Schuinschrijfsels
Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Inhoud blog
  • DURVEN VERANDEREN VAN KOERS
  • DE KLEINE DENNENBOOM DIE GROOT WILDE ZIJN
  • NU KAN IK HET WEL VERTELLEN
  • VOOR-DENKEN VOORKOMT NA-DENKEN
  • DE PROCESSIE VAN ECHTERNACH

    Zoeken in blog


    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     



    inktlekken uit mijn pen
    28-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.OOK SINTERKLAAS BEHOEFT AANPASSINGEN

    OOK SINTERKLAAS BEHOEFT AANPASSINGEN

    Door de jaren paste ik voortdurend mijn woordenschat aan. De jeugd van vandaag, of beter 'mijn jeugd van vandaag' zorgt daarvoor. Ieder jaar, naarmate de sterfdatum van de goedheilige man uit Turkije nadert, dien ik nieuwe terminologie in te voeren voor mijn kleinkinderen bij hun geloofsgroei in Sinterklaas. Vandaag bestaan er al schoenzetkalenders omdat je niet elke dag je schoentje mag zetten. Samenstellingen met kei, mega en cool hebben wij nooit op school geleerd. Wij gebruikten 'super' en 'fak', maar dat laatste is helemaal verdwenen. Het betekende dat iets nog straffer was als tof, en dat was al bijzonder. De huidige supervoorvoegsels ben ik al gewoon. Misschien zijn jongeren van vandaag gevoeliger voor overdrijvingen dan wij in onze tijd toen er ook al een jeugd van vandaag was. Helaas: van die vier kleinkinderen is nu ook de jongste bezig om zijn geloof in de Sint te verliezen.

    Sinterklaas Kapoentje staat nog altijd op nummer 1 in de songlijst. Dat kapoentje heeft niets te maken met het stripmagazine van Het Volk dat vanaf 1947 tot midden jaren 80 wekelijks bij de krant verscheen. We leerden er de avonturen van Piet Fluwijn en Bolleke kennen met later de Lustige Kapoentjes. Dat Sinterklaas één van die kapoentjes was, heb ik nooit geweten. Dat een kapoen een gecastreerde haan is, wist ik wel omdat die haan malser is dan een soortgenoot die nog over al zijn fysische vermogens beschikt en dat is niet toepasbaar op Sinterklaas. Kapoen was eeuwenlang een scheldwoord of spotnaam voor 'vreemde gast', 'schurk' of 'bandiet'. Die betekenis verdween ook. In Vlaanderen worden kapoen en de verkleinvorm kapoentje tegenwoordig vooral gebruikt als liefkozende aanduiding voor kinderen, in de betekenis van 'deugnietje'. Dat ook Sinterklaas liefkozend 'kapoentje' wordt genoemd, is dus mogelijk. Maar we zeggen 'Sinterklaas Kapoentje' omdat volgens de gewijde geschiedenis van 6 december het geweldig goed rijmt op 'schoentje'. Laat dat schoentje nu juist het juiste weg-en-weer communicatiemiddel zijn voor boodschappen en cadeautjesuitwisseling tussen elke Sinterklaasgelovige en de heilige man himself. In het kader van de digitalisering, de vooruitgang en het bewust ontwijken van GASboetes probeert men al enkele jaren de klassieke boodschappen via mail te verzenden om wild geraas bij maneschijn te vermijden.

    De kleding van Sinterklaas is niet helemaal in overeenstemming met de dresscode van de katholieke bisschoppen. Die dragen nooit een rode bisschopsmantel. De Sint wel. Omdat dit staat voor liefde en liefdadigheid wordt voor hem een uitzondering gemaakt. Trouwens voor zijn rode mijter gebeurt hetzelfde. Sinds de 12de eeuw dragen de paus en de bisschoppen een mijter, maar die zijn wit, ecru, geel of groen. Op de bisschopsmijter staat meestal een omgekeerde T. Bij de Sint staat er een kruis op. Zijn gekrulde staf lijkt op de staf die de herders vroeger hadden. Met die krul konden die gemakkelijk een schaap pakken. Zoals de herder voor zijn schapen zorgt, zo zorgt de bisschop voor de mensen en Sinterklaas voor de kinderen. De Sint gebruikt zijn staf niet om kinderen te vangen. Dat is alleen symbolisch. De bisschoppen dragen hun zegelring aan de rechterhand maar Sinterklaas aan de linkerhand. Zo kan hij de kindjes makkelijker een hand geven. Hij draagt meestal witte handschoenen en soms paarse. Bisschoppen dragen die nooit, alleen de Sint mag dat.

    Rond al die kleuren is ook heel wat te doen. Tegenwoordig heeft Zwarte Piet de gele boter gegeten. Hij heeft geen boter op het hoofd maar het roet in zijn gezicht is ook al een reden om de superhelper als uiting van racisme te zien. Zowel zijn huidskleur als zijn 'sociale positie' zijn de dooddoeners van een rijke kindertraditie. Ach ja, hij heeft natuurlijk een kapsel van zwarte krullen en rood geverfde lippen om zijn ernst te accentueren. Hij klimt door de schoorstenen van de huizen als de mensen slapen. De laatste maanden maken verschillende chemische bedrijven studies om het schoorsteenroet wit te maken, hoewel dat heel moeilijk is want de eigenlijke naam van het goedje is 'carbon black', zo zwart als roet. Trouwens wil ik jullie nog een geheim verklappen: als de Sint en Piet op een nacht alleen maar huizen bezoeken zonder schoorsteen dan is Zwarte Piet wit en gaan ze binnen via de voordeur. Dat geeft wél aanleiding tot geschiedenisvervalsing. Mijn kleinzoon vond het trouwens altijd eigenaardig dat Piets kraagje ondanks alle schoorstenen altijd kraakwitter bleef dan wit. Piet wordt nog altijd op daken gesignaleerd terwijl hij aan de schoorsteen luistert of de kinderen braaf zijn. Strooien en gooien is zijn specialiteit, het dikke Sinterklaasboek of de staf dragen zijn lot en jongleren, op zijn handen lopen of op een éénwieler fietsen vormen zijn ontspanning. Anno 2018 heeft elke Piet zijn plek en taak in de logistiek. Er zijn algemene Inkooppieten, Inpakpieten, Spiekpietjes en Transportpieten. Die moeten allemaal luisteren naar de Hoofdpiet, de Huispiet en de Paardenpiet. De Wegwijspiet gebruikt sinds de vorige tournee een GPS mét Waze als voorbereiding op zijn pensionering. Zwarte Piet is zwarte piet en zo hoort het te blijven. Al wie anders zegt, is zelf een racist...

      

    Voor wie in al het gekibbel van de laatste maanden zijn heilige houvast verloren heeft, wil ik nog enkele Sinterklaasdogma's op een rijtje zetten. Op zijn stoomboot voelt hij zich thuis als redder van zeelieden in nood en beschermer van scholieren, huwbare jeugd, kooplieden, reizigers en zeelieden. Hij woont in Spanje omdat daar vroeger veel luxe artikelen en lekkers vandaan kwamen. Zijn schimmel leende hij van Wodan, de Germaanse god. Schoorsteenroet is bij voorkeur zwart en komt voor in de verbinding tussen de mensen en de 'bovenwereld' waar bij de Germanen geesten en goden wonen. Marsepein is amandelbrood met Indische rietsuiker en was in de middeleeuwen een geneesmiddel. Chocoladeletters werden toen ook gebruikt in de kloosterscholen om kinderen te leren schrijven. Zodra ze een letter goed konden schrijven, mochten ze de bijhorende letter opeten.

     

    Nog een goede raad van Sinterklaas zelf: één van de weinige manieren om te laten zien dat je meedoet met de 'jeugd van vandaag' is het feit dat je geloof in Sinterklaas, ondanks alle hindernissen van de tijd, intact gebleven is.

    Het weze zo, bij het donkerzwarte roet van Zwarte Piet!

    Marcel Huysmans

    28-11-2018, 18:28 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (2 Stemmen)
    20-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DUIVEN VLIEGEN RUSTIGER DAN DUIVENMELKERS

    DUIVEN VLIEGEN RUSTIGER DAN DUIVENMELKERS

     

    De duif is het symbool voor de Heilige Geest. In onze 'gewijde geschiedenis' is de duif ook het symbool voor vrede, onschuld en reinheid. Dat laatste moet je niet aan een echte duivenmelker vertellen, want die brengt zijn sportleven voor een groot deel door met het opkuisen van de 'properiteit' op zijn duivenkot. Hij heeft er alle belang bij dat zijn duiven in topvorm zijn. De duif met een olijftakje in de snavel is een erg bekend rustig symbool voor vrede. Ze is overgeleverd uit het verhaal van de Ark van Noë. Ze ging effe kijken en testen of het land al droog was na de zondvloed. Als de duif wegbleef, konden ze vertrekken uit hun woonschip. Als ze terugkwam, was er iets niet pluis.  

     

    Ergens in een bijna vergeten boek vond ik een gedicht van Scheldedichter Bert Peleman, dat ik ten behoeve van mijn schoonvader, schoner heb gemaakt door ter zijner ere 'vader' te vervangen door 'schoonvader'. Het ging als volgt: 'Mijn (schoon)vader had geen duiventoren, geen park, geen vijver, noch kasteel, maar waar hij hun gekir kon horen, werd hem een hok tot lustprieel... Hoe vaak zag ik mijn (schoonvader) zitten omgeven door een duivenkrans: de ‘blauw geschelpten’ of de ‘witten’, steeds waagde vader weer zijn kans! Glimlachend viel hij in de prijzen: Quiévrain, Noyon, Breteuil, Arras. Het hele dorp ging trots verwijzen naar vaders 'wonder-duivenras'! Mijn (schoon)vader had geen duiventoren, maar won alweer een eerste prijs: zijn duiven raapten "gulden sporen" zelfs vanuit Rome en Parijs!

      

    Jef was het schoolvoorbeeld van een duivenmelker. Mijn vrouw, mijn kinderen (zijn kleinkinderen) werden van jongsaf in de geheimen van de duivenmelkerij ingewerkt. Ze leerden wat een duivenkot was, ze maakten kennis met de duivenstr...(piep) die men in volkse termen ook uitwerpselen noemt, hoewel werpen van een partieel defect getuigde. Duiven kweken gemakkelijk, goede duiven iets moeilijker: ze reproduceren zich snel, leggen eieren en zijn ook lekker op het bord. Ze fabriceren straf mest dat best verdund wordt gebruikt. Per jaar kunnen twee duiven gemakkelijk 25 kg graan verorberen. Duivensport is eigenlijk racen met duiven in wed(strijd)vluchten. Wie de afstand tussen losplaats en duivenhok met de hoogste gemiddelde snelheid aflegt, is de winnaar. En daar zitten geheimen achter. Met een een ‘constateur’ in het duivenhok werd de juiste vluchttijd van aangegeven. Er wordt in feite nagegaan hoeveel meter per minuut de duif vliegt. Duivenmelkers zeggen: 'mijn duif doet 1230 meters.'

     

    Van mijn schoonvader leerde ik eenvoudige dingen over de duivensport, haar beoefenaars en hun technieken. In mijn jonge leven dacht ik dat het duiven melken met handschoenen één der moeilijkste dingen uit de dierenwereld was. Tot ik schoonvader Jef leerde kennen. Ik leerde dat duivenmelk in de krop van de duiven wordt geproduceerd nadat de jongen uit het ei zijn gekomen. Dat is het voedsel voor de duivenjongen gedurende de eerste dagen. Ook bij flamingo's gebeurt dat zo en daardoor zijn duiven minder afhankelijk van het broedseizoen qua eten. Zowel de vrouwtjes als mannetjes geven duivenmelk. Duiven leggen normaal twee eieren en hebben dus twee jongen. Als één van de twee eieren niet uitkomt, heeft het jong dubbel zoveel en groeit het eens zo snel. Iemand die duiven houdt, is officieel een duivenmelker, maar dat heeft niks met duivenmelk te maken. Melken is hier alleen maar een nabootsing van het begrip geitenmelker, iemand die dieren kweekt om van de opbrengst te leven. Duiven moet je dus nooit zelf melken, handschoenen helpen daarbij helemaal niet en voor het voeden van hun jongen met duivenmelk zorgen de beestjes zelf.

     

    De kinderen mochten vanaf de 'jaren van duivenverstand' met een plamuurmes het hok van duivenpoep bevrijden. Ook dat was een onderdeel van de duivensport, waarmee je van onderaf moest beginnen. Ooit werd een burenruzie voor de 'juge' beslecht omdat de buurvrouw 'als de duiven moesten vallen' met wapperend gazettenpapier de weg naar het juiste hok versperde. Vader Jef droeg heel zijn duivenleven een ouderwetse blauwe stofjas met brede zakken en een om de zoveel jaar ververste strooien hoed. Dat eerste was om de duiven niet te laten schrikken, want door een rode en dan weer een gele jas werden ze onrustig. En in die zakken zat beloningsduivenvoer. De hoed was de ideale landingsbaan om hem het hoogste duivengevoel te laten ervaren. In de duivenbijbel staat in vet: 'een duif heeft regelmaat en orde nodig'. Als je wegwegweg zou roepen dan zouden de beestjes óók nog komen. Maar als je komkomkom roept, is het toch beter en nog beter is kopkopkop, want dat gaat sneller. Het belangrijkste is dat je altijd hetzelfde roept.

     

    Naast het voeden van de duiven en de kotschoonmaak werden de prijsbeesten geregeld in de hand genomen en aan een soort conditietest onderworpen. De duif werd vol in de handpalm gevat met de pootjes tussen de vingers en het kopje naar het baasje. Dan volgden controles zoals de vleugels spreiden of alle pennen wel aanwezig waren en in welke toestand, het borstbeen aftasten of er niet te veel of te weinig vlees op het lijfje zat en de ogen controleren op de blik. Vooral de kleurnuance van de proppen (neusdoppen) vertelde veel over de fitheid van de ‘duifkes’. Bij een gezonde duif zijn die volgens de kenners krijtwit...

      

    Voor de dagelijkse training werden ze uitgelaten en weer gelokt met een ritmische fluitroffel en roepen, meestal begeleid door het rammelen met een busje met duivenvoer: allemaal om gewenning en een Pavlov-reflex aan te kweken... Dat was ook een training voor het baasje, want die leerde vooral wachten. Duivenmelkers en vissers hebben enige verwantschap. Ze moeten geduld hebben en leren ondertussen wat overdrijven is. Vissers vangen veel te grote vissen, duivenmelkers overdrijven nog meer en drinken altijd maar twee pintjes bier in het duivenlokaal. Ze tappen verhalen die doen twijfelen. Hun winsten, eigenlijk gokwinsten, behoren tot de best bewaarde geheimen van West-Europa. Eén keer hingen er, na een vruchtbaar duivenjaar, voor elk kind envelopjes met briefjesgeld in de kerstboom, maar dat experiment heeft zich nooit herhaald.

    Oh ja, de duivenbond van Aartselaar heeft in 2013 in overleg met de pastoor beslist de door hen sinds 35 jaar ingerichte duivenwijding niet meer te organiseren. Met pijn in het hart!

    Marcel Huysmans.

     

     

    20-11-2018, 09:53 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    10-11-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.HEFTIGE TRUCS MET APPELEN EN CITROENEN

    HEFTIGE TRUCS MET APPELEN EN CITROENEN

     

    Hokus, pokus, pas. Vanaf de zestiende eeuw zijn al pseudo-Latijnse spreuken bekend. Ze werden bijvoorbeeld door goochelaars gebruikt om de aandacht af te leiden of gewoon om indruk te maken op hun gemakkelijk te beïnvloeden publiek. Ze worden gebruikt om iets te verdoezelen dat in feite niet mogelijk is. Appelen met citroenen vergelijken, ze optellen of er andere wiskundige bewerkingen mee uitvoeren, is er ook zo eentje. Wat is de som van 7 appelen en 5 citroenen? Is dat 12? Heb je dan appelen of heb je citroenen? Of is de uitkomst 12 bananen of tomaten? In dat geval heb je niets, tenzij een grote vergissing gemaakt. Het blijft even onovertroffen, onmogelijk zinloos en toch doen we het nog altijd binnen het onderwijs waar ze eigenlijk zouden mogen weten hoe en wat er kan. Bijna is het nog een oud zeer en dus krijgen we ‘rari nantes in gurgite vasto”. Dat is wel écht Latijn en geen hokus pokus. Hier en daar verschijnt nu toch een zwemmer in de onmetelijke zee die de zinloosheid van dergelijke kunstentoeren inziet. Zoals de leraar uit het technisch onderwijs die onlangs een systeem bedacht om alle opdrachten te beoordelen en belonen met groene bollen. Die groene bollen zijn als visdobbers die onderduiken en laten zien dat je (het) beet hebt en verder kunt. En die bollen tel je niet op, maar neem je mee! Vijftig jaar geleden was ik zo één van die eenzame zwemmers in de grote onderwijszee. Wijsheden en ervaringen van 40 jaar geleden hebben hun wijsheid meestal nog niet verloren. Ervaring is nu eenmaal die geweldige eigenschap die je in staat stelt een fout te herkennen wanneer je ze opnieuw maakt…

       

    Punten van dezelfde soort kun je optellen. Punten van wiskunde en Nederlands niet, en toch doen ze het. Muziek, plastische opvoeding en LO worden stiefmoederlijk behandeld als onbelangrijke beoordelingsinstrumenten in het deliberatieconcert. Spijtig, maar mag je niet ervaren dat er vakken zijn waarin je uitblinkt? Competentie is niet altijd in punten te quoteren. Wat moet ik kunnen en kennen? Wordt kunnen wel genoeg gewaardeerd tegenover kennen? Is het deel onder de bovenste tien centimeter van de hersenpan niet even belangrijk dan de bovenbuur? Een voorbeeld maakt dit duidelijk.

