic vacuümverpakking.
Men gooit eenvoudigweg het pakketje met de te bakken steaks
in een emmertje met lauwwarm water en opgelost is het probleem. Wel even
uittesten hoelang ze er in moeten blijven.
Dan snel de pan in of de grill op en voila, daar heb je de
mooie bloedrode steak.
Bleu, mais chaud.
Het Mozartjaar is vandaag begonnen.
Om sommigen op ideeën te brengen:
Er bestaat in de klassieke keuken een Garniture Mozart.
Het bestaat uit artisjokkenbodems gevuld met knolselderpuree.
Gefruite aardappelsnippers horen er bij. Ten tijde van Mozart kende men nog
geen frieten.
Men neme één beenhouwer, slager voor de Nederlanders, en
snijde hem in lapjes!
Voila een beenhouwersbiefstuk !
Grapje, uiteraard...
Dit is een vraag die wel eens gesteld wordt tijdens examens;
wat is een beenhouwersbiefstuk ?
( Mijn cursisten wezen gewaarschuwd !)
Antwoord: dit zijn stukjes, of stukken vlees die door de
gewone klanten niet op prijs gesteld worden maar die, omdat ze zo lekker zijn,
door de slager en zijn familie en/of personeel zelf opgegeten worden. Het zijn
steeds stukjes die er niet mooi uitzien, soms een beetje verhakkeld, dikwijls donker
van kleur zijn en/of veel zenuwen bevatten....
De moderne onwetende ( onnozele) klant kent niets meer van
vlees. Over het algemeen zelfs kent hij ook niets meer van zijn voedingsmiddelen
en wil daardoor steeds maar mager, mooi en liefst goedkoop vlees en krijgt dus
ook wat hij wil: mager, reuk, kleur en smaakloos vlees.... zie het aantal vegetariërs;
vooral de pseudos, die er nu zijn, tot grote ergernis van ...
( t is mode !)
Dus, ga nu een even met de slager praten en vraag hem een
lekkere biefstuk!
Een beenhouwersbiefstuk !
Er zijn er een drietal die een beetje bekend zijn, de slager
zelf kent er ook nog wel enkele meer ...
- De binnenspier, de kraai, onglet....
- De ketting van de filet
- De spinnekop...
De eerste, dus de
binnenspier heeft nog wel enkele andere namen al naargelang de streek.
Officieel zou het stukje longhaas heten.
(Haas, heeft hier niets met langoor, haas, te maken, maar
met het Duitse woord harst, wat spier betekent.)
In een heel rund zit er maar één stuk dat ongeveer één en
een halve kilogram weegt.
Het is een verlenging van het middenrif en deze spier regelt
de ademhaling door het middenrif impulsen te geven tot samentrekken. Deze spier
zit aan de binnenkant van de ribbenkast, een beetje excentrisch ter hoogte van
de nieren.
Bij het verdelen van de kwartieren is er één achterkwartier,
dat de staart bevat en het andere kwartier krijgt de kraai mee...
Het is een stukje vlees, zeer donker van kleur en met zeer grove
draad !
Sommige slagerijen verkopen het, of krijgen het verkocht, maar
bestellen zal er wel bij zijn!
Met een beetje geluk, lukt het natuurlijk ook wel...
Een stukje vlees van 1,5 kilo per rund is echt maar zéér
weinig.
Andere slagers krijgen het niet aan de straatstenen kwijt en
proberen het dan te verkopen , versneden, tussen het stoofvlees.
Zeggen de slagers er ook nog bij: we kunnen het zelfs niet
tussen de americain draaien want het vlees is te donker.
Bij een bevriende slager kan ik het gewoon krijgen, hij
krijgt het nog niet eens verkocht als hondenvoer ...?!
Zeer eigenaardig, wonder boven wonder misschien zelfs, onder
de taalgrens, dus in Franstalig België en zeker in Frankrijk is dit stukje
vlees zeer gereputeerd.
In de Franse slagerijen is de onglet want zo heet het
stukje daar, duurder dan de runderfilet alstublieft !!!
