Welkom bij saagje!
Foto
Inhoud blog
  • Het oude moedertje
  • De legende van de maïs
  • Mans van de Maone
  • De boer en de duivel
  • De twee advocaten(slot)
  • De twee advocaten
  • Het geitje Pak-me-dan
  • De natgeregende kabouter
  • De zeven heksen
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel 2
  • Het aardmannetje van de Röhrerbühel
  • Nikola staat borg
  • De vurige man van de Geute
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur 2
  • De geschiedenis van de boerendochter Ketilrídur
  • Op reis gaan
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw(vervolg)
  • De luie hasjverslaafde en zijn verstandige vrouw
  • Het toverfluitje en het toverhoedje (vervolg)
  • Het toverfluitje en het toverhoedje
  • Waarom de bomen in de herfst geel worden
  • Tijl Uilenspiegel en de paardenkoopman
  • De nimf Daphne
  • De geschiedenis van de reuzenkreeft
  • De toren van Medemblik
  • Theseus en Hippolytus
  • Duimedik
  • De vuurman van Soest
  • Maan, Djabu en de dood
  • De jakhals en de patrijs
  • Goudsbloempje
  • Afspraak is afspraak
  • Het spook van de Zeedijk
  • Rata's wonderbaarlijke reis-einde
  • Rata's wonderbaarlijke reis-vervolg
  • Rata's wonderbaarlijke reis
  • Waarom de hyacint maar zo kort bloeit
  • De citerspeler
  • Van een opgeverfde haan
  • Het land van moeder Soemba
  • Het zwanennest
  • De engel
  • De gebarsten emmer
  • De hondenmarkt van Boedapest (slot)
  • De hondenmarkt van Boedapest
  • Billy de coyote (slot)
  • Billy de coyote(vervolg)
  • Billy de coyote
  • Garuda
  • De dood van de sprookjesverteller
    Foto
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Hoofdpunten blog waaroemni
  • Kerstgroet
  • Luchtballonvaart
  • Paulus Potter
  • Sint-Elisabethsvloed
  • Willem Tell
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Categorieën
  • aardgeest (21)
  • avonturenverhaal (6)
  • dierenverhaal (5)
  • duivels (46)
  • fabels (57)
  • gedichten (1)
  • geesten (griezellen) (12)
  • heksen (52)
  • historisch verhaal (13)
  • historische sagen (35)
  • legende (42)
  • Luchtgeest (30)
  • Mythe (24)
  • parabel (7)
  • Plaaggeest (10)
  • sagen (87)
  • Sinterklaasverhalen (4)
  • sprookjes (118)
  • Tovenaars (38)
  • toverboeken (13)
  • volkssprookje (40)
  • volksverhalen (140)
  • vuurgeest (26)
  • watergeest (19)
  • weerwolven (15)
  • Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    'VOLKSVERHALEN'

    problemen
    Verhalen, sprookjes, fabels, mythen, sagen en legenden
    welkom!
    Problemen
    Er zijn nogal wat problemen met het lezen van de teksten, daarom volgende tip :
    Met de muis links klikken en over de tekst schuiven.
    De tekst verschijnt duidelijk leesbaar.
    11-06-2010
    nieuwsgierig héDe zwarte paraplu
    De zwarte paraplu
    - Verhalen uit Noord-Amerika -
    Het huisje stond aan de rand van de stad en behoorde toe aan Eliza, een zwarte vrouw. Al vele jaren was ze keukenmeid en wasvrouw in het huis van een rijke koopman. Van maandagmorgen tot en met zondagmorgen werkte en sliep ze in het grote fraaie huis, maar de zondagmiddag en de nacht van zondag op maandag bracht ze door in haar kleine huis in de buitenwijk. Daar zat ze meestal bij het raam, want zo kon ze horen en zien, wat er buiten gebeurde.

    Toen ze op een avond bij het raam was ingedommeld, werd ze wakker door een eigenaardig zingen. "Zo zingt een vogel toch niet," dacht Eliza en ze sloeg de ogen op. In het schemerdonker kon ze achter het lage muurtje van het kerkhof een aantal in het zwart geklede gebogen gedaanten zien. En ze beluisterde het lied, waarmee de mensen gewend waren hun doden naar het graf te begeleiden:

           Geen tranen zullen meer in je ogen komen;
           jij bent nu voor eeuwig thuis,
           daar waar geen tranen meer stromen.

    Eliza de keukenmeid had dat lied dikwijls zelf gezongen, wanneer een buurman of buurvrouw uit de buurt naar de laatste rustplaats werd gebracht. Eliza zong graag: treurige en vrolijke liederen, maar het liefst treurige. Ze deed nu het raam dicht, trok haar schoenen aan, zette haar hoed op en ging naar buiten.

    Op het kerkhof knielde ze naast de rouwende mensen neer en zong met hen mee. Het werd donker, de regen viel uit de laaghangende wolken, de wind bulderde boven het kerkhof. Eliza trok haar hoed dieper over het voorhoofd en zette de kraag van haar mantel op. De regen liep haar langs de rug, maar ze zong door. En er stond een lange magere man in een zwarte geklede jas op om de keukenmeid een grote zwarte paraplu te geven. "Neem hem maar, zuster," zei hij, "zo'n goede zangeres mag niet nat worden." En hij maakte de paraplu voor haar open. De keukenmeid school eronder weg en bleef met de anderen het graflied voor de arme negers zingen.

    Toen het lied beëindigd werd, stond de magere man nog eens op en begon te bidden. Allen baden gedempt met hem mee. Maar toen de keukenmeid tenslotte 'amen' zei, stak er een hevige wind op, die over het kerkhof dreunde als vlerken van een reusachtige vogel. Eliza keek op en zag, dat ze naast een met gras en onkruid begroeid graf lag geknield en dat er zich buiten haar niemand op het kerkhof bevond.

    Geschrokken stond ze op en vluchtte naar huis. Nadat ze de huisdeur achter zich gesloten had, merkte ze, dat ze de grote zwarte paraplu nog steeds in haar hand hield. Ze zette hem in een hoek en bracht de nacht trillend en wakend door. Zouden de geesten van de gestorvenen de paraplu niet terug komen halen? Maar er verscheen niemand, slechts de regen ruiste eentonig neer en de door de wind gegeselde takken sloegen tegen het raam.

    Nog vele jaren stond die grote zwarte paraplu in het huisje van keukenmeid Eliza. Als het regende, haalde ze hem uit de hoek en als ze thuiskwam, zette ze hem weer op zijn plaats. Maar ze leende hem nooit uit. En niemand heeft haar ooit uitgelachen, als Eliza vertelde dat ze in de regen met de geesten het dodenlied voor arme negers had gezongen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Sprookjes van de prairie. Verhalen uit Noord-Amerika" verteld door Vladimir Stuchl.
               Vertaling Margot Bakker. Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1982.

    11-06-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (9)
    10-06-2010
    nieuwsgierig héDe nieuwe kantele
    De nieuwe kantele
    - Een Finse sage over een muziekinstrument -
    Vainamöinen verheugde zich over de rijke oogsten, het weldoorvoede vee en de mooie huizen die de Finnen zich bouwden. Slechts een ding ontbrak: nergens klonk een lied, nergens waren de klanken van een harp te horen.

    Daarom verzocht de oude wijze zijn broer Ilmarinen hem een lange hark te smeden. De smid beloofde het hem en smeedde een hark zoals de wereld nog niet had gezien: de tanden maten honderd vadem en de steel was zelfs vijfmaal zo lang. Daarmee voer Vainamöinen de zee op om de gezonken kantele op te dreggen. Maar vergeefs kruiste hij met zijn scheepje heen en weer, vergeefs kamde hij slingerplanten en stenen op de zeebodem - hij vond het instrument niet terug.

    Hij ging weer aan land en schreed met gebogen hoofd naar huis. Door een bosje lopend hoort hij een klaaglijk geschrei. Hij kijkt op en zie: daar op de weide staat een eenzame berk tranen te vergieten.

    "Waarom huil je zo?" vroeg Vaino, naderbij komend en de boom antwoordde: "Denkt u dat ik geen reden tot huilen heb, dat het mij bij het zingen der vogels blij te moede is? Ik sta hier geheel alleen en als er iemand naar mij toekomt is het om mij pijn te doen. In het voorjaar scheuren de jongens mij de bast van het lijf, in de zomer zitten de meisjes in mijn schaduw en breken mijn takken af om er bezems van te maken. En de mannen? Die slaan mij direct tot brandhout..."

    Zo klaagde de berk en vertelde nog hoe de winter hem kwelde en de herfst hem van zijn bladeren beroofde...

    "Je zult niet meer wenen, of het zal van vreugde zijn," zei daarop de wijze oude.

    Hij nam de treurende berk mee en maakte uit zijn witte stam het geraamte van een harp.

    Nu nog de pennen en de snaren, denkt hij, en weet ook meteen waar hij die zoeken moet.

    Achter de dorsvloer, op het achtererf, stond een eeuwig jonge, eeuwig vrolijke eik.

    Vrolijk, omdat hij aan elke twijg een eikel droeg en op elke eikel een koekoek zat. Uit deze twijgen maakte de oude de pennen voor zijn nieuwe instrument en reeds vroeg hij zich af waar de snaren vandaan te halen.

    Hij liep door bossen en velden tot hij bij een beekje een schone blonde jonge vrouw ontmoette.

    "Geef mij een paar van uw gouden haren," vroeg Vaino haar. "Ik zou daar dan snaren voor mijn nieuwe kantele van kunnen maken."

    Het meisje deed hem dat genoegen graag.

    Vainamöinen spande de snaren tussen de pennen en nadat hij het instrument had gestemd, streek hij er met voorzichtige vingers overheen. Toen hij luider en luider begon te spelen, steeg het rivierwater uit zijn bedding, de bomen neigden hun takken, het gedierte uit het bos kwam aangelopen en de vogels kwamen aangevlogen. Vainamöinen trok door gans Kalevala, de mannen schaarden zich vol eerbied en bewondering rond hem, de vrouwen onderbraken hun werk en de kinderen zongen mee.

    Zo begon ten tijde van Vainamöinen de triomftocht van de kantele en de mensen bezongen de avonturen van hun sagenhelden tot vreugde en troost van zichzelf en anderen.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Van gouden tijden zingen de harpen: Europese sagen en legenden" door Vladimír Hulpach, Emanuel Frynta en Václav Cibula.
                Met illustraties van Miloslav Troup. Nederlandse vertaling door Han de Boer. Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1970.

    10-06-2010 om 00:20 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (14)
    09-06-2010
    nieuwsgierig héDe wijze en de luiaards
    De wijze en de luiaards
    - Een grappig Chinees verhaal over goede raad -
    In een dorpje woonde eens een oude man, die overal van zichzelf vertelde hoe wijs hij was. De mensen geloofden dat graag. En wie raad nodig had ging op bezoek bij de 'Wijze'.