     

    Destijds leerde ik mijn leerlingen hoe ze elektrische huisschakelingen konden ontwerpen en realiseren. De kennisevaluatie ervan gebeurde aan de hand van 10 schakelingen. Ik eiste dat ze 7 van de schakelingen schematisch correct op papier zouden krijgen. Ik had hen niet geleerd hoe ze “van buiten” schakelingen op papier konden laten belanden, maar ze moesten hun resultaat in gedachten ook testen. Een schakelaar omzetten diende ervoor te zorgen dat de lamp door de stroomweg te volgen aanfloepte. Of van licht naar donker omschakelde. En zo wisten ze ook waarom ze de juiste oplossing hadden getekend. 

    Eén van mijn oud-leerlingen, nu een zeer gewaardeerde wijze schooldirecteur, had er zes van de tien juist. Hij reclameerde: ‘maar mijnheer toch, ik heb toch zes op tien en dat is juist over de helft, maar wel er over en dus genoeg.’ Ik zei hem: ‘stel je voor dat je een elektricien in huis krijgt die zes van je tien schakelingen correct aansluit. De vier anderen zijn enkel goed voor de verlichting van een donkere kamer. Ben je dan tevreden?’ Zijn ‘neen’ was veel overtuigender dan zijn verontwaardiging vooraf. Het bovenste deel van zijn hersenpan snapte het meteen en dan hadden verdere vragen geen zin meer. Ik word trouwens ook liever geopereerd door een chirurg die alle competenties beheerst, dan door een chirurg die 50 procent haalde.

      

    Belangrijk is vooraf aan leerlingen te vertellen wat ze moeten kennen en kunnen. Dat kan alleen als je vooraf einddoelen vooropstelt en die ook controleert. Eindtermen noemt men zoiets en als je die bereikt hebt kun je zeggen: dat is oké. Op naar de volgende. Dan wordt differentiëren gemakkelijker en weet de leerling waar zijn tekorten zitten en wat hij naast kent ook kan. En of je dat beloont met groene of andersgekleurde bollen, met letters of andere geestige dingen speelt helemaal geen rol. Het beeld van een leerling wordt zo preciezer en je kunt gefundeerder vertellen of iemand bekwaam is om over te stappen naar een volgend studiejaar. Geen hokus pokus meer. Weten en kunnen zouden in het onderwijs in balans moeten zijn. Maar dat evenwicht is meer en meer zoek. Om jonge mensen klaar te maken voor de wereld waarin ze zullen landen… Niet alleen die van de kerktoren, de sociale wereld, thuis en de werkvloer.

     

    Puntentekort voor wiskunde kon je meestal wegwerken door knappe punten voor Nederlands en Aardrijkskunde. Het was de ideale camouflage voor je totaal en bovendien kon je zo een ‘partieel defect’ wegmoffelen. Je moest er zelfs niet over praten. Ze werden bedekt met de mantel der liefde en lieten het schoolleven lijken op een zonnebloemenmaatschappij met enkel ‘goede punten’. Zonnebloemen komen piepen als de zon schijnt en ze groeien vlot hoger. Op die manier deed je niemand pijn, kon je met een fris resultaat naar buiten komen en was je eigenlijk op weg om jezelf en je omgeving te bedriegen. Enthousiaste moeders en vaders konden meestal uitpakken met ‘mijn dochter heeft 82%, en die van jou?’ Daar stond ik dan:  niet in het bezit van vergelijkbare percentages, waarbij de scholen dikwijls ook nog varieerden in puntengulheid en al dan niet strooiden met zand in de vorm van klasgemiddelden. Klasgemiddelden geven eerder een beeld van de boom dan over de vruchten die er aan hangen. Ze zijn de zoetstof om leerlingen te vergelijken en ouders te laten triomferen.

     

    Een mens is nog altijd gebeten om te weten en daarom wil hij altijd meten. Voor alles en in alle omstandigheden. Je kunt niet alles optellen, hoewel optellen een van de basisoperaties uit de rekenkunde is. Optellen is oorspronkelijk het bepalen van het totale aantal dat ontstaat bij samenvoeging van twee of meer afzonderlijke aantallen. Werkdruk, zwaarte van beroepen en geluk of verdriet kun je niet optellen en dat proberen we meestal niet. Maar appelen en citroenen optellen proberen we in het onderwijs nog alle dagen op te tellen zoals punten van wiskunde en Nederlands. Da’s werk voor de toekomst, maar nog niet voor morgen. Daar zijn we onvoldoende fijngevoelig voor en heeft het fruit nog te veel ongekende geheimen.

    Marcel Huysmans

    10-11-2018, 12:27 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    26-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MIJN GOEDE VRIENDEN JAN

    MIJN GOEDE VRIENDEN JAN

    Op 24 augustus 1999 overleed een zeer goede vriend van me op 46-jarige leeftijd. We hadden een vijftal jaren samengewerkt. Jan was een begenadigd architect en een goed mens. Twee jaar daarvoor stelden de dokters een vrij agressieve kanker bij hem vast die hem uiteindelijk ook fataal werd. We hebben veel gepraat over zijn ziekte, zijn gevoelens, zijn hoop en betrachtingen alsof de tijd stil stond. Hij had zijn lijdensweg tot het einde duidelijk aangevoeld, heel waardig en bewust gedragen en vooral alles met een onvergetelijke stiptheid voorbereid, doordacht en dan de nodige instructies gegeven. Elke tekst voor zijn afscheidsviering en zelfs voor de koffie erna had hij bewust gekozen of opgesteld. Zo kreeg ik de vraag om in die viering een tekst voor te lezen. Toen ik die voor het eerst las, zag ik meteen dat hij helemaal achter die boodschap stond en ik voelde me vereerd om zijn boodschap te mogen voorlezen. Af en toe kom ik die tekst op een A4-blad nog wel eens tegen en dan lees ik hem opnieuw. De titel is eigenlijk "desiderata", een inspirerend prozagedicht uit 1927 van de Canadees Max Ehrman. Het inspireerde al miljoenen mensen en doet dat nog altijd. Het is geen typisch christelijke tekst, is wél waardevol en werkt in ieder geval aanstekelijk.

     

     Kies kalm je weg te midden van het lawaai en de haast, en herinner je hoeveel vrede er in stilte kan zijn. Zorg ervoor dat je op goede voet staat met iedereen, zonder jezelf geweld aan te doen. Vertel rustig en duidelijk de waarheid en luister naar anderen; ook zij vertellen hun verhaal aan hen die onwetend zijn, ook zij hebben hun verhaal. Mijd hardroepers en agressieve mensen want zij belasten je geest te veel. Als je jezelf met anderen vergelijkt, zit de kans er in dat je een te hoge dunk krijgt van jezelf en verbitterd wordt. Er zullen altijd grotere en kleinere mensen zijn dan jijzelf. Geniet zowel van wat je hebt bereikt als van je plannen. Blijf belangstelling houden voor je eigen werk, hoe eenvoudig ook, want in deze risicovolle tijd is ook dat een belangrijk bezit.

    Wees voorzichtig bij het zaken doen, want de wereld zit vol bedrog. Laat dit je zeker niet verblinden voor iets dat werkelijk goed is: veel mensen streven hoge idealen na en heldendom is toch zo verleidelijk. Wees vooral jezelf en veins vooral geen warm, liefdevol gevoel, maar wees ook niet cynisch over de liefde, want bij alle dorheid en ontevredenheid is zij eeuwig als het gras. Aanvaard graag de wijsheid der jaren en blijf niet te lang stilstaan bij de dingen die voorbij zijn. Kweek een mentale weerbaarheid die je bij plotselinge tegenslag kan beschermen, maar maak jezelf niet bang met spookbeelden. Veel angsten komen voort uit vermoeidheid en eenzaamheid.

    Houd je aan een gezonde discipline maar wees lief voor jezelf. Je bent een deel van de schepping en je hebt het recht er te zijn. En of je het begrijpt of niet, de wereld heeft zijn wetmatigheden en zo is het goed. Heb daarom vrede met God, welk beeld van Hem dat je ook hebt. En wat ook je werk en aspiraties mogen zijn, zorg er toch voor dat je in de drukke maalstroom en lawaaierige warboel van het leven de vrede in jezelf bewaart. Ondanks haar veinzerij, klatergoud, gezwoeg en teleurstellingen is de wereld toch mooi.

    Wees zorgzaam. Zorg er dus voor dat je gelukkig wordt.

    In de Levenstuinen van het Groot Hontschoten nabij Apeldoorn (Nederland) is een Nederlandse vertaling van de tekst opgenomen in twee grote lijsten in de muur bij het waterbassin van de 'tuin van de bevruchting'. De tekst is als een wekker die 's morgens afloopt: wees op-gewekt! Als je probeert gelukkig te zijn, heb je vlugger resultaat dan wanneer je probeert gelukkig te worden. Wie op zoek is naar geluk als een permanente en langdurige toestand, is blind voor de kleine flitsjes en flintertjes van dun geluk die je onderweg zomaar ten deel vallen. Deze tekst doet me telkens weer denken aan een goed mens en een goede vriend. Ik ervaar nog altijd mijn laatste bezoeken bij hem thuis als opbeurend, troostgevend en opwekkend. Langs beide kanten. Zo zie je maar dat geluk besmettelijk is: wie opgewekt is, wekt op.

     

    Een andere goede vriend van me – die heette ook Jan - stierf op 25 januari in 1973. Hij was hartpatiënt maar vooral een mens met een heel groot hart voor jonge mensen. Zijn boodschap luidde: “een goed mens worden begint met iets goeds te doen. Eens daarmee bezig: het niet moe worden. Volhouden. Blijven geloven dat het echt goed wordt, niet alleen voor jezelf maar ook voor alle mensen. Weet je, dan ben je op de weg van die onvergetelijke Jezus.” Zo leefde hij zelf ook. Onvermoeibaar. Diep gegrepen door die boodschap die hij vertaalde en voorleefde voor mensen van het nu. Aandacht voor de mens, het eenvoudige, het kleine, het goede en met een haalbare stap. Dat waren zoveel uitingen van zijn rotsvast geloof in zijn levensopdracht.

    Zijn aanwezigheid op een vergadering of bij elk contact, straalde van enthousiasme en ideeën. Hij kende de kunst om iemand voort te stuwen en zijn lach, zijn humor en zijn doorzettingskracht trof iedereen. Hij stopte nooit met schrijven en werken. We zagen weinig van zijn vermoeidheid want telkens als we samen waren, boeide hij ons door zijn jongensachtige en dynamische manier van doen.

    Toen heb ik besloten om de lijn en de zin van zijn leven verder door te trekken: mensen op weg helpen naar geluk. Daar word je trouwens zelf ook gelukkiger van. Enkele maanden voor hij plots ophield met leven op het treinperron van het Zwitserse Brig, hadden we hem gevraagd om ons te trouwen in de zomer van dat jaar. Zover is het dus niet gekomen. Maar we hebben wel onze zoon naar hem Jan genoemd.

     

    Broze mensen kunnen sterke mensen zijn. In hun broosheid zijn ze toch sterk. Ze laten hun stempel na als spoor naar wat zij goed vonden. Die sporen zijn onuitwisbaar maar wel navolgbaar.

    Marcel Huysmans

    26-10-2018, 11:53 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    07-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE BESTE STUURLUI STAAN NIET AAN DE WAL

    DE BESTE STUURLUI STAAN NIET AAN DE WAL

    Er zijn mensen die zeggen, overtuigd van hun gelijk:”aan de verkiezingen doe ik niet mee. ’t zijn allemaal prutsers en zakkenvullers die uiteindelijk toch niets realiseren, tenzij het verkeerde. In het buitenland is het veel beter, maar hier is het een zootje ongeregeld”. Daar kan ik niet tegen. Ze vergeten dat ze niet op een buitenlandse boot dobberen en dat ze van op de wal, ook al zijn ze de beste stuurlui, zelfs en zelf onmogelijk kunnen sturen. Het zijn diezelfden die luid roepen dat het allemaal en vooral verkeerd loopt. Nog een geluk dat er zoiets als een kiesplicht bestaat. Alle Belgen van minstens 18 jaar oud die “genieten van hun burger- en politieke rechten “, moeten volgende zondag stemmen in de gemeente waar ze in het bevolkingsregister waren ingeschreven op 1 augustus van dit jaar. Zo kunnen alle Belgen inspraak hebben in het bestuur van hun gemeente. Door al de affiches, folders, televisiedebatten, boekjes en flyers zitten we aan boord met een regelrechte verkiezingskoorts.

      

    Verkiezingskoorts is pseudowetenschappelijk een complexe automatische reactie van het lichaam bij een infectie met de bacillus regenerata electiosa (verkiezingsbacil) die zich meer vermenigvuldigt naarmate het waarheidsgehalte van politieke uitspraken vermindert of twijfelachtiger wordt. Het is een doodnormaal aanpassingsmechanisme van het lichaam en de koorts is vooral zetelgevoelig, woekert verder als een boktor en vergt uitzonderlijke medicamenten die niet door de ziekenkas worden terugbetaald. Verkiezingskoorts gaat dikwijls gepaard met straffe knagende hoofdpijn veroorzaakt door het denken van anderen en het moe worden van de eigen hersenen, omdat het verschil tussen waarheid en leugen flinterdun is. We mogen nog eens ons gedacht zeggen in het stemhokje. Daar doe je niemand kwaad mee. Daar moet niemand over nadenken en je krijgt vooral de indruk dat je ook iets te zeggen hebt.Verkiezingskoorts is zo een repetitief modeverschijnsel met ongelijke periodiciteit, ingegeven door politiekers die beslissen dat het weer eens genoeg is geweest als snoepje voor nieuwe kansen om het allemaal nog eens anders te doen.

     

    Heel vroeger mocht je zelf nog alle namen van favoriete kandidaten op een lijst schrijven. Om anoniemer te stemmen kwam toen een zwart kruisje in een vierkantje, maar omdat frauderen te gemakkelijk was, werd op het einde van de 19de eeuw gekozen voor een bolletje. Elk mocht zijn eigen schrijfgerei meebrengen. Omdat kiezen geheim is, kon je toen zien wie voor wie je had gestemd en koos men voor één kleur. In de jaren ’70 en ’80 werd met een zwart bolletje gestemd, wat niet evident was want dat zwarte ronde ding was moeilijk te onderscheiden op die zwarte brieven. Later werd het bolletje rood op initiatief van de socialistische partij die trouwens voor alle mannen het kiesstelsel invoerde. Socialisten zijn nu eenmaal rood. We maken dus nog altijd een groen, geel, blauw… bolletje rood (zelfs als je groen stemt) met een rood potlood dat je naar oude traditie niet mag nat maken. Je mocht het dus niet in je cola doppen, zeker niet op zabberen of spuwen en zelfs overvloedig bezweten was ook verboden. Ze hadden achteraan een diagonaal gaatje om een antidiefstalkoordje aan het kieshokje vast te klinken. Nu kun je meestal digitaal stemmen.

     

    Overal wordt reclame gevoerd. Het affichewoud met namen van mensen waarvan je er hooguit een paar kent, bloeit weer. Opeens weet je wie er in je straat aan gemeentepolitiek doet. Er zijn heel wat “onbekende mensen” bij die alleen maar “affichesociaal” zijn. Die soms hun eigen buren en buurt niet persoonlijk kennen. Ze “manifesteren” zich niet lijfelijk en bezitten de bovennatuurlijke gave van het “gekleurd verschijnen”. Er zijn er zelfs die het lichaam van iemand anders lenen en er het eigen hoofd op fotoshoppen om beter over te komen. Het lijkt op alledaags en bijna goedgekeurd bedrog. Verkiezingsreclame maakt de democratie een stukje kapot omdat ze ervoor zorgt dat degene met het grootste budget de grootste kans maakt om verkozen te worden. Zo zijn stemmen te koop, maar via een omweg. Een tweede onbehaaglijk gevoel toont heel wat “gehaaide” politiekers die ineens vergeten zijn dat zij hun vroeger zo betracht mandaat ineens kunnen laten vallen en deze verkiezingen aangrijpen om aan job-hoppen te doen… Uiteindelijk onthoudt de doorsnee kiezer toch niet zo lang…

      

    Feitelijk is de vrijheid van de kiezer bij het uitbrengen van een voorkeurstem louter schijn. De kopstukken van de partij stelden de lijstorde op en bepalen zo wie een zitje kan krijgen. Diegenen die het meeste te zeggen heeft, roert in de pot. We zijn altijd een beetje gefopt. Om iets te realiseren in de politiek moet je een meerderheid hebben. Het is zelden dat een partij alleen over een meerderheid beschikt en dus moet je coalities sluiten met anderen om je verkiezingsbeloften min of meer waar te maken. Het is water bij de wijn doen: niet te veel, niet te weinig, zodat elke partij kan zeggen dat ze toch zoveel percent van hun eisen hebben kunnen realiseren. Dat doe je ook in het gewone leven: als je met je vrienden iets wilt afspreken, moeten er misschien ook “compromissen” gesloten worden. Als uiteindelijk iedereen akkoord is, heb je iets afgesproken. Anders valt de groep uit elkaar.

     

    Verkiezingen geven me altijd het gevoel dat je kiest aan welke minderjarige je je autosleutels afgeeft. Wat je ook kiest, je moet je later toch neerleggen bij wat de rest heeft besloten, want “de meerderheid heeft altijd gelijk”. In hoeverre heb ik zelf nog iets te zeggen? Waarvoor kies ik: om anderen te laten uitvoeren waarvoor ze gekonkelfoesd, gecompromist en afgesproken hebben. Eigenlijk is het dus kiezen voor wie je het meeste vertrouwt, niet voor de meest rechtvaardige, scherpste, multicultureelste of groenste. Je kunt ook voor de leukste kiezen, maar die hebben dikwijls een hoog Pinokkio-gehalte. Word dus niet mismoedig, want verkiezingen betekenen altijd een beetje bedrogen worden. Het is uiteindelijk maar een verse episode is een gesubsidieerde soap.

    Je kunt alleen maar bij de euromillions winnen als je ook meedoet. Dat is ook zo bij de verkiezingen. Dan kun je tenminste zeggen dat je geprobeerd hebt om er zelf iets aan te doen en een vinger in de pap hebt. Je hebt dan ook even het roer van de boot mogen vasthouden en roepen is dan minder nodig. Stem voor de beste!

