te gast bij Wim Helsen, Ben Weyts met een tekst van Cyriel Verleyen
De Vlamingen willen niet meer dan wat andere volkeren zonder strijd hebben gekregen: een plekje waar ze volgens hun eigen aard en hun tradities kunnen leven en gelukkig zijn. Waarom heeft het de Vlamingen al zoveel moeite en strijd gekost om te krijgen wat gewoon hun recht is? Dat kan je niet begrijpen zonder naar het verleden te gaan kijken. Uit de geschiedenis leer je het verhaal van je volk. Dat is vaak een triest verhaal, maar we moeten er een happy end aan maken.
Over het boek : In 20 korte hoofdstukjes wordt een historische schets van Vlaanderen en van de Vlaamse Beweging te beginnen vanaf de Middeleeuwen gegeven. Verhoudingsgewijs gaat de meeste aandacht naar de periode van 1830 -de onafhankelijkheid van België- tot en met de Eerste Wereldoorlog. Het relaas wordt onderbroken door kaderstukjes en interviews, zwart-wit foto's en facsimile-afdrukken. Figuren en gebeurtenissen worden in hun historisch kader gesitueerd, maar de klemtoon ligt -in soms erg emotionele bewoordingen- op de achteruitgestelde positie van de Vlamingen in België.
Vanwege het verschil tussen het ruime onderwerp en de beperkte omvang van het boek, was het noodzakelijk selectief te werk te gegaan. Vandaar weglatingen die de volledigheid in het gedrang brengen.
De auteur stelt zich op als de opa van een fictieve Peter en spreekt zodoende de lezer in de directe rede aan. Naar het einde toe tendeert het boek naar een politiek pamflet. In deze tweede, licht aangevulde druk is een nawoord van de uitgever opgenomen. Bevat zw-w. foto's en tekeningen. // (NBD|Biblion recensie, Jan Van Vaerenbergh
"Waar gebeurd : Een visput waar het op de ene plek beter vissen was dan 20 meter verder. De vissers die op de visput wilden vissen moesten eerst een bijdrage betalen. De genummerde plaats uit een dertigtal, werd u aangewezen. Na een tijd viel het op dat vrienden van het bestuur altijd de beste plaatsen kregen. Misnoegdheid alom!
Als ge op een van de goede plaatsen zat was het een lust, ge ving de één na de andere vis. Wat verder ving ge kleine visjes die je uit medelijden teruggooide. Hoe kwam dat toch? Had het te maken met de zon, de begroeiing onder water, de diepte? Het kon veel redenen hebben. Werd er gefoefeld? Men ging er wat aan doen, niet met een geschreven compromis, maar op een eerlijke manier, kortom een beetje op z’n Belgisch.
Wat hadden ze er op gevonden? Het bestuurslid had 30 potjes. De potjes waar vroeger de filmrolletjes inzaten. Daarin stak hij de nummers van de visplaatsen en hij, als verantwoordelijke, grabbelde in de zak en gaf u een potje. Eerlijker kon toch niet, en toch…
Wonder boven wonder zijn vrienden kregen opnieuw de beste plaatsen! Wat had die man bedacht? Hij stak de potjes met de goede visplaatsen in de diepvries, die waren ijs maar dan ook ijskoud. Hij grabbelde in de zak en gaf zijn goede vriend het koude potje en een toevallige visser een warmer potje! Dat houdt men toch niet voor mogelijk, hoe vindingrijk wij Belgen kunnen zijn!"
Volgens mij waren de 'goede' vrienden degenen die bovenop de vastgestelde bijdrage de bestuurder nog een extra centje toestaken. 'k Vraag me vooral af hoe de foefelarij aan het licht gekomen is. Ik stel me voor dat bij het begin van de dag de dertig hengelaars aanwezig en present zijn. Ieder krijgt een potje met een nummer in. De bestuurder gaat al grabbelend in de zak de kring rond en geeft de 'goede' vrienden een koud potje. Daarop zal hij een tweede ronde doen om met de zak de lege potjes op te halen.
Een van de hengelaars draait met de glimlach zijn potje open, wetende dat hij een goede plaats zal krijgen, en heel onnadenkend duwt hij zijn zoontje het leeg potje in handen: - Steek gij dat maar terug in de zak, manneke. - Amai Pa, da potteke is koud, zegt het argeloos jung. - Geef maar hier manneke, zegt de hengelaar naast hen, want die is niet van gisteren.
Het argeloos jung doet dat, hij legt het koud potteke in de hand van de man. De man sluit zijn hand, voelt hoé koud het ding is en slaakt een alarmkreet. Eigenlijk was het gebrul. En hij vloekte de hemel naar beneden.
- Dees potteke komt gvd uit den diepvries! GVD! De goei komen uit den diepvries! De nummers voor zijn matekes komen uit den diepvries zeg ik u!
En toen hadden de anderen het begrepen. De bestuurder heeft die dag geluk gehad dat hij niet bij zijn vissen beland is. Of de club nog lang bestaan heeft weet ik niet.