    In datzelfde dorp woonden ook een man en een vrouw, die ongelofelijk lui waren. Zo lui, dat zij er 's morgens niet eens toe kwamen op te staan. Als andere mensen allang ontwaakt waren en, na hun ontbijt, een flink stuk veld hadden omgeploegd, sliepen de twee luiaards nog als marmotten en maakten geen aanstalten uit bed te komen.

    Op een dag zei een van de buren tot de vrouw: "Zeg buurvrouw, waarom koopt u niet een haan? Zo'n bonte vogel, die iedere ochtend voor het venster staat te kraaien en alle luiaards wakker maakt!"

    "O buurman," riep de vrouw verheugd, "hartelijk dank voor die goede raad." En zij liep dadelijk naar huis om het nieuws te vertellen. En inderdaad besloot het luie echtpaar zich zo'n voortreffelijke vogel aan te schaffen. De volgende morgen gingen zij naar de stad waar juist markt was. Maar daar zij nooit een haan gezien hadden, zochten en zochten zij urenlang en kochten tenslotte een mooie, vetgemeste eend. Die namen zij mee naar huis, zetten hem onder het bed en sliepen vredig in. Het werd ochtend, het werd middag en nog steeds lagen de luiaards rustig te slapen. De eend zat ineengedoken onder het bed en verroerde zich niet...

    Toen het echtpaar, laat in de middag, wakker werd, keek het verbaasd onder het bed.

    "Dat is een vreemde kraaivogel!" merkte de man op.

    "Kom mee naar de Wijze," opperde zijn vrouw, "misschien kan hij ons raad geven." De Wijze ging dadelijk met hen mee, bekeek de eend van links naar rechts, van onder en van boven en slaakte eindelijk een diepe zucht.

    "Nu begrijp ik het," zei hij langzaam. "U hebt deze haan op zijn snavel getrapt en hoe zou het arme beest met deze platte snavel kunnen kraaien?"

    De beide luiaards waren verrukt over zulk een wijs antwoord. En sindsdien spraken zij met nóg meer eerbied over de wijze man.

    Na enige tijd gebeurde het dat de os van de luiaards losbrak en over hun erf wandelde. Plotseling ontdekte hij een stenen pot vol graankorrels. Vlug stak hij zijn kop erin… maar ach, hij kon hem er onmogelijk meer uittrekken! Het luie echtpaar trachtte hem te helpen, trok het ene ogenblik aan de pot en dan weer aan het achterwerk van de os. Maar niets hielp. Het enige redmiddel was: opnieuw de hulp van de Wijze in te roepen.

    Deze kwam, bekeek nadenkend de os die nog steeds, met de pot op zijn kop, over het erf stapte, en sprak: "Maar beste mensen, dat is immers heel gemakkelijk! Als jullie de kop van het dier uit de pot willen halen, moet je eenvoudig de kop afhakken!"

    "Natuurlijk, dat is het!" riepen de luiaards verheugd uit. Zij renden naar de keuken, haalden een groot mes en... even later had hun os geen kop meer. Doch de kop zat nog steeds in de stenen pot!

    "Nu maar flink met de pot op de stenen slaan," raadde de Wijze, "dan zie je vanzelf de kop eruit komen."

    "Dat wij daar nu zelf niet aan gedacht hebben," merkte de vrouw verbaasd op. En de man pakte kordaat de stenen pot en smeet hem in duizend stukken! En ziet, naast de scherven rolde de kop van de os over de grond.

    "U weet niet hoe dankbaar wij u zijn voor deze kostbare raad," zei het echtpaar vol bewondering tegen de Wijze. "Sta ons toe dat wij u een eenvoudig middagmaal aanbieden."

    De os werd geslacht en ter ere van de Wijze werd er een groot feestmaal aangericht. Midden in die gezellige smulpartij werd de Wijze plotseling heel verdrietig. Hij legde zijn eetstokjes neer en trachtte de tranen, die over zijn gerimpelde wangen stroomden, te drogen.

    Ook het echtpaar legde verschrikt de stokjes op tafel en vroeg: "Wat is er gebeurd, geëerde gast? Hebt u zo'n pijn dat er geen stukje vlees meer naar binnen wil?"

    "Nee, lieve vrienden," en de Wijze zuchtte pijnlijk, "dit verdriet geldt niet mijzelf maar u! Ik vraag mij maar steeds af wat u toch moet beginnen, als ik er niet meer ben!" En weer begonnen de tranen te stromen. Nu niet alleen bij de Wijze, maar ook het luie echtpaar boog zich snikkend over de maaltijd.

    Doch die goede luiaards hadden zich werkelijk geen zorgen hoeven te maken. De Wijze leeft nog steeds en strooit zorgvuldig zijn onbetaalbare raadgevingen onder het volk.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Chinese sprookjes" bewerkt door Marijke van Raephorst.
                Uitgeverij N. Kluwer, Deventer, 1971, p. 128-129. ISBN: 90-20-20-00-62

    09-06-2010 om 00:41 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (9)
    08-06-2010
    nieuwsgierig héDe zeven magische mijnwerkers (2/2)
    De zeven magische mijnwerkers (2/2)
    - trots, verdriet en eenzaamheid -
    Ze kwamen allen thuis aan en troffen daar de drijver. Hij begon meteen te vertellen waarvoor hij op reis was en zei dat de koning hen zeer goed zou belonen als ze kwamen en volbrachten wat hij gedaan wilde hebben.

    De volgende morgen gingen ze vroeg op pad, want ze hadden verscheidene dagen nodig om het slot te bereiken. Ze kwamen in het slot aan en de koning ontving hen zeer welwillend. Na het middageten legde hij uit waarvoor hij hen nodig had. De kleine was al van alles op de hoogte en was al eerder naar zijn broers gekomen om hun te vertellen dat het om een prinses ging die op een eiland verbleef. Toen wilde de koning weten welke wonderbaarlijke krachten ieder van hen had. Toen zei de oudste:
    Ik ben een meester in het handwerk. Als het me invalt bouw ik een schip in de lucht.'
    'Goed, dat is iets wat ik nodig heb. En u?' vroeg hij aan de volgende.
    Ik kan alles goed in elkaar zetten heer. En als u een bewijs wilt, sla dan een ei in stukken en ik maak het weer heel.'
    De koning, die het zekere voor het onzekere wilde nemen brak een ei en ging zover, dat hij het helemaal in elkaar drukte en op een bord goot. De mijnwerker ging er geduldig naar toe en begon het in elkaar te zetten, tot het net zo was als tevoren.
    'Dat is goed,' zei de koning. 'En u?'
    'Ik wek doden tot leven.'
    'Ook dat kan men gebruiken,' zei de koning. 'En u?' vroeg hij de broer die hierna kwam.
    Ik raak met mijn kogel alles waar ik mijn oog op richt.' 'Ook dat is goed.'
    De broer die nu aan de beurt was zei:
    'Ik ben geweldig sterk, want wat ik oppak kan niet op de grond blijven.'
    'En wat voert u uit?' vroeg hij aan de broer die vóór de kleinste stond.
    Ik ben een uitstekende dief. Niemand merkt me op.'
    'Ook dat is noodzakelijk.' Toen vroeg hij aan de kleinste:
    'En wat kunt u?'
    Ik ben steeds op de hoogte van alles wat er gaat gebeuren.'
    'Dat is het allerbelangrijkste.'

    De volgende dag gingen ze aan het werk. In korte tijd had de eerste een luchtschip klaar. En ze gingen op reis. Ze landden op zee in de buurt van het eiland, terwijl de slang nog wakker was. De kleinste broer zei tegen de anderen:
    'Laten we even wachten.'
    Even daarna zei hij:
    'Nu is het tijd.'
    De geweldig sterke en de dief gingen er op af. De dief sloop naar binnen en stal de slang, en de geweldig sterke greep de prinses met zijn ene hand, en met de andere pakte hij nog een sinaasappelboom vol vruchten beet die daar buiten aan de rand van het erf stond, want hij wilde de reus laten zien dat ze er geweest waren. Ze kwamen bij het schip, joegen even door het water en stegen op. De slang had nog geen vijf minuten nodig om wakker te worden en floot zo, dat de reus onmiddellijk naar huis snelde en de prinses daar niet aantrof. De reus greep een geweer en rende naar zijn schip, hij zag hen meteen en toen begon het vuurgevecht. De goede schutter mikte zo precies vanuit de lucht naar de reus gat hij stond te dansen van de pijn, maar dood kreeg hij hem niet, en tenslotte raakte de reus de prinses in het voorhoofd, waardoor hij haar op slag doodde. Maar de in-elkaar-zetter, maakte haar weer heel en de dodenopwekker gaf haar het leven terug.
    'Nu zijn we al in veiligheid!' Toen zei de kleine:
    'Man, we verknoeien onze tijd. Mik op de hak van zijn schoen, want daarin zit zijn levenskracht.'
    Dat deed de schutter. Meteen was de reus dood. En ze vlogen voorspoedig verder.

    De koning stond op hen te wachten, buiten zichzelf van bezorgdheid voor zijn dochter tot ze in zicht kwamen. Ze kwamen voor het slot aan, klommen uit het schip en de koning omhelsde zijn dochter. De koning wist niet welke onderscheiding hij de mijnwerkers moest geven, nu ze hem zo uit de moeilijkheden hadden gehaald. Na het feestmaal dat hun wachtte en dat niet een, niet twee, maar vele dagen duurde wilden de mijnwerkers terug naar huis. Toen vroeg de koning hoeveel ze van hem wilden hebben. De oudste zei tegen hem - want hij besliste voor de anderen - dat het helemaal niets kostte.
    'Wat nu?' zei de koning. Ik heb jullie laten halen om me te helpen toen ik in nood zat, noem nu ook je prijs.'
    'Dat kan ik niet.'
    'Man, dan zal ik jullie de lastdieren meegeven beladen met geld, en jullie laten terug brengen naar waar men jullie heeft gehaald.'
    De volgende dag liet hij de karavaan uitrusten en met tien vrachten geld beladen. En ze gingen op weg tot ze bij de hut kwamen waarin ze met hun moeder woonden.
    Natuurlijk werkten ze nu niet meer in de mijn. Ze vestigden zich in een dorp en leefden daar gelukkig met hun moeder, en als ze nu nog niet zijn gestorven hebben ze nog altijd plezier in hun leven.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : Verhalen uit Chili. Beleven.org

    08-06-2010 om 00:07 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (15)
    07-06-2010
    nieuwsgierig héDe zeven magische mijnwerkers (1/2)
    De zeven magische mijnwerkers (1/2)
    - trots, verdriet en eenzaamheid -
    Er was eens een koning en die had een dochter, en omdat koningen vroeger altijd op zoek waren naar een manier om hun dochters waardig uit te huwelijken, zette deze haar neer in de laatste verdieping van zijn slot, wat de bovenste was, en buiten kwam een tafel met drie sinaasappels en op een bord de mededeling, dat op zijn woord van eer als koning diegene met haar zou trouwen die haar met een sinaasappel op haar voorhoofd raakte.

