Staf Meeus werd geboren in Lommel op 30 december 1934 en stierf in Beerse op 17 juli 2014. Hij was ridder in de Orde van Leopold II, gewezen lid van de Raad van Bestuur en van de Gebruikersraad van het Gielsbos en lid van Probusclub Geel.
Staf Meeus groeide op, op de Hodonk in Retie. Na een lange en opmerkelijke studieloopbaan, via A3- A2- A1, behaalde hij aan de Katholieke Universiteit van Leuven het diploma van burgerlijk elektrotechnisch ingenieur en hij volgde een bijkomende opleiding in nuclear engineering bij Westinghouse in de VS. Die studiejaren gingen bovendien vaak gepaard met werk in de nieuwe nucleaire sector in onze streek. Zijn ganse loopbaan bracht hij door in de kernindustrie, bij MMN (Métallurgie et Mécanique Nucléaire) en FBFC (Franco-Belge de Fabrication de Combustibles) in Dessel.
Na zijn pensionering in 1993 kon hij zich volop wijden aan zijn hobby: kosmologie. De kiemen daarvan waren al gelegd tijdens zijn studententijd in Leuven. Toen volgde hij als vrije student enkele colleges van professor Georges Lemaêtre (1894-1966), de vader van de oerknalhypothese. Dat onderwerp liet hem sindsdien niet meer los. Dat resulteerde in 2002 in een ‘Beknopte geschiedenis van het heelal. De vier natuurkrachten van de evolutie’, een boek dat tevens een hommage wilde zijn aan de Leuvense hoogleraar sterrenkunde Mgr. Georges Lemaêtre. Staf Meeus gaf in die periode ook met gedrevenheid en passie een aantal lezingen over dat onderwerp.
Staf Meeus bleef zich ook verbonden voelen met Retie, met Hodonk. In zijn studententijd was hij een gewaardeerd bestuurslid van de Retiese hoogstudentenkring en met het vorderen der jaren groeide ook zijn belangstelling voor zijn familiegeschiedenis en voor de geschiedenis van de streek waar hij opgroeide. In een aantal artikels in het heemblad ‘Zeven Neten’ (jg. 2,3; 6,4; 11,2; 17,1-2) schreef hij die interesse voor de ‘petite histoire’ ook uit.
Op het gedachtenisprentje staat het volgende gedicht van Rutger Kopland:
Tijd-het is vreemd, het is vreemd mooi ook nooit te zullen weten wat het is
en toch, hoeveel van wat er in ons leeft is ouder dan wij, hoeveel daarvan zal ons overleven
zoals een pasgeboren kind kijkt alsof het kijkt naar iets in zichzelf, iets ziet daar wat het meekreeg
zoals Rembrandt kijkt op de laatste portretten van zichzelf alsof hij ziet waar hij heen gaat een verte voorbij onze ogen
het is vreemd maar ook vreemd mooi te bedenken dat ooit niemand meer zal weten dat we hebben geleefd
te bedenken hoe nu we leven, hoe hier maar ook hoe niets ons leven zou zijn zonder de echo's van de onbekende diepten in ons hoofd
niet de tijd gaat voorbij, maar jij, en ik buiten onze gedachten is geen tijd
we stonden deze zomer op de rand van een dal om ons heen alleen wind
24-07-2014 om 00:00
geschreven door Gust A.
|