    Marcel Huysmans

    07-10-2018, 10:16 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    29-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE RADERTJES VAN MIJN GROOTVADER

    DE RADERTJES VAN MIJN GROOTVADER

     

    1906. Qualité supérieure. Véritable Louis Roskopf. Anti-magnétique. Ik neem ze uit het gammele doosje en in mijn handen koester ik het kettinghorloge van mijn peter-grootvader. Hij overleed in 1958. Toen was zijn horloge amper 52 jaar, hij 67. Ik draai bovenaan aan het wieltje om het op te winden en ja, 112 jaar na fabricatiedatum tikt de secondewijzer opgewonden verder en leggen de goudkleurige wijzers als weleer opnieuw een stuk hun geprogrammeerde baan af. En het horloge blijft telkens weer tikken tot zijn graad van opgewondenheid onder de schreef is gegaan. Er gaat iets sacraals van uit en geen haar op mijn hoofd zou eraan denken om ooit het kostbare kleinood open te maken om in zijn radertjes te kijken. Ik ben blij met die speelse gedachte die tegelijk aan mijn peter herinnert. Als het horloge ooit, ondanks zijn qualité supérieure, toch zou stoppen met tikken dan moet een echte vakman, zo één met een fijne loep in het oog en piepkleine schroevendraaiertjes in zijn handen, het wonder der techniek repareren, maar aan de emotie mag hij niet aankomen.

      

    Simpel en goed versus haute horlogerie. Een grote staande klok openmaken zou ik nog wel durven, maar zo’n piepklein ongeweld schrikt me af. De nauwkeurigheid waarmee een uurwerk de tijd moet tellen, dwingt respect af voor de details en het onderlinge afgestemd zijn van al die radertjes. Ik heb de neiging mijn neus op te halen voor alles waar een batterij in zit. Weg dus met die digitale horloges met weinig emotie en wel veel exactheid. De mechanische horloges die volautomatisch werden aangedreven door mijn polsbewegingen kunnen nog enigszins op enig begrip rekenen. De dappere, altijd wat onmachtige manier waarop zo’n uurwerk met radertjes, anker en een onderdeel dat de ‘onrust’ wordt genoemd, probeert zoiets machtigs als de Tijd bij te houden en te regelen, geniet mijn opperste waardering. Tegelijk vind ik het onnozel dat er horloges gemaakt worden met volmaakt overbodige tourbillons die een budget vragen om een tweekamerappartement mee te kopen. Tourbillons zorgen ervoor dat de positie van het horloge niet onderhevig is aan de zwaartekracht, met andere woorden onafhankelijk ten overstaan van de positie ten opzichte van de grond. Nergens vloeien waanzin en vernuft, platte status en pure schoonheid surrealistischer samen dan in de wereld van de haute horlogerie. Als het op status aankomt, dan pas ik.

    Liever horloges met een verleden. Geef mij maar horloges die geleefd hebben, die al tikten vóór ik werd geboren aan de polsen van mannen waar ik kon naar opkijken. Mannen die ontegensprekelijk hebben bemind en op hun horloge hebben gekeken om tijdig dingen te doen waarvan het belang nu is verdampt. Zo’n horloges mogen sporen van gebruik vertonen: als ze maar radertjes hebben die perfect op elkaar zijn afgestemd en wijzertjes die plichtsbewust elke seconde, minuut en uur aangeven waarvoor ze in de wieg gelegd zijn. Die horloges tikken nu nog. Je behandelt ze met schroom omdat je weet hoe groot ze waren in het tijdsbeeld waarin ze functioneerden. Misschien is het daarom ook dat ik nog niet zoveel verschillende horloges in mijn leven heb gehad. Het moesten altijd dappere klokeilandjes zijn, die in de jacht der tijden hebben standgehouden en mij de toekomst hebben ingetikt, onverzettelijk juist en ontwapenend enthousiast.

     

    En dan heb je onze biologische klok nog. We sjamfoeteren nog altijd met winter- en zomeruren die sommigen van slag brengen. O zit het enkel tussen de oren? We werken overdag, slapen ’s nachts, eten op vaste tijden en kijken om zeven uur naar het nieuws. Grote delen van ons leven gebeuren volgens vaste tijdsindelingen en patronen. De sterke regelmaat die in de natuur zit, stuurt ons ook in het ritme van dag en nacht. Alle ritmes die in de natuur voorkomen, vinden we ook bij planten en dieren: de stand van de maan, de wisseling tussen dag en nacht en de seizoenen hebben stuk voor stuk een biologische tegenhanger. We moeten onze eigen ritmes elke dag “gelijkzetten”, synchroniseren met de buitenwereld, omdat ze nu eenmaal niet precies over 24 uur lopen. Cicero de Romein schreef ooit dat de kwaliteit van de oesters veranderde met de stand van de maan. Ons eigen “bioritme” blijkt een periode te hebben van 25 uur, dus ongeveer een dag. Er zijn eigen ritmes voor prestaties, emoties, pijngevoeligheid en de werking van sommige organen. Je kunt dus zeggen dat onze biologische klok vele radertjes heeft. Die moeten zowel op elkaar als op de omgeving worden afgesteld. Onze hersenen zorgen daarvoor. Als een dirigent coördineren ze de verschillende ritmes…

     

    Overal vind je een raderwerk. Onderduiken, je afzonderen in het raderwerk van de wereld heeft helemaal geen zin, want je zit voor een stuk in een mallemolen, mogelijk met mensen die het voor het zeggen hebben en hoogstens ruzie maken over het tempo, de versiering van de molen en andere onbenulligheden. Radertjes die versleten zijn en die de hele mechaniek van het leven niet meer begrijpen noemen ze dement of gewoon te oud en die mogen dan uitrusten in huizen voor bejaarde radertjes waar ze door verse radertjes worden verzorgd maar die daardoor een belangrijke functie vervullen in het geheel. Alle mensen zijn radertjes in een wereldomvattende mechaniek en elk houdt ook die wereld draaiende. Dat geldt voor de kinderverzorgster, de moeder, de bouwvakker maar ook voor de hoogleraar en de mensen aan de rand van onze maatschappij.

      

    Tijd zal altijd vergankelijk en herstelbaar zijn en is een wonder iets. Je kunt hem laten aanwijzen door grote en kleine wijzers in uren, minuten en seconden. Vandaag kan het zelfs zonder wijzers. Dat noemt men digitaal en misschien is dat voor sommigen minder betrouwbaar. Soms denk ik terug aan de ouderwetse klokkenmaker, die nog in staat was overjaarse wekkers, van overgrootvaders geërfde zakhorloges en antieke uurwerken te repareren. Klokken met een ziel. Maar of je nu kiest voor raderwerk of kwarts, voor analoog of digitaal: ‘de Tijd’ zul je nooit kunnen vangen. Je kunt hem niet stilzetten, zoals een horloge of een klok.

    De Tijd gaat voorbij, zoals men zegt. Toekomst wordt vandaag, vandaag wordt verleden!

    Marcel Huysmans

     

    29-09-2018, 21:24 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (2 Stemmen)
    19-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MOETEN EN MOGEN: EEN WERELD VAN VERSCHIL

    MOETEN EN MOGEN:

    EEN WERELD VAN VERSCHIL

     

    "Moeten is dwang en huilen is kindergezang!" Dat zei mijn moeder wel eens als we eens dringend iets ‘moesten’ hebben. Als mijn kleinkinderen destijds – o zo graag – iets absoluut wilden en telkens bot vingen, durfden zij soms wel ‘in overdrive’ omschakelen om hun vraag nog eens extra in de verf te zetten. Ze namen dan de aanvalshouding aan, zetten zich schrap en predikten luid, overtuigend en smekend: “ik moet een plopijsje” of “ik moet cola!”. En wat moet een mens daar dan op antwoorden? Niks antwoorden, veranderen van tactiek, een andere koers varen? Denk maar eens na hoe je zelf zou reageren… of misschien helpt de rest van mijn verhaal.

      

    Dan constateer je dat zo’n kind eindeloos ‘moetens’ moet verwerken en op de duur niet meer weet wanneer die klepel wél mag klepperen. Moeten braaf zijn, tuutje moeten wegleggen overdag, op tijd moeten gaan slapen, bokes mét korstjes moeten opeten om goed te kunnen fluiten, bord moeten leeg eten, tegen iedereen moeten vriendelijk zijn, moeten zwijgen als de grote mensen praten, moeten zitten om iets te eten, moeten stilzitten op de stoel, moeten zeggen als je pipi wil doen. De opsomming is bijna eindeloos lang en doet tegelijk nadenken. Hebben we zelf als kleine hummel nooit goesting gehad om toch eens lekker stout te zijn, bokes zonder harde korstjes te eten omdat we toch niet wilden fluiten, bij de grote mensen alle aandacht op te eisen of toch maar blijven wiebelen op de twee achterpoten van onze stoel. Zo bewust ‘foert’ zeggen wilden en deden we in ons eigenste binnenste allemaal graag. Dat deed deugd. Alleen maar eraan denken doet ons nu nog ‘zaaaaaalig!’ roepen, met veel a’s en achteraan met een uitroepteken om de heerlijkheidgraad en het deugdpercentage te beklemtonen. En toch wekt ‘moeten’ dikwijls een terechte aversie op.

     

    Je zou 'moeten' onder de 'vieze' woordjes moeten rangschikken. Fout! Opnieuw proberen: Als we 'moeten' nu eens onder de 'vieze' woordjes rangschikten of misschien volledig schrapten in het woordenboek? Zou dat geen oplossing zijn? Beter nuanceren dus. Er zijn dingen waar je niet buiten kunt, en dan is moeten onherroepelijk wél op zijn plaats. Bij mezelf roept ‘moeten’ een rebels gevoel op. Eerlijk, als een volwassene in woord of tekst ‘moeten’ extra naar voor schuift, krijg ik de vliegende kriebels. Ik ‘moet dit en dat’ is in onze spreektaal geslopen. Als je iets moet, dan voelt en klinkt dat zwaar. Als je iets wil of als je iets gaat doen, als je iets graag hebt of iets mag doen, komt er al een beweging op gang. Het vliegwiel draait dan al… en windt zich op om achteraf positieve energie vrij te geven. Je verandert één woordje en meteen klinkt het verhaal helemaal anders. Moeten is negatief en dwingend, gaan heeft al meer energie in zich: er begint al iets, er komt iets van de grond. Zo kan je van stroef naar soepel gaan. Dat is het verschil tussen zachte en harde mensen. Maar zachte mensen mogen toch kordaat zijn, anders worden ze verpletterd of genegeerd. Moeten is dwang en daar hebben de meeste mensen lak aan, al betekent moeten in het dagelijks spraakgebruik ook: het is wenselijk. Als je dat bedoelt moet je het ook zo zeggen! Het voorkomt wrevel, spaart energie en zorgt voor een wereld van verschil.

     

    Moeten heeft ons in de greep en is geïntegreerd in ons denken. Alles wat je mag geeft ruimte en aandacht. Het geeft je de kans om dingen anders te zien en te doen. Alles wat moet, weegt meestal zwaar. Dat komt omdat er in moeten weinig keuzemogelijkheid zit, het brengt ongeduld en jacht in het leven. Door jezelf de ruimte van ‘het mag’ te geven, ontdek je dat je anders met alles kunt omgaan. Je creëert meer plezier voor jezelf, je begint de dag met een ander gevoel. Moeten staat voor mij gelijk aan: dwingen, bevelen geven, verplichten en de baas spelen. Voor mij allemaal geen prettige associaties. Mogen daarentegen is veel prettiger. Dit voelt meer als: een keuze maken, helpen, suggereren, een leidraad geven, begeleiden.

     

    Enkele dagen geleden kreeg ik een mailtje in mijn elektronische postbus: “onderstaand bericht zou volgende maand moeten verschijnen.”  Zoiets maakt me opstandig en klinkt rebels. Als het om een verborgen verplichting gaat, dreigt bij mij alle wil en bereidheid weg te ebben word ik tegendraads. Met mijn voeten in het zand, transformeer ik mezelf weer tot een klein kind en laat mijn ego zeggen: “ik MOET helemaal niets”. Heb ik gelijk? Ik vind dat ik gelijk heb, want niemand antwoordt nu! Het ‘moeten’ zorgt voor een onlosmakelijke kettingreactie die alle systemen binnen mezelf direct doet stoppen, tenzij… het misschien toch wel een ingeburgerde gewoonte dreigt te worden, een manier van zeggen van jonge mensen, waarbij op het euvel wijzen meer uithaalt dan het zomaar te veroordelen of te bestrijden. Of misschien is het een overgewaaide gewoonte uit Nederland. “Moet je koffie?” Sommige noorderburen bieden je zo koffie aan. Het klinkt misschien niet zo vriendelijk, maar toch heel goed bedoeld. Het betekent hetzelfde als ‘wil je koffie?’. En met dat in het achterhoofd smaakt de koffie weer lekker en is koffiedrinken leuk. Zo werken noorderburen soms verzachtend.

      

    Taal is flexibel, subtiel en toch indringend.Nog een probeersel. Ik wil orde houden in mijn kast, ik wil aan het milieu denken, ik wil bij ons moeder op bezoek gaan. Als willen het werkwoord moeten vervangt, en als je door ik van de plaats wordt geduwd, verandert er vaak een en ander in de beleving van de werkelijkheid. En na willen volgt kunnen. Alles moeten willen kunnen is wel héél veel. Daarover ‘moet’ je wel struikelen. De woordvolgorde draait al een knoop in mijn tong. Ik concentreer me liever op wat ik kan en graag doe. Wat ik niet kan, bezorgt me geen druk. Ik kàn geen gitaar spelen en dat laat ik aan anderen over. DVD en USB-stick spelen kan ik wél en dat doe ik dus geregeld. Over de andere instrumenten moet ik me geen zorgen maken…

    Als het nu allemaal veel duidelijker is, ligt het waarschijnlijk aan jezelf en nièt aan mij.

    Marcel Huysmans

     

    19-09-2018, 11:49 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    16-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DEZELFDE TAAL EN TOCH VERSCHILLEND

    DEZELFDE TAAL EN TOCH VERSCHILLEND

    Taal is een typisch menselijk systeem om te communiceren. Ze geeft betekenis weer en door. Taal leeft en het gebeurt dikwijls dat al buiten je eigen gemeentegrens sommige uitdrukkingen verschillen. Met het buitenland doet zich natuurlijk hetzelfde voor want daar spreekt men van nature uit een andere taal. Dat is duidelijk het geval met Frankrijk en Duitsland maar in Nederland en België spreken ze dezelfde taal, hoewel...

    Een pijnlijke taalconfrontatie maakte ik mee toen ik mijn dochter in 2007 op Schiphol afhaalde na een jaar vrijwilligerswerk in Bolivia. Heel de familie was met de auto naar Amsterdam 'getogen' en vrienden en vriendinnen waren present op Schiphol voor de blijde intrede: met toeters en bellen en kleurige paraplu’s met boodschappen. Ze hadden voor de gelegenheid twee flessen echte champagne uit de koelkast verhuisd om die met het nodige vertoon in plastic bekertjes en Nederlandse zuinigheid uit te schenken in de aankomsthal. Bij het ontstoppen kwamen de vochtige bubbels ongewild op de Amsterdamse luchthavenvloer terecht. Toen ik dat zag, kon ik mijn natuurlijke hulpdrang niet bedwingen en riep luidop"rap, is er hier geen aftrekker?". De Hollandse vrienden en andere omstanders keken me aan en van het verschieten kwam er ongewild rode schaamte op mijn kaken en mijn dochter probeerde de schade te herstellen. "Vader", zei ze, "een aftrekker kennen ze hier niet, en toch zeker niet in deze betekenis. Dat ding met een steel en een daaraan bevestigd langwerpig stuk rubber, waarmee men al trekkend vloeren schoonmaakt, noemt men hier een vloerwisser." Toen wist ik dat ik voor luchtvarend Nederland een Vlaamse kemel tot over de grens had geleid. Trouwens... een kurkentrekker is bij hen ook een aftrekker, maar daar kun je natuurlijk geen vloer mee proper maken.

     

    De kleine verschillen tussen het Vlaams en het Nederlands vallen niet zo erg op. Maar ze zijn er wel degelijk en ze zijn ook talrijk. Ik heb er de laatste jaren ook meer op gelet. Op bierkaartjes, servetjes en krantenhoekjes heb ik opvallende dingen geschreven en ze daarna in een mapje bewaard. Nu we zoveel Vlaamse TV-zenders  hebben, wordt er ook minder naar de ‘Hollanders’ gekeken. Het aantal in dialect gesproken soaps is niet meer te tellen, terwijl The Strangers ooit persona non grata waren op de BRT omdat ze in 't Antwerps zongen... Nederlandse feuilletons worden in Vlaanderen nu ondertiteld en andersom is ook al nodig gebleken. Uit Nederland stuurt men mij soms opvallende dingen toe. Een Nederlander valt nooit met zijn gat in de boter, dat doet hij met zijn neus. Geef toe: plastisch moet het toch een zaliger plastisch gevoel geven om met je blote billen in die smeuïge brij te vallen dan even zijlings met je neus kennis te maken. Vijgen na Pasen bestaan er niet, dat is mosterd na de maaltijd... Kuisen is bij ons schoonmaken, bij hen is dat de aanstootgevende delen verwijderen. Wij zetten de kat bij de melkzij binden de kat op het spek. Wij klappen uit de biecht, zij klappen uit de school.

     

    Ik wil nog verder een graai doen in de grote woordenzak: eerst het Vlaamse woord en dan het Hollandse. Ambetanterik wordt lastpost, een bediende is een ambtenaar, een broodje smos is een broodje gezond, een marcelleke is een singlet, plattekaas wordt kwark en een praline een bonbon; wij hebben een wijsheidstand en zij een verstandkies en wat wij verticaal klasseren, bergen zij op in het ronde archief. Dikwijls hebben wij het raden naar de betekenis van uitdrukkingen die wij helemaal niet kennen: iets op je klompen aanvoelen, van de hoed en de rand weten. Als je dat niet snapt, is de beer los! Nog plezieriger wordt het als zij toch eens het Vlaamse woord voor de Hollandse stropdas willen gebruiken, ze helemaal het woord niet kennen en dan bovendien plas-tron nog een verkeerde klemtóón meegeven...