    Allen deden hun best om deze opgave te volbrengen, maar de prinses zat zo hoog dat het niemand lukte. En op een mooie dag kwam er een reus op zijn paard aanrijden en die las de mededeling. Hij stapte van zijn paard en greep een van de sinaasappels, waarmee hij terstond de prinses op haar voorhoofd trof. De koning hield woord. Ze trouwden en de reus zette haar achter zich op het paard, en men zag noch hoorde verder iets van haar.

    De reus woonde op een eiland en bezat afgezien daarvan een gebied waarin hij zijn paarden hield, het eiland bereikte hij per schip. Hij reed dus tot daar met de prinses, liet zijn paard achter en ging met haar scheep naar het eiland.

    De koning kon niets te weten komen over zijn dochter en de prinses niets over haar vader.

    Lange tijd verstreek en de prinses leed iedere dag meer. Als de reus uit werken ging bewaakte een slang haar, die was eigendom van de reus en voor haar komst de enige metgezellin die hij had gehad. De slang had de gewoonte, na twaalven bij de prinses op schoot te slapen. En toen ze zo in haar verdriet aan God om nieuws over haar vader vroeg kwam er op een dag een duif aangevlogen die tegen haar zei:
    'Als je iets over je vader wilt weten of uit deze verbanning bevrijd wilt worden kun je je vader de boodschap sturen, dat de enigen die je hier weg kunnen krijgen de zeven magische mijnwerkers zijn.'
    Daar ze kon schrijven maakte ze ter plaatse een brief klaar en diezelfde duif vloog weg en wierp hem boven het slot af. Daar vonden de volgende dag de dienaressen bij het vegen het papier, en omdat de koning hun had verzekerd dat hij aan diegene die hem nieuws over zijn dochter zou brengen zou geven wat hij maar vroeg, renden ze met de boodschap naar de koning. De koning las de brief en kwam tot de overtuiging dat de zeven magische mijnwerkers de enigen waren die de prinses uit deze afgrond konden halen. Vervolgens riep de koning de drijver van zijn lastdieren.
    'Morgen in alle vroegte belaad je de lastdieren met levensmiddelen en trek je de hele wereld door tot je de zeven magische mijnwerkers vindt, die kinderen van een en dezelfde moeder moeten zijn.'
    De muildierdrijver deed wat hem gezegd was. Hij begon de wereld af te reizen.

    Toen hij een paar dagen onderweg was zag hij op een dag bij zonsondergang een hut en zei:
    'Laten we in die hut maar eens gaan vragen. Als het daar ook niet is kunnen we er toch overnachten, want het is al laat.'
    Ze kwamen er aan. Een oude vrouw kwam naar buiten.
    'Goedenavond, goede vrouw.'
    Het oudje groette hen op dezelfde manier.
    'Kunt u ons onderdak geven?'
    'Zeker heer!'
    Zij gaf hun heet water en begon eten en drinken op te dienen. De muildierdrijver vroeg zich af hoe een mens alleen in deze eenzaamheid kon leven.
    'Deze vrouw leeft vast niet alleen.'
    Meteen na de thee begon hij met haar een gesprek over de opdracht waarmee hij onderweg was.
    'Mijn koning heeft me uitgestuurd om de zeven magische mijnwerkers op te sporen die van een moeder moeten afstammen.'
    'Toevallig,' zei het oudje tegen hem, 'heb ik zeven zoons en dat zijn mijnwerkers en ze komen zo thuis.'
    Nauwelijks had ze dat gezegd of een voor een kwamen de zoons van de vrouw aan, en als laatste kwamen de jongste en de oudste. De kleine babbelde met zijn oudste broer:
    'Man, kijk eens, morgen gaan we op reis.'
    'Waarheen dan?' zei de ander tegen hem.
    'Onze koning laat ons halen, en thuis zit al iemand op ons te wachten.'
    De oudste broer was verbaasd toen hij dat hoorde.
    'Hoe komt het dat hij zoveel weet? Maar dat zal tenslotte wel zijn bijzondere begaafdheid zijn.'
    Want geen van de zeven begreep de wonderbaarlijke krachten waarover ieder van hen beschikte.


                                   * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : Verhalen uit Chili. Beleven.org

    07-06-2010 om 00:16 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sagen
    » Reageer (12)
    06-06-2010
    nieuwsgierig héTweeërlei leven(2/2)
    Tweeërlei leven (2/2)
    - Een sprookje uit Venezuela over een reis door de tijd -
    Hij nam Pedro dus met zich mee naar huis, in een prachtig paleis midden in de stad, met veel mooie en rijke kamers en zalen. Pedro vond het leven in de stad prettig, en vooral raakte hij verliefd op een dochter van de onbekende heer, van wie hij nu hoorde dat hij een rijke graaf was. Maar na een paar dagen wilde Pedro terug naar huis, de graaf zei echter tegen hem: "Pedro blijf nog wat bij ons. Je vader weet wanneer je terugkomt, en je zult ook precies op tijd thuis zijn." Toen liet Pedro zich overhalen en hij bleef in de stad. En er verliep nauwelijks een jaar of hij trouwde met de dochter van de graaf, en die liet een ander paleis voor het jonge paar bouwen, het was niet minder prachtig dan zijn eigen paleis.

    Pedro, die nu al helemaal ingeburgerd was in het land, had daar zijn zaken. Zijn vrouw baarde hem zoons en dochters, en hij leefde gelukkig en tevreden. Slechts van tijd tot tijd had hij verlangen naar zijn ouders en broers en zusters, maar altijd troostte zijn schoonvader hem: "Dat heeft de tijd nog. Je komt vroeg genoeg thuis."

    Zo verstreken de jaren, en Pedro was al grootvader geworden, toen hij zijn verlangen naar thuis niet meer kon bedwingen, en op een avond zei hij tegen zijn schoonvader, die nu al een gebrekkige grijsaard was: "Vader, morgen wil ik vertrekken om mijn familie te bezoeken." - "Wil je dat echt?" - "Ja. Ik vrees wel dat mijn ouders al lang in het graf liggen, maar mijn broers en zusters zullen nog wel in leven zijn, want ik ben immers de oudste." - "Nu, dan zal ik je morgen iemand meegeven die je de weg wijst," zei de graaf.

    De volgende dag liet Pedro een pakpaard met geschenken voor zijn broers en zusters opladen en nam afscheid van zijn vrouw en zijn zoons en kleinkinderen. De knecht van de graaf reed voor hem uit en bracht hem zo bij de rivier waardoor hij destijds bij de achtervolging van de bandiet gereden was.

    "Ik zal omkeren," zei de knecht, "want aan de overkant vind je je weg zonder moeite zelf."

    En zo was het. Nauwelijks was Pedro aan de andere kant van de rivier of alles kwam hem weer bekend voor. Hij reed de hele dag en kwam 's avonds bij het huis van zijn vader.

    "He, hola," riep hij, "wie is nu de heer des huizes?"

    Toen kwam zijn vader naar buiten en vroeg: "Vreemdeling. wat wil je?"

    "Ach, vader," zei Pedro, "herken je me niet? Jij bent helemaal niet veranderd." - "Wat klets je daar, oude man?" vroeg de estanciero, "ik heb je nog nooit van mijn leven gezien!" - "Maar vader, ik ben toch je zoon Pedro."

    Intussen was ook de moeder met een paar broers en zusters van Pedro naar buiten gekomen. De estanciero zei: "Nu geloof ik dat je gek bent, oude man! Jij met je witte baard wilt mijn zoon zijn? Mijn Pedro reed gisteravond weg om bandieten te verdrijven en als je wat wacht, kun je hem straks zelf zien, want hij moet vanavond weer thuiskomen." Toen steeg Pedro van zijn paard, hij was helemaal verbluft en zei: "Wat, is je zoon gisteren weggereden?" - "Jawel, verduiveld, ben je zo slecht van begrip?" De estanciero dacht dat de oude man last van zonnesteek had, en hij liet hem in huis brengen, waar Pedro direct op zijn plaats ging zitten, de plaats waar hij anders ook altijd zat.

    Hij keek de kring rond en zei: "Dat is Juan, dat is Carlos, dat is Dolores, dat is Dorothea, dat is Mariana." - "Heer," zei de estanciero en bekeek de voornaam geklede oude man, "hoe ken je al de namen van mijn kinderen?"

    Pedro ging voort de dingen op te sommen die in huis waren en die een vreemdeling niet kon weten. En hij overtuigde langzamerhand zijn ouders en zijn broers en zusters dat hij Pedro was, die de vorige avond was weggereden. En hij vertelde hun hoe hij over de rivier was geraakt en in de stad was terechtgekomen, hoe hij bij de graaf was gaan wonen en met diens dochter was getrouwd. Hij vertelde van zijn zoons en dochters, van zijn kleinkinderen.

    Er is lang over dit verhaal gesproken. Maar het is al enige tijd geleden.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volkssprookjes en legenden uit Zuid-Amerika," door Felix Karlinger.
               Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk. ISBN: 90-6120-433-X

    06-06-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (13)
    05-06-2010
    nieuwsgierig héTweeërlei leven (1/2)
    Tweeërlei leven (1/2)
    - Een sprookje uit Venezuela over een reis door de tijd -
    Er leefde eens een estanciero die een aanzienlijke familie bezat. Op een avond toen ze net aan het souper zaten, riep er iemand voor de deur. "Ga naar buiten kijken wat ze willen!" zei de estanciero tegen een van de knechts. "Heer, buiten staat een ruiter die u graag wil spreken," gaf de knecht ten antwoord. Toen stond de heer op en ging naar buiten.

    Wie zag hij buiten? In het donker herkende hij een grote man op een vurig paard en met zilver beslagen toom. De ruiter groette de estanciero en zei: "Er loert hier weer een bende struikrovers in de buurt. Sluit alles af! Of nog beter: geef me een flinke man mee! Wij hebben al een groep van betrouwbare mensen verzameld en willen de bende onschadelijk maken." - "Ik dank je voor de waarschuwing," zei de estanciero, "en ik geef jullie graag mijn oudste mee. Dat is de beste ruiter en schutter. Hoe lang zal hij dan wegblijven?" - "Heer, hij zal morgen weer thuiskomen," antwoordde de onbekende ruiter. "Goed, dan hoeft hij niet veel mee te nemen."

    De heer liet voor zijn oudste zoon een paard zadelen, Pedro nam zijn geweer, nam vluchtig afscheid van zijn ouders en broers en zusters, sprong op zijn paard en reed met de onbekende weg.

