De steen van het haantje(3/5) - Een Napolitaans sprookje over een steen die al je wensen vervuld - |
Toen de tovenaars zich teruggetrokken hadden en de vader thuis kwam, zei zij zoveel lieve dingen tegen hem en was zo aanminnig, dat zij hem er toe kreeg, goed te vinden, haar de ring te lenen; zij wendde voor, zich door een melancholieke bui terneergedrukt te voelen en op deze manier te willen proberen, wat op te monteren.
En de volgende dag, op het uur, waarop de opperstraatveger van de zon de vuilnis van de duisternis overal op de pleinen van de hemel liet wegvegen, verschenen de tovenaars, die onmiddellijk toen zij de ring in handen hadden zich zo duivels snel uit de voeten maakten, dat men er geen spoortje meer van zag; en de ongelukkige Pentella voelde een steek in het hart, waar zij bijna aan dood ging.
De tovenaars haastten zich in een bos, waar de takken voor het ene gedeelte een stokdans uitvoerden en voor het andere een spelletje boompje verwisselen deden; en op die plek hielden zij halt en zeiden tegen de ring, ongedaan te maken dat de oude Mineco Aniello verjongd was. Op dit ogenblik bevond deze zich juist voor de koning en plotseling kreeg men te zien, hoe zijn haren verward raakten en grijs werden en zijn voorhoofd rimpels kreeg; zijn wenkbrauwen werden borstelig, zijn gezicht kwam vol groeven, de tanden vielen hem uit de mond, zijn baard verwilderde, er kwam een bult op zijn rug, zijn benen begonnen te bibberen en bovenal zag men zijn prachtige kleren in lompen vol scheuren veranderen.
Toen de koning deze lelijke bedelaar in gesprek met hem naast zich zag zitten, liet hij hem dadelijk met scheldwoorden en stokken wegjagen; en die ging, toen hij zich zo pardoes op straat gegooid zag, huilend naar zijn dochter en vroeg haar de ring terug, om de ramp te kunnen herstellen. Maar hier hoorde hij van de kool, hem door de kooplui gestoofd en het scheelde niet veel of hij stortte zich uit het raam, duizend maal de flater van zijn dochter vervloekend, die hem door een stomme pop tot een arme drommel gemaakt had, en er voor iets van lappen toe gekomen was, malle dingen te doen. En hij nam zich heilig voor, zo lang rond te trekken over de aarde, zoals het slechte geld doet, tot hij enig nieuws over die kooplui had.
* * * wordt vervolgd * * * |
Bron : "Italiaansche volkssprookjes" bewerkt naar de Pentamerone van G. Basile door Rien Valkhoff. Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V., Utrecht, 1948. |
|