      

    Soms neigen we van gewoon naar subtiel. Zetels komen in België veel meer voor dan in Nederland. Rieten, luie en verwarmde zetels vind je in Vlaanderen overal waar gezeten wordt: in tuinen, vliegtuigen en auto's. In Nederland zijn zetels vooral vacant of permanent. Je kunt ze verkiezen of binnenkort kun je ze bij de verkiezingen behalen. Zitten doe je in Nederland enkel op een stoel. Zelfs het bakkersjargon kent zijn gevoeligheden. Hier zegt de bakker: zes pistolets, vier sandwiches en twee eclairs. Dat zal het zijn? Over de grens wordt dat: zes harde bolletjes, vier zachte puntjes en twee eclairs. Anders nog iets? Over de eclairs zijn we het dus eens.

     

    We spreken allebei Nederlands. En is de woordenschat dezelfde, dan is het uitspraakverschil weer opvallend. Over de grens nemen ze de ‘trem’ naar de ‘teerapuit’ terwijl wij met de ‘tram’ naar de ‘teerapeut’ gaan. Heel wat cultuurgebonden fenomenen kent men in het noorden niet: arrondissement, belfort, Chiro, doopsuiker, eindtermen, franskiljon, gewestweg, kajotter, leurderskaart, maaltijdcheque, nieuwjaarsbrief, onderzoeksrechter, paasklok, reuzenommegang, schepencollege, tso, vieruurtje, waterzooi, zeeklassen… Confituur wordt jam, een croque monsieur een tosti, fluisterasfalt is zoab (zeer open asfaltbeton).

     

    Het radio-1 programma Hautekiet schreef een tekst die aan Nederlanders werd voorgelegd. Ze bleken er geen snars van te verstaan. Bomma heeft in de solden zwarte pens, salami en botten gekocht. Het was nog een ander paar mouwen om nog fruitsap, kipkap en fondant te vinden. Bij valavond kwam bomma’s dochter op bezoek. Ze durfde niet uit de biecht te klappen want ze vond het ambetant om te vertellen dat ze gebuisd was en op kot veel gepoept had. Dus stoefte de dochter maar wat over de smoutebollen die ze had gebakken. Daarna was ze ribbedebie want ze moest dringend langs de mutualiteit en het interimkantoor. Daar viel ze over een aftrekker die tegen de chambrant stond. Toen had ze nog weinig goesting om langs de flikken te gaan…

     

    Ik ga maar stoppen, want anders eindig jij nog met een dwaze kop en dan is even pauzeren aangewezen. Begin alvast met een tas koffie, maar biedt die niet aan een Nederlander aan. Dan denkt die dat je zijn rugzak vol koffie gaat gieten. Probeer hem misschien te vertederen met een mok koffie van Egberts Douwe… En dat is weer iets anders dan een mokke (een meisje), die in Nederland feitelijk mokkel heet.

     

    Marcel Huysmans

    16-09-2018, 07:58 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    04-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.WIJN IN WATER VERANDEREN

    WIJN IN WATER VERANDEREN

     

     

    Vorige week las ik in de krant dat sinds jaar en dag christenen naar een Noord-Israëlisch stadje reizen waar Jezus volgens hun geloof water in wijn zou veranderd hebben. Een groep archeologen heeft nu ontdekt dat ze al die jaren hun pelgrimstocht te kort gemaakt hebben omdat in een recent blootgelegd tunnelcomplex de plek ontdekt zou zijn waar het ‘wonder’ écht gebeurde. Tijdens een bruiloft in Kana bleek dat ze geen water meer hadden. Jezus zei stilletjes tegen het personeel: “vul de flessen maar met water”. Toen de ceremoniemeester het water dat wijn geworden was, proefde, wist hij niet waar hij het had. Eeuwenlang was het een twistpunt waar die bruiloft werd gehouden. Maar, zoals er in België twee en in Nederland drie gemeenten met de naam Aalst bestaan, zo zijn er in het vroegere beloofde land 3 Kana’s. Eén lag in Galilea (Kafr Kana) en een ander acht kilometer verderop (Khirbet Qana). Nu denkt men dat het mirakel in dat tunnelcomplex gebeurde.

      

    Toevallig dacht ik terug aan een aantal jaren terug, toen ik in de Delhaize achter mijn winkelkar rondstruinde op zoek naar weet ik wat. Voor het rek met als info ‘water’ stonden zowaar alleen maar flessen wijn van divers allooi en verschillend getint. Meteen flitste het door mijn hoofd: ‘ Jezus is deze keer bezig geweest in de Delhaize’. Hier gebeurde zowaar het omgekeerde als in toen in Kana. Divers geprijsde wijnflessen droegen de verkeerde opschriften: geen Ordal, Chaudfontaine, Spa, Eaumega of Top. Stiekem proeven durfde ik niet, zodat ik ook nooit zal weten of er hier sprake was van een mirakel of van een vergissing.

     

    Beide feiten bevestigen dat de Bijbel één van de boeken is die het meest worden geciteerd, ter hulp geroepen en soms zelfs afgedaan als nonsens. Dat is ook niet moeilijk. Het ‘heilige boek’ van de christenen dat met een hoofdletter wordt geschreven, is niet één boek, maar een verzameling van 66 boeken of brieven. Het zijn de pennenvruchten van minstens 40 verschillende schrijvers die hun schuinschrijfsels hebben vereeuwigd gedurende een periode van 1500 jaar. Veel van die schrijvers kenden elkaar niet, spraken soms een andere taal, hadden een heel andere achtergrond of woonden op verschillende plaatsen. De Bijbel is geschreven in drie continenten: Afrika, Azië en Europa. De schrijfomstandigheden waren ook heel divers: in een paleis, in een woestijn, in een gevangenis of onder de blote hemel. Er waren teksten in drie talen: het Oude Testament in het Hebreeuws en het Aramees en het Nieuwe Testament in het Grieks. Ook de auteurs waren van verschillende pluimage. Er waren koningen bij (Salomo), vissers (Johannes), dokters (Lukas), tollenaars (Mattheus) en zelfs schaapherders (David). Ondanks al deze verschillen in tijd, cultuur, plaats en achtergrond, hebben ze een wonder feit gemeenschappelijk: ze schrijven allemaal over God. Dan is het natuurlijk niet moeilijk om als pezewever alle verschillen met een vergrootglas af te doen als larie of zelfs te zeggen dat de Bijbel onwaarheden bevat.

     

    Een ander voorbeeld van misbegrip. In de Bijbel staat dat Eva in het aarts paradijs een boom zag die goed was om eetbare vruchten voort te brengen en die een lust was voor de ogen. Het was een boom die begeerlijk was om verstandig van te worden. Zij nam de vrucht en at. Eva presenteerde de vrucht ook goedwillend aan haar man Adam die er gretig in hapte. Daar is geen sprake van een appel al vertelden hele generaties dat het een appel was. Het is de schuld van het Latijn! In het woordenboek Latijn-Nederlands staan twee betekenissen voor malum, namelijk ‘appel’ en ‘kwaad’. Daarom spreekt men ook over de boom van ‘goed en kwaad’. Waarschijnlijk groeiden er trouwens geen appels in de Hof van Eden. Dat paradijs lag waarschijnlijk in de tropen of subtropen, want er groeiden vijgen. Een appel vraagt lagere temperaturen en groeit alleen in gematigde streken.

     

    Ik interviewde ooit Louis Janssens zaliger. Hij was niet alleen koster, lector, tegelverkoper uit Niel, wijs mens maar ook Bijbelkenner. Hij zei me: “als ik zie hoe ze tegenwoordig de Bijbel uitleggen en als ze het toch bij het rechte eind zouden hebben, dan maakten ze ons vroeger nogal wat wijs!” Voor hem lag de tekst “het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan, dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan”. Misschien ging het wel over de lage boogvormige doorgang in een smal straatje van Jerusalem, die men in de volksmond ‘het oog van de naald’ noemde. Een kameel kon daar niet onderdoor, tenzij eerst zijn overbodige ballast werd afgeladen. Een andere verklaring zou een schrijffout kunnen zijn. Het Griekse ‘kamelos’ (kameel) en ‘kamilos’(scheepstouw) zijn bijna hetzelfde. Dan luidt de tekst: ‘een scheepstouw gaat gemakkelijker door het oog van een naald dan dat een rijke het Koninkrijk Gods binnengaat.’ Op gevaar af van ook een muggenzifter te worden, besluit ik best dat het oog van een naald inderdaad is wat er te lezen staat en helemaal geen nauw stadspoortje. Dan is de kameel een kameel en ook geen scheepstros.

    Bij het opzoekwerk voor dit schrijfsel was het voor mij fascinerend hoe veel mensen Gods woord in de prullenmand willen lanceren door scherp te stellen op een nog grotere opsomming van zogenaamde tegenstrijdigheden in de Bijbel. Mensen kijken de andere kant op als ze geconfronteerd worden met het wonder van de structuur, de overleving, de integratie, de historische betrouwbaarheid, het archeologisch bewijs, de bevestigende niet-Bijbelse verslagen en honderden vervulde profetieën van de Bijbel. Hierdoor laat de Bijbel alle andere “Heilige Boeken” ver achter zich. Bovendien is hij tot op vandaag het best bewaarde litteraire werk uit de hele oudheid, ook al omdat er meer dan 24.000 oude manuscripten van het Nieuwe Testament zijn ontdekt. Van het tweede best bewaarde litteraire werk van de oudheid, de Ilias van Homeros, waarvan ik hele stukken mocht beleven en vertalen, zijn er maar 643 bewaarde manuscripten bewaard.

    In de Bijbel valt vooral de eenheid op met een grote inhoud en rijkdom en het is ongelooflijk dat dit zomaar ontstaan is. Natuurlijk zijn er accentverschillen en eigen kleuren, maar in de kern is er geen verschil in boodschap.

    Marcel Huysmans

    04-09-2018, 20:51 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EEN VERHAAL DAT NOOIT EINDIGT

    EEN VERHAAL DAT NOOIT EINDIGT

     

    Mijn oudste kleinzoon gaat volgende week naar het vijfde leerjaar. Het is vliegende halte in het vervolgverhaal van buitenshuis leren voor het leven. In 387 vóór Christus stichtte Plato in Athene de eerste georganiseerde school in Europa en noemde ze Akademeia. Die naam is zo omdat de gebouwen op het terrein van Akademus lagen. Aristoteles schreef zich in en na hem nog vele jonge Atheners. Na Plato’s dood bleef de Academie verder bestaan door zijn neef Speusippus, terwijl Aristoteles een andere school oprichtte, het Lyceum. Omdat leren zo belangrijk is, wil ik iedereen die eraan begint, nu al een beetje voorspiegelen wat er nog zal volgen…

     

    Peuters stappen op de eerste schooldag fier de schoolpoort binnen. Je bent amper 70 cm, staat nog niet zo vast op je benen en kunt maar amper tateren of je wordt al veroordeeld om voor de rest van de volgende 17 jaar school te lopen. Ze ‘mogen spelen met veel andere kindjes’, maar beseffen zelf onvoldoende dat mama of papa hen ook achterlaat in een groot gebouw met een onbekende juf of meester. Die omschrijving kan hen doorheen hun eerste traantjes voor honderd procent gestolen worden. Anderen wandelen binnen alsof ze er al eerder waren, en misschien is dat ook zo. Als kleuter leer je fietsen, zwemmen, in bomen klimmen, op podia optreden en nog veel meer. Valpartijen, blauwe plekken en schaafwonden duiken zeker óók op, maar daar word je groot en sterk van. Speelgoed delen is een andere leergang en die klip neem je best zo vroeg mogelijk.

     

    In de lagere school kom je binnen mèt een nieuwe boekentas, of liefst met een rugzak die je rug respecteert. Je leert er lezen en schrijven en alle dagen gaat de wereld een beetje verder open. Je mag al spreekbeurten geven mét powerpoint-presentaties. Daarvoor moesten wij vijftig jaar langer wachten. Voor je het weet, zit je in het zesde leerjaar en behoor je ineens tot de grootste leerlingen van de school. Soms mag je zelfs peter of meter zijn voor leerlingen van het eerste jaar. Zo fier als een gieter kun je dan vertellen dat je de kleintjes hebt geholpen met ervaringen die jij in de voorbije zes jaar stockeerde. En dan ben je alweer klaar om als jongste weer bij groteren terecht te komen…

     

    Je ruilt het vertrouwde pad van de lagere school voor de middelbare school met dikwijls een langere schoolweg (zonder ouder) en zeker met nieuwe vrienden. Al vlug maak je een eerste school- en beroepskeuze en dat is niet altijd gemakkelijk. Je krijgt ook last van je apenjaren, die sommigen de puberjaren noemen. Het moeilijkste is dan keuzes maken met zoveel nieuwe dingen en op die leeftijd ben je daar nog niet zo straf in. Je krijgt zoveel vragen op je boterham om zelf te beantwoorden. Voor je 't weet moet je bij de volgende stap jezèlf leren vragen stellen.

     

    Na het middelbaar krijg je misschien de kans om verder te studeren. De volwassenen zeggen dan: "als je je best doet, kun je ver geraken." Dan zijn er zoveel mogelijkheden, zoveel wegen, zoveel quasi onbekenden dat je onmogelijk kunt zeggen of je stelsel van vergelijkingen wel oplosbaar is. Voor sommigen betekent het misschien hard werken om te slagen en profiteren van het leven kent vele betekenissen en variaties. Voor een avondje uit mag je dan vertrekken op een uur waarop wij zoveel jaren geleden bijna al thuis moesten zijn. Dan begint de grote levensweg en denk je soms terug aan waar je ooit vertrokken bent.

     

    Ik zou nog verder kunnen schrijven over trouwen, kindjes krijgen, ouder worden, een rol van oma en opa krijgen toebedeeld en uiteindelijk eindigen is het ‘oudmannekeshuis’. Sommigen denken dan onwillekeurig aan Vuile Mong en zijn Vieze Gasten en hun liedje ‘De school dat is een apenkot’. Je vertrekt bij de crèche, je gaat naar school en voor je 't weet ben je achttien geworden en kun je (niet meer) naar 't leger gaan maar wel dromen van de vogeltjes, de bloemetjes en de bijtjes. En dan mag je 45 jaar lang werken, al duurt het mogelijk nog langer, tot je uiteindelijk landt in een rusthuis. Zonder het te beseffen zegt je hartje elke dag een beetje trager, boem, boem, boem. En op een goeie keer zegt het, voor de allerlaatste keer, nog één keer BOEM.

     

    School betekent ‘levenslang leren’: alle dagen bij-leren uit ervaringen en bewust registreren. Vandaag moet je universeel en interdisciplinair bekwaam worden en een basispakket bezitten om tegen de wereld aan te kijken. Daarom komen er altijd maar nieuwe vakken bij. Elke dag moet je, bewust of onbewust, nieuwe beslissingen en ervaringen catalogiseren in je woordenboek van geactualiseerde kennis. We hebben een snelheidsprobleem omdat alledaagse problemen oplossingen moeten hebben vóór ze in realiteit opduiken. We zijn de ‘achterafdenkende maatschappij’ geworden waarbij de meest precaire onvoorzienbare situaties via ‘kristallenboloperaties met achteruitkijkspiegel’ achteraf moeten verantwoord worden. Vooraf denken is vooral vervangen door na-denken. Politiekers zeggen dat ze al een hele tijd bezig zijn met het nieuwe probleem en dat de oplossing niet ver af meer is. Ze beloven meestal een goede oplossing en zeggen dat we gerust op onze twee oren kunnen slapen. Ze vertellen niet dat zij het eigenlijk zelf niet goed weten of niet kennen en daarom hopen zij altijd dat anderen het voor hen zullen oplossen.Dat noemt men ‘straffe dropjes’, zoethoudertjes die goedgelovigen aan sterk verminderde prijzen mogen aanschaffen. Ondertussen wordt alles duurder en dat noemt men nooit ‘belastingen’.

     

    Het dagelijkse reilen en zeilen op school is drastisch veranderd: de hoofdrolspelers zijn nog altijd de onderwijzer(es), de kinderen en hun ouders. Wij verwachten alsmaar meer van onze leerkrachten. Kennis bijbrengen, maar ook de totale persoonsvorming moet meer aan bod komen. Een goede leraar (m/v) is iemand die enthousiasmeert, die kinderen plaats en ruimte geeftom zich te ontwikkelen met de middelen van vandaag. De leraar is de coach die ze nodig hebben om zichzelf te ontdekken. Zo wordt de school elke dag een beetje opnieuw uitgevonden, dank zij de creatieve leraar die zijn basismateriaal (leerlingen) omvormt tot personen voor een maatschappij van morgen.

    Ach ja: alle intelligente mensen in mijn familie zijn in het onderwijs ‘gegaan’, de anderen zijn rijk geworden…

    Marcel Huysmans

    31-08-2018, 20:14 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    21-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.ALLES HEEFT ZIJN TIJD, ZELFS EEN KOEKOEKSKLOK

    ALLES HEEFT ZIJN TIJD,

    ZELFS EEN KOEKOEKSKLOK

     

    Bijna niks is zo complex als de tijd. Je kunt hem nemen, maar niet vastpakken. Je kunt tijd verliezen, maar je zult hem nooit terugvinden. Je krijgt tijd, maar weggeven kan niet. Tijd maken kan, maar bijhouden is onmogelijk. Als je tijd voorbij is, zie je er niks meer van. Tijd is raar: niemand heeft tijd, maar iedereen kan hem maken. Om te weten hoeveel tijd we hebben, dragen we een uurwerk. Dat is dan de 'mechanische of klokkentijd' en daarnaast is er nog de psychologische tijd. De ene is meetbaar en leef je. De andere be-leef je. Er staat geen grens op de tijd die je beleeft. Je kunt je als zeventiger perfect inbeelden – en ook voelen - alsof je 20 bent. Maar dat is wel moeilijk en volgens mij een beetje veel zelfbedrog. Dat is psychologische tijd. Als je daarin overdrijft, gebeurt het dat je uurwerk of je 'tikker' begint te sputteren. Men zegt wel eens: 'tijd is geld'. Toch wordt vandaag de dag het meeste geld uitgegeven om de tijd te verdrijven en moeten we in de vrije tijd hard werken om hobby's te betalen. Werken als straf voor vrije tijd.