    Het was al middernacht toen ze een tamelijk grote groep ruiters ontmoetten en met hen de achtervolging van de bende inzetten. De onbekende ruiter die Pedro had afgehaald, bleek een bekwaam aanvoerder, hij liet de bandieten omsingelen en overvallen. De meeste rovers werden doodgeschoten of gevangengenomen; slechts één lukte het te ontvluchten. Pedro sprong op zijn paard en achtervolgde hem.

    Hij reed en reed, het werd al licht, maar Pedro had de bandiet nog steeds niet bereikt. Die waadde door een grote rivier en was opeens verdwenen.

    Pedro was achter de rover door de rivier gekomen en bevond zich nu in een streek die hij niet kende. Hij zag in de verte een huis en reed erheen. Toen hij daar aankwam, zag hij, dat het huis een herberg was en daar de nachtrit vermoeiend was geweest, besloot hij daar uit te rusten.

    Hij riep de waard naar buiten en vroeg om een kamer, die hem ook bereidwillig werd toegewezen. Dan sliep hij en toen hij wakker werd, was het al weer avond. Hij wilde de waard naar de terugweg vragen, maar hij kon zich heel moeilijk met hem onderhouden, want de man sprak zo'n vreemde taal dat Pedro slechts enkele woorden verstond. Hij geloofde echter dat de waard hem wilde aanraden naar de stad te rijden. En dus bleef hij nog een nacht en reed de volgende dag naar de stad die niet erg ver lag. In de stad vroeg hij verschillende mensen de weg naar zijn geboorteplaats, maar niemand kende die. Vermoeid steeg hij van zijn paard en wist niet wat hij moest doen, tot er een ruiter kwam. Pedro had de onbekende aanvoerder in het donker weliswaar niet herkend, maar hij herkende het paard.

    "Ach, daar ben je weer!" riep Pedro uit. "Ik ben bij de achtervolging van de bandiet verdwaald en kan de terugweg niet meer vinden. En nu voel ik me niet erg prettig want niemand van de goede mensen hier kent mijn geboorteland." - "Maar dat doet er toch niet toe," zei de onbekende, "je bent nu eenmaal hier, en ik ben blij dat je als gast in mijn huis komt. Later zal ik je wel de weg naar huis laten wijzen. Ik ben je dank verschuldigd voor je hulp en ik hoop dat je het naar je zin hebt bij ons."


                                   * * * wordt vervolgd * * *
    Bron : "Volkssprookjes en legenden uit Zuid-Amerika," door Felix Karlinger.
               Uitgeverij Elmar B.V., Rijswijk. ISBN: 90-6120-433-X

    05-06-2010 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (8)
    04-06-2010
    nieuwsgierig héDe luiaard en de regen
    De luiaard en de regen
    - Een dierenverhaal van de Indianen uit Panama -
    "Ai, de luiaard is zo handig, dat hij zich met de wind kan voeden," zeggen de Indianen als ze hem in de takken van de embauba-boom zien hangen. Maar iedereen die de luiaard kent, weet dat de oorzaak van zijn ongewoon gedrag ligt in zijn strijd met de regen.

    Vele dieren houden niet van regen. Als de eerste druppels vallen, zijn bijna allen er op uit, zo vlug mogelijk een schuilplaats te vinden. Het gordeldier graaft zich in, de vos kruipt in zijn hol, de vogels gaan naar hun nesten... Ook de luiaard hield niet van regen maar ondanks dat bleef hij, zelfs toen de dikste druppels uit de hemel vielen, breeduit op zijn plekje.

    De regen ergerde zich daarover. "Ik zal je wel eens leren," zei hij toen de luiaard weer als een blok in elkaar gedoken zat, toen de regen met bakken uit de hemel viel.

    De hele nacht regende het pijpenstelen. De machtige regen hield maar niet op en lachte in zijn vuistje, toen de luiaard een vreselijke verkoudheid kreeg. Maar pas toen hij al half in het water zat, stond hij langzaam op en keek uit naar een betere plaats.

    "Ik heb ook nog honger," zei hij, "als ik me dan tussen de droge bladeren van de embauba-boom verstop, kan ik tegelijkertijd van de bladeren eten."

    Langzaam, zoals het zijn aard was, kroop hij in de embauba-boom. "Je denkt zeker dat ik me hier voor je verstop, maar dan vergis je je. Ik wil alleen een paar van deze heerlijke bladeren eten," riep de luiaard naar de regen.

    Hij lachte luidkeels, maar dat had hij juist niet moeten doen. De regen werd namelijk heel boos. "Wacht maar," riep hij, "geen blad zal je krijgen!" En hij liet het nu hozen van de regen. De luiaard trok geen enkel blaadje meer af want zelfs op zijn rug was hij tot op zijn huid nat.

    Denken jullie dat hij naar beneden zou klimmen en een andere schuilplaats zoeken? Nee hoor, hij bleef in de takken van de embauba-boom hangen, hoewel zijn maag knorde van de honger. Hij wachtte op de wind, die dan ook eindelijk kwam en de regenwolken verdreef.

    Sinds die tijd hangt de luiaard meestal in de takken van de embauba-boom uit te kijken naar de wind. En sinds die tijd zeggen vele indianen: "Ai, de luiaard is zo handig dat hij zich met wind kan voeden..."


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Sprookjes van de Indio's. Mythen, sprookjes en legenden van de Indianen uit Midden- en Zuid-Amerika"
               door Vladimir Hulpach, vertaald door Anke Eggink.
               Uitgeverij Ankh-Hermes, Deventer, 1979. ISBN: 90-202-0044-5

    04-06-2010 om 00:08 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (13)
    03-06-2010
    nieuwsgierig héConfucius en de loop van het water
    Confucius en de loop van het water...
    - Een taoïstisch verhaal over de woelingen van het leven -
    Ik volg de loop van het water...

    Ik zit stil,
    doe niets.

    De lente komt
    en het gras groeit vanzelf.

    Op een dag maken de wijsgeer Confucius en zijn volgelingen een wandeling bij een waterval die van honderdvijftig meter hoogte naar beneden stort. Het schuim drijft over een afstand van zestig kilometer voort.

    Geen schildpad, vis of krokodil kan zich in de kolkende massa handhaven.

    Dan ziet het gezelschap tot zijn verbijstering een oude man rondzwemmen in het kolkende water. Het kan niet anders of hij verkeert in doodsnood.

    De wijsgeer stuurt zijn volgelingen erop af om hem te redden. Toen ze dichterbij kwamen, liep de man echter alweer zingend op de kant. Zijn haar hing los en hij genoot van de prachtige omgeving.

    Confucius sprak hem aan, en zei:

    "Ik zag u voor een geest aan, maar nu zie ik dat u een mens bent. Mag ik vragen: hebt u soms een bijzondere truc om door dit woeste water te gaan?"

    De man antwoordde: "Nee, een bijzondere kunstgreep heb ik niet. Maar ik begon het te leren op jeugdige leeftijd en toen ik opgroeide, werd het mijn tweede natuur. Nu is de goede afloop zo zeker als het lot. Ik ga erin en met het water omlaag tot aan het middelpunt van de draaikolk. Ik kom weer boven als het de andere kant uitdraait. Ik volg de loop van het water en doe niets uit mijzelf dat daar tegenin gaat. Aldus is de manier waarop ik er doorheen kom."


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : http://www.woordenwisseling.com/wijze.htm

    03-06-2010 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (18)
    02-06-2010
    nieuwsgierig héKoobor de koala en het water
    Koobor de koala en het water
    - Een aboriginal-verhaal over waarom koala's geen water drinken -
    Lang geleden, waren de dieren geen dieren - zij waren mensen. Koobor de koala was een jongen. Zijn ouders waren dood en hij leefde met familieleden in een zeer droog deel van het land, waar nooit genoeg water was. Iedereen in de familie kreeg elke avond water, maar Koobor kreeg altijd als laatste te drinken en er was nooit genoeg meer over om zijn dorst te lessen.

    "Ik heb nog dorst!" schreeuwde hij, "ik wil meer water." "Wees stil Koobor," schreeuwde zijn famlie. "Jij bent een wees en wij hebben je een huis gegeven. Je zou dankbaar moeten zijn voor wat je gegeven wordt." Toen hij opnieuw klaagde, sloegen zij hem en noemden ze hem ondankbaar.

    Wanneer zijn familie op weg ging om voedsel te zoeken, verborgen zij hun wateremmers zodat Koobor geen water kon drinken. Koobor leerde om het sap van gombladeren drinken, maar het was nooit genoeg om zijn dorst te lessen.

    Op een dag toen de mensen Koobor alleen lieten en voedsel gingen zoeken, vergaten zij hun wateremmers te verbergen. Zodra zij uit zicht waren, dronk hij al het water dat zijn maag kon herbergen en voor het eerst had hij geen dorst meer, maar zijn lichaam zwelde op als een ballon.

    Toen de zon onderging, wist Koobor dat zijn familieleden spoedig terug zouden komen. Zij zouden hem slaan en zouden al het water nemen zodat hij weer niets te drinken had. Hij verzamelde alle wateremmers en klom in de takken van een kleine boom. Toen zong hij een speciaal lied en de boom begon te groeien en te groeien. Tussen de takken zat Koobor met de wateremmers. De mensen kwamen bezweet en vermoeid terug van het zoeken naar voedsel. Zij konden hun wateremmers noch Koobor vinden. Toen zagen zij hem zitten in de hoogste boom met naast hem de wateremmers die aan de takken hingen.

    "Koobor, breng onmiddellijk die emmers naar beneden, of je krijgt een pak slaag," schreeuwden zij. "Ik kom niet naar beneden," riep Koobor, "het is nu jullie beurt om dorst te hebben!" Verschillende mannen begonnen in de hoge boom te klimmen, maar Koobor wierp de wateremmers naar hen, en zo vielen ze terug naar beneden. Tenslotte lukte het twee mensen om omhoog te klimmen, de emmers ontwijkend. Zij grepen Koobor, sloegen hem hard en gooiden hem naar beneden.

