Vanaf een bepaalde leeftijd hebben we een flink aantal anekdotes en verhalen. We hebben misschien minder activiteiten, maar we hebben wel meer kroniek achter ons. Dat nemen ze u en mij voorlopig niet af, het hoofd vol feiten & verhalen, fabels & fantasietjes.
Er zijn de kleurrijke verhalen die men verzint of verzonnen heeft, eventueel voor de (klein)kinderen. Er is alles wat men ooit gelezen heeft, meer dan men zelf ooit verzinnen kan. Er is alles wat men ooit beleefd heeft, de hoge pieken, de scherpe afgronden en alle heuvels en dalen tussenin. Al die verhalen hebben een gans eigen kleur en alleen al daarom hebben ze recht op een plaats.
Elke seniora, elke senior heeft een hoofd vol verhalen die best verteld worden. Liefst wel. Niet noodzakelijk in hoofdstukken of in paragrafen, een paar alinea's of een paar lijnen zijn ook al een verhaal. Daarop zijn die lijnen voor iemand herkenbaar en dat is een vorm van gedachtewisseling. De gedachtewisseling, daar gaat tekstschrijven over. Daarover gaat dit soort bloggerij.
Toen ik 20 was vroeg ik me af 'wat vertellen die zestigers en ouder toch zo druk?' Omdat ze een voorsprong van 40 jaar hadden tiens! Verhalen uitwisselen! Die 40 jaar belevenissen zijn 40 jaar materiaal voor meer verhalen dan ik toen al kon hebben.
Nu ben ik eindelijk ook in hoofdstuk 6, bladzijde 6 al. Nu heb ik ook verhalen en nu moet ik me haasten, want een jaar is rap voorbij.
Ze kon niet naar de dansles want haar dochter had gebeld of ze de kinderen kon opvangen. En wat doet een gehoorzame oma dan? Zij vangt de kinderen op. Eerst nog efkes binnenwippen in Het Centrum om te zeggen dat ze vandaag niet kwam en dan snel naar het huis van de dochter.
De deur van Het Centrum stond nog niet open. Logisch, het was nog vroeg. Maar er brandde wel licht achterin, zag ze door het glas. Ze was gehaast. Ze ging de drie trapjes op. Ze voelde aan de deur. Er zat beweging in. Wat een zware deur. Ze ging er met haar gewicht tegen liggen. De deur ging een eindje open. Wat een zwáre déur! Opnieuw ging ze er met haar gewicht tegenliggen. Met haar linkerhand zette ze zich af tegen de metalen deurstijl en met haar rechterarm duwde ze tegen het deurpaneel. De deur was sterker, kwam terug gezwaaid en hapte in de vingers van haar linkerhand. Dat deed pijn. Dat deed echt pijn. En dat blééf pijn doen.
Zo kan ik niet fietsen, dacht ze, en dan kom ik te laat voor de kinderen. Stomme dansles. En toen stond daar Jaak. Het was allemaal zijn fout. Want ze wou verwittigen dat ze niet kwam en toen was die deur te zwaar en nu kon ze niet fietsen en kwam ze te laat bij de kinderen, allemaal door Jaak van de dansles.
- Mia! Ge zijt bleek, wat is er? - Mijn vingers. En ik moet naar huis. En zo kan ik niet fietsen. - Ik rij wel, zei Jaak, uw fiets breng ik achteraf.
Hij deed haar instappen. Hij kende de straat waar ze woonde, hij kende het huisnummer en hij wou dat hij meer van haar kende. Dat hij alles van haar kende. Maar ja, ze danste met Frans. Al weken. En dat zou zo wel blijven.
Toen hij voor haar deur stopte vroeg ze zich vaag af hoe hij wist waar ze woonde, haar vingers bonsden nog. De pijn maakte haar kortaf. - Ik moet naar het huis van mijn dochter, twee straten links, twee straten rechts, 't is daar enkele richting.