     

    God nam zijn tijd bij de schepping, want hij had hem zelf geschapen. De moderne mens heeft horloges en klokken, maar géén tijd. Straffer nog: we maakten uurwerken omdat we tijd te kort hadden en dirigeren onszelf door een leven dat overloopt van haast en drukte. Alles moet altijd sneller en de elektronica die je vandaag koopt met een akte van vertrouwen, is al verouderd bij het strippen van de verpakking. We hebben volle of teveel agenda’s. Vrije tijd laat zich vangen en orkestreren door die agenda. En als we nog tijd over hebben, verkiezen we om op zaterdag in lange files aan te schuiven voor een uitgebreid bezoek aan Ikea of aan de A12-shopping. 

     

    Wat is tijd? De wijze Augustinus zei hierover 1600 jaar geleden: “als niemand het me vraagt, weet ik het. Als ik het wil uitleggen aan iemand die het me vraagt, weet ik het niet.” We spreken over vroeger, over de toekomst en passeren onderweg het nu. Soms voel je dat de tijd snel voorbijgaat, soms duurt het lang eer iets helemaal voorbij is (het wachten duurde eeuwen). Grote uitvindingen deden mensen anders denken over tijd. Het schrift liet dingen op papier belanden die je later in flashback kon beleven door de tekst opnieuw te lezen. Fotografie, film, tv, beelddragers, tablets en smartphones deden ons anders tegen de tijd aankijken. Met een digitale foto leg je in een flits voor eeuwig een megapixelmoment vast. In een film zie je in 5 minuten wat in werkelijkheid misschien weken duurde. We zijn zo verhangen aan herhalingen bij het voetbal dat we tijdens een live wedstrijd in het stadion al naar huis willen om een spelfase vertraagd te bekijken. We hebben de luxe om de tijd te manipuleren, maar we kunnen er niks aan doen.

     

    Hoe dikwijls heb je vandaag al naar je horloge gekeken? Iedere seconde tikt de tijd weg. Je ziet hem niet vliegen en je weet niet waar hij naartoe is. Om toch enig idee te hebben om te weten waar we onze tijd aan verdoen, hebben we horloges uitgevonden in variaties van strenge polshorloges over frivole koekoeksklokken tot blitse radiogestuurde uurwerken. Zij proberen zin te geven aan de weggetikte en nog te komen tijd. Daarom verdeelden we een jaar in maanden, dagen, uren, minuten en seconden.  Achter mij kijkt mijn vader zaliger dikwijls mee: ”als je met problemen zit, moet je de tijd voor je laten werken”. Dat heb ik al aan veel mensen verder verteld en het helpt! Nu ik gepensioneerd bent, vraagt men dikwijls: ”en… tijd tekort zeker?”. Ik durf eerlijk toegeven dat ik eigenlijk weinig tijd te kort heb omdat ik van vroeger weet wat echt tijd te kort hebben betekent. Er zijn er zelfs die de helft van de tijd geen tijd hebben. Tijd is het enige bezit van de armen, omdat ze géén tijd tekort hebben. Zonder tijd zou alles in één keer gebeuren en dat zou spijtig zijn. Ik heb al dikwijls vastgesteld dat mensen die nooit tijd hebben, het minste doen.

     

    Andere culturen beleven de tijd anders en die werken ook met andere kalenders. Zo waren er kalenders voor de boeren waardoor ze exact wisten wanneer ze moesten ploegen, zaaien en oogsten, maar ook wanneer ze moesten feesten. Afrikanen zeggen: ‘jullie Europeanen hebben de klok, maar wij hebben de tijd.’ Zij zijn geen slaven van de klok, en genieten veel meer. Probeer zelf maar eens: in de zon aan een tafeltje voor je tuinhuis gaan zitten en genieten van de tijd die je bewust in je leven binnenlaat. Kunnen genieten van kleinkinderen die helemaal opgaan in hun spel en van hun ongebreidelde fantasie. De tijd van eten of slapen is voor hen tegelijk een tijdsbreuk en een terugkeer tot de realiteit. Ook dat is leven en leren leven!

      

    Mensen zijn doodsbang om tijd te 'verliezen' en we hebben nog nooit zoveel tijd verspeeld, verkwist, verloren, verbrast of weggegooid. Afhankelijk van de activiteiten gebruikt men deze benamingen. En toch willen we ons haasten, hoewel ‘wie te laat vertrokken is, kan nooit nog op tijd komen.’ Want er is maar één moment dat je op tijd kunt komen. Ben je er niet, dan ben je óf te vroeg, óf te laat.

     

    Alle dingen onder de hemel hebben hun plaats en hun tijd.  wie dat niet ziet, loopt kans ongelukkig te worden: vandaag moet het al morgen zijn en morgen overmorgen…Wat we nu ervaren, beleven we niet genoeg: we kijken uit naar wat komen moet, maar zo snel, onvoldaan en rusteloos dat we vergeten vandaag te leven. Gelukkig ben je gelukkig als je niet ongelukkig bent! Zoals God de Afrikaan de tijd heeft gegeven, gaf hij de Europeaan het horloge. Zo’n horloge blijft altijd dienst doen: zelfs als het kapot is, geeft het nog twee keer per dag de juiste tijd aan!

    Zalige tijd is nooit verloren.

    Marcel Huysmans

    21-08-2018, 21:09 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    14-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MOEDERDAG OP 15 AUGUSTUS

    BIJ ONS MOEDERKESDAG OP 15 AUGUSTUS!

     

    Alle vrouwen in mijn gezin zijn geboren in Oost-Vlaanderen. De mannen zijn Antwerpenaars. Wij vieren vaderkesdag op 19 maart en moederkesdag wordt bij ons op de tweede zondag van mei gevierd, de Oost-Vlaamse traditie ter ere. Voor de Antwerpenaar is dat een ‘valse’ moederdag. Voor mij blijft het een halfslachtige oplossing voor de lieve vrede binnen de familie, maar het doet iets af aan de echtheid van moederkesdag met half oogst. In de Oosters-orthodoxe Kerken en in de Rooms-katholieke Kerk is Maria Hemelvaart de feestdag van de opneming van Maria in de hemel ‘met lichaam en ziel’. Alle apostelen waren aan haar doodsbed, behalve Thomas die weer eens slachtoffer was van zijn afwezigheiddrang of beter ‘er niet zijn op belangrijke momenten’. Bij zijn aankomst was Maria al dood en begraven en bezocht hij in zijn eentje haar graf om haar de nodige eer te bewijzen. De traditie vertelt erbij dat Thomas op dat moment de tenhemelopneming van Maria zou hebben gezien en dat hij haar kleedgordel als cadeau kreeg. Toen hij dat vertelde geloofden de andere apostelen hem niet – en dat was niet de eerste keer zo - tenzij dat hij hen de gordel en het lege graf zou laten zien. Straffe praat natuurlijk, maar hij deed het!

      

    Keizer Mauritius van Byzantium voerde in 582 het feest van Maria Tenhemelopneming in en op 15 augustus werd toen al de verjaardag van de kerkwijding van een basiliek die aan Maria was toegewijd, ergens onderweg tussen Bethlehem en Jeruzalem, gevierd. In de zevende eeuw nam Rome de naam van het feest over. Oorspronkelijk heette deze feestdag de 'Dormitio Mariae' (ontslaping van Maria). Door de teksten en volkslegenden werd vanaf de achtste eeuw de originele term opnieuw gebruikt. In de Bijbel lezen we nergens dat Maria in de hemel is opgenomen. Later werd de lichamelijke tenhemelopneming van Maria tijdens het eerste Vaticaans Concilie (1869-1870) als leerstelling of godsdienstig voorschrift (dogma) aanvaard en in 1950 zelfs door Paus Pius XII (e viva Pio duodecimo!) bevestigd. De Oosters-orthodoxe Kerken reageerden positief maar de protestanten protesteerden van nature heftig en onderschreven het dogma niet. Zo is 15 augustus in Nederland ook geen feestdag én geen verlofdag.

     

    Hoe zit het dan met het moederfeest vandaag? In de RK- Kerk is Maria Hemelvaart het hoogfeest op 15 augustus, hoewel het volgens de katholieke kerk fout is omdat Maria niet zelf ten hemel opsteeg, maar door God in de hemel werd opgenomen. In de Russisch-orthodoxe Kerk valt het feest op 28 augustus omdat de Juliaanse en Gregoriaanse kalender niet samenlopen. In veel (katholieke) landen, waaronder België, Frankrijk, Italië, Slovenië en Spanje is het een wettelijke feestdag. Bij ons werd het dan ook terecht Moederdag gedoopt maar in Antwerpen en omgeving hebben ze daar ‘moederkesdag’ van gemaakt, in tegenstelling tot de internationale Moederdag op de tweede zondag van mei. Het is ‘de’ gelegenheid bij uitstek om de moeders in de bloemen te zetten omdat bloemen nog altijd het beste symbool zijn om je appreciatie, genegenheid en dankbaarheid te laten zien.

      

    Waarom is Antwerpen de basis van Moederdag op 15 augustus? 105 jaar geleden kwam de Antwerpse schepen voor schone kunsten Frans Van Kuyck (1852-1915) met de idee om op 15 augustus Moederdag te vieren. Hij was kunstschilder en graficus en had nog meer uitstekende ideeën. In juli 1913 verdeelde hij zijn brochure ‘De dag der moeders’ waarin hij als eerste in Europa pleitte voor een jaarlijkse huldiging van de moeders, waar iedereen kon achter staan over de politieke en religieuze grenzen heen. Van de Amerikaanse moederkesdag was toen nog geen sprake. Antwerpen was dus een voorloper voor de rest van de wereld. Van Kuyck introduceerde ook de traditie dat de vader en de kinderen in het gezin de moeder dienden te verrassen met allerlei geschenkjes. Hij ontwierp zelfs een moedertaart, feestkaarten, een juweel voor moeder en schetste zelf een versierde stoel met een bloemenkrans en kleurige linten.

     

    De datum was een schot in de roos omdat 15 augustus samen viel met Antwerpen Kermis en ‘half oogst’ werd in Antwerpen al gevierd als ‘Mariekesdag’ of ‘Maria Hemelvaart’. De jeugd had vakantie en kon volop meewerken aan het feest. Antwerpen Vooruit, de Bond van Antwerpse middenstanders, porde haar leden aan om mee te werken en het initiatief te ondersteunen: affiches in de winkels, brood, koekjes en suikergoed in de vorm van een hart waren maar enkele initiatieven. Ook werden toen de eerste ‘moederwenskaarten’ gedrukt waarop een meisje stond afgebeeld met een kanjer van een versierd hart, waarin de namen van de proficiatwensende kroost konden ingevuld worden. Jos de Molder uit de Lindenstraat bij het Vleminckveld had de idee en stuurde zijn kaart al op 7 augustus naar schepen Van Kuyck. Er kwamen passe-partouts voor foto’s, beschermingsamuletten en plaketten met spreuken ter ere van moeder. De portemonnee van de middenstanders werd er beter van, de mensen hadden de kans om hun moeders te vieren en zo werd Moederdag een groot succes. In het stadsarchief (Felix-pakhuis) vind je trouwens die oudste wenskaart terug, samen met het dossier van de geboorte van Moederdag.

     

    De kinderen zegden versjes op, zongen liedjes en gaven hun moeder een hartvormig gebak. Ook de vader moest zijn steentje bijdragen. Van hem werd verwacht dat hij zijn vrouw een juweel gaf in de vorm van een stralend hart, het symbool voor moederliefde. In het juweel stonden de namen van de kinderen gegrift. Moederdag moest volgens van Kuyck vooral een familiedag zijn. Hij stelde alles in het werk om mensen voor zijn idee te winnen. Hij overtuigde bovendien de bloemisten, juweliers en banketbakkers om hun etalages te versieren en speciale bloemstukken, hartvormige juwelen, kaartjes en taarten aan te bieden. Zijn inspanningen werden beloond. De eerste Moederdag had effectief plaats in 1913, dus 105 jaar geleden.

     

    Moederdag in Antwerpen. 15 augustus is zelfs een officiële verlofdag, waarop iedereen vrij heeft. Dat hebben ze in mei nog niet voor mekaar gekregen! Nu wordt het moederfeest handig gecombineerd met de Rubensmarkt en het  Bollekesfeest. Zo is het ook een feest dat affectie, communicatie en consumptie combineert.

    Proficiat aan alle moeders!

    Alle moeders, Maria’s, Miekes, Mary’s, Maryems, … maar ook de grootmoeders en overgrootmoeders wensen we een zalige hoogdag, ook aan die van Oost-Vlaanderen en elders!

     

    Marcel Huysmans

    14-08-2018, 23:08 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    11-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KWAMKWAMMERTIJD

    KWAMKWAMMERTIJD

    Door de aanhoudende droogte en volgehouden warmte hebben de groenten grillige vormen gecreëerd, bij zoverre dat ze minder verkoopbaar zijn aan de grootwarenhuizen. Tomaten met wratboebels of te kleine of te kromme komkommers die gewoon verschroeiden door de loden zon zijn legio. De zomer – die dit jaar geen vakantie nam  – stuurde de politiekers op alle niveaus met zomerslaap, behalve diegenen die in een of ander dal van een hertogin verwoed moesten onderhandelen over hoe men eigenlijk tot feitelijke onderhandelingen zou moeten komen. Het geheim van de rekenmethodes van deze heren zal wellicht nooit ontcijferd worden. De overheid produceert in het algemeen ook minder nieuws en bijna zonder dat je het merkte, verschrompelden kranten en tijdschriften als waterachtige kippenfilets in een koekenpan. Op televisie is de soep al niet veel vetter en zeker dunner. De enige oplossing bestaat erin minder nieuws meer op te blazen om de bladzijden toch nog te vullen. Nog een geluk dat misdaad, verkeer, natuur, burenruzies en andere grotere oorlogen geen grote vakantie kennen. Op de televisie zijn de avondjournaals bijna kopies van het middagnieuws waaraan een paar voorgemonteerde berichten op het einde worden toegevoegd. De mens hoopt blijkbaar altijd op nieuws en als het er niet gewoon komt, dan maakt hij het zelf wel. Dat noemt men komkommertijd en dan steekt het niet zo nauw met de vorm.

    In het Duits spreken ze van Sauregurkenzeit (zure augurkentijd). Het duidt erop dat vroeger de verse aanvoer van zure augurken in de zomer gebeurde. Het was een ’slappe tijd’ waarin weinig zaken werden afgehandeld en dat gebeurde vooral in de maand augustus als de komkommers rijp waren. Voor de kwekers was het een extra drukke tijd, maar in veel andere vakgebieden was er dan juist niets te doen. Omdat die seizoenen samenvielen, werd komkommertijd meer en meer geassocieerd met het gebrek aan nieuws en activiteiten. Destijds ontvluchtte de adel in Engeland tijdens de zomer de stad en hadden de kleermakers weinig werk. Als de kleermakers op vakantie waren, kwamen de komkommers in aanbieding. En omdat de komkommers in de zomer werden geoogst, waren ze op dat moment niet duur en zegde men dat de kleermakers van de goedkope seizoengroenten leefden. Zo werd het in augustus ‘cucumber-time’.

    In het Frans heet het stille nieuwsseizoen la ‘saison morte’, in het Engels ‘the dull or silly season’ en bij de Amerikanen zelfs ‘the big gooseberry time’ (kruisbessenseizoen). Die kruisbessen (stekelbezen) vind je momenteel in de Colruyt ook in aanbieding. In het Zweeds wordt het ‘nyhetstorka’ (nieuwsdroogte) en in het Duits ‘Sommerloch’, m.a.w. een ‘zomergat’ wat tegelijkertijd aantoont dat de nieuwswaarde erg laag is. Maar het bestaat dus overal!

     

    In het West-Vlaams sprak men vroeger over ‘plattebonentijd’ – even poëtisch en natuurlijk - maar die benaming is ondertussen ook al uit het smakelijke dialect verdwenen. Dit jaar kon je trouwens in de kranten en op televisie regelmatig ‘nieuws’ plukken over ontsnapte slangen, aangespoelde grote vissen, woekerende brulkikkers, reuze-bijtschildpadden, jeukverwekkende processierupsen en nog een hele hoop nieuwe of exotische dieren. De ‘soapseries’, die vóór de vakantie nog vlug met een extra lange slotaflevering werden bedacht met een ‘cliffhanger’ kregen rust tot september vergezeld van begeleidende commentaar in de ‘boekskes’. F.C. De Kampioenen kende zijn elfendertigste herhaling en kwam nooit in degradatiegevaar. Allemaal opgewarmd nieuws. Bijna het enige dat echt vers is, is het nieuwe voetbalseizoen.

     

    Als je het positief bekijkt, kunnen verenigingen bepaald nieuws – waarvoor zij anders toch geen kans op publicatie maken – in de komkommertijd met succes lanceren. Via e-mails wordt kamernieuws wereldnieuws dat erop uit trekt zoals de mensen op vakantie vertrekken. Je kunt maar gelukkig zijn dat sommige nieuwsitems in sommige kranten of zenders niet door de filter van het nieuwsfatsoen zijn geraakt omwille van hun beperkte nieuwswaarde. Hoeveel keren ik deze vakantie de vraag gesteld heb ‘is dit wel nieuws’ kan ik helaas niet vertellen…

     

    Toegegeven, er is wel degelijk iets aan de hand in de zomer. De politiekers gaan op alle niveaus met zomerslaap. Ze denken aan niets en dromen van nieuwe verwezenlijkingen of van dromen die nooit zullen uitkomen. In plaats van te reizen met chauffeur, trappen ze lusteloos op een waterpedalo in het zuiden van Frankrijk of trekken in korte broek door Ierland of Toscane. Hoe zou je zelf zijn. Dan is het goed te genieten van mooi gebraden gemarineerde lamskoteletjes en knapperige sateetjes met een vleugje archiducsaus op een bedje van rucola. Savoureer onder een idyllische lindeboom een heerlijk glaasje sappige rode Zuid-Afrikaanse wijn. Je proeft het: in de komkommertijd is alles interessant, vooral die vorige zin.