Brillen moet sinds dec '98. Op een dag zat ik aan tafel iets te frullen, iets te naaien, denk ik. De TV stond aan en ik keek op, omdat ik iets gehoord had dat ik wou zien. Wanneer ik terug naar mijn werk keek, kreeg ik mijn ogen niet meer scherp gesteld. Out of focus. Letterlijk dan. Dat duurde maar en dat bleef duren. Tot ik het werkje wat verder weg schoof, toen kreeg ik langzaam weer scherp beeld. Ja. Dat werd brillen. Het is heel plots gegaan, van 0 naar +1,5 binnen de minuut.
Het werd een pluimgewichtbrilletje, een montuur in draad, ongeveer blauw met veel piepkleine donkere vlammetjes in. De vlammetjes waren bordeaux- en bronskleurig. Ze zorgden voor beweging in het blauw. Het montuur had heel speciale, grappige scharniertjes. Dit brilletje zou ik voor de rest van mijn leven dragen, dacht ik. Toen wist ik nog niet dat brillen kunnen verslijten. Of verloren gaan. Of vermassacreerd worden. Wanneer ik zulke onheilsverhalen hoorde was ik dankbaar & blij dat mijn brilletje dat soort dingen niet zou meemaken want ik ben een zorgzaam persoon, voor sommige zaken.
Op een dag in 2005 hadden we slecht weer op zee. Het schip stampte en dat is nog vervelender dan rollen. Er zit geen regelmaat in en ik krijg er nausea van. Toen we in bed lagen wou ik nog wat lezen, om de hoofdpijn te verjagen, of op zijn minst te vergeten.
Ipv mijn slaapbril te nemen, zette ik mijn gevlamd brilletje op mijn neus. Hoe het mee in de slaapkamer geraakt is weet ik niet meer. Waarschijnlijk doordat het een lastige dag geweest was en door de schele hoofdpijn had ik het niet op zijn plaats gelegd in de bovenste schuif.
En zo ging ik in bed lezen met mijn dagbrilletje op mijn neus ipv de steviger nachtbril. Toen ik voelde dat ik in slaap zou raken, deed ik het brilletje uit en legde het voorzichtig in het bakje op de vloer naast het bed, zodat het tijdens de nacht niet kon vallen. Wat al tegen dek ligt valt niet meer hè.
's Anderendaags sta ik op en ik voel iets onder mijn linkervoet. Iets dat kraakt. 'k Doe het lichtje aan : mijn brilleke! Ik had het vóór 't bakje gelegd ipv erin.
De rest van het contract heb ik met mijn nachtbril moeten doen, zo'n plastieken monster dat eigenlijk te zwaar weegt als dagbril en op de neus drukplekken veroorzaakt.
Een goed brilletje, eentje dat men niet voelt zitten, met heel dunne draadranden, zo'n goed brilletje heb ik sindsdien niet meer gehad. Die maken ze niet meer.
Mijn grootouders aan vaderskant hadden 9 kinderen en 22 kleinkinderen. Mijn pa was het oudste kind en ik ben het oudste kleinkind.
“Ik had nog zoveel te vertellen vragen”
Moe, wij hebben weinig herinneringen gemeenschappelijk. En door de woonafstand hebben we ook haast niks samen beleefd. Eigenlijk heb ik het meeste dat ik over u weet van horen vertellen, via de verhalen van mijn pa en van uw andere kinderen.
En ook via mijn ma. Als mijn memorie goed zit dan had zij bewondering voor u. Of ze genegenheid voor u voelde, dat weet ik niet, maar bewondering voor uw kunnen had ze zeer zeker wel. Maar dat wist ge wel hé Moe, over uw kunnen waart ge zelf ook tevreden, als ik me goed herinner.
Een naaipatroon onmiddellijk kunnen interpreteren van vlakke tekening naar model, van 2D naar 3D (zo heet dat nu Moe), dat is iets wat een ander in uw omgeving niet zomaar kon. Daar is ruimtelijk inzicht voor nodig. Het is architectenwerk. Uw dochters kunnen het, maar dat wist ik pas veel later.
Kinderkledij naaien, sleetbestendig en gemaakt op de groei. Aanvaardbare reparaties uitvoeren, haast onzichtbaar. Daar gaan denksystemen aan vooraf, aan die vaardigheden.
Ik had van u zoveel kunnen leren, Moe. Want de tijd van reparaties komt terug. En over andere dingen zou ik u veel willen vragen. Maar vandaag nog niet.
Mijn grootouders aan vaderskant hadden 9 kinderen en 22 kleinkinderen. Mijn pa was het oudste kind en ik ben het oudste kleinkind.
“Ik had u nog zoveel te vertellen” Dat zinnetje wordt al eens voorgelezen op uitvaarten.
In ons geval gaat dat niet op, hé Moe. We hadden mekaar niks te vertellen. In interessesfeer lagen onze werelden te ver uit elkaar. Ook in fysieke afstand. Ook qua spreektaal, gij gul Waaslands en ik een schraal gepoetst Brabants. En toen gij al traag werd, praatte ik nog te snel.
We zagen mekaar zelden. Gesprekken verliepen moeizaam. Men kon het nauwelijks gesprekken noemen.
Op sommige plaatsen duurde de 19de eeuw tot na 1968, ver in de 20ste. Daar wist ik toen geen blijf mee, met die kloof.
"En hoe is 't op school?" was soms nog eens een poging. Als ik die keer vertelde dat de school al vijf jaar achter mij lag en dat ik stage deed, moest ik uitleggen wat een stage was.