Hij bewonderde haar tegenwoordigheid van geest en hij zou kennismaken met het huis van de dochter, met de dochter en met iedereen die in dat paleis verblijf hield. Het huisje was leeg en Mia dreef hem voor zich uit naar de keuken. Daar ging ze met een zucht zitten.
- Kan ik iets doen? vroeg hij. - Ja, geef wat ijs.
Ijs, ijs … onhandig stond hij te draaien in een keuken waar niks vertrouwd was.
- Daar, onder, in de vriezer.
Hij nam een pak soepgroenten en legde die zachtjes op de gekneusde vingers.
- Danku, zei Mia. En ze meende het.
Hij nam een handdoek en schoof die voorzichtig onder haar hand. En hij ging zitten wachten of het ijs zijn werk deed.
- Doe uw jas uit, zei Mia. Hij deed zijn jas uit. En hij hielp haar met de hare. Toen zaten ze weer. Ze gleden van de ene comfortabele stilte in de andere. Eigenlijk zouden we honderduit moeten vertellen, dacht Mia, maar het is beter zo. Stil. Ze glimlachte. En ze prutste wat aan een hoekje van de zak soepgroenten.
- Ik kwam naar Het Centrum om te zeggen dat ik niet kon komen, zei ze. - Ah ja, voor Frans, zei Jaak. - Ja, voor Frans ook. Frans is een brave mens … Maar dat is ook alles, zei haar glimlach. En Jaak begreep. Het was goed, zo stil. Het hoeft niet altijd dansen te zijn.
De deur vloog open en daar waren de kinderen met het geweld van aankomende jeugd, het meisje in de leeftijd van romantiek en de jongen ook, maar dan anders. Wie was die meneer aan hun keukentafel? De kleinzoon keek donker, er zat een vreemde man bij zijn oma. - Dit is Jaak, zei Mia. - oÔo, Jaak van de dansles? zong de kleindochter opgetogen.
Mia vertelde over de deur en de vingers en de pijn. - En hebt ge al een kusje gehad? vroeg de kleinzoon onhandig brommerig. - Da's een kusje tegen de pijn, deed de kleindochter uitbundig tegen Jaak.
Plots zag Jaak het licht. De woorden van de kinderen brachten hem in actie. Zorgvuldig legde hij het pak soepgroenten opzij. Met twee handen hief hij Mia's gekwetste vingers en zachtjes legde hij er een kusje op. Vier kusjes. Zachtjes. Vier jaar later zijn ze getrouwd, met haar kleinkinderen als getuigen. Want dank zij hen was het gestart.
m – naar een idee van CvT, HiH-03/2017, bijgewerkt -
Vannacht werd ik met één oog wakker en ik had een formidabel idee voor een schrijfsel. Het idee was zo simpel, dat ik me afvroeg waarom het nu pas voor de pinnen kwam. Waarom had ik de 65+ dinges nooit eerder op deze manier bekeken. De invalshoek zat juist, de ideeën volgden elkaar vanzelf, alles glashelder, het schrijfsel schreef zichzelf, ik moest enkel de tekst nog intikken.
Tevreden over het gedane denkwerk en gekoesterd door de warme idee dat de wereld nog zo stom niet ineen zit, liet ik de belletjes bewustzijn verdampen. Bij de laatste belletjes vroeg ik me af of ik niet iets moest noteren. Neuh, niet nodig. Zo'n magnifiek idee vergeet men toch niet ! Daarbij, ik ken dat. Als ik mijn arm uitsteek naar het lampje ben ik wakker en als ik naar mijn bic begin te grabbelen ben ik voor de rest van de nacht klaarwakker. Dan kan ik evengoed nu opstaan en heel het boeltje direct intikken. Niks van. Elke morzel slaap is belangrijk, doezelde ik.
En zo liet ik de laatste belletjes bewustzijn verdwijnen. Dat grandioos ideeën-ding zou 's anderendaags vanzelf weer tevoorschijn komen en mij een subliem schrijfsel opleveren. 'k Had beter moeten weten. Sinds vanmorgen ben ik aan het wachten of het wonderidee wil terug komen. Het wil niet.