      

     

    In de kranten verschijnen plots artikels en artikelreeksen die in de loop van het jaar werden klaargemaakt om luchtige bladvulling te geven in de zomer. TV- programmatie is dunne spoeling en er blijft gelukkig meer tijd om belangloos kijkkast te kijken in een luie zetel, al dan niet versierd met een fruitige longdrink die in een ecologisch rietje naar het hoofd stijgt.Na de Ronde Van Frankrijk ging de wereld weer in surplace. De jeugdbewegingen krijgen ineens de nodige aandacht omdat zij de bekroning van hun werkjaar in de grote vakantie leggen. Moeilijkheden met de NMBS, voedselvergiftigingen en slecht zwemwater worden eerstebladzijdenieuws en dat is dikwijls ook belangrijk als dat nieuws ook geduid wordt.

     

    Elk jaar duiken dezelfde onderwerpen opnieuw op in de komkommertijd: de kusttram, de mosselen en het drukke verkeer op de Europese wegen. Ook populair tussen de komkommers: stukken over iets dat nog niet gebeurd is, maar dat weleens zou kunnen gebeuren. De fantasie slaat op hol en hardop dromen vertellen zorgt dan ook voor succes. In juni schreven de kranten: ‘De muggen komen eraan.’ Maar nu ze er eindelijk zijn, hebben we geen tijd om erover te schrijven of moeten we vaststellen dat ze zich door de grote droogte en watertekort maar moeilijk kunnen vermenigvuldigen. We leerden wel dat muggen niet worden aangetrokken door licht, wel door warmte en lichaamsgeur. Apparaatjes met ultrasound werken niet. Kleren met lange mouwen en broekspijpen dragen helpt wel, maar niet tegen de warmte.

    Tot slot nog een komkommeruitsmijter.Als je een hekel hebt aan beslagen spiegels na het douchen, wrijf ze dan in met plakjes komkommer. Werkt echt. Bovendien zorgt het voor een aangename geur in je badkamer. Dat zijn nog eens feiten waar je tenminste wat aan hebt. Kromme komkommers nemen ook meer ruimte in beslag dan rechte…

    Marcel Huysmans

    11-08-2018, 11:47 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    31-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.DE KAARSJES ZIJN DUURDER DAN DE TAART

    JARIG ZIJN IS NIETS, MAAR ELK JAAR OPNIEUW!

     

    De laatste jaren heb ik, onder invloed van slimme feestbewuste kleinkinderen en van het taalgebruik in de lagere school, in mijn agenda nauwkeurig op de juiste dag genoteerd: "Thomas is jarig". Daarvóór zou ik gewoon  genoteerd hebben: "Thomas verjaart". Maar, verjaren in de betekenis van 'jarig zijn, zijn verjaardag vieren' is gewoon standaardtaal. Dat is het Nederlands dat algemeen bruikbaar is. In België wordt verjaren in deze betekenis veel vaker gebruikt dan in Nederland. Verjaren kan ook 'ouder worden' willen zeggen en juridisch betekent het dat iets door de tijd zijn geldigheid verliest of niet meer van kracht is. Mij hebben ze altijd gezegd dat enkel kaas en dossiers verjaren en dat mensen jarig zijn. Mis dus. Da's nog eens een knaller die niet zou misstaan in de Encyclopedie van misvattingen van Hans Van Maanen waarin opvattingen zijn opgenomen die we van kindsbeen af hebben gekoesterd en waarover we nooit meer hebben nagedacht. Maar helaas: verjaren staat er dus niet in!

    Iedereen blijkt toevallig exact op zijn verjaardag geboren te zijn. Ik was dit jaar dus weer jarig. Het was te warm, maar traditiegetrouw goed weer. Ik ben weer wat wijzer en mogelijk ook een beetje grijzer geworden, hoewel de overgang naar wit niet ver meer af is.

     

    Geboortedagen vieren is een Europese traditie. Men dacht dat op geboortedagen kwade geesten extra gevaarlijk werden en om de jarige tegen dat onheil te wapenen en te beschermen, kwamen vrienden en familie massaal naar het huis van de 'verjaarder'. Ze maakten dan dubbel plezier plus veel lawaai en wilden de geesten afschrikken. Tot het begin van vorige eeuw vierden alleen koningen en mensen van adel hun geboortedag. Ze kregen dan peperdure cadeaus zoals diamanten en goud. Verjaardagen van kinderen werden niet gevierd. In de lagere sociale klassen vierde men helemaal geen verjaardagen, want er was geen geld om op  die dagen te feesten. Rond 1900 vierden de armen wel de verjaardagen en met die folklore zitten we nu nog. Dat je je verjaardag viert op de dag dat je geboren bent, was niet overal vanzelfsprekend. In heel wat katholieke landen werd tot diep in de twintigste eeuw niet de geboortedag, maar wel de naamdag gevierd. De naamdag was de dag dat je de katholieke heilige herdacht naar wie je was genoemd. Elke dag van het jaar had zijn eigen heilige. Als je Nico werd gedoopt, dan viel je naamdag op 6 december, de feestdag van de heilige Nicolaas. Op die dag werd je naamdag uitgebreid gevierd, ook al was je geboortedag midden in de zomer. Als je de naam Monique droeg en je was bijvoorbeeld in de Elzas geboren, dan kon je bijvoorbeeld op 8 juli 'verjaren' terwijl je feitelijke verjaardagskaartjes toekwamen op 27 augustus, want dan viert de Rooms-katholieke de heilige Monica. Men viert dan 'la fête' en op de kaart staat dan ook 'bonne fête'. Ook dan is het een jaarlijkse weerkerend feest en zeker niet minder hartelijk.

     

    Soms maakt het niets uit of een naam aan een mannelijke of vrouwelijke heilige behoort, want bijna alle namen kunnen zowel aan jongens als dochters gegeven worden. Nico kan dan ook Nicole, Nicolette of Nicoletta worden. De naamdag wordt gevierd met uitgebreid eten, gebak, drank, bloemen, kleine cadeaus en bezoek van familie en goede vrienden. Als iemand geen naamdag heeft, dan viert men die op 1 november, als het Allerheiligen is (Solemnitas Omnium Sanctorum). Voor de Grieks-orthodoxe kerk valt  Allerheiligen op de dag na Pinksteren en niet op 1 november. Dat jaarlijkse feest wordt dan een feest voor iedereen, waarop je - in tegenstelling tot bij ons - je leeftijd perfect kunt verdoezelen. Je enige voordeel is dan, dat hoe ouder je verjaardagsfoto is, hoe jonger je eruit ziet, maar zonder deprimerende opgave van getallen...

     

    Houden we het dus maar bij de dag dat wij onze geboorte herdenken om te 'verjaren'. Het is een raar maar plezant gedoe: veel aandacht en cadeautjes krijgen, maar ook een jaartje minder leven tot je uiterste versheiddatum. Je zou van elke verjaardag moeten genieten. Verjaren rond Sinterklaas is nadelig want dan duwt de heilige in je rug. Verjaren in de zomervakantie is als kind dan weer niet zo plezant, want dan is de supportersmassa heel wat kleiner. Verjaren op 1 januari of met Kerstmis betekent brute pech: je verjaardag komt op de concurrerende  tweede plaats en de cadeautjes die dan tussen het engelenhaar hangen, doen je verjaardag verbleken bij al dat geglitter. Mijn oudste kleinzoon is jarig op een héél ‘geladen’ dag: 31 augustus betekent de laatste dag van de grote vakantie en dan mag je niet naar school en kan je ook geen geschenkjes uitdelen. Dan speelt vindingrijkheid en fantasie een grote rol…Persoonlijk heb ik het geluk dat het een bijna ongeschreven wet is dat het ieder jaar op mijn verjaardag mooi buitenzitweer is, zodat mijn vrienden op die dag zelfs feestjes organiseren omdat ze weten dat het toch weer feest-weer is.

     

    Je verjaardag vieren is een gezonde bezigheid. Onderzoek heeft uitgewezen dat mensen die het meest hun verjaardag vieren, ook het langste leven. Dat kan een ééndagsvlieg spijtig genoeg nooit meemaken wegens te hevig en te kort. Iedereen wil oud worden, niemand wil het zijn en voor je het weet zit je bij een seniorenvereniging wafels te bakken of worstenbroden te eten. Vroeger was je waarschijnlijk jong en mooi, nu blijft alleen het mooie nog maar over. Dat jonge heeft trouwens al heel wat renovaties ondergaan. Toen ik vorige maand jarig was, probeerde ik de kaarsen op de taart te tellen, maar werd teruggewezen door de hitte ervan en door de begrensde luchtstroming om het vlamfront aan te vallen. In een flits constateerde ik dat de kaarsen op mijn verjaardagstaart duurder waren dan de taart zelf zodat ook het taartlandschap terdege verstoord werd in het crême-fraichegebied.

     

    Het beste middel om oud te worden is ervoor zorgen dat je blijft leven: blijven ademen is de regel, want als je morgen even oud bent als vandaag, ben je doodgewoon dood. Het is niet altijd leuk om een jaartje ouder te worden en te zijn, maar het is nog altijd beter dan andere alternatieven.

    Marcel Huysmans

    31-07-2018, 22:16 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    19-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LIVE VANUIT DE TOUR

    LIVE VANUIT DE TOUR

     

    Bourg-Saint-Maurice 18 juli 2018

    Hotel La Belle Josephine

     

    Chère Maman,

     

    Ik schrijf je deze brief vanuit Hotel La Belle Josephine in Bourg-Saint-Maurice met als huisnummer 90 (quatre vingt dix) op briefpapier dat ik hier op mijn nachtkastje vond. Morgen is het de grote dag. Voor de eerste keer zal ik de mythische klim naar Alpe d’ Huez bestrijden. Onderweg komen we in de twaalfde rit de Col de la Madeleine en de Col de la Croix de Fer tegen. En vanaf dan is het alleen nog maar 13,8 km klauteren via de 21 haarspeldbochten. Afwachten dus.

      

    Onze Tourbus is een mooi geschilderde Van Hool-car met 9 ruime en draaibare zetels, een dubbele douche, een toilet en pissijntje, twee bedden, een volledige keuken met alle nodige toestellen, opbergruimtes voor de fietsen en ook een wasmachine en een droogkast. We kunnen zelfs via satelliet TV kijken. Ze kost zeker een half miljoen euro. Nog een geluk dat ik vóór het vertrek van de Tour nog vlug in de Antwerpse kathedraal een noveenkaars ben gaan branden voor een veilige, vlugge en hoopvolle Tour. Ik heb er nog twee vaderonzen en een volledig tientje aan toegevoegd om er zeker van te zijn dat ik de Champs-Elysées haal. Normaal doe ik dat in de Schoenmakerskapel bij Onze Lieve Vrouw van Toevlucht maar die is momenteel gesloten voor restauratie.  

     

    Ik heb me genoeg geoefend om mezelf te herkennen, voor het geval ik door de luidsprekers wordt afgeroepen. Ik ben 'le coureur avec le numéro quatre-vingt-dix- huit'. Rare kwasten die Fransen: ze zeggen 'vier keer twintig en achttien' en ze bedoelen achtennegentig. Bijna had ik honderd, maar rugnummers met nul achteraan zijn er niet en sinds er maar 8 renners per ploeg mogen starten, zijn er geen meer die eindigen op 9. Onze soigneur gaf me de voorbije dagen enkele extra-massagebeurten op het massagebed (de tafel waarop het masseren gebeurt) zodat ik morgen met de tong over het stuur die 21 bochten à bloc kan rijden met het snot letterlijk voor de ogen.  

      

    Daar zal weer gevlamd worden. Hopelijk heb ik dan nog genoeg jus in de benen om en danseuse mee te gaan in de klim naar La Madeleine. Ik weet het: alle begin is moeilijk, maar waar een wil is, is altijd een veilige weg. Als ik van iemand schrik heb, is het wel van de man met de hamer. Onze ploegleider zegt dat ik regelmatig moet eten en drinken en daarom zal ik maar voldoende 'gellekes' in mijn achterzakken steken voor als de tank bijna leeg is. Wat ik nog het meeste vrees, is de hongerklop. In 't Frans zeggen ze daar 'fringale' tegen. Dan is het vat helemaal leeg en verontschuldigingen in de maak. Misschien kan ik vóór onze Vlaamse feestdag nog eens meegaan in een lange ontsnapping. In dat geval is het de dood of de gladiolen: de bloemen of helemaal niks! Misschien komt mijn aerodynamische bril die ik van nonkel Hugo heb gekregen dan van pas. Naar het schijnt kunt ge er één kilometer per uur sneller mee rijden. Ik heb de handleiding eens heel goed gelezen maar daar staat niet bij hoe lang dat effect werkt...

     

    Mijn schoenen nijpen nu minder, want onze soigneur Julleke heeft dat eksteroog weggesneden nadat ik het een paar dagen met Groenen Duvel had beplakt na een zo heet mogelijk warm bad. Waarvoor die Duvel nog goed is! Nogal chance dat ge die pleisters tussen mijn handdoeken had gestoken. Dat onderlijfke dat ge gekocht hebt in de Zeeman wordt alle dagen vers gewassen. Ik ben al een beetje vermagerd van de zware inspanningen maar dat komt goed uit want door dat wassen is het onderlijfke ook al een beetje gekrompen. Zeg moeder, onze ploegleider heeft gezegd dat ik gisteren bij de besten was. Olivier zegt dat de eerste Ronde altijd  gemakkelijker is dan ge denkt, maar dat ik toch nog meer mijn adem moet inhouden voor de bergen. In de parochie zullen ze nogal verschieten als ze mij op TV zien: ik heb al eens met Michel Wuyts geklapt en die heeft me aangeraden om zoveel mogelijk vooraan te rijden. Dat is niet gemakkelijk wanneer ge af en toe een van de ploegmaats moet terughalen als er vooraan iets bijzonders gebeurt. Ik heb ook al twee keer naast Yves Lampaert gereden. Da’s wel plezant naast zo’n trui van Belgisch kampioen rijden, want daar voel ik mezelf ook beter van worden.  

     

    Ik ben al eens betrokken geweest bij een chasse patate. Dat is geen jachtpatat maar dat zegt men als ge vanuit het peloton naar de kopgroep demarreert, maar vrij vlug blijft hangen gedurende geruime tijd. Da’s iedere keer een zware inspanning die niet rendeert. Eigenlijk is het moeilijk: als het kriebelt je toch nog inhouden om achteraf niet met dikke benen te zitten. Als je die hebt, kunt ge nog geen deuk in een pakje boter rijden. ’t Is spijtig dat ik sprint als een strijkijzer. De echte sprinters Cavendish en Kittel zijn al naar huis, maar hopelijk kan ik ten minste vanavond Alpe d’Huez nog meemaken. Als ik niet moet harken of zwemmen dan blijft de gevreesde inzinking achterwege.

      

    Zie moeder, ik zou graag tot in Parijs geraken. Zou Toon alle gazetten kunnen bijhouden? Dan kan ik als ik thuis kom alles rustig nalezen. De andere coureurs beginnen mij al een beetje te kennen. Quintana heeft mij eens iets gezegd, maar ik verstond hem niet. Yves vertelde me daarna dat hij gezegd heeft dat ik niet zo rap mocht rijden, want dat hij me niet kon volgen. Dat geloof ik niet, want zo rap rijd ik ook weer niet. Ik weet dat je geen computer hebt. Dus als je mij wilt schrijven, is mijn adres: coureur numéro quatre-vingt dix huit, permanence du Tour de France, France. Elke dag verandert dat namelijk.

    De beste groeten en vele kussen, ook aan Herman, Dirk, Toon, nonkel Hugo, de mannen van de Koekoek, mijn  supportersclub uit het Gildenhuis in Reet en zeker de rest van de familie niet vergeten.

    uw liefhebbende zoon,

    ‘coureur quatrevingt diswiet’

     
    Marcel Huysmans

    19-07-2018, 17:09 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    16-07-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SIMPELE DINGEN

    SIMPELE DINGEN

     

    Ik heb een haat-liefdeverhouding met jeuk. Soms is het als een intens genot om me, zoals paarden en runderen het doen, ergens tegenaan te kunnen schuren en dat onbereikbare, almaar weglopende plekje te pakken te krijgen en aan te vallen. De omgeving en het tijdstip verdwijnen in het niets wanneer het jeukt. Het zijn van die problemen waar je niet graag mee naar buiten komt en die behoren tot het intiem verborgen leven van een mens. Je kent zeker het onvoldane maar toch deugddoende gevoel om ergens op je rug te krabben tegen een kasthoek, muurtje of deurstijl. Het reddende aanschuurobject kun je volledig vrij kiezen, is erg persoons- en plaatsgebonden en bepaalt in erge mate de graad van efficiëntie van het reddend gebaar. De wet op de privacy is op deze materie weinig toepasbaar en dus veilig voor politici. Je moet er ook niemand vooraf schriftelijk van verwittigen of achteraf voor verontschuldigen. En toch wil je het niet aan de buitenwereld laten zien omdat het juist een gevoel van thuiszijn en ongezien genieten opwekt.

     

    Het lijkt een beetje op het eergevoel van de fakir die zijn rug teistert met een regiment spijkers of naalden, al is die methode weldoordacht. Volgens de fysica wordt het lichaamsgewicht door het groot aantal spijkers van het spijkerbed verdeeld over de verschillende punten waardoor het fakirvel niet beschadigd wordt. Een wetenschappelijke theorie over rugkrabben bestaat bij mijn weten niet of is heel ver weg.

    Het omgekeerde doet zich ook voor: als je geen circusfreak of slangenmens bent, duikt soms jeuk op dat ene plekje van je rug op waar je nèt niet bij kunt. Dan weet je met enige dichterlijke vrijheid: er staat geschreven en gedrukt, dat je moet krabben waar het ‘jukt’. Die veralgemening is wél gênant als je en plein public optreedt.