"Ah, ge zijt in de leer!" Dan begon ik omstandig uit te leggen dat 'in de leer' nog iets anders is. Waarom ik dat wou uitleggen weet ik eigenlijk niet. Omdat duidelijkheid toen voorrang had? 'k Had het blauwblauw kunnen laten. 'k Had gewoon kunnen knikken. Maar gewoon wat beamende stemgeluiden produceren, zoetjes meevooisen, dat kon ik toen nog niet, dat had ik toen nog niet geleerd. ’t Gaat al beter. 'k Heb in blokskes leren denken en praten.
De kloof had ik toén niet kunnen dichten en ik heb ze ook nooit kunnen dichten, maar 'k had op zijn minst kunnen proberen een touwbruggetje te spannen.
Gelukkig moet ik u deze brief niet zenden. Waarschijnlijk zou hij u droevig stemmen ook al heb ik het over mijn eigen onvermogen.
De dag dat de dochter van mijn zus Tina geboren is werden onze grootmoeders allebei overgrootmoeder. Ons Ma werd grootmoeder, Laura en ik werden tante én Tina werd Moeder. Dat alles op één dag. Een grondige verschuiving van rang en stand, zo voelde het aan. Hoe het bij de heren in de familie gesteld was, dat weet ik niet. Niet meer.
Terwijl elk van ons haar nieuwe status bijstelde, de ene al wat gretiger dan de ander, lag Tina te glunderen en lag Toppiéke in haar arm te slapen, onkundig van de kleine paleisrevolutie die haar komst veroorzaakt had.
De overgrootmoeders namen elk hun positie in. De overgrootmoeder uit het Waasland (vaders kant) deed dat door wijselijk op de achtergrond te blijven. Zij had zoveel kleinkinderen van alle leeftijden dat een achterkleinkind er nog wel bij kon. De overgrootmoeder uit Antwerpen (moeders kant) deed dat door aan het haken te gaan. Zij had veel minder kleinkinderen en de komst van een achterkleinkind was een wereldgebeurtenis.
Vier jaar later had Toppiéke een collectie gehaakte kleedjes die waarschijnlijk Ann Salens geïnspireerd heeft. Op een keer had OmaLisa een wit mouwloos vestje bij, gehaakt in een omgekeerde waaiertjessteek en aan de onderkant afgewerkt met franjes.
We hielden onze adem in. De franjes waren er wel maar het vestje was effen wit, waaiersteek, niks peruviaans of boliviaans-achtig en dat was toen toch wel echt een must. Het ding was gewoon vééls te weinig etnisch voor die periode in ons leven. Vooral omdat OmaLisa het een Indianenvestje noemde, vanwege de franjes. Eh, een wit indianen vestje in een waaiertjessteek ? Wij waren jong en ondankbaar. En blasé.
Toppiéke zag het vestje en heeft het onmiddellijk omarmd, in haar hart gesloten en geadopteerd. Toen ze het zag werden haar ogen rond, en haar mondje zuchtte een ô. Ze vouwde haar handjes samen bij het zien van zoveel moois. - Willen we het eens aandoen? Ze kon alleen maar knikken. Het kind was sprakeloos. - Het is een Indianenvestje, zei iemand. - Néé, fluisterde ze vol ontzag, het is een Trrouwerrtje, om in te Trrouwen. We hoorden de r’s extra rollen en we hoorden de hoofdletters.
De oudste van de familie en de jongste hadden geen last van generatiekloof. Het vestje liet ons dat heel goed voelen. Het Trouwertje is een paar jaren haar favoriete kledingstuk geweest. Het mouwloos vestje rekte mee met de leeftijd. Een succesnummer op alle gebied.
Toen Ann Salens dan doorbrak was het Trouwertje van Toppié een blikvanger op straat, op school en op alle plaatsen. Maar het was wel een creatie van haar overgrootmoeder. Die was eerst hoor Ann!
Vanaf een bepaalde leeftijd hebben we een flink aantal anekdotes en verhalen. We hebben misschien minder activiteiten, maar we hebben wel meer kroniek achter ons. Dat nemen ze u en mij voorlopig niet af, het hoofd vol feiten & verhalen, fabels & fantasietjes.
Er zijn de kleurrijke verhalen die men verzint of verzonnen heeft, eventueel voor de (klein)kinderen. Er is alles wat men ooit gelezen heeft, meer dan men zelf ooit verzinnen kan. Er is alles wat men ooit beleefd heeft, de hoge pieken, de scherpe afgronden en alle heuvels en dalen tussenin. Al die verhalen hebben een gans eigen kleur en alleen al daarom hebben ze recht op een plaats.
Elke seniora, elke senior heeft een hoofd vol verhalen die best verteld worden. Liefst wel. Niet noodzakelijk in hoofdstukken of in paragrafen, een paar alinea's of een paar lijnen zijn ook al een verhaal. Daarop zijn die lijnen voor iemand herkenbaar en dat is een vorm van gedachtewisseling. De gedachtewisseling, daar gaat tekstschrijven over. Daarover gaat dit soort bloggerij.
Toen ik 20 was vroeg ik me af 'wat vertellen die zestigers en ouder toch zo druk?' Omdat ze een voorsprong van 40 jaar hadden tiens! Verhalen uitwisselen! Die 40 jaar belevenissen zijn 40 jaar materiaal voor meer verhalen dan ik toen al kon hebben.