Radio en TV staan af. LM gebruikt zijn koptelefoon. Buiten is het stil, zacht lentestil, geen geluid van wind of regen. Het is hier stil genoeg om een bange mus te doen landen. Waarom dan geen schichtig idee?
En zo komt het dat er van titelbalk tot slotlijn niks staat van dat wonderwerkje. Jammer, ik had u het u graag laten lezen.
te gast bij Wim Helsen,Wouter Van Besien met een fragment uit 'Winterlogboek' van Paul Auster
Je kunt jezelf niet zien. Je weet hoe je eruitziet vanwege spiegels en foto's, maar in de grote wereld, als je je te midden van je medemensen beweegt, of het nu vrienden, vreemden of de innigste geliefden zijn, is je eigen gezicht voor jou onzichtbaar.
Je kunt andere delen van jezelf zien, armen en benen, handen en voeten, schouders en romp, maar alleen alles van voren, niets van achteren behoudens de achterkant van je benen als je ze in de juiste stand draait, maar niet je gezicht, nooit je gezicht, en uiteindelijk is - althans wat anderen aangaat – je gezicht wie je bent, de essentie van je identiteit. [...] We zijn allemaal vreemden voor onszelf, en als we al enig besef hebben van wie we zijn, dan is dat alleen omdat we leven in de ogen van anderen.
Over het boek : De fragmenten worden opgediend in een lucide en bedaarde stijl zodat elke zin een machtige klap is. Hij wisselt de reflectieve passages af met anekdotes uit het verleden: over de schaamte over een auto-ongeluk terwijl hij achter het stuur zat met zijn vrouw en kind in het voertuig, zijn echtscheiding met de schrijfster Lydia Davis, de geboorte van zijn kinderen, het plotselinge overlijden van zijn ouders, de worsteling met het schrijverschap en het geldgebrek. Het zijn gebeurtenissen die hem hebben gevormd en de gêne, spijt en het gemis die hij hiermee associeert hebben nog steeds invloed op hem. Het zijn gedeeltes uit het verleden die voortleven in het heden. https://www.tzum.info/2012/08/recensie-paul-auster-winterlogboek/
"Wetenschappers vermoeden dat ze het oudste nog levende gewervelde dier hebben gevonden. Het gaat om een haai van maar liefst 512 jaar oud. Als de geschatte leeftijd klopt, betekent dat dat het dier geboren werd vóór Shakespeare."
Wat op mij indruk maakte was de zin dat het dier, en ook sommige soortgenoten, geboren kunnen zijn vóór Shakespeare, vroeger dan 1564. Mensen van 1964 worden al bij de senioren geteld. Dan is de Groenlandse Haai uit 1564 toch nog van een andere categorie. klik voor meer & groter Afbeeldingen van greenland shark
"De wetenschappers troffen de gigantische Groenlandse haai aan in de Noord-Atlantische Oceaan. Met een geschatte leeftijd van 512 jaar was het de oudste in een groep van 28 Groenlandse haaien die geanalyseerd werden voor een studie.
Om de leeftijd te bepalen, hebben de experten vooral gebruikgemaakt van de grootte van het dier en van radiokoolstofdatering (methode om ouderdom van organisch materiaal te bepalen, red.). klank aanzetten : https://www.youtube.com/watch?v=hz2HBk5sKlc ~ 03min01
Langst levende gewervelde dier
Groenlandse haaien - die slechts één centimeter per jaar groeien - staan er om gekend honderden jaren oud te kunnen worden. Tot nu toe werd de maximumleeftijd echter geschat op 400 jaar, waarmee ze ook al de langst levende gewervelde dieren op aarde waren.
Vermoedelijk wordt de haaiensoort zo oud omdat ze in diepe wateren zwemmen, waar de temperatuur slechts enkele graden boven nul is. Daardoor verloopt de stofwisseling trager.