Tik even in Google ; Onglet à lechalote en er komen
tientallen recepten uit. Maar niet één in het Nederlands !
Typisch is de bereiding met sjalotten. Het vlees kan
gebakken worden, gegrild of gestoofd, maar steeds wordt het begeleid door een sjalottensaus,
zoals grootmoeder ze bereide. Zoek maar een beetje via : Google...
De benaming is variërend naargelang de streek in Vlaanderen:
De meeste slagers kennen het woord onglet wel.
Velen ( slagers) spreken over de binnenspier of de kraai.
In West-Vlaanderen bestaat het woord, zeer mooi maar
nietszeggend : schorsevel, wat dit ook
moge betekenen !
Opgelet, nu niet naar de slager hollen om daar en mals mooi schorsevel
biefstukje te halen...
Ten eerste zal je het moeten bestellen en liefst het ganse
stuk kopen, ten tweede het ziet er gewoon niet smakelijk uit. Daarom ook dat de
beenhouwer, de slager het meestal zelf op eet !
Op de koop toe, echt mals is het ook niet, maar de smaak is
subliem!
Trouwens dit stukje vlees wordt gerekend bij de categorie:
slachtafval !
Tweede stukje : de
ketting van de filet.
Nog zoiets : aan een runderfilet hangt een zeer langwerpig
stukje vlees, dat er nu bijna altijd afgehaald wordt omdat het: te vet is, te
veel peesjes bevat en er niet smakelijke uit ziet!
Hoe het echt smaakt : waarschijnlijk niemand die het weet,
maar ik en vele beenhouwers weten het wel
; delicieus !!!
Het moet wat opgekuist worden, het meeste vet moet er af,
de dikste zenuwen er uit en dan maar bakken of grillen...Eten jullie maar die
malse maar smaakloze, filet. Ik eet de ketting !!!!
Als ik een filet aankoop, krijgen de gasten dus een mooie tournedos,
saignant , bleu of à point. De ketting, das voor mij...een beetje béarnaise
daarbij en ....Droom maar verder!
(Vroeger was dit dikwijls het eten voor het personeel in de
grotere hotels..)
De spinnekop :
Dat is nu echt een moeilijk stukje vlees;
Het zit aan de binnenkant van het bekkenbeen, zonder kennis
van koeienanatomie is hier geen beginnen aan om te begrijpen wat het nu juist
is, en waar het stukje zich situeert. Geen nood, de slager weet dat wel.
Het probleem is hier wel dat zo een stukje vlees hoogstens
vijfhonderd gram weegt, ongeveer, bij benadering, en dat het er verschrikkelijk
mottig uit ziet, en dat je dit vleesje echt wel zult moeten bestellen en dat
dan alleen bij een echt bevriende slager. Hij eet dat liever zelf op , zie je !
Grote conclusie, er zal toch niet veel aan te doen zijn, :
het volk krijgt wat het verlangt:
In dit voorbeeldgeval droog, smaakloos vlees, en dan maar
klagen...maar het volk ligt zelf aan de oorsprong hiervan door hun stomme
onwetendheid...
Een chateaubriand is een stuk vlees uit de filet dat dubbel zo dik is als een normale biefstuk.
Daardoor is het praktisch onmogelijk (?) om hem goed te roosteren zonder dat het vlees verbrand. Daarom werd de chateaubriand geroosterd tussen twee dunne sneetjes vlees. Als deze sneetjes verbrand waren werden ze weggegooid en het vlees werd verder geroosterd tot het op punt was. Dit is een uitleg van 200 jaar geleden.
Chateaubriand was een Frans schrijver die leefde van 1768 tot 1848. Eén van zijn meesterwerken is "Le genie du Christianisme".
De koks uit die tijd vonden dat een grote goede runderbiefstuk, gebraden tussen twee minderwaardige lapjes een mooie parodie was op het werk van Chateaubriand; ze zinspelen hier op Christus tussen de twee moordenaars.
Het idee, één dikke steak tussen twee dunne, is ontstaan in het restaurant Champeaux, een restaurant met een mooie rozentuin en acacia's, place de la Bourse 13, in het centrum van Parijs op de hoek van de rue Vivienne en de rue des Filles-Saint-Thomas.