Nu ben ik eindelijk ook in hoofdstuk 6, bladzijde 6 al. Nu heb ik ook verhalen en nu moet ik me haasten, want een jaar is rap voorbij.
Ze kon niet naar de dansles want haar dochter had gebeld of ze de kinderen kon opvangen. En wat doet een gehoorzame oma dan? Zij vangt de kinderen op. Eerst nog efkes binnenwippen in Het Centrum om te zeggen dat ze vandaag niet kwam en dan snel naar het huis van de dochter.
De deur van Het Centrum stond nog niet open. Logisch, het was nog vroeg. Maar er brandde wel licht achterin, zag ze door het glas. Ze was gehaast. Ze ging de drie trapjes op. Ze voelde aan de deur. Er zat beweging in. Wat een zware deur. Ze ging er met haar gewicht tegen liggen. De deur ging een eindje open. Wat een zwáre déur! Opnieuw ging ze er met haar gewicht tegenliggen. Met haar linkerhand zette ze zich af tegen de metalen deurstijl en met haar rechterarm duwde ze tegen het deurpaneel. De deur was sterker, kwam terug gezwaaid en hapte in de vingers van haar linkerhand. Dat deed pijn. Dat deed echt pijn. En dat blééf pijn doen.
Zo kan ik niet fietsen, dacht ze, en dan kom ik te laat voor de kinderen. Stomme dansles. En toen stond daar Jaak. Het was allemaal zijn fout. Want ze wou verwittigen dat ze niet kwam en toen was die deur te zwaar en nu kon ze niet fietsen en kwam ze te laat bij de kinderen, allemaal door Jaak van de dansles.
- Mia! Ge zijt bleek, wat is er? - Mijn vingers. En ik moet naar huis. En zo kan ik niet fietsen. - Ik rij wel, zei Jaak, uw fiets breng ik achteraf.
Hij deed haar instappen. Hij kende de straat waar ze woonde, hij kende het huisnummer en hij wou dat hij meer van haar kende. Dat hij alles van haar kende. Maar ja, ze danste met Frans. Al weken. En dat zou zo wel blijven.
Toen hij voor haar deur stopte vroeg ze zich vaag af hoe hij wist waar ze woonde, haar vingers bonsden nog. De pijn maakte haar kortaf. - Ik moet naar het huis van mijn dochter, twee straten links, twee straten rechts, 't is daar enkele richting.
Hij bewonderde haar tegenwoordigheid van geest en hij zou kennismaken met het huis van de dochter, met de dochter en met iedereen die in dat paleis verblijf hield. Het huisje was leeg en Mia dreef hem voor zich uit naar de keuken. Daar ging ze met een zucht zitten.
- Kan ik iets doen? vroeg hij. - Ja, geef wat ijs.
Ijs, ijs … onhandig stond hij te draaien in een keuken waar niks vertrouwd was.
- Daar, onder, in de vriezer.
Hij nam een pak soepgroenten en legde die zachtjes op de gekneusde vingers.
- Danku, zei Mia. En ze meende het.
Hij nam een handdoek en schoof die voorzichtig onder haar hand. En hij ging zitten wachten of het ijs zijn werk deed.
- Doe uw jas uit, zei Mia. Hij deed zijn jas uit. En hij hielp haar met de hare. Toen zaten ze weer. Ze gleden van de ene comfortabele stilte in de andere. Eigenlijk zouden we honderduit moeten vertellen, dacht Mia, maar het is beter zo. Stil. Ze glimlachte. En ze prutste wat aan een hoekje van de zak soepgroenten.
- Ik kwam naar Het Centrum om te zeggen dat ik niet kon komen, zei ze. - Ah ja, voor Frans, zei Jaak. - Ja, voor Frans ook. Frans is een brave mens … Maar dat is ook alles, zei haar glimlach. En Jaak begreep. Het was goed, zo stil. Het hoeft niet altijd dansen te zijn.
De deur vloog open en daar waren de kinderen met het geweld van aankomende jeugd, het meisje in de leeftijd van romantiek en de jongen ook, maar dan anders. Wie was die meneer aan hun keukentafel? De kleinzoon keek donker, er zat een vreemde man bij zijn oma. - Dit is Jaak, zei Mia. - oÔo, Jaak van de dansles? zong de kleindochter opgetogen.
Mia vertelde over de deur en de vingers en de pijn. - En hebt ge al een kusje gehad? vroeg de kleinzoon onhandig brommerig. - Da's een kusje tegen de pijn, deed de kleindochter uitbundig tegen Jaak.
Plots zag Jaak het licht. De woorden van de kinderen brachten hem in actie. Zorgvuldig legde hij het pak soepgroenten opzij. Met twee handen hief hij Mia's gekwetste vingers en zachtjes legde hij er een kusje op. Vier kusjes. Zachtjes. Vier jaar later zijn ze getrouwd, met haar kleinkinderen als getuigen. Want dank zij hen was het gestart.
m – naar een idee van CvT, HiH-03/2017, bijgewerkt -
Vannacht werd ik met één oog wakker en ik had een formidabel idee voor een schrijfsel. Het idee was zo simpel, dat ik me afvroeg waarom het nu pas voor de pinnen kwam. Waarom had ik de 65+ dinges nooit eerder op deze manier bekeken. De invalshoek zat juist, de ideeën volgden elkaar vanzelf, alles glashelder, het schrijfsel schreef zichzelf, ik moest enkel de tekst nog intikken.