Groenlandse haaien eten voornamelijk vis. Toch zijn in de magen van overleden soortgenoten al karkassen van rendieren en zelfs ijsberen gevonden.
Levende tijdcapsules
Professor Kim Praebel (Noorwegen) noemt de haaien “levende tijdcapsules” die een goed zicht kunnen geven op de menselijke impact op de oceanen. Omdat ze zo oud kunnen worden, zijn ze ook zeer belangrijk voor wetenschappelijk onderzoek. In dit geval heeft de haai namelijk geleefd tijdens het tijdperk van Shakespeare, de stichting van de Verenigde Staten, het zinken van de Titanic …
Professor Kim Praebel
Onderzoekers willen nagaan welke effecten de klimaatverandering en de vervuiling hebben op de levensduur van Groenlandse haai. Daarnaast willen ze ook uitzoeken waarom de meeste gewervelden -inclusief de mens- een beperkte levensduur hebben en wat er bij deze haaiensoort voor zorgt dat ze zo lang leven."
Larissa Olkhovsky (80) slaat overvaller het huis uit
Die week las ik iets in de krant over een dappere dame in Nederland. 'k Zou niet durven wat zij dierf, 'k zou het niet kunnen ookni. Haar wapens zijn een busje pepperspray en een kleine handzaag, die heeft ze klaar liggen achter de deur. Maar ze had de tijd niet die te pakken. Dus greep ze naar het mes van haar belager…
’Ik maakte een vuist en bleef slaan, ik was zó boos!’ 80 is ze, maar Larissa Olkhovsky uit Gouda is voor geen kleintje vervaard. Vrijdagmiddag sloeg ze met haar vuisten een jonge knul, die haar huis binnendrong en dreigde met een mes, de deur uit. 'Ik werd toch zó fantastisch boos, precies zoals ik op zelfverdedigingsles heb geleerd!'
door: Sarie Katsman ma-10-2-14 - 06:31 bron: AD
'Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
De ongeveer 16-jarige jongen die op zoek was naar een makkelijk te verschalken prooi voor een overval, had vette pech. 'Hij heeft precies het meest verkeerde ouwe vrouwtje uitgezocht dat je maar kunt bedenken!' zegt haar familie trots. Larissa Olkhovsky heeft aan haar ontmoeting met de jeugdige overvaller een bont en blauwe rechtervuist, een linkerhand vol hechtingen, een gekneusde schouder, zere ribben en wonden op haar hoofd overgehouden.
'Maar ik heb het overleefd, al die training op de sportschool en mijn zelfverdedigingslessen hebben gewerkt! Ik ben heel sterk en gespierd, weet je. Een voorbeeld, zeggen ze altijd op de sportschool.'
Verdedigingslessen
Een paar jaar geleden werd er in haar buurtje, vlakbij het spoor in Gouda, een oudere vrouw overvallen. 'De hele buurt was bang, ik ook. En dat is een heel onprettig gevoel: bang zijn. Op de sportschool heb ik toen gevraagd: kunnen jullie mij wat zelfverdedigingslessen geven. Dat wilden er wel meer: in een mum van tijd meldden zich een stuk of vijftien vrouwen.' Zo'n 6 uur per week is de charmante Larissa aan het sporten. 'Ik ben altijd zó voorzichtig, sluit alle deuren goed af en na zevenen 's avonds doe ik nooit open. Maar wie verwacht er nou om drie uur 's middags een overvaller? Waarom hij mij moest hebben, weet ik niet: ik denk dat hij gewoon de eerste de beste die een deur opendeed, te pakken nam.' Toen ze nietsvermoedend de deur opende, drong de jonge knul meteen het piepkleine halletje binnen. Altijd heeft ze een busje pepperspray klaar staan, en een kleine handzaag. Tip van de zelfverdedigingsinstructeur.