    Zijn gebroken lichaam lag op de grond, waar Koobor in een koala veranderde. Het dier klom in een nabijgelegen boom en begon gombladeren te eten. Toen keek hij neer op de mensen en zei: "Van nu af aan, kunnen jullie me doden als je voedsel nodig hebben, maar jullie moeten mijn lichaam eerst koken alvorens je mijn huid neemt of mijn beenderen breekt. Dit is mijn wet. Als je die niet volgt, zal ik terugkomen en zullen alle rivieren en meren opdrogen en zullen jullie altijd dorst hebben…"

    Dit is waarom koala's geen water nodig hebben om in leven te blijven en waarom de aboriginals altijd de wet van Koobor volgen bij het koken van een dode koala. Zij worden bang gemaakt dat hij zal terugkomen en al hun water zal wegnemen, en hen voor altijd dorstig zal laten.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Myths &Legends"   planetozkids
                Oorspronkelijk verschenen onder de titel Koobor the Koala and Water

    02-06-2010 om 00:03 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    01-06-2010
    nieuwsgierig héDe echo en de narcis
    De echo en de narcis
    - Een Griekse mythe over onmogelijke liefde, trots en hoogmoed -
    Lang geleden, toen iedere rivier zijn eigen beschermengel had en iedere boom zijn eigen boomnimf, ontvoerde Kepheus de blauwe nimf Lester. De beeldschone Lester werd moeder en bracht een zoon ter wereld. De jongen stal, zo klein als hij was, de harten van alle mensen. Zijn moeder gaf hem de naam Narcis en de jongen werd elke dag knapper. Toen zijn moeder aan de profeten vroeg, wat haar zoon in de toekomst te wachten stond, sprak de blinde Theresia: "Als hij geen misbruik maakt van zijn knappe uiterlijk, zal hij een hoge leeftijd bereiken."

    Maar Narcis bereikte geen hoge leeftijd. Zijn knappe uiterlijk deed hem meer kwaad dan goed. Wie hem eenmaal gezien had, wilde voor altijd bij hem blijven. De jongemannen bedelden om zijn vriendschap en de meisjes om zijn liefde. Maar Narcis ontweek ze allemaal, vluchtte voor de vriendschap en ging de liefde uit de weg. Het liefst zwierf hij alleen door de bossen. Het liefst joeg hij op wild en, net als het wild, schuwde hij de mensen. De mensen dachten, dat hij trots en hoogmoedig was. En de bergnimf Echo moest het zelfs met de dood bekopen. Zij volgde hem in de bossen als een schaduw, ze wilde met hem praten, maar dat kon ze niet. De godin Hera had haar een keer gestraft, omdat ze zich met kletspraat ophield. Vanaf die tijd kon Echo alleen maar herhalen wat een ander zei; ze kon zelf geen gesprek beginnen.

    Ook tegen de knappe Narcis kon ze niets zeggen, ze moest wachten, tot hij zelf het woord tot haar richtte. Toen Narcis op een keer in de gaten kreeg dat er iemand achter hem aan liep riep hij: "Wie is daar?"

    En Echo zei hem na: "Wie is daar?"

    Narcis keek om zich heen, maar zag niemand. Hij riep nog eens: "Waar ben je en waarom verstop je je voor mij?"

    En Echo herhaalde opnieuw: "Waarom verstop je je voor mij?"

    Narcis keek weer om zich heen, om te zien wie er met hem sprak en riep toen: "Kom te voorschijn."

    En Echo zei hem vrolijk na: "Kom te voorschijn."

    Toen kwam ze uit haar schuilplaats en liep naar Narcis toe om hem te omhelzen. Maar Narcis moest daar niets van hebben en hij ging op de vlucht terwijl hij riep: "Van jou houden? Dan sterf ik liever."

    En ongelukkige Echo kon alleen maar herhalen: "Dan sterf ik liever!"

    En na korte tijd ging ze aan haar ongelukkige liefde ten onder. Elke dag werd ze dunner, tot er van haar alleen nog maar de stem overbleef. Ze verstopt zich voor de mensen in holen en bossen, loopt zoals vroeger door bergen en dalen, maar niemand kan haar meer zien. Men kan haar alleen als echo horen.

    Maar nog erger behandelde Narcis een vriend van hem. In plaats van vriendschap te laten blijken stuurde hij hem een zwaard en de vriend doorstak zichzelf met het zwaard op de drempel van zijn huis. Dat konden de goden niet ongestraft laten en enige tijd later namen ze wraak.

    Toen Narcis op jacht was, kreeg hij vreselijke dorst en in de schaduw van de bomen zag hij een bron. Nadat hij zich had voorovergebogen en zijn dorst had gelest, zag hij voor het eerst zijn eigen gezicht in het water weerspiegeld. Hij werd er dadelijk verliefd op en wilde het knappe gezicht kussen, maar nauwelijks had hij zijn gezicht aangeraakt of het water kwam in beweging en het beeld verdween. Toen bemerkte hij, dat het zijn eigen gezicht was en zijn verdriet werd er des te groter door.

    Lange tijd klaagde Narcis om zijn ongelukkige liefde en de ongelukkige echo klaagde met hem mee. En toen Narcis zich tenslotte uit vertwijfeling met een dolk neerstak en zijn beeld voor het laatst vaarwel zei, herhaalde de arme echo: "Vaarwel, voor altijd vaarwel, mijn ongelukkige liefde!" Toen een paar van zijn vrienden hem wilden begraven, zagen ze het lichaam van Narcis niet meer. In plaats daarvan groeiden er in het gras prachtige gele bloemen. Ze dragen tot op de dag van vandaag de naam Narcis.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De betoverde tuin" door Marie Mrstikova. Nederlandse vertaling van Els Nuijen.
               Uitgeversmaatschappij Holland, Haarlem, 1978. ISBN: 90-251-0297-2
               Foto : Vincent de Groot   CC 3.0

    01-06-2010 om 00:09 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (8)
    31-05-2010
    nieuwsgierig héDe mooie heks
    De mooie heks
    - Een heksenverhaal uit Terschelling -
    Er was eens een jonge boer op Terschelling, die verkering had met een meisje van het dorp. Ze was niet alleen rijk, maar ook mooi en de jongen hield verschrikkelijk veel van haar. Op een dag zei een vriend tegen hem: "Je hebt een beste meid, maar het is een heks." - "Hoe kom je er bij?" zei de jonge boer. "Als je me niet gelooft, moet je maar eens langsgaan als ze je niet verwacht," stelde de vriend voor.

    Die opmerking bracht de jonge boer aan het twijfelen. Om zich zekerheid te verschaffen, ging hij op een avond, toen iedereen naar bed was, kijken.

    Het meisje lag te slapen. De jonge boer riep haar naam, maar ze gaf geen antwoord. Hij stootte haar aan, schudde haar door elkaar, maar er was geen leven in te krijgen. Hij vond het vreemd en ging op een stoel bij het hoofdeind zitten wachten tot ze wakker zou worden.

    Opeens hoorde hij een muis ritselen. Hij keek op en zag het diertje over de dekens rennen en in haar mond verdwijnen. Meteen begon ze diep te ademen en sloeg ze haar ogen op. De jonge boer verzon een uitvlucht en ging weg zonder iets te laten merken.

    Een paar dagen later ging hij nog eens kijken. Ze zat op een stoel te slapen met haar voeten op een stoof. Weer was ze niet wakker te krijgen. Even later sprong een vonk uit het haardvuur in haar mond. Daarop zuchtte ze en werd wakker.

    Hij wist genoeg en wilde haar nooit meer zien.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Alle sprookjes van de Lage Landen" door Eelke de Jong en Hans Sleutelaar.
               Rebo, Sassenheim, 1985.

    31-05-2010 om 00:55 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:heksen
    » Reageer (19)
    30-05-2010
    nieuwsgierig héHet verhaal van de hond
    Het verhaal van de hond
    - Volksverhaal over een djinn en barmhartigheid -
    Er was eens een hond die steeds om botjes bedelde en er was een man die net genoeg geld had om een klein stukje vlees te kopen. Op een dag kwam die hond bij de man langs. De man was arm, echt arm, maar hij had medelijden met de hond, die vies was en er meelijwekkend uitzag. De man gaf hem zijn eigen portie vlees, het enige wat hij had. En dat deed hij elke keer weer. Maar in werkelijkheid was het geen echte hond, maar een djinn.

    Toen kwam op een avond de hond in de gedaante van een mens bij de man op bezoek en zei: "Vandaag nodig ik jou uit."

    "Maar wie ben jij dan dat je me zomaar uitnodigt?" vroeg de arme man.

    "Je kent me wel, want ik kom elke avond bij je langs."

    De arme man was heel verbaasd: "Elke avond? Ik heb je nog nooit gezien. Hoe kun je dat nu zeggen?"

    "Toch is het waar," zei de djinn. "Jij deelt jouw maaltijd met mij."

    En de arme man zei: "Ik? Ik? Hoe kan dat nou?" Hij wist niet hoe hij het had.

    De djinn vroeg toen: "Ontvang jij dan niet elke avond een gast bij de maaltijd?"

    "Nee hoor, alleen een heel magere hond waar ik medelijden mee heb en ik deel m'n eten met hem of ik geef hem mijn hele deel, maar ik zie niets en niemand anders. Ik ben arm, ik kan geen gasten uitnodigen!"

    Toen zei de djinn: "Die hond, dat ben ik!"

    De arme man was stomverbaasd. Hij kon z'n oren en ogen niet geloven. "Dat kun jij toch niet zijn!"

    "Jawel," zei de djinn, "jij hebt mij gisteravond nog onthaald, nu nodig ik jou voor vanavond uit."

    Hij nam de arme man mee en zoals djinns plotseling kunnen verschijnen, zo kunnen ze ook opeens verdwijnen. Even later bevonden ze zich diep onder de aarde. De arme man at daar samen met de andere djinns die daar als een familie bij elkaar woonden.

    De djinn sprak: "Jij hebt medelijden met mij gehad, terwijl er zoveel mensen zijn die me in plaats van eten een schop geven! Ik zal je rijk maken. Je bent nu nog arm, maar straks ben je rijk!"

    De arme man geloofde zijn oren niet; hij had alleen maar een klein hutje, en hij begreep niet wat hij nu voor bijzonders gedaan had en dan was er die meneer die zei dat hij een hond was... Het was toch onmogelijk! "Ik geloof je niet, ik geloof er niets van," riep hij. Maar de djinn antwoordde: "Jij gelooft me niet? Kijk dan maar eens!" en hij veranderde in de hond. De arme man dacht dat hij gek werd. Een hond die zich in een man veranderde en een man in een hond... Nee echt, dat was ongelooflijk!

    Maar toen hij van de eerste schrik en verbazing bekomen was, zei hij: "Goed, ik geloof je, ik geloof dat jij die hond bent en dat ik elke avond mijn maal met je deel. Maar ik zie nog steeds niet wat ik voor buitengewoons gedaan zou hebben om een fortuin te verdienen." Want eigenlijk zag hij zichzelf liever zoals hij was: arm. Hij hield niet van rijkdom.

    Maar de djinn zei: "Ik heb jou uitgekozen om deze geldschat te krijgen. Er is niemand die hem meer verdient dan jij."