Tevreden over het gedane denkwerk en gekoesterd door de warme idee dat de wereld nog zo stom niet ineen zit, liet ik de belletjes bewustzijn verdampen. Bij de laatste belletjes vroeg ik me af of ik niet iets moest noteren. Neuh, niet nodig. Zo'n magnifiek idee vergeet men toch niet ! Daarbij, ik ken dat. Als ik mijn arm uitsteek naar het lampje ben ik wakker en als ik naar mijn bic begin te grabbelen ben ik voor de rest van de nacht klaarwakker. Dan kan ik evengoed nu opstaan en heel het boeltje direct intikken. Niks van. Elke morzel slaap is belangrijk, doezelde ik.
En zo liet ik de laatste belletjes bewustzijn verdwijnen. Dat grandioos ideeën-ding zou 's anderendaags vanzelf weer tevoorschijn komen en mij een subliem schrijfsel opleveren. 'k Had beter moeten weten. Sinds vanmorgen ben ik aan het wachten of het wonderidee wil terug komen. Het wil niet.
Radio en TV staan af. LM gebruikt zijn koptelefoon. Buiten is het stil, zacht lentestil, geen geluid van wind of regen. Het is hier stil genoeg om een bange mus te doen landen. Waarom dan geen schichtig idee?
En zo komt het dat er van titelbalk tot slotlijn niks staat van dat wonderwerkje. Jammer, ik had u het u graag laten lezen.
te gast bij Wim Helsen,Wouter Van Besien met een fragment uit 'Winterlogboek' van Paul Auster
Je kunt jezelf niet zien. Je weet hoe je eruitziet vanwege spiegels en foto's, maar in de grote wereld, als je je te midden van je medemensen beweegt, of het nu vrienden, vreemden of de innigste geliefden zijn, is je eigen gezicht voor jou onzichtbaar.
Je kunt andere delen van jezelf zien, armen en benen, handen en voeten, schouders en romp, maar alleen alles van voren, niets van achteren behoudens de achterkant van je benen als je ze in de juiste stand draait, maar niet je gezicht, nooit je gezicht, en uiteindelijk is - althans wat anderen aangaat – je gezicht wie je bent, de essentie van je identiteit. [...] We zijn allemaal vreemden voor onszelf, en als we al enig besef hebben van wie we zijn, dan is dat alleen omdat we leven in de ogen van anderen.
Over het boek : De fragmenten worden opgediend in een lucide en bedaarde stijl zodat elke zin een machtige klap is. Hij wisselt de reflectieve passages af met anekdotes uit het verleden: over de schaamte over een auto-ongeluk terwijl hij achter het stuur zat met zijn vrouw en kind in het voertuig, zijn echtscheiding met de schrijfster Lydia Davis, de geboorte van zijn kinderen, het plotselinge overlijden van zijn ouders, de worsteling met het schrijverschap en het geldgebrek. Het zijn gebeurtenissen die hem hebben gevormd en de gêne, spijt en het gemis die hij hiermee associeert hebben nog steeds invloed op hem. Het zijn gedeeltes uit het verleden die voortleven in het heden. https://www.tzum.info/2012/08/recensie-paul-auster-winterlogboek/
"Wetenschappers vermoeden dat ze het oudste nog levende gewervelde dier hebben gevonden. Het gaat om een haai van maar liefst 512 jaar oud. Als de geschatte leeftijd klopt, betekent dat dat het dier geboren werd vóór Shakespeare."
Wat op mij indruk maakte was de zin dat het dier, en ook sommige soortgenoten, geboren kunnen zijn vóór Shakespeare, vroeger dan 1564. Mensen van 1964 worden al bij de senioren geteld. Dan is de Groenlandse Haai uit 1564 toch nog van een andere categorie. klik voor meer & groter Afbeeldingen van greenland shark
"De wetenschappers troffen de gigantische Groenlandse haai aan in de Noord-Atlantische Oceaan. Met een geschatte leeftijd van 512 jaar was het de oudste in een groep van 28 Groenlandse haaien die geanalyseerd werden voor een studie.
Om de leeftijd te bepalen, hebben de experten vooral gebruikgemaakt van de grootte van het dier en van radiokoolstofdatering (methode om ouderdom van organisch materiaal te bepalen, red.). klank aanzetten : https://www.youtube.com/watch?v=hz2HBk5sKlc ~ 03min01
Langst levende gewervelde dier
Groenlandse haaien - die slechts één centimeter per jaar groeien - staan er om gekend honderden jaren oud te kunnen worden. Tot nu toe werd de maximumleeftijd echter geschat op 400 jaar, waarmee ze ook al de langst levende gewervelde dieren op aarde waren.
Vermoedelijk wordt de haaiensoort zo oud omdat ze in diepe wateren zwemmen, waar de temperatuur slechts enkele graden boven nul is. Daardoor verloopt de stofwisseling trager.
Groenlandse haaien eten voornamelijk vis. Toch zijn in de magen van overleden soortgenoten al karkassen van rendieren en zelfs ijsberen gevonden.
