De Groote Oorlog
De verwoesting van de Retiese markt- 22 augustus 1914
De gemeenteraad van Retie keurde op 26 augustus 1914, volgend verslag van de gebeurtenissen op 22 augustus 1914, goed:
‘Zaterdag , 22 Augustus 1914, rond halfzes ’s namiddags, kwamen zeventien uhlanen uit de richting van Casterlé op de markt te Rethy en sloegen den weg in naar Moll. Twee Duitsche ruiters kwamen achteraan op een afstand van ongeveer 500 meters van de markt in de straat op Moll, toen vijf gendarmen uit een zijstraat gekomen, van op de marktplein op deze twee ruiters begonnen te vuren; beiden werden gekwetst.
De eerste troep uhlanen, waarbij zich nog eene andere troep gevoegd had, maakte bij het hooren schieten rechtsomkeer en rende in volle rit terug. De gendarmen namen de vlucht. Bij de marktplein sprongen de Duitschers van hun paard, stormden het dorp binnen en openden een hevig geweervuur op de ventsters der huizen, bijzonder op die vensters die uitgaven op den Mollschen steenweg. Alzoo werd het 15-jarig meisje Elisa Vanherck door een Duitschen kogel gedood. De uhlanen verbrijzelden het mobilair van het hôtel ‘De Keizer’, van Victor Melis en Eug. Schaeken, en staken vervolgens, op bevel van hunnen bevelhebber, het vuur aan de verschillende hoeken van de marktplein.
Doodverschrikt vluchtte de bevolking ijlings in alle richtingen uit het dorp. De E.H. Van Gansewinkel, een priester, zestig jaar oud, werd uit zijn woning gehaald, blootshoofds; onder bedreiging van een Duitsch geweer moest hij een geneesheer halen om een der Duitsche gewonden (de andere was gevlucht) te verzorgen. De heeren Burgemeester, Pastoor en onderpastoors, Van Genechten (witheer te Postel) en Van Gansewinkel, alsook de kosterwerden aangehouden; deze laatste werd mishandeld en had slechts het behoud zijns levens te danken aan de tussenkomst van E.H. Pastoor.
Niettegenstaande de herhaalde verzekering van den heer Burgemeester en van den E.H. Pastoor, dat de gendarmen en niet de burgers geschoten hadden, moesten de aangehoudenen de uhlanen in hunnen aftocht vergezellen. De E.H. Van Gansewinkel, die moeilijk gaan kon, verkreeg de toelating om terug te keren. Tot achter Dessel werden de andere gedwongen met de uhlanen mede te gaan, met bedreiging van den kogel zoo zij onderweg werden aangevallen. Eindelijk werden zij losgelaten, na eene bedreiging des Duitschen bevelhebbers, naar Rethy terug te komen, in geval de vermiste gewonde niet denzelfden avond naar Moll werd gevoerd.
Het vuur was zoo aangestoken dat gansch het dorp moest platgegebrand worden; dank zij de silte die heerschte, dank de krachtinspanning der burgers na het bertrek der uhlanen, kon de brand beperkt worden. Nochtans werden verschillende huizen in asch gelegd: 1° een huis van Van Gansewinkel, Burgemeester, bewoond oor Madame Mermans, 2° het huis van Leopold Weyts, 3° het huis der weduwe Sledsens, 4° het huis van Victor Raemaekers, 5° het huis der kinderen Slegers, 6° de schuur, stal en achtergebouw van J. De Witte, 7° de schuur en de stal van De Keizer. Het vuur werd ook nog aangelegd aan het huis bewoond door Juffrouw Seuntjens, toebehoorende aan Van Gansewinkel, doch kon gelukkig uitgedoofd worden, nochtans werd aldaar veel schade aangericht aan meubelen, alsook het huis van Victor Melis.’
04-08-2014 om 00:00
geschreven door Gust A.
|