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit kleurrijk Nederland. Betoverd. Verhalen over mensen die in dieren veranderen
                (en omgekeerd) uit de Chinese, Joodse, Nederlandse, Indiase, Turkse, Surinaamse, Marokkaanse en
                Indonesische verteltraditie"
                uitgegeven door Lemniscaat, Rotterdam, 1991. ISBN: 9060697219

    30-05-2010 om 00:11 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (6)
    29-05-2010
    nieuwsgierig héTijl Uilenspiegel als bakkersknecht
    Tijl Uilenspiegel als bakkersknecht
    - Een Vlaams verhaal waarin Tijl bijzondere kerstbroden bakt -
    Eens had Tijl zich in Leuven kort voor de Kerstdagen als bakkersknecht verhuurd. De bakker was blij, dat hij voor deze drukke tijd een knecht had en zei al de tweede dag: "Het deeg is klaar, ik neem 'es een dag vrij om kennissen op te zoeken, jij moet vandaag maar bakken."

    "Goed baas. Maar wat moet ik eigenlijk bakken?"

    "Wat is dat nou voor een vraag," zei de baas, kwaad om zoveel onnozelheid, "bak voor mijn part apen en konijnen, halve gare grappenmaker, als je maar zorgt, dat de boel vanavond klaar is!" En hij stapte weg, nog mompelend: "Wat-ie bakken moet, wat-ie bakken moet, nota bene!"

    Uilenspiegel zei niets, maar kneedde van het deeg niets anders dan apen- en konijnenfiguren, en schoof het zaakje in de oven. Dat vond hij veel aardiger dan al die doodgewone broden.

    's Avonds kwam de baas thuis en werd razend, toen hij in plaats van broden al die rare baksels zag. Hij nam Uilenspiegel bij z'n nek en dreigde hem zijn armen en benen kapot te slaan. Tijl werd bang, want de bakker was een stevige kwant.

    "Genade!" riep hij, "ik zal u de koste van het deeg wel betalen, als u me maar even loslaat om m'n beurs te pakken."

    De bakker dacht: "Dat moest ik maar doen, dan heb ik nog de minste schade," en hij vroeg vijf gulden vergoeding.

    "Akkoord," zei Tijl en betaalde.

    "En maak nou maar gauw dat je weg komt, zo'n malle knecht kan ik niet gebruiken hoor," zei de bakker.

    "Ja," zei Tijl, "maar nou is het baksel toch mijn eigendom?"

    "Neem het hele zootje maar mee, ik kan er toch niks mee beginnen, de mensen zouden me vragen of ik gek was, als ik ze zulk brood leverde. Hier, neem die oude mand maar en ruk uit met je apen en je konijnen. En gauw maar een beetje, of..."

    Tijl pakte de baksels in de oude mand en maakte dat hij de deur uit kwam. Hij liep regelrecht naar de markt en bood daar zijn dieren te koop aan. Menigeen vond het wel aardig, tegen de feestdagen zo'n aap of konijn voor de kinderen mee naar huis te nemen en in een wip had Tijl al z'n vreemde broden voor een kwartje per stuk verkocht. Hij verdiende er nog dik aan en liet de lege mand onverschillig op de markt achter.

    Intussen had de bakker gehoord, dat zijn rare knecht op de markt goeie zaken maakte en hij trok er op af om nu ook nog vergoeding te eisen voor het gebruik van zijn oven en zijn brandstof. Maar toen hij op de markt aankwam, vond hij daar de lege mand: Tijl was al weg!


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Boek van de jeugd"
                Amsterdam, Arbeiderspers, 1937.
                illustratie : Gebr. E. & M. Cohen

    29-05-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (8)
    28-05-2010
    nieuwsgierig héZonnescherm en sandalen
    Zonnescherm en sandalen
    - Een Indiaas verhaal over bescherming tegen de hitte van de zon -
    Lang geleden leefde er een heilige kluizenaar, die Jamadagni heette. Dag aan dag oefende hij zich in het boogschieten en zijn vrouw Renuka raapte dan de pijlen op en bracht ze hem terug.

    Nadat Jamadagni op een morgen in de heetste tijd van het jaar al zijn pijlen verschoten had, zei hij tegen Renuka: "Ga, schoonogige, en haal de pijlen terug, zodat ik ze opnieuw kan gebruiken."

    Renuka ging, maar de zon brandde zo fel op haar hoofd en verschroeide haar voeten zo erg, dat ze wel even moest rusten in de schaduw van een broodboom. Maar lang durfde ze toch niet te blijven zitten, uit schrik voor de toorn van haar man. Ze zocht haastig de pijlen bijeen en keerde naar huis terug, bekommerd van hart en met pijnlijke voeten. Bevend naderde ze haar echtgenoot.

    Die riep woedend tegen zijn bevallige vrouw met ronde dijen en ronde borsten: "Waar ben je zo lang gebleven, Renuka?"

    Daarop antwoordde de onberispelijke vrouw: "Mijn hoofd en mijn voeten werden verzengd door de stralen van de zon. Uitgeput door de hitte heb ik even gerust in de schaduw van een broodboom. Daardoor ben ik wat te laat. Wees niet boos op mij."

    Terwijl zijn ogen koperkleurig van woede werden, riep Jamadagni: "Vandaag nog zal ik de zon, die je met haar stralen zo gekweld heeft, met mijn onfeilbare pijlen doorboren!" En hij greep pijl en boog, en terwijl hij boos naar de zon keek, bestudeerde hij haar loop.

    Toen de zonnegod Surya dit merkte, kwam hij naar hem toe in de gedaante van een welonderwezen brahmaan. En hij vroeg: "Waardoor heeft de zon je mishaagd? Het is de zon die de vochtigheid van de aarde opzuigt en ze in de vorm van regen weer op haar laat neerdalen. Daardoor komen bladeren, vruchten, kruiden en groenten tot wasdom. Hoe zou de mens zich kunnen voeden, als er geen zon bestond? En welk wezen kan er zonder voedsel bestaan? Wat zou je er mee winnen, als je de zon vernietigt?"

    Maar ondanks die wijze woorden van Surya bleef Jamadagni wraaklustig in zijn gemoed en was hij vast van plan zijn voornemen uit te voeren.

    Toen kwam de zonnegod in de gedaante van een andere brahmaan bij hem. En hij zei: "De zon is voortdurend in beweging. Je zult haar nooit kunnen treffen!"

    Maar Jamadagni antwoordde: "Midden in de dag schijnt u een ogenblik stil te staan. Dan zal ik u doorboren met mijn pijlen."

    "Je hebt me dus herkend," sprak de zonnegod teleurgesteld. "Maar kijk, nu sta ik hier als smekeling voor jou en ik vraag je om bescherming tegen mijn belager!"

    Daarop antwoordde de heilige Jamadagni met een glimlach: "Nu hoeft u niets meer te vrezen. Wie zou immers een smekeling kunnen doden? Maar bedenk dan zelf een middel waarmee de mensen zich kunnen behelpen, als uw stralen op hen branden."

    En toen gaf de duizendstralige zonnegod Sürya hem een zonnescherm en een paar lederen sandalen ten geschenke.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa.
               Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen.
               Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    28-05-2010 om 00:54 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:legende
    » Reageer (11)
    27-05-2010
    nieuwsgierig héDe leeuw en de muis
    De leeuw en de muis
    - Aesopus' fabel van de leeuw en de muis -
    Heel lang geleden woonde er in een ver land een machtige leeuw. Eens, toen hij uitgeput van het jagen en van de hitte was, ging hij terug naar zijn hol en viel daar in een diepe slaap. Terwijl hij sliep kwam er een muis voorbij, die in gedachten verzonken, niet oplette waar ze naar toeliep en zò in het hol van de leeuw terechtkwam. Haar kleine oogjes raakten langzamerhand gewend aan het donker. Ze werden steeds groter en groter, want daar voor haar lag het meest gevreesde wezen, dat ze ooit had gezien. Een ogenblik stond ze van schrik vastgenageld aan de grond. Toen sprong ze in paniek naar de deur. Daardoor struikelde de muis over de neus van de leeuw, die wakker werd.

    De geschrokken muis deed verwoede pogingen weg te komen, maar de grote klauw van de leeuw kwam boven op haar terecht. Ze dacht stellig, dat haar laatste uurtje geslagen had. En het is waar, de leeuw zou haar onmiddellijk verslonden hebben, als de muis haar spraak niet had teruggevonden. "Spaar me, hoogheid," pleitte ze. "Ik heb u per ongeluk beledigd. Uw klauw is tè voornaam om hem te bezoedelen met het bloed van een zò onbeduidende prooi." De grote leeuw keek peinzend naar de muis en overwoog wat hij moest doen. Hij zei niets. Toen, terwijl de muis lag te trillen, beurde de leeuw zijn klauw op en liet hij zijn nietige gevangene vrij. De muis, die bijna niet kon geloven, dat ze zoveel geluk had, rende weg zonder achterom te kijken. Zij vluchtte zo snel ze kon het bos in.

    Niet lang daarna was de leeuw weer eens aan het jagen in het bos. Per ongeluk liep hij daarbij in een val, die daar geplaatst was door een paar jagers. Hij worstelde wanhopig om uit het net, dat hem verstrikte, te komen. Maar het was vergeefs. Bang en zonder hoop vrij te komen stiet hij zo'n machtig gebrul uit, dat het overal in het bos te horen was. De muis hoorde het gebrul héél in de verte en begon vlug te rennen om de oorsprong ervan te ontdekken. Eindelijk, op een open plek in het bos, vond ze de gevangen leeuw, die ze herkende als dezelfde, die haar leven had gespaard en die haar vrij had gelaten. Zonder veel omslag en zonder angst begon de muis te knagen aan de touwen, die de leeuw stevig vastgebonden hielden. In een ogenblikje hadden de scherpe tanden van de muis het net verscheurd en het edele dier was bevrijd uit zijn gevangenschap.

    Goed zijn voor voornamen of eenvoudigen is zelden verspild.


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De fabels van Aesopus" door Robert Mathias.
               Thieme, Zutphen, 1984. ISBN: 90-03-98320-8

    27-05-2010 om 08:45 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    Categorie:fabels
    » Reageer (10)
    26-05-2010
    nieuwsgierig héHet wonderbare vlas
    Het wonderbare vlas
    - Een middeleeuws verhaal over een trouwe bruid uit Utrecht -
    In het jaar 1270 riep de Franse vorst Lodewijk de Heilige voor de tweede maal tot de kruistocht op. Eén van de vele ridders die hem volgden was ridder Aelbert uit Utrecht. Zo vol van het heilig vuur was deze jongeman, dat hij zijn geliefde, jonkvrouw Agniet, eenzaam en treurig achterliet. Doch zoals een kuis meisje betaamde, liet zij zich niet in met andere vrijers, en wachtte zij geduldig op de terugkomst van haar ideaal, Aelbert.

    Nu was er in Utrecht een snoodaard, Wulfert genaamd, die te laf was om het land waar de Verlosser was gestorven aan de klauwen der heidenen te ontrukken, en die reeds lang een oogje had op de beminnelijke Agniet. Toen dan de vrome Aelbert het kruis opgenomen en het zwaard omgord had, zag deze gluiperd zijn kans schoon.