Levende tijdcapsules
Professor Kim Praebel (Noorwegen) noemt de haaien “levende tijdcapsules” die een goed zicht kunnen geven op de menselijke impact op de oceanen. Omdat ze zo oud kunnen worden, zijn ze ook zeer belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek. In dit geval heeft de haai namelijk geleefd tijdens het tijdperk van Shakespeare, de stichting van de Verenigde Staten, het zinken van de Titanic …
Professor Kim Praebel
Onderzoekers willen nagaan welke effecten de klimaatverandering en de vervuiling hebben op de levensduur van Groenlandse haai. Daarnaast willen ze ook uitzoeken waarom de meeste gewervelden -inclusief de mens- een beperkte levensduur hebben en wat er bij deze haaiensoort voor zorgt dat ze zo lang leven."
Larissa Olkhovsky (80) slaat overvaller het huis uit
Die week las ik iets in de krant over een dappere dame in Nederland. 'k Zou niet durven wat zij dierf, 'k zou het niet kunnen ookni. Haar wapens zijn een busje pepperspray en een kleine handzaag, die heeft ze klaar liggen achter de deur. Maar ze had de tijd niet die te pakken. Dus greep ze naar het mes van haar belager…
’Ik maakte een vuist en bleef slaan, ik was zó boos!’ 80 is ze, maar Larissa Olkhovsky uit Gouda is voor geen kleintje vervaard. Vrijdagmiddag sloeg ze met haar vuisten een jonge knul, die haar huis binnendrong en dreigde met een mes, de deur uit. 'Ik werd toch zó fantastisch boos, precies zoals ik op zelfverdedigingsles heb geleerd!'
door: Sarie Katsman ma-10-2-14 - 06:31 bron: AD
'Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
De ongeveer 16-jarige jongen die op zoek was naar een makkelijk te verschalken prooi voor een overval, had vette pech. 'Hij heeft precies het meest verkeerde ouwe vrouwtje uitgezocht dat je maar kunt bedenken!' zegt haar familie trots. Larissa Olkhovsky heeft aan haar ontmoeting met de jeugdige overvaller een bont en blauwe rechtervuist, een linkerhand vol hechtingen, een gekneusde schouder, zere ribben en wonden op haar hoofd overgehouden.
'Maar ik heb het overleefd, al die training op de sportschool en mijn zelfverdedigingslessen hebben gewerkt! Ik ben heel sterk en gespierd, weet je. Een voorbeeld, zeggen ze altijd op de sportschool.'
Verdedigingslessen
Een paar jaar geleden werd er in haar buurtje, vlakbij het spoor in Gouda, een oudere vrouw overvallen. 'De hele buurt was bang, ik ook. En dat is een heel onprettig gevoel: bang zijn. Op de sportschool heb ik toen gevraagd: kunnen jullie mij wat zelfverdedigingslessen geven. Dat wilden er wel meer: in een mum van tijd meldden zich een stuk of vijftien vrouwen.' Zo'n 6 uur per week is de charmante Larissa aan het sporten. 'Ik ben altijd zó voorzichtig, sluit alle deuren goed af en na zevenen 's avonds doe ik nooit open. Maar wie verwacht er nou om drie uur 's middags een overvaller? Waarom hij mij moest hebben, weet ik niet: ik denk dat hij gewoon de eerste de beste die een deur opendeed, te pakken nam.' Toen ze nietsvermoedend de deur opende, drong de jonge knul meteen het piepkleine halletje binnen. Altijd heeft ze een busje pepperspray klaar staan, en een kleine handzaag. Tip van de zelfverdedigingsinstructeur.
Maar ik had helemaal geen tijd om die te pakken! Die jongen, een éngeltje om te zien, zo knap, bedreigde me meteen met een mes. Dat mes heb ik gepakt met mijn linkerhand, ik voelde er niks van. Dacht alleen maar: dat ding moet niet in de buurt van mijn keel of mijn hart komen! Ik heb geen seconde losgelaten. Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
Mes
Ze sloeg de overvaller de deur uit. 'Hij weg, en ik had het mes. Dat was dubbel geluk: met zijn DNA erop!' Eventjes ging ze op de bank zitten, bijkomen. Toen belde ze haar dochter. Die schrok zich een ongeluk: 'Overal lag bloed, de vloer zat onder.' Bang is ze nog steeds niet. 'Ik heb zelfvertrouwen, dat is nu echt bewezen. De eerste nacht heb ik wel steeds dat mes gezien. Die paar klappen: oké, maar dat mes... Ach, nu is het alweer over. Ik heb in mijn leven al zoveel meegemaakt, en overal ben ik sterker uit gekomen.'
te gast bij Wim Helsen, Chris Dusauchoit met een gedicht van Ingrid Jonker
GRAF
In die aand by Gordonsbaai het sy kinderlik geraai waar die lelieblom kan wees wat haar hart van pyn genees.
In haar soektog raak haar hande aan die onkruid op die strande word haar oë sag en blind waai haar drome in die wind hurk sy roerloos vasgerank toegemaak deur wier en sand.