Maar ik had helemaal geen tijd om die te pakken! Die jongen, een éngeltje om te zien, zo knap, bedreigde me meteen met een mes. Dat mes heb ik gepakt met mijn linkerhand, ik voelde er niks van. Dacht alleen maar: dat ding moet niet in de buurt van mijn keel of mijn hart komen! Ik heb geen seconde losgelaten. Met mijn rechterhand maakte ik een vuist en ik heb geslagen en geslagen, en alle vieze woorden naar hem toe geslingerd die ik maar kende! Ik bleef maar slaan, ik was zó boos! Mijn woede heeft mij gered.'
Mes
Ze sloeg de overvaller de deur uit. 'Hij weg, en ik had het mes. Dat was dubbel geluk: met zijn DNA erop!' Eventjes ging ze op de bank zitten, bijkomen. Toen belde ze haar dochter. Die schrok zich een ongeluk: 'Overal lag bloed, de vloer zat onder.' Bang is ze nog steeds niet. 'Ik heb zelfvertrouwen, dat is nu echt bewezen. De eerste nacht heb ik wel steeds dat mes gezien. Die paar klappen: oké, maar dat mes... Ach, nu is het alweer over. Ik heb in mijn leven al zoveel meegemaakt, en overal ben ik sterker uit gekomen.'
te gast bij Wim Helsen, Chris Dusauchoit met een gedicht van Ingrid Jonker
GRAF
In die aand by Gordonsbaai het sy kinderlik geraai waar die lelieblom kan wees wat haar hart van pyn genees.
In haar soektog raak haar hande aan die onkruid op die strande word haar oë sag en blind waai haar drome in die wind hurk sy roerloos vasgerank toegemaak deur wier en sand.
De aandacht voor Jonker en haar werk herleefde nadat president Nelson Mandela haar gedicht Die kind (wat doodgeskiet is deur soldate by Nyanga) voordroeg bij zijn rede tijdens de eerste zitting van het eerste democratisch gekozen Zuid-Afrikaanse parlement, in 1994. Mandela noemde haar "Afrikaner én Afrikaan".
LM en ik bewonen een gewoon appartement. Stel dat we het voor het kiezen hadden. Dat er geld zou zijn. Ik bedoel poenig veel geld, een villa met binnenzwembad en ook kunst aan de muur.
'k Zou er maar van wakker liggen : zijn de deuren op slot? allemaal? zijn de ramen dicht? allemaal? staat het alarm aan? staan álle alarmen aan?
Nu, als we op geen euro moeten kijken & we er op los mogen fantaseren dan zouden we natuurlijk wel een butler hebben in zo’n villa. En hij zou Justin heten. 'k Laat hém dan alle alarmen instellen en zich bekommeren over de beveiliging.
Maar stel u voor dat Justin door al die beveiligingsbeslommeringen slecht slaapt zoals ik en 's morgens de koffie lauw zou serveren, of erger : dat hij later op de dag de champagne slecht gekoeld zou serveren ...
Misschien zou 'k beter een veiligheidsman aanwerven om de Justin te ontlasten van het beveiligingsgedoe. Goed, dat is dan beslist : er komt een securityman, ook inwonend. Hij zet dan 's avonds de alarmen aan. Maar hij moet wel wachten tot ik terug in de woning ben hé. Anders kan ik de nacht doorbrengen bij het binnenzwembad. Meneerke Security heeft alles vergrendeld en ik kan het woongedeelte niet meer in. En de binnenhuistelefoon hoort niemand want iedereen is bezig met de voorbereidingen voor het avondeten -souper heet dat dan- de chef, de sous-chef, Justin ... allen hebben het druk met bezig zijn. Rosario is op dit uur bezig met mijn tenues voor straks en morgen en het niet-inwonend personeel is al naar huis.
Daar zit ik dan in zo'n floddertje elegant te koukleumen, één-en-al heimwee naar een flanellen pyjama en knuffelsloefkes en een warm maaltje voor de TV.