    Hij stond op goede voet met de bisschop, die er ook geen heil in had gezien Jeruzalemwaarts te trekken, en die trouwens genoeg te stellen had met de Utrechtse ambachtsgilden, en de Hollandse graaf Floris. Samen oefenden zij een lichte drang uit op de vader van de jonkvrouw. Deze hoefde er niet lang over na te denken. Wulfert was een goede partij, wel voorzien van materiële zaken, en Aelbert, zo hij ooit iets betekend had, was weg en zou waarschijnlijk nooit wederom komen. Opgewekt deelde hij het heuglijke nieuws aan zijn dochter mee. Deze verbleekte terstond. Tranen welden uit haar blauwe ogen. Niet Wulfert. Niet die wrede sluwaard. Neen, nooit zou ze zich met hem willen verbinden. Wachten wilde ze op Aelbert. Haar Aelbert. En wanneer het God goeddunkte hem in de strijd voor Zijn Zoon tot zich te nemen, dan zou zij Zijn bruid worden. Maar Wulfert? Nooit! Smekend omklemde zij haar vaders knieën. De oude man was eerst wat beduusd, doch hij zag geen reden van zijn standpunt af te wijken. Er waren bovendien reeds berichten uit Marseille gekomen, dat de kruisvaardersvloot bij Tunis in de handen van zeerovers was gevallen. Aelbert was al lang verkocht als slaaf, of verdronken of afgemaakt door het kromzwaard der Saracenen.

    Doch zijn dochter bleef aandringen. "Laat mij dan," zo fluisterde zij ootmoedig, "eerst het vlas afspinnen, dat zich om mijn spinrokken bevindt. Daarna zal ik Wulfert mijn ja-woord geven." Zo vermurwde zij haar vader. "Ach," dacht deze, "zij zal tot rust komen en inzien dat mijn besluit het beste voor haar is." En hij stemde toe in deze wonderlijke gril. Opgelucht begaf Agniet zich naar haar vertrekken en zette zich aan haar arbeid. Welk een wonder! Hoe zij ook spon, het vlas wilde maar niet opraken. Vele malen trad haar vader haar kamer binnen; zij bleef doorspinnen. Vele malen verscheen Wulfert aan de voordeur; zij spon. Haar gedachten waren slechts bij haar geliefde in het verre heidenland, en ondertussen spon zij.

    Uiteindelijk werd haar beproeving beloond. Op een kille lenteochtend verscheen een uitgemergelde en afgematte Aelbert aan haar venster. Met ingetoomde vreugde viel zij hem om de hals. Haar ridder.

    Met enkele soepele bewegingen eindigde zij haar taak. En zie, het vlas, waar maar geen einde aan had willen komen, was nu plotseling op.

    Aelbert, vermoeid als hij was, daagde terstond de vermetele Wulfert uit tot een tweegevecht, en doodde hem met één slag van zijn edel zwaard. Groot was de vreugde der geliefden. Niets stond hun samenzijn nu nog in de weg. Enig tijd later traden zij in het huwelijk.

    En nog wijst men in de steeg bij het Sint-Geerdenklooster de woning der trouwe bruid aan, tot voorbeeld aan alle Utrechtse maagden.

                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Volksverhalen uit Utrecht en het Gooi" samengesteld door Willem de Blécourt.
               Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen, 1979. ISBN: 90-274-7083-9

    26-05-2010 om 06:19 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:historisch verhaal
    » Reageer (5)
    25-05-2010
    nieuwsgierig héDe samoerai-krijger en de zenmeester
    De samoerai-krijger en de zenmeester
    - Een Japans verhaal over een wijze les van een zenmeester -
    In Japan leefde eens een soldaat, een samoerai-krijger. Het was een boom van een kerel. Gewoonlijk liepen de mensen met een grote boog om hem heen, want het was een enorme driftkop. Je hoefde maar iets te zeggen wat hem niet beviel, of hij werd reusachtig kwaad. Als je op zijn schaduw trapte, trok hij meteen zijn zwaard en scheidde je romp van je hals.

    Die samoerai-krijger zat op een dag in een wijnhuis aan de rand van een groot bos. Hij had al aardig wat wijnkruiken geleegd en was behoorlijk aangeschoten. In een hoekje van de gelagkamer zaten wat dorpelingen uit het nabijgelegen dorp.

    De samoerai-krijger hoorde de dorpelingen eerbiedig praten over een oude zenmeester, die in een eenvoudig hutje in het bos woonde. De zenmeester stond de dorpelingen met daad en raad ter zijde. Hij hielp de mensen als ze ziek waren met behulp van geneeskrachtige kruiden en sprak wijze woorden wanneer iemand een probleem aan hem voorlegde.

    "Flauwekul!" riep de samoerai ineens. "Weet je wat die man is? Dat is een oplichter! Die klopt jullie geld uit de zak! Zit lekker te niksen voor zijn hutje onder een bladerdakje! Jullie brengen hem kippetjes, en vruchten, en geld, en hij verkoopt jullie alleen maar kletspraatjes! Geloven jullie me niet? Ik zal het jullie bewijzen, breng me er maar heen!"

    De dorpelingen durfden niet tegen te spreken en met zijn allen liepen ze het bos in. De samoerai voorop, een beetje waggelend van de vele wijn, en de dorpelingen onderdanig achter hem aan.

    Na een tijdje kwamen ze op een open plek in het bos en daar zagen ze de oude man. De zenmeester zat inderdaad voor zijn hutje onder een afdakje van bladeren op de grond. De samoerai stelde zich dreigend en groot voor hem op, en schreeuwde: "Zo! Nou moet jij me eens vertellen of er nou echt een poort van de hel en een poort van de hemel bestaan!"

    Het eerste moment leek de zenmeester in gedachten verzonken. Toen richtte hij zijn hoofd langzaam omhoog, keek de samoerai in de ogen en zei met zachte stem: "Hé... dus jij bent die beroemde, die beruchte samoerai-krijger?"

    De zenmeester nam de samoerai van top tot teen op en begon te grinniken.

    "Neem me niet kwalijk dat ik lach... maar jij ziet er eigenlijk helemaal niet uit als een samoerai-krijger! Jij ziet er meer uit als een... ja, als een clown! Met die dikke wijnbuik van je, die rooie neus en die uitpuilende ogen! Weet je wat ik denk? Ik denk, dat als de mensen voor je op de grond vallen, dat ze dat niet doen van angst... maar van het lachen!"

    De samoerai werd witheet van woede. Razendsnel trok hij zijn zwaard en hief het op om toe te slaan. Op hetzelfde moment zei de zenmeester rustig: "Kijk...! Nu sta je vlak voor de Poort van de Hel!"

    Verbouwereerd staarde de samoerai de zenmeester aan. Langzaam liet hij zijn zwaard zakken.

    "En nu," sprak de Zenmeester, "sta je vlak voor de Poort van de Hemel."


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "De Wolkenberg. Oosterse sprookjes" verteld door Peter van der Linden.
                Ziederis, Rotterdam, 2004. ISBN: 90-70042-07-X

    25-05-2010 om 00:13 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:volksverhalen
    » Reageer (7)
    24-05-2010
    nieuwsgierig héDe reus en de schoenlapper
    De reus en de schoenlapper
    - Een oud Engels sprookje over een kwaadaardige reus -
    In overoude tijden toen er in de bossen en in het gebergte nog allerlei monsters en reuzen leefden, huisde er in een diepe bergkloof in het noorden van Engeland een verschrikkelijke reus.

    Het gebeurde dikwijls dat hij zich verveelde. En om wat afleiding te zoeken, kwam hij dan van de bergtoppen naar beneden in de dalen waar de mensen woonden en daar vernielde hij alles wat hij vond. Hij vertrapte de oogst op de velden en het gras in de weiden en doodde het vee. Zelfs de mensen die hij tegenkwam, waren dikwijls niet veilig voor zijn boze vernielzucht. Hele dorpen en steden verwoestte hij.

    Er was maar één stad waaraan hij nog niets had kunnen bederven. Want elke keer als ze hem van de bergen naar beneden zagen komen, trokken alle burgers van die stad met hun dappere burgemeester aan het hoofd, de machtige vernieler tegemoet en telkens lukte het hun hem naar het gebergte terug te jagen. De reus was woedend over al die nederlagen en hij zon op een middel om zich op de mensen uit die stad te wreken. Eindelijk, ja, daar had hij het middel bedacht!

    De stad lag namelijk aan een mooie brede rivier en die rivier ontsprong in het gebergte waar de reus huisde. Nu wist hij wat hij zou doen! Hij ging dicht bij die stad de rivier dichtgooien. Dan moest er een grote overstroming komen in de stad en dan zouden zijn vijanden allemaal verdrinken. Zo gedacht, zo gedaan. De reus ging dadelijk aan het werk om zijn boze plan uit te voeren. Hij nam een reuzenspade en een reuzenzak en schepte en schepte almaar aarde in de zak tot deze helemaal vol was. Toen laadde hij de reuzenzak op zijn reuzenschouders en met reuzenstappen en reuzensprongen ging hij op weg naar beneden.

    Maar de reuzen waren, gelukkig voor de mensen, allemaal even dom. En zo gebeurde het dat onze reus met zijn reuzenzak op de rug de weg naar de stad was vergeten! Urenlang dwaalde hij rond tot hij eindelijk helemaal niet meer wist waar hij was. 't Was een hete zomerdag en de reus, met zijn zware last op de rug, raakte helemaal buiten adem. Hij liep te hijgen en te blazen en wist zich geen raad. Vloekend en scheldend strompelde hij verder en verder. Maar de weg naar de stad vond hij niet terug!

    Eindelijk kwam hij een schoenlapper tegen, die juist uit die bedreigde stad kwam. De schoenlapper droeg ook een zak op zijn rug. Niet vol met aarde, maar vol oude schoenen, die hij bij zijn klanten in de stad had opgehaald om ze thuis in zijn dorpje op zijn gemak op te lappen.

    Zodra de reus de man in het oog kreeg, schreeuwde hij hem toe: "Heidaar, klein onderkruipsel, ben ik nog ver van de stad!"

    "Van de stad?" vroeg de schoenlapper. "En wat wou jij daar doen?"

    "Ik wou de rivier af dammen," schreeuwde de reus met een kwaadaardige grijns, "dan zal er een overstroming komen in de stad en dan verdrinken al die lelijkerds, die er wonen."

    Nou, nou, dacht de schoenlapper, het is goed dat ik het weet! Dat mag niet gebeuren. Dan zouden al mijn goeie klanten verdrinken! Nee hoor, daar zal ik een stokje voor steken.