      

    In het Jungle Book had Baloo de Beer er ook last van. Eerst vroeg hij aan Mowgli om op zijn rug te krabben en toen dat niet hielp, stond hij om zichzelf te verwennen en zo van de jeuk af te komen al schurkend en schurend tegen een palmboom te swingen. Hij zong trouwens: als je van beren leren kan… Dit werkt bij een mens natuurlijk ook, al kies je dan best bij een milde jeuk een berk en bij een nietsontziende scheelmakende jeuk een oeroude inlandse eik. Over voorkeuren, kleuren en smaken valt, zeker bij jeuk, niet te twisten. Je kan natuurlijk ook aan je naaste vragen om even te krabben. Wim Stevenhagen zei ooit om het intens genot te verhogen: ‘jeukt het op een rare plaats, krabbel er dan maar even naats.’ Sorry voor deze dichterlijke vrijheid, maar ze komt niet van mij. Jezelf krabben als je jeuk hebt, kan verslavend werken. Soms is het zelfs fijn om nog even door te gaan als je denkt dat de jeuk over is, omdat het zo fijn voelt. Maar nu weten we nog niet waaróm. Dus toch maar op zoek.

     

    Onderzoekers van de Washington University School of Medicine in St. Louis stelden vast dat er serotononine vrijkomt tijdens het krabben en dit zorgt ervoor dat de jeuk in eerste instantie nog verergert. Je hersenen raken afgeleid van het jeukende gevoel door de ‘pijn’ die het krabben veroorzaakt en serotonine is een natuurlijke pijnstiller, maar ook een ‘voel-je-goed-hormoon’. Daarna voel je je ineens happy. Zo zie je maar dat zelfkastijding en genoegdoening dicht bij elkaar liggen. Je kan ook een stokje gebruiken, tegen een muur aanwrijven of gewoon iemand anders vragen om je te helpen krabben. Dan krijg je zeer verhelderende gesprekken zoals:” .. Ietsje lager… ietsje hoger…ietsje meer naar links… ietsje meer naar rechts.: oh, dat doet zo’n deugd…” Je kunt natuurlijk een uitschuifbaar krabstokje gebruiken, of zo’n houten model met schuine tanden, maar dat zijn al gesofistikeerde tools om eenvoudige dingen op te lossen. Voor minder dan één euro koop je zoiets bij bol.com en kom je meteen op de plekken waar je anders nooit voorbijkomt. Er zijn zelfs uitschuifbare ruggenkrabbers die na gebruik kunnen gereduceerd worden tot amper 22 centimeter. Zij worden meestal niet aan de goegemeente getoond.

    Soms zakt de drang om te krabben snel weg en soms is het gewoon te lekker om ermee te stoppen. De ergste en ambetantste jeuk ontstaat op de rug, de schouderbladen en de enkels en dan is de verlichting van het krabben ook het grootst. Maar terwijl de verlichting wegzakt verblijft op sommige plaatsen op de onderarmen en de rug, blijft deze bij jeuk aan de enkels aanwezig; het krabben blijft dan genieten en één van de weinige dingen die je ongestraft mag doen. Niemand ziet mij. Krabben is de allerindividueelste oorzaak van een aller-individueelste emotie.

    Je moet dus zeker niet krabben waar het niet jeukt.

     

    Het besluit van deze literaire dwaling is dat er heel veel jeukvormen bestaan en nog meer manieren van krabben. Bij sommige jeukproblemen is het krabben zelf de remedie, omdat dan het probleem ook verdwenen is. Soms is het krabben ook een afgang, want dan eerst begint de jeuk.  Het begint met een onschuldige kriebel tussen de schouderbladen of onder je oksel en die kunnen meestal met een onschuldig kriebelingrijpen worden weggemoffeld. En over het uitbundig jeuken van muggenbeten en het pijnlijk tingeltangelen van brandnetels heb ik dan nog niet uitgeweid.

    Mag ik daarom afsluiten met de treiterende slaapversje uit mijn kinderjaren: “slaap wel, en dek je toe met je gat bloot en veel jeuksel. Ik wens je een kort armpje zodat je je niet kunt krabben. Maar slaap toch maar zacht!”

    Marcel Huysmans

    16-07-2018, 00:00 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    20-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.KEERSKEN IN EEN LANTEREN...

    Keersken in een Lantèren…  

     

    Eén van mijn eerste ‘openbare optredens’, waarvan ik mij nog vaag iets herinner, is dat ik als kleuter in de Sint-Jansstoet van Mol over de Rozenberg meestapte. Vol bewondering keek ik naar het likkend kaarsenvlammetje in mijn lantaarntje en had helemaal geen oog voor de mensen die traditiegetrouw de tweejaarlijkse kinderstoet zagen voorbijtrekken. Dat keerske was het middelpunt van mijn wereld. Het gebeurde altijd op de zondag vóór de feestdag van Sint-Jan (26 juni). Tot 2004 was er nog geld voorzien in de Molse begroting. Helaas, daarna was het vat en de portemonnee leeg en nu bestaat de Sint Janstoet niet meer. Uitgedoofde traditie noemen ze dat. De leerkrachten die er vroeger aan meewerkten, wisten welke grote voorbereiding dit vroeg en waren ervoor niet meer warm te krijgen. Wel ligt er nog heel wat kleding van deze stoet op de schoolzolder. Dat “keerske in de lantaren” heeft me altijd gefascineerd omdat geen wind en geen regen vat hadden op het oude supergezellige magische ding…

     

      

    Lantarens zijn er altijd in soorten geweest. Een heel bijzondere vorm van zaklantaarn, waarmee je katjes in het donker kunt knijpen en die energievriendelijk is omdat hij niet met batterijen werkt, is de knijpkat. Zeer binnenkort wordt de rode lantaarn opnieuw opgepoetst en spreekwoordelijk uitgereikt aan de wielrenner die laatste staat in het algemeen klassement van de Tour. Ook voor de voetbalploeg die laatst staat in het klassement is de lantaarn even rood want de rode lantaarn dragen brengt altijd enige publiciteit mee. Heel lang geleden hadden de mensen thuis ook een toverlantaarn staan. Het was een vierkant doosje met een lamp of een kaars in, met bovenop een klein schoorsteentje om de warmte af te voeren en aan de voorkant een lens en een schuifje. In dat schuifje werden stroken met plaatjes beschilderd glas geschoven, waarna de voorstelling kon beginnen. Het was de verre voorloper van de diaprojector die bij de jeugd ook onbekend is. De plaatjes gingen over zeer uiteenlopende onderwerpen, waren soms educatief of stichtelijk bedoeld of vaak tot leute en vermaak. Lantaarnisten noemde men vroeger ‘Luikerwalen’ omdat zij meestal uit Wallonië kwamen met een toverlantaarn op hun rug en hun voorstellingen op kermissen en in theaters opvoerden. Aan de hand van de plaatjes vertelden zij een verhaal en op allerlei manieren wisten zij die plaatjes tot leven te wekken, met schuifjes of draaimechaniekjes. Vanaf 1830 ontdekten religieuze en idealistische organisaties als het Leger des Heils en de drankbestrijding de doeltreffendheid van de toverlantaarn als een krachtig wapen tegen het onheil van drankmisbruik en andere 'slechte gewoontes', zoals roken en gokken. Helaas, nu is men zich daarvan niet meer bewust.

     

    Het Midzomerfeest verwijst naar de zomerzonnewende op 21 juni en de voorchristelijke feestelijkheden die vroeger vooral in Noord-Europa plaats vonden. Oorspronkelijk vierde men dat op 24 juni, drie dagen na de feitelijke zonnewende (het begin van de zomer). Door de eeuwen probeerde men te waarschuwen tegen de gevaren van heksen en demonen die in deze magische nacht maar al te gemakkelijk hun slag kwamen slaan. In het Engels wordt een absurde situatie, waarin alles uit de hand loopt, aangeduid als midsummer madness, een uitdrukking die ook Shakespeare kende. Hij schreef er trouwens Midzomernachtsdroom over. De kerk, die alles met lede ogen aanzag, was een beetje jaloers en probeerde het Midzomerfeest te kerstenen (verchristelijken) met de Sint Jansviering ter gelegenheid van de geboorte van Johannes de Doper op 24 juni. De mensen geloofden dat planten op midzomer geneeskrachtige en magische krachten hebben en hiervoor plukten ze op deze nacht o.a. het Sint Janskruid. Vreugdevuren moesten hen beschermen tegen duistere krachten die vrij spel hadden vanaf het moment dat het aantal uren daglicht opnieuw afnam. Op de avond van 23 juni gingen alle wijze mannen en vrouwen kruiden plukken die ze de rest van het jaar gebruikten om mensen te genezen.

     

    Het gerucht deed de ronde dat met Sint Jan de vrouwen gemakkelijker een vrijer konden vinden. In de zeventiende eeuw hingen zij daarom bloemen aan de huizen of boven de straat en feestten ’s avonds. Volgens een ooggetuige uit 1606 werd er gedanst en zong men “ijdelicke liedekens”. Als de vrouw dan een man wist te strikken, dan noemde ze hem “mijn Sint Jan”. Ook vertelde men dat tijdens die nacht en de daarop volgende morgen het onmogelijke kon mogelijk worden. Gezonken klokken begonnen zomaar te luiden, verdronken dorpen en kloosters kwamen boven water en verborgen schatten dreven zomaar boven. Spookverschijningen en overleden familieleden kon je in die nacht ook gemakkelijker tegenkomen. Het was waarschijnlijk geen toeval dat de kerk deze dag koos op de dag waarop zij Galilei dwong om zijn fouten en ketterijen af te zweren (de aarde is het centrum van het heelal). Maar zachtjes fluisterde hij in al zijn miserie ‘eppur si muove’ (en toch beweegt zij).

      

    Sint Jan is een ommekeer in de natuur. De voorjaarsbloemen zijn uitgebloeid en de bloemen die in volle zomer bloeien komen op hun paasbest, al is het wel na Sinksen. Vlieren en lindes staan in bloei. Het hooi is binnen en het is afgelopen met de aspergeoogst. Het sint-janskruid met zijn gele bloemen is door zijn kalmerende werking ook verbonden aan het feest van Sint Jan. Insecten zingen in de blauwe lucht hun hemelarabesken en vogels fluiten onbelemmerd dat het een lieve lust is. De natuur geeft ons een geweldige overvloed en je voelt je meteen meegenomen in een bonte, warme zomerwereld. Wij willen naar buiten en de vakantie lokt.

    En wat ik bij het keerske van mijn lantaren zo lang geleden nog geleerd heb, wil ik jullie heel stilletjes verklappen: wanneer je een takje van het Sint Janskruid in je schoen legt, kun je de volgende dag de dierentaal spreken. Woef! 

    Marcel Huysmans

    20-06-2018, 16:27 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    13-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GOD ZIT U. HIER VLOEKT MEN NIET

    GOD ZIET U. HIER VLOEKT MEN NIET!

     

    In de Mechelse Catechismus is vloeken erg stiefmoederlijk behandeld. Bij de 447 vragen is er geen enkele over vloeken. Alleen bij de tien geboden van God lees ik bij het tweede gebod: 'zweer niet ijdel, vloek noch spot'. De uiteindelijke verklaring over vloeken moest vroeger wel in de klas gebeuren. Gezien het gemak waarmee we al eens een vloekje wagen, vraag ik me af of die uitleg wel voldoende was. Een vloek is een krachtterm met een godsdienstige oorsprong, zoals 'godverdomme' of 'jezus'. In ruime zin kan het ook wel staan voor iedere soort krachtterm. Een bastaardvloek onderging een klankverandering van een echte vloek, die daardoor een beetje minder aankomt zoals 'potverdomme' of 'jasses of 'potvolkoffie'. Een vloek is gewoon een 'soupapke' (ventiel) om agressie kwijt te geraken en om je emotioneel te ontlasten. Vloeken is de taal van de primaire emoties geworden en tegenwoordig zelfs een tussenwerpsel. Als men zijn trein mist, tegenwoordig een veelvoorkomend verschijnsel, daalt een 'shit' of een 'fuck' perron-geluk over de treinsporen. Kinderen denken niet aan de oorspronkelijke betekenis van zulke woorden. Maar ze leren ze wel van de grote mensen en ze gebruiken ze volop. Het gewicht van een vloek is fel verminderd en ze zijn blijkbaar bijna alledaags geworden. Kinderen snappen ook niet dat de grote mensen daar niet mee gediend zijn.

      

    Als iemand per ongeluk met een hamer op zijn vingers timmert, lanceren mensen van gelijk welke taal of gelijk welke cultuur een krachtterm of meestal een uit de kluiten gewassen vloek. Dat is omdat vloeken pijn kan verlichten. Aan de Keele-Universiteit in Engeland dienden studenten zo lang mogelijk hun hand in ijskoud water te houden. Daarbij mochten ze naar hartelust God en Klein Pierke verdoemen. Daarna mochten ze de proef nog eens herhalen, maar deze keer alleen maar een onbenullige test aflezen. Vloeken werkte dus. Daarom vloeken mensen als ze zich pijn doen en verhoogt vloeken de pijngrens. Je wekt bij jezelf een agressiereflex op. Eens goed vloeken zorgt niet alleen voor een emotionele maar ook voor een fysieke respons. Emoties worden verwerkt in de rechter hersenhelft en de fijne taal in de andere hersenkant. Door te vloeken laten we zien dat we ons niet laten doen. Oorspronkelijk was een vloek een toverwoord en een machtsmiddel van magische mensen zoals priesters, tovenaars en magiërs. Binnen onze cultuur zijn er bindingen met 'zweren' en het gerecht. Een getuige of een beschuldigde kon Gods garantie inroepen door in Gods naam te zweren of bij God zelf. De beklaagde vroeg God dan om borg te staan voor zijn goede trouw. Hij stelde zich zelfs bloot aan de goddelijke woede in geval van een meineed, zoals geformuleerd in de moeder aller vloeken 'God verdoeme mij als ik de waarheid niet spreek'.

     

    Ben jij een vloeker? En helpt het? Hoe vloek jij? Heb je een uitgebreid repertoire of is het eerder van bescheiden komaf? Je moet niet meteen hardop antwoorden. Vloeken is bijna 'des mensen 'geworden. Bij sommige mensen bouwt een vloek een echte rem in omdat zoiets niet tot hun gewone taalschat behoort. Bij mijn vava hing een straffe met goud omrande vermaning tegen de muur: 'God ziet mij, hier vloekt men niet!' Vloeken zijn niet in alle situaties bruikbaar of aanvaardbaar. Omdat ze ontstaan in het godsdienstige kader, zijn ze bij de meeste mensen aanstootgevend. Vloeken die afgeleid zijn van de naam van God of van Jezus, zijn in strijd met het tweede gebod dat het 'ijdel' gebruik van Gods naam verbiedt. Is de vloek van een atheïst even krachtig als die van een gelovige? Wat doen zij als ze met de hamer op hun vingers slaan? Misschien voelen zij zich wel geremd omdat ook zij de naam van God niet durven of kunnen gebruiken in hun krachtwoorden. Even een overzichtje. Bedenk maar eens goed of je er één van gebruikt hebt en in welke omstandigheden: 'ochgod, mijne god, godmiljaar, godalmachtig, jesses en jakkes (jezus), jezus mina, duivels, alle deksels, godverdomme, potverdomme, potdorie, potverdikke, nondedju, sakkerdju.' Je ziet het: ze komen uit alle talen! Voilà, da's genoeg geweest voor vandaag: het zou nog een gewoonte kunnen worden. Maar het lucht wel op.

      

    95 procent van de automobilisten vloekt in de auto op andere weggebruikers en meer dan je denkt. Naar het schijnt is er daarbij geen verschil tussen mannen en vrouwen. Jong én oud vloekt in het verkeer, maar de frequentie neemt af met de ouderdom. Hoewel... Ouderen reageren meer binnensmonds. De groep tot 35 jaar spant de kroon met luidkeels en veelvuldig roepen, desnoods met de nodige gebaren. Dan verandert de woordenschat in: 'onnozelaar, zot, idioot, melkboer, duivenmelker of pipo'. Creatievelingen houden het bij bloempot, grasgeit of platte pannenkoek. Sommigen zeggen: ‘wie verbiedt ons nog te vloeken, nu God ons niet meer ziet?’ Ziet God ons wel? Volgens dat kadertje bij mijn vava zeker en dat heeft hij heel zijn leven verdedigd. Er wordt behoorlijk wat verbaal geweld gebruikt, ook op de radio, de televisie, in songs en films. Kinderen raken van kleins af vertrouwd met vloeken. Trouwens, als grote mensen zo vaak vloeken, wat kan daar dan verkeerd aan zijn? Al op zeer jonge leeftijd kunnen ze plezier beleven aan vieze woorden. Als de omgeving er dan om lacht, wordt het kind als het ware  beloond. Later leren kinderen misschien dat ze door te vloeken hun eisen kracht kunnen bijzetten. Of dat ze door beledigingen of door uitbarstingen van woede makkelijker hun zin krijgen. Zo worden ze aangemoedigd om agressief en onaangepast gedrag te ontwikkelen en dat hebben ze van diezelfde grote mensen geleerd. Onder invloed van televisieseries en internet duiken Engelse scheldwoorden als shit, damnenfuck op. Voor 25- tot 50-jarigen behoren ze tot het gewone taalgebruik. Zelfs zeventigers zijn niet te verlegen om shit in de mond te nemen. Jong en oud vloeken dus steeds meer in het Engels.

    De vloekende mens is ontkerkelijkt en daardoor moeten Jezus en Maria het niet langer meer ontgelden. Vloeken is echt niet meer wat het geweest is. De krachtterm is gebleven, de betekenis veel minder. De scheldwoorden uit de 'oude doos' zijn vaak milder, spontaner en een stuk minder agressief. Door hun vaak grappig tintje helpen ze dikwijls om de angel uit een ruzie te halen en de lucht weer blauw te laten zijn. Godzijdank!