Een titske meer euros mag, maar niet zo dat ik een villa met kunst en zwembad zou kopen. Nee, voor mij liever geen al te grote rijkdom. Jammer, want ik had graag Justin eens ontmoet.
m - EZW-06/2009, HiH-10/2014,02/2017, bijgewerkt -
te gast bij Wim Helsen, Tine Embrechts met een fragment uit 'De verliefden ' van Javier Marías
Dat is de misvatting, [...] te geloven dat het heden altijd voortduurt, dat de situatie van elk moment definitief is, terwijl we allemaal zouden moeten weten dat niets dat is, als ons nog maar weinig tijd rest. [...] We leren geleidelijk dat iets wat ons heel ernstig leek ons op een dag niets meer zegt, alleen maar een feit is, een gegeven. Dat er een dag zal aanbreken waarop degene zonder wie we niet konden leven en om wie we geen oog dichtdeden, zonder wie we ons bestaan ondenkbaar achtten, van wiens woorden en aanwezigheid we dag in dag uit afhankelijk waren, onze gedachten niet meer in beslag neemt, en als we af en toe even aan hem denken zullen we onze schouders ophalen, en ons op zijn hoogst heel even afvragen: "Wat zou er van hem zijn geworden?", zonder ons zorgen te maken, zelfs zonder nieuwsgierigheid.
Over het boek : María Dolz, een jonge redactrice, is gefascineerd door het echtpaar dat ze elke ochtend tegenkomt in het café waar ze ontbijt. Dan komen ze van de ene op de andere dag niet meer en blijkt dat Miguel op straat is doodgestoken. Als Luisa maanden later weer opduikt leert María ook Luisa’s huisvriend Javier kennen, met wie ze een innige relatie opbouwt. Maar na verloop van tijd begint ze zich af te vragen of Javier wel te vertrouwen is. Haar hevige verliefdheid maakt plaats voor onberedeneerde angst en ze vermoedt zelfs dat hij een rol speelde in de dood van zijn vriend Miguel.
De verliefden is een onthutsende roman over de nasleep van onze daden en de onmogelijkheid om de waarheid te achterhalen.
Eerste indruk : Zoals het programma startte, hield ik efkes mijn hart vast. Het is een zotte bie als Tine Embrechts wel gegeven om de mensen op het verkeerde been te zetten.
Een gewezen collega van mijn zus Tina woonde gedurende een tiental jaren met zijn nieuwe echtgenote, een Ghanese, in haar thuisland. Tijdens een bezoek in België liet hij horen dat hij er aan dacht om terug hier te komen wonen, aangezien hij de 70 voorbij was en de gezondheidszorg in België toch beter is en uiteindelijk waren de voorzieningen in Ghana niet echt waar een westerse senior het wil mee stellen in de aanloop naar het einde.
In Ghana is was hij met zijn pensioen een rijk man, in België is men met datzelfde pensioen een gewone, welstellende burger. En dat schikte zijn echtgenote niet. Verlies van levensstandaard en decorum, ver van de familie in dit koud kikkerlandje … Een paar weken na hun terugkeer in Ghana is hij plots overleden. Hartfalen. Dat is de officiële versie. Consternatie bij de familie in België, want Charles had voor zijn vertrek een volledige medische controle ondergaan.
De Ghanese echtgenote gaf geen toestemming voor het overbrengen van het stoffelijk overschot, ook niet op kosten van de zussen van Charles. Er had zo een autopsie kunnen van komen hé. Wat natuurlijk de bedoeling was, want de familie had ondertussen gevonden dat er wel meer plotse overlijdens waren (en misschien nog zijn) in bepaalde contreien. Mogelijk door gif voor speerpunten.
Maar Charles werd niet overgebracht naar België. De echtgenote aldaar had het voor het zeggen. En als er geen stoffelijk overschot kwam in België, kwam er geen autopsie in België. De zwarte weduwe kan ongehinderd, met behoud van pensioen, op zoek naar een nieuwe prooi.