    En hij zei tegen de reus: "Zo, jij wou dus naar de stad? Nou, daar ben je voorlopig nog niet, hoor! Als je vandaag de hele dag met je reuzenstappen doorloopt, dan kom je er nog niet en morgen nog niet en overmorgen ook nog niet. Ik kom er juist vandaan en kijk eens hier!" Nu deed hij zijn zak open en liet de reus al die kapotte en versleten schoenen zien. "Zie je nou?" zei hij. "Die schoenen waren allemaal nog spiksplinternieuw toen ik op reis ging en nou heb ik al die paren één voor één afgedragen op die lange tocht. Nu zie je zelf hoe ver de stad hier vandaan is!"

    "O wee," zei de reus, "nou, zeg, als het zover is dan gooi ik mijn zak vol aarde hier maar liever neer. Ik ben al helemaal doodop van het sjouwen bij zo'n hitte als vandaag... Zie zo," vervolgde hij en de reus gooide de lege zak over zijn schouder en begon de berg weer op te klauteren. De schoenlapper lachte in zijn vuistje, dat hij de reus zo mooi had gefopt. Want de stad lag vlak bij!


                                        * * * EINDE * * *
    Bron : "Het groot vertelselboek" verzameld door Nienke van Hichtum.
               Van Holkema & Warendorf, Bussum, 1973. ISBN: 90-269-0927-6

    24-05-2010 om 00:00 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:sprookjes
    » Reageer (10)
    23-05-2010
    nieuwsgierig héDe brahmaan in de put
    De brahmaan in de put
    - Een hindoe-parabel over het zich vastklampen aan het leven -
    Een wijze brahmaan, die gewoonlijk in de bewoonde wereld vertoefde, kwam toevallig terecht in een wildernis die krioelde van roofdieren. Overal hoorde men leeuwen brullen en jakhalzen huilen. Zo vreselijk was die wildernis, dat ze zelfs Yama, de god van de dood, afgeschrikt zou hebben.

    Het hart van de brahmaan was vervuld van angst en alle haren op zijn lichaam stonden overeind. Schichtig keek hij overal rond, op zoek naar een hutje waar hij zou kunnen schuilen. Hij liep zo hard als hij kon om te ontsnappen aan die roofdieren, maar ze bleven hem achtervolgen.

    Zo kwam hij uiteindelijk in een bos dat nog dichter begroeid was dan de rest van die verschrikkelijke wildernis. Maar toen merkte hij dat dit woud plotseling omgeven werd met een ondoordringbaar net en dat een reusachtige vrouw met een schrikaanjagend wapen de uitgang bewaakte. Vijfkoppige slangen schoven dreigend op hem af; telkens als ze zich oprichtten, raakten ze met hun kop de hemel.

    Midden m het bos lag een put, waarvan de opening bedekt was met takken en bladeren. Toen de brahmaan in blinde paniek wegvluchtte, viel hij in die put. Hij raakte verward in de struiken die tegen de zijkant van de put groeiden en die ineengestrengeld waren als de takken van een broodboom. De brahmaan hing daar met de voeten omhoog en het hoofd naar beneden.

    Toen hij daar zo hing, was hij nog niet aan het einde van zijn ongeluk. Op de bodem van de put zag hij een reusachtige gifslang liggen. Ook hoorde hij een enorme olifant naar de put komen. Het dier had een donkere huid, zes koppen en twaalf poten en stap voor stap naderde het de opening van de put. In de kruin van een boom die vlak naast de put stond, zwermden tienduizenden schrikwekkende bijen, die druk bezig waren honing te verzamelen.

    Voortdurend vielen er druppels uit de honigraten in de put en de brahmaan die in de put hing met het hoofd naar beneden, trachtte die honigdruppels met zijn tong op te vangen om niet van honger te sterven. Terwijl hij in die hopeloze toestand nu en dan een druppeltje zoete honig op zijn tong kreeg, verging hij bijna van dorst. Ondertussen knaagden een groot aantal zwarte en witte ratten onverpoosd aan de wortels van de boom.

    Uitgeput door honger en dorst, doodsbang voor de roofdieren, voor de kwaadaardige vrouw aan de rand van het woud, voor de gifslang op de bodem van de put, voor de olifant aan de rand van de put, voor de boom die hem zou verpletteren en voor de rondzwermende bijen met hun vervaarlijke angels, klampte de brahmaan zich toch nog vast aan het leven. Geen ogenblik verloor hij de hoop zijn leven nog wat te kunnen rekken.

                                    *******

    Zij die vertrouwd zijn met de heilige boeken weten dat dit verhaal een parabel is. En wie uit een parabel de nodige lessen trekt, mag verwachten dat hij met zegeningen overladen wordt.

    Met de schrikaanjagende wildernis, is de grote wereld bedoeld. Het omheinde woud stelt de beperktheid van het eigen leven voor. De roofdieren zijn de lichamelijke kwalen die ieder van ons bedreigen. De geduchte vrouw die het omheinde woud bewaakt, wordt door de schriftgeleerden gezien als de aftakeling die alle menselijke schoonheid vroeg of laat verwoest. De beschrijving van de beklemmende put die de brahmaan gevangen houdt, is een beeld van het menselijk lichaam, het stoffelijk omhulsel dat de geest gevangen houdt. De enorme slang die op de bodem van de put ligt te wachten, is de onontkoombare Tijd, de vernietiger van al wat leeft. De verwarde struiken en takken die met hun omstrengeling de brahmaan vasthouden in de put, verbeelden het instinct tot zelfbehoud, dat door ieder levend wezen gekoesterd wordt. De zeskoppige olifant die dreigend de opening van de put nadert stelt het jaar voor; zijn zes koppen zijn de zes seizoenen en zijn twaalf poten zijn de twaalf maanden. De witte en zwarte ratten die aan de boomwortels knagen, zijn de dagen en nachten die zonder ophouden de levenstijd van alle schepselen inkorten; ze zijn de voorboden van de dood. Wat beschreven werd als een rusteloze bijenzwerm, zijn onze onvervulbare verlangens. De schaarse honingdruppels die de brahmaan met zijn tong kon opvangen, zijn de zeldzame genoegens die voortvloeien uit de bevrediging van onze verlangens.

    De wijze begrijpt die beeldspraak en beseft hoe onbelangrijk het leven is. Door die kennis slaagt hij erin zijn levensinstinct te onderdrukken. Hij zoekt de dood niet, maar hij tracht hem ook niet te ontvluchten. Welk belang heeft het immers of de allesvernietigende Tijd iemand nu wat vroeger of wat later op zijn weg ontmoet?


                                          * * * EINDE * * *
    Bron : "Mahabharata" door Krishna Dvaipayana Vyasa. Vertaald en bewerkt door H. Verbruggen.
               Mirananda, Den Haag, 1991. ISBN: 90-6271-815-9

    23-05-2010 om 00:12 geschreven door saagje

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Categorie:parabel
    » Reageer (2)


    Welkom bij saagje !
    Foto


    Laatste commentaren
  • Harden vol 1 (Rodolfo)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Cheap Jerseys From China (Anthony)
        op De mythe van Stinsterloo
  • Lieve groetjes vanwege DEWESTHOEK (Annie & Rogier)
        op De boer en de duivel
  • Hallo Saagje,heel mooie story, (paolo)
        op De boer en de duivel
  • Piepelou Saagje (Jeske)
        op De boer en de duivel
  • Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Kribbelboekboek
  • Fijne midweek toegewenst
  • Lieve midweekgroetjes blogmaatje
  • Het blijft hier stil
  • Een fijne Donderdag gewenst
  • Voor alle Papa's en Opa's een fijne vaderdag gewenst

    bedankt voor de trouwe bezoekjes
    saagje


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    E-mail mij


    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Archief per week
  • 08/07-14/07 2013
  • 01/07-07/07 2013
  • 24/06-30/06 2013
  • 07/05-13/05 2012
  • 30/04-06/05 2012
  • 05/12-11/12 2011
  • 31/10-06/11 2011
  • 24/10-30/10 2011
  • 10/10-16/10 2011
  • 03/10-09/10 2011
  • 26/09-02/10 2011
  • 19/09-25/09 2011
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011
  • 01/08-07/08 2011
  • 25/07-31/07 2011
  • 18/07-24/07 2011
  • 11/07-17/07 2011
  • 04/07-10/07 2011
  • 27/06-03/07 2011
  • 20/06-26/06 2011
  • 13/06-19/06 2011
  • 06/06-12/06 2011
  • 30/05-05/06 2011
  • 23/05-29/05 2011
  • 16/05-22/05 2011
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011
  • 25/04-01/05 2011
  • 18/04-24/04 2011
  • 11/04-17/04 2011
  • 04/04-10/04 2011
  • 28/03-03/04 2011
  • 21/03-27/03 2011
  • 14/03-20/03 2011
  • 07/03-13/03 2011
  • 28/02-06/03 2011
  • 21/02-27/02 2011
  • 14/02-20/02 2011
  • 07/02-13/02 2011
  • 31/01-06/02 2011
  • 24/01-30/01 2011
  • 17/01-23/01 2011
  • 10/01-16/01 2011
  • 03/01-09/01 2011
  • 26/12-01/01 2012
  • 20/12-26/12 2010
  • 13/12-19/12 2010
  • 06/12-12/12 2010
  • 29/11-05/12 2010
  • 22/11-28/11 2010
  • 15/11-21/11 2010
  • 08/11-14/11 2010
  • 01/11-07/11 2010
  • 25/10-31/10 2010
  • 18/10-24/10 2010
  • 11/10-17/10 2010
  • 04/10-10/10 2010
  • 27/09-03/10 2010
  • 20/09-26/09 2010
  • 13/09-19/09 2010
  • 06/09-12/09 2010
  • 30/08-05/09 2010
  • 23/08-29/08 2010
  • 16/08-22/08 2010
  • 09/08-15/08 2010
  • 02/08-08/08 2010
  • 26/07-01/08 2010
  • 19/07-25/07 2010
  • 12/07-18/07 2010
  • 05/07-11/07 2010
  • 28/06-04/07 2010
  • 21/06-27/06 2010
  • 14/06-20/06 2010
  • 07/06-13/06 2010
  • 31/05-06/06 2010
  • 24/05-30/05 2010
  • 17/05-23/05 2010
  • 10/05-16/05 2010
  • 03/05-09/05 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 19/04-25/04 2010
  • 12/04-18/04 2010
  • 05/04-11/04 2010
  • 29/03-04/04 2010
  • 22/03-28/03 2010
  • 15/03-21/03 2010
  • 08/03-14/03 2010
  • 01/03-07/03 2010
  • 22/02-28/02 2010
  • 15/02-21/02 2010
  • 08/02-14/02 2010
  • 01/02-07/02 2010
  • 25/01-31/01 2010
  • 18/01-24/01 2010
  • 11/01-17/01 2010
  • 04/01-10/01 2010
  • 28/12-03/01 2016
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 23/11-29/11 2009
  • 16/11-22/11 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 24/08-30/08 2009
  • 17/08-23/08 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 01/06-07/06 2009

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Welkom bij
    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!