    Marcel Huysmans

    13-06-2018, 10:35 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 4/5 - (1 Stemmen)
    08-06-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.SJOTTERKES EN SPORTVERDWAZING

    SJOTTERKES EN SPORTVERDWAZING

     

    De uitdrukking ‘Panem et circenses’ of ‘brood en spelen’ is een voorbeeld van hoe de Romeinen de gunst van het volk wisten te winnen door aan oppervlakkige behoeften als eten en vermaak te voldoen. Het was een uitspraak van de Romeinse dichter Juvenalis die nog altijd telt. Die zei: ‘vroeger verkochten we onze stem aan niemand. Tegenwoordig heeft het volk de macht afgestaan. Eens benoemde de burger militaire hoge pieten, ambtenaren en politiekers. Nu beperkt het volk zichzelf en hoopt alleen nog op ‘brood en spelen.’ In Rusland, waar de wereldbeker plaats vindt, heet dat ‘хлебизрелища (brood en spektakel). Zelfs bij Poetin is dat waarheid (pravda).

    In het amfitheater, het circus en het Colosseum konden de Romeinen live beleven hoe gladiatoren elkaar op leven en dood bevochten en hoe men uit de bocht vloog of te pletter smakte tegen de grond. Zonder play-station. De Romeinen juichten zoals wij dat doen bij het voetbal. Bij die evenementen gaven keizers hen gratis eten en drinken: letterlijk brood en spelen dus. Zo werd het volk dom en rustig gehouden en was iedereen content. Van maandag tot vrijdag werken we van 9 tot 5 en als we thuiskomen, zetten we met een vloeiende zapbeweging de televisie aan. Het weekend is een feest waarbij sommigen hun frustraties afreageren op de scheidsrechters en op de tegenstanders van hun favoriete sportploeg. Maar die wereld is vooral kassakassa geworden.  

      

    Is er in twee eeuwen iets veranderd? Alles is blijkbaar nog zoals toen. De rijke topvoetballer dribbelt met zijn nieuwe nikes de tv-schermen plat. Dat sportschoenen in Bangladesh gemaakt worden door kinderen van 8 jaar die 14 uur per dag werken, is het minste van hun zorgen. 100 euro kost zo’n paar sportschoenen. Voor de arme kindjes is dat toch heel veel, denk je dan. Als de rijke Belg toevallig op televisie een reportage ziet over de schuldslavernij in Zuidoost-Azië, lijkt hij ervan aangedaan. Het slaafje krijgt 1 euro per dag voor 14 uur handenarbeid. Datzelfde Nike betaalt tennissers, voetballers, golfers en andere ‘atleten’ miljoenen per jaar. Eerlijkheid loert in onze maatschappij om het hoekje en dat zie je niet! De enige reactie die we in huis hebben: we kunnen er toch niets aan doen!

     

    Koning Voetbal en Keizer Euro. Na het voorbije seizoen verklaarde de meest vooraanstaande parelwitte Belgische club dat de cijfers al vele jaren donkerrood kleuren. Zonder de inkomsten van de Champions League of uitgaande transfers boekte Anderlecht vorig jaar meer dan 43 miljoen verlies. Zonder die inkomsten kon het niet eens zijn lonen uitbetalen.Men speelt hoofdzakelijk voor het geld en niet (meer) voor de sportieve uitdaging.  Spelers worden wisselgeld om de balans nog een beetje naar de goeie kant te laten hellen. Supporters ondergaan lijdzaam de verhoging van de abonnementen, want… ze hebben nood aan brood en spelen! Ook in de week is er geen gebrek aan voetbal. Televisiezenders betalen zich blauw aan televisierechten omdat de sportieve Belg de belangrijke matchen niet wil missen. Wie alle matchen op teevee wil bekijken, moet aan verschillende zenders afdokken om de superlonen van de heren voetballers mogelijk te maken. Zolang voetbal dé tv-sport blijft en heel Europa aan het scherm gekluisterd houdt, blijven de spelers vet betaalde artiesten in een fake- en fictiebusiness. Dat heet brood en spelen van de 21ste eeuw. De salarissen hebben niets meer met voetbal te maken wel met business. Wie veel publiek trekt, wordt nu eenmaal schatrijk op de kap van een ander.

    De verdwazing is meteen gestart. De eerste match is nog niet begonnen en er is al ‘duivelsmoeheid’. Het geleverde voetbal is niet altijd reclame. Voor alles is er een uitleg en de voorbije match is eigenlijk niet zo belangrijk, want in de volgende gaat het gebeuren. Een politieker zou het niet beter kunnen zeggen. Positief blijven is het belangrijkste, ook als het niet zo positief is. Achteraf denken is altijd gemakkelijker en zo kun je aan alles een uitleg geven. Er zijn wel 13 Rode Duivelssongs geschreven maar de meeste worden nooit gedraaid, zeker niet gezongen en dikwijls onverstaanbaar. Om alles spannender en geheimzinniger te maken werd het ‘achter het handje spreken’ ingevoerd en liplezen verhoogt de speculatiewaarde van wie Sherlock Holmes wil spelen.

    Het stadion is onze tempel geworden en de televisie onze kerk. Voetbalvirtuozen zijn de goden die met ware hartstocht aanbeden worden. Wereld en kerk gaan hier als gezworen kameraden samen hand in hand. Een mensenstroom verdringt zich om in de stadions een plaats te bemachtigen, terwijl anderen aan het scherm gekluisterd zitten om zich te vergapen aan de valse religie. Misschien had Johannes-Paulus II toch gelijk: ‘van alle onbelangrijke zaken is voetbal het belangrijkste geworden’. Je weet dat de paus toch onvijlbaar is!

    Sporten is mooi en goed voor je ontwikkeling. Sporten vormt je karakter. Met sporten verbeter je je sociale vaardigheden. Ik heb een grote bewondering voor al die vrijwilligers die belangloos hun vrije tijd in de sportclub stoppen om de jeugd de geheimen van spelen en samenspelen te leren. Bij de sport zoals ik die tegenwoordig in mijn krant lees en die in tv-programma’s urenlang van commentaar wordt voorzien, haak ik af. Daar gaat het niet meer over sport en sportiviteit. Daar gaat het over keiharde business. Dan is sporten ineens niet meer mooi en niet goed meer voor de ontwikkeling en het karakter. Dan worden sociale vaardigheden eerder afgebroken dan opgebouwd. Het enige doel van deze sport is winst en roem. Dan gaat mijn televisie af.

      

    Daar komen vodden van. De top is maar aan een beperkt aantal mensen voorbehouden en niet voor iedereen is eer, media-aandacht en rijkdom weggelegd. Als de sporter daarmee wordt geconfronteerd, moet de psychiater meteen een oogje in het zeil te houden. Wordt er niet gewonnen, dan zetten we de boel op stelten, breken we de tent af en dreigt de crisis. Ouders en grootouders roepen langs de lijn tegen hun kinderen en kleinkinderen dat de poten van hun tegenstanders een effectiever doelwit zijn dan de bal. Zo gaat dat als we het spel uit het oog verliezen. De schoppende mens of homo frustraticus is in de plaats van de homo ludens gekomen. Zo leren kinderen dat alles om geld draait. Of niet?  Laat mijn enthousiaste kleinkinderen dan maar demonstreren wat en hoe een cross-over, een panna, een Zidane-draai en een panenka-penalty worden uitgevoerd. Of laat ze gewoon maar met de sjotterkes spelen. Daar heb ik tenminste nog plezier van.
    Marcel Huysmans

    08-06-2018, 15:27 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    30-05-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.AFZIEN MAG, AFSCHRIJVEN NIET

    AFZIEN MAG, AFSCHRIJVEN NIET …

     

    ‘Ze’ zijn weer op komst: de zenuwenfabrieken van alle studerenden en van de kaarsjesbrandende moeders én grootmoeders. Examens zijn van alle tijden. Vandaag zijn het andere tijden en dus zijn examens anders en komen nieuwe zeden en gewoonten hun kopje bovensteken op alle niveaus en in al hun onhebbelijkheden. Een van de slagzinnen van mijn vroegere collega van Itterbeek tijdens de examens was: ‘afzien mag, afschrijven niet!’ Met deze nuchtere opmerking tijdens het ‘surveilleren’ – die niet van enig sarcasme en ironie gespeend was – zette hij de tendens voor zijn geduldig heen en weer lopen tijdens de schriftelijke examens en was iedereen tegelijk gewaarschuwd. In die omstandigheden mocht je dus niet afschrijven van een van je collega’s leerlingen en evenmin mocht je niet-toegelaten hulpmiddelen gebruiken in je zoektocht naar de juiste antwoorden. Dat soort afschrijven is nog altijd niet toegelaten, hoewel de gebruikte technieken met de technologische ontwikkelingen zijn geëvolueerd. Maar andere soorten afschrijven hebben zich gaandeweg de laatste jaren gemanifesteerd en waren niet tegen te houden…

      

    Eerst kwamen de rekentoestellen. In mijn studententijd aan de unief was het ondenkbaar dat je een rekentoestelletje mocht gebruiken voor het vak numerisch rekenen. Voor het opzoeken van sinussen, cosinussen en ander getangens moesten we numerische en logaritmische tabellenboeken exploiteren. Het enige ‘kunstmatig’ hulpmiddel om benaderend maar snel resultaten te boeken, was een rekenlat. Je moet al erg zoeken om zo’n ding nog terug te vinden of te zien en zeker om erop rekenen houdt voor de meesten het midden tussen sterrenwichelarij en toveren. In het begin van mijn onderwijsloopbaan waren ook rekentoestelletjes nog verboden. Rond 1973 doken ze op met als koplopers HP, Canon, Casio en Texas Instruments. Gaandeweg mocht je die dingen gebruiken waarvoor ze moesten dienen, maar er kwamen ook toestellen die je kon programmeren, met magnetische kaartjes of vanuit je eigen wiskundekwaliteiten. Voor de toezichters zonder ‘toestellenkennis’ werd het moeilijker om bedriegers te ontmaskeren en daarom stelden slimme (en rijke scholen) een doos met identieke toestellen ter beschikking om niemand te benadelen. Toen kwam de tsunami van de ‘rekenmachientjes’, een vloedgolf die niet meer te stoppen was… Rekenen kon niet meer zonder! Ik heb zelfs een Belgische prins gekend die weigerde aan een overhoring deel te nemen omdat hij zijn rekenmachine niet had.

     

    In het hoger onderwijs hing er iets magisch over zaligmakende en zenuwvretende thesissen, scripties en eindwerken. Dat was als hoogstpersoonlijk werk bedoeld maar je kon ook iemand anders voor je laten schrijven. Dan werkte je met ‘ghostwriters’, zoals J.P. Van Rossem dat dikwijls voor anderen deed. Je kon ook met anderen samen werken, wat daarvoor zelfs verboden was. Als dat eerlijk gebeurde, leerde iedereen ervan, maar zo werden weinigen slimmer, en de meesten luier en dommer. Bij oneerlijkheid (ergens anders afgeschreven), mocht je het wel schudden. Op de computer kon je toen hoogstens boekbesprekingen downloaden, maar leraren waren ook niet van de domsten en wisten ook waar de mosterd vandaan kwam. In de geschreven teksten van thesissen kon je met de nodige spitsvondigheid afleiden of de betrokken student het geheel al dan niet zelf geproduceerd had. Soms verraadde hij zich door voor één begrip drie verschillende termen te gebruiken, afhankelijk van de brochure die hij bij diverse banken had opgesnord. Daar kwamen de echten naar boven en kon je zien of iemand zijn opzoekwerk en persoonlijke verwerking wel degelijk had gevoerd. Een verzameling van dergelijke steken die men met al te grote herhaling liet vallen, deed bij de juryleden de uitreiking van de verdiende punten in grote mate dalen… Afschrijven en jezelf verraden mocht duidelijk niet.

     

    Ineens werd de google-maatschappij springlevend. In fracties van een seconde haalde je onnoemelijk veel artikels over een onderwerp binnen. De firma Google vist supersnel in haar grote fichenbak waarbij al de duurbetaalde Winklerprinsen ter plekke sterven in het boekenrek waar de ze laatste twintig jaar nog amper afgestoft zijn, laat staan gelezen. Google lost het voor jou op en schotelt alles gerangschikt op een dienbord gebruiksklaar voor. Je grijpgrage klauwen naar informatie nemen dit gretig aan en zorgen voor een massa aan informatie waarin je eerder kan verdrinken dan door het bos de bomen nog zien. Wie zeer gedisciplineerd te werk gaat en accuraat zijn opzoekingen verfijnt, kan ook wijze woorden en teksten aan het printerpapier toevertrouwen. Het eigen opzoekingswerk in bibliotheken of gespecialiseerde tijdschriften neemt af en op het gevraagde niveau kun je je heel goed uit de slag trekken met de bijeengegoogelde resultaten. Hoe meer je de materie persoonlijk verwerkt en tot je eigen bezit maakt, des te meer bouw je een eigen stelling en dus ook een eigen degelijke thesis op.

      

    De speurneuzende boswachters moesten hun reukorgaan heroriënteren. Leraars en docenten moeten  nu meer doen om onfrisse praktijken op te sporen dan dat leerlingen/stropers nodig hebben om hun goede bedoelingen te verdoezelen. Docenten in het hoger onderwijs klagen dat ze het alsmaar moeilijker hebben om scripties te kunnen vertrouwen. De student kiest zijn onderwerp, zet zich aan zijn computer, schakelt zijn zoekmachine in, winkelt uitvoerig in de teksten die hij op het scherm aangereikt krijgt en schiet dan in actie. Hij selecteert, kopieert, arrangeert en plakt en scharrelt op die manier zijn ‘wetenschappelijk werk’ bij elkaar. Voetnoten, die naar die dingen verwijzen, vallen meestal naast de bladzijde en alleen die bronnen die echt op papier geconsulteerd werden, verdwijnen meer en meer van de litteratuurlijst. Als je zo’n student bij de opvolging aan het verstand probeert te brengen dat dergelijke scriptie geen wetenschap maar de opslagplaats van een diefstal is, reageert hij meestal verbaasd of zelfs verontwaardigd. Het staat toch op internet! En, weet je wel hoeveel werk het gevraagd heeft om het allemaal bijeen te vinden?... Zwakke redenering natuurlijk!

     

    Een scriptie moet gewoon je eigen werk zijn. Je mag altijd uit andere bronnen citeren, maar die verwijzingen moeten wel in verhouding staan tot je eigen inbreng. Tegenwoordig is het in heel wat hogescholen de gewoonte dat op de eerste bladzijde van een thesis – en persoonlijk ondertekend door de betrokken student(en) – vermeld staat dat de authenticiteit van de scriptie gewaarborgd is en dat geen stukken werden overgenomen zonder bronvermelding. Het is een verklaring op erewoord. Op die manier weet die student waaraan hij zich blootstelt en zo geeft de docent/boswachter eigenlijk ook toe dat hij het zelf ook niet meer durft te zeggen… De digitale snelweg heeft veel deuren geopend om informatie te vergaren. Het is dan ook logisch dat daar driftig gebruik wordt van gemaakt. Maar dan gelden de regels: bronvermelding en met mate.

    Je mag nog altijd heel veel inspanningen leveren: afzien mag, afschrijven niet!

     

    Marcel Huysmans

    30-05-2018, 16:22 geschreven door Marcel Huysmans  

    Reageer (0)
    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    Archief per week
  • 30/12-05/01 2020
  • 16/12-22/12 2019
  • 25/11-01/12 2019
  • 18/11-24/11 2019
  • 04/11-10/11 2019
  • 28/10-03/11 2019
  • 21/10-27/10 2019
  • 14/10-20/10 2019
  • 30/09-06/10 2019
  • 23/09-29/09 2019
  • 09/09-15/09 2019
  • 02/09-08/09 2019
  • 26/08-01/09 2019
  • 12/08-18/08 2019
  • 29/07-04/08 2019
  • 15/07-21/07 2019
  • 08/07-14/07 2019
  • 24/06-30/06 2019
  • 17/06-23/06 2019
  • 03/06-09/06 2019
  • 27/05-02/06 2019
  • 06/05-12/05 2019
  • 22/04-28/04 2019
  • 08/04-14/04 2019
  • 01/04-07/04 2019
  • 18/03-24/03 2019
  • 11/03-17/03 2019
  • 04/03-10/03 2019
  • 25/02-03/03 2019
  • 18/02-24/02 2019
  • 11/02-17/02 2019
  • 04/02-10/02 2019
  • 28/01-03/02 2019
  • 21/01-27/01 2019
  • 07/01-13/01 2019
  • 31/12-06/01 2019
  • 24/12-30/12 2018
  • 10/12-16/12 2018
  • 03/12-09/12 2018
  • 26/11-02/12 2018
  • 19/11-25/11 2018
  • 05/11-11/11 2018
  • 22/10-28/10 2018
  • 01/10-07/10 2018
  • 24/09-30/09 2018
  • 17/09-23/09 2018
  • 10/09-16/09 2018
  • 03/09-09/09 2018
  • 27/08-02/09 2018
  • 20/08-26/08 2018
  • 13/08-19/08 2018
  • 06/08-12/08 2018
  • 30/07-05/08 2018
  • 16/07-22/07 2018
  • 18/06-24/06 2018
  • 11/06-17/06 2018
  • 04/06-10/06 2018
  • 28/05-03/06 2018
  • 21/05-27/05 2018
  • 14/05-20/05 2018
  • 07/05-13/05 2018
  • 30/04-06/05 2018
  • 23/04-29/04 2018
  • 16/04-22/04 2018
  • 09/04-15/04 2018
  • 02/04-08/04 2018
  • 26/03-01/04 2018
  • 19/03-25/03 2018
  • 12/03-18/03 2018
  • 05/03-11/03 2018
  • 26/02-04/03 2018
  • 19/02-25/02 2018
  • 12/02-18/02 2018
  • 05/02-11/02 2018
  • 29/01-04/02 2018
  • 22/01-28/01 2018
  • 15/01-21/01 2018
  • 08/01-14/01 2018
  • 01/01-07/01 2018
  • 25/12-31/12 2017
  • 18/12-24/12 2017
  • 11/12-17/12 2017
  • 04/12-10/12 2017
  • 27/11-03/12 2017

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Blog als favoriet !


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!