Zo is de chateaubriand in de Parijse restaurants terecht gekomen waar dit idee én de Chateaubriand, zoals het stuk vlees toen reeds genoemd werd, furore maakten.
Ook Louis XVIII die zelf wel eens aan het kokkerellen sloeg werd bekend om zijn “côtelettes à la Martyre”. Of côtelette à l’Escars. Dit zijn drie lamskoteletten die opeen gebonden gebraden worden en waarvan alleen de binnenste gegeten wordt.
Ook is het mogelijk dat de dubbele steak gecreëerd werd door Montmireil, chef van de Vicomte de Chateaubriand. (De Franse amabassadeur in Engelend) Chateaubriand werkte namelijk zo hard, dag en nacht, dat Montmirail voor zijn meester dubbele biefstukken bakte om hem op krachten te houden. Waarschijnlijk is deze laatste ook de juiste uitleg.
Het echte originele recept van een chateaubriand zou volgens Joseph Favre, een bekend schrijver van de "Dictionaire de la cuisine universel" (1877) zo gemaakt worden:
Neem een dubbel dik stuk uit de filet van het rund. Maak een opening in het vlees zodat een beursje ontstaat met een zo klein mogelijke opening. Hierin gaat volgende vulling: gehakte sjalotten zachtjes gefruit, merg daarbij en demi-glace. Verder nog grove bieslook en het vlees kruiden met cayennepeper en zout. De opening in het vlees dichtsteken met een metalen naald en het vlees roosteren. Opdienen met maître d'hotelboter, gemengd met vleesglace. Hierbij komen gebraden nieuwe aardappelen.
Dit alles is een beetje geschiedenis maar daarmee weten we nog niet wat een chateaubriand nu is.
Het is heel eenvoudig, een chateaubriand wordt gesneden uit het dikke gedeelte van de runderfilet. Naargelang de dikte van de filet en de dikte bij het snijden weegt het stuk vlees dan minimum 300 gram tot 500, zelfs 600 gram. Er wordt zodanig gesneden dat het stuk kan dienen voor 2 of 3 personen. ( 150 tot 200 g per persoon )
Het vlees wordt gegrild of gebakken en klassiek komt er bearnaisesaus en waterkers bij.
Nu worden er steevast frieten bij geserveerd. In oorsprong waren het “pommes chateau”, soms ook geschreven als "pommes de chateau": mooie in tonvorm gesneden kleine aardappeltjes die gebraden worden in boter.
Bij de “uitvinding” van de chateaubriand kende men nog geen frieten…!
Het probleem nu ! Ga naar de slager en vraag een chateaubriand…
Er zijn enkele mogelijkheden :
- Ofwel is de slager een bevriend persoon en dan zal je wel een “echte” chateaubriand krijgen.
- Ofwel moet hij toegeven dat hij geen filet meer in huis heeft wegens, allemaal op !
- Even goed zou het kunnen zijn dat hij een mooi stukje uit het heupstuk snijdt, vraagt op het een ietsje meer mag zijn en jij dan naar huis met een pseudo chateaubriand!
In een normaal rund zitten slechts twee filets die elk ongeveer 3,5 kg wegen. Dus die stukjes zijn reeds op voorhand gereserveerd voor de goede klanten en de restaurateurs. Wil je een chateaubriand, dan is het noodzaak om die te reserveren. (Men kan natuurlijk ook geluk hebben…)
Wat zijn dan die “biefstukken chateau” en “chateaubiefstukken” die in de grootwarenhuizen verkocht worden ?
Meestal zijn dat steaks van goede kwaliteit die dik gesneden worden zodat ze bij het bakken of grillen mooi rosé kunnen blijven maar buiten de naam hebben ze niets met een echte chateaubriand te maken. Volksverlakkerij dus…en ze bezondigen er zich allemaal aan.
Laatst nog een cursist moest als opdracht een chateaubriand bereiden voor vier personen, ging het vlees bestellen bij de slager en is met vier dikke steaks uit de dikke bil naar huis gekomen ! Echt zielig !