De aandacht voor Jonker en haar werk herleefde nadat president Nelson Mandela haar gedicht Die kind (wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga) voordroeg bij zijn rede tijdens de eerste zitting van het eerste democratisch gekozen Zuid-Afrikaanse parlement, in 1994. Mandela noemde haar "Afrikaner én Afrikaan".
LM en ik bewonen een gewoon appartement. Stel dat we het voor het kiezen hadden. Dat er geld zou zijn. Ik bedoel poenig veel geld, een villa met binnenzwembad en ook kunst aan de muur.
'k Zou er maar van wakker liggen : zijn de deuren op slot? allemaal? zijn de ramen dicht? allemaal? staat het alarm aan? staan álle alarmen aan?
Nu, als we op geen euro moeten kijken & we er op los mogen fantaseren dan zouden we natuurlijk wel een butler hebben in zo’n villa. En hij zou Justin heten. 'k Laat hém dan alle alarmen instellen en zich bekommeren over de beveiliging.
Maar stel u voor dat Justin door al die beveiligingsbeslommeringen slecht slaapt zoals ik en 's morgens de koffie lauw zou serveren, of erger : dat hij later op de dag de champagne slecht gekoeld zou serveren ...
Misschien zou 'k beter een veiligheidsman aanwerven om de Justin te ontlasten van het beveiligingsgedoe. Goed, dat is dan beslist : er komt een securityman, ook inwonend. Hij zet dan 's avonds de alarmen aan. Maar hij moet wel wachten tot ik terug in de woning ben hé. Anders kan ik de nacht doorbrengen bij het binnenzwembad. Meneerke Security heeft alles vergrendeld en ik kan het woongedeelte niet meer in. En de binnenhuistelefoon hoort niemand want iedereen is bezig met de voorbereidingen voor het avondeten -souper heet dat dan- de chef, de sous-chef, Justin ... allen hebben het druk met bezig zijn. Rosario is op dit uur bezig met mijn tenues voor straks en morgen en het niet-inwonend personeel is al naar huis.
Daar zit ik dan in zo'n floddertje elegant te koukleumen, één-en-al heimwee naar een flanellen pyjama en knuffelsloefkes en een warm maaltje voor de TV.
Een titske meer euros mag, maar niet zo dat ik een villa met kunst en zwembad zou kopen. Nee, voor mij liever geen al te grote rijkdom. Jammer, want ik had graag Justin eens ontmoet.
m - EZW-06/2009, HiH-10/2014,02/2017, bijgewerkt -
te gast bij Wim Helsen, Tine Embrechts met een fragment uit 'De verliefden ' van Javier Marías
Dat is de misvatting, [...] te geloven dat het heden altijd voortduurt, dat de situatie van elk moment definitief is, terwijl we allemaal zouden moeten weten dat niets dat is, als ons nog maar weinig tijd rest. [...] We leren geleidelijk dat iets wat ons heel ernstig leek ons op een dag niets meer zegt, alleen maar een feit is, een gegeven. Dat er een dag zal aanbreken waarop degene zonder wie we niet konden leven en om wie we geen oog dichtdeden, zonder wie we ons bestaan ondenkbaar achtten, van wiens woorden en aanwezigheid we dag in dag uit afhankelijk waren, onze gedachten niet meer in beslag neemt, en als we af en toe even aan hem denken zullen we onze schouders ophalen, en ons op zijn hoogst heel even afvragen: "Wat zou er van hem zijn geworden?", zonder ons zorgen te maken, zelfs zonder nieuwsgierigheid.
Over het boek : María Dolz, een jonge redactrice, is gefascineerd door het echtpaar dat ze elke ochtend tegenkomt in het café waar ze ontbijt. Dan komen ze van de ene op de andere dag niet meer en blijkt dat Miguel op straat is doodgestoken. Als Luisa maanden later weer opduikt leert María ook Luisa’s huisvriend Javier kennen, met wie ze een innige relatie opbouwt. Maar na verloop van tijd begint ze zich af te vragen of Javier wel te vertrouwen is. Haar hevige verliefdheid maakt plaats voor onberedeneerde angst en ze vermoedt zelfs dat hij een rol speelde in de dood van zijn vriend Miguel.
De verliefden is een onthutsende roman over de nasleep van onze daden en de onmogelijkheid om de waarheid te achterhalen.
Eerste indruk : Zoals het programma startte, hield ik efkes mijn hart vast. Het is een zotte bie als Tine Embrechts wel gegeven om de mensen op het verkeerde been te zetten.
Een gewezen collega van mijn zus Tina woonde gedurende een tiental jaren met zijn nieuwe echtgenote, een Ghanese, in haar thuisland. Tijdens een bezoek in België liet hij horen dat hij er aan dacht om terug hier te komen wonen, aangezien hij de 70 voorbij was en de gezondheidszorg in België toch beter is en uiteindelijk waren de voorzieningen in Ghana niet echt waar een westerse senior het wil mee stellen in de aanloop naar het einde.
In Ghana is was hij met zijn pensioen een rijk man, in België is men met datzelfde pensioen een gewone, welstellende burger. En dat schikte zijn echtgenote niet. Verlies van levensstandaard en decorum, ver van de familie in dit koud kikkerlandje … Een paar weken na hun terugkeer in Ghana is hij plots overleden. Hartfalen. Dat is de officiële versie. Consternatie bij de familie in België, want Charles had voor zijn vertrek een volledige medische controle ondergaan.
De Ghanese echtgenote gaf geen toestemming voor het overbrengen van het stoffelijk overschot, ook niet op kosten van de zussen van Charles. Er had zo een autopsie kunnen van komen hé. Wat natuurlijk de bedoeling was, want de familie had ondertussen gevonden dat er wel meer plotse overlijdens waren (en misschien nog zijn) in bepaalde contreien. Mogelijk door gif voor speerpunten.
Maar Charles werd niet overgebracht naar België. De echtgenote aldaar had het voor het zeggen. En als er geen stoffelijk overschot kwam in België, kwam er geen autopsie in België. De zwarte weduwe kan ongehinderd, met behoud van pensioen, op zoek naar een nieuwe prooi.
Dan denk ik : wat is bij de jongere generaties hier de beeldvorming over dit soort oude dag van de opa en over het einde van die opa …
'Hij heeft het dan toch maar gehad, de ouwe rakker' of 'Hij heeft het zelf gezocht, de ouwe zot'.
m – HiH-02/2016, herwerkt – naar een gegeven van FIV
Bij TeleOnthaal en bij andere opvangmogelijkheden krijgt men verhalen te horen die elkaar bevestigen en die aangeven dat er iets relatief nieuws aan de gang is.
“De ouderen van vandaag zijn niet meer de ouderen van 50 jaar geleden.”
'k Beschrijf het misschien te bondig maar het komt hierop neer : echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg. Een heel leven van spaarzame/zorgzame huisvrouw : wég. Het gebeurt veel vaker dan vroeger. Het gebeurt nu in een ander sociale klasse. En viagra duikt al eens op in die verhalen.
De Tweede Jeugd of het Oud Zot is niet meer het privilegie van rijke zakenlui. En wat The American Dream was na '45, welstand is bereikbaar voor iedereen die hard werkt, is nu het Richard Gere Syndrome: er moet uiteindelijk en tot slot een Pretty Woman komen als bekroning en als beloning voor een leven van hard werken.
Jan/Jean/John-met-de-pet wil nu na zijn carrière ook zo'n dubbele badkuip met iemand in, een trofee-vrouw. Bompa woont nu in Varna of Phuket of Sainte-Marie.
Er is wel degelijk iets aan het verschuiven en er bestaan al studies over. In 2008 ben ik een maand of drie met dat onderwerp bezig geweest en heb ik daarover nogal wat artikelen gevonden op het Net. Er was toen zelfs al een Bulgaarse (!) sociologische studie in de maak.
Na gemiddeld twee jaar zijn de spaarcenten opgesoupeerd, zolang duurt die tweede jeugd, euro-gewijs. En dan wordt bompa enkel nog geduld omwille van de maandelijkse cheque met het pensioen. In een dorpje in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar bvb betekent een Westers pensioen een heel bedrag. Ik vermeld deze drie gebieden, omdat ik in deze drie gevallen zeker ben.
Bompa leeft dan gedumpt bij de moeder, want de dochter, het groen blaadje in kwestie, is al weer elders in Europa aan het werk, op zoek naar een volgende sugar-daddy. Hoe het verder loopt met bompa in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar en met zijn gezondheid, is vanaf dan een aparte verhaallijn.
Die jongedames worden beschouwd als goede dochters, zij brengen welstand voor het gezin en voor de hele familie. Als ik de artikelen terug vind zet ik de linken op 't blog. Maar erg opwekkende lectuur is het niet.
Dit alles om te zeggen dat over het sociaal scenario -echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg- wat nu gebeurt en aan de gang is in de lagere regionen van de middenklasse-inkomens, én over de filières die juist daarop mikken, dat daarover al vakliteratuur bestaat.
Welk beeld kinderen en kleinkinderen zich vormen dat soort bompa's, daar denk ik voorlopig efkes niet over na.
Niet verwarren met de programma-reeks ‘Exotische Liefde’, dat waren case-studies, of wat er moest voor doorgaan. m - EZW-11/2012, HiH-02/2016, bijgewerkt -
Deze voormiddag in de keuken had ik een fijn idee, iets dat mogelijk werkbaar was om een schrijfsel te produceren in de stijl fantasy. Wanneer ik een ingeving krijg ben ik gewoonlijk bezig met water. Met stromend water. Waarom dat zo is weet ik niet, ik probeer het zelfs niet meer te weten, maar zo gebeurt het. Niet elke keer, wel soms. Bij stromend water.
Onder de douche valt dat tegen, in geval van ingeving kan ik daar niet onmiddellijk weg. In de keuken valt dat al eens mee, ik droog mijn handen af en denk dat ik het idee wel efkes kan onthouden. Dat was vandaag ijdele hoop, de ingeving wasemde weg terwijl ik naar hier, naar het klavier stapte.
Nu zit het idee in de X-zone, ergens waar ik niet bij kan. Een zone die op geen enkele hersenscan voorkomt.
Ik ski over de plooiingen van mijn hersenschors. Niks. Ik daal af in de grijze materie. Niks. Ik zwem rond in mijn ventrikels. Niks.
Het idee danst telkens een andere kant uit.
Het is weer zo'n een bolleke van wit albast in een wazige sluier. Telkens ik bijna een tip van de sluier te pakken heb, danst het bolleke verder weg.