Dan denk ik : wat is bij de jongere generaties hier de beeldvorming over dit soort oude dag van de opa en over het einde van die opa …
'Hij heeft het dan toch maar gehad, de ouwe rakker' of 'Hij heeft het zelf gezocht, de ouwe zot'.
m – HiH-02/2016, herwerkt – naar een gegeven van FIV
Bij TeleOnthaal en bij andere opvangmogelijkheden krijgt men verhalen te horen die elkaar bevestigen en die aangeven dat er iets relatief nieuws aan de gang is.
“De ouderen van vandaag zijn niet meer de ouderen van 50 jaar geleden.”
'k Beschrijf het misschien te bondig maar het komt hierop neer : echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg. Een heel leven van spaarzame/zorgzame huisvrouw : wég. Het gebeurt veel vaker dan vroeger. Het gebeurt nu in een ander sociale klasse. En viagra duikt al eens op in die verhalen.
De Tweede Jeugd of het Oud Zot is niet meer het privilegie van rijke zakenlui. En wat The American Dream was na '45, welstand is bereikbaar voor iedereen die hard werkt, is nu het Richard Gere Syndrome: er moet uiteindelijk en tot slot een Pretty Woman komen als bekroning en als beloning voor een leven van hard werken.
Jan/Jean/John-met-de-pet wil nu na zijn carrière ook zo'n dubbele badkuip met iemand in, een trofee-vrouw. Bompa woont nu in Varna of Phuket of Sainte-Marie.
Er is wel degelijk iets aan het verschuiven en er bestaan al studies over. In 2008 ben ik een maand of drie met dat onderwerp bezig geweest en heb ik daarover nogal wat artikelen gevonden op het Net. Er was toen zelfs al een Bulgaarse (!) sociologische studie in de maak.
Na gemiddeld twee jaar zijn de spaarcenten opgesoupeerd, zolang duurt die tweede jeugd, euro-gewijs. En dan wordt bompa enkel nog geduld omwille van de maandelijkse cheque met het pensioen. In een dorpje in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar bvb betekent een Westers pensioen een heel bedrag. Ik vermeld deze drie gebieden, omdat ik in deze drie gevallen zeker ben.
Bompa leeft dan gedumpt bij de moeder, want de dochter, het groen blaadje in kwestie, is al weer elders in Europa aan het werk, op zoek naar een volgende sugar-daddy. Hoe het verder loopt met bompa in de Balkan of in Thailand of op Madagaskar en met zijn gezondheid, is vanaf dan een aparte verhaallijn.
Die jongedames worden beschouwd als goede dochters, zij brengen welstand voor het gezin en voor de hele familie. Als ik de artikelen terug vind zet ik de linken op 't blog. Maar erg opwekkende lectuur is het niet.
Dit alles om te zeggen dat over het sociaal scenario -echtgenoot weg, spaarcenten weg, huis weg- wat nu gebeurt en aan de gang is in de lagere regionen van de middenklasse-inkomens, én over de filières die juist daarop mikken, dat daarover al vakliteratuur bestaat.
Welk beeld kinderen en kleinkinderen zich vormen dat soort bompa's, daar denk ik voorlopig efkes niet over na.
Niet verwarren met de programma-reeks ‘Exotische Liefde’, dat waren case-studies, of wat er moest voor doorgaan. m - EZW-11/2012, HiH-02/2016, bijgewerkt -
Deze voormiddag in de keuken had ik een fijn idee, iets dat mogelijk werkbaar was om een schrijfsel te produceren in de stijl fantasy. Wanneer ik een ingeving krijg ben ik gewoonlijk bezig met water. Met stromend water. Waarom dat zo is weet ik niet, ik probeer het zelfs niet meer te weten, maar zo gebeurt het. Niet elke keer, wel soms. Bij stromend water.
Onder de douche valt dat tegen, in geval van ingeving kan ik daar niet onmiddellijk weg. In de keuken valt dat al eens mee, ik droog mijn handen af en denk dat ik het idee wel efkes kan onthouden. Dat was vandaag ijdele hoop, de ingeving wasemde weg terwijl ik naar hier, naar het klavier stapte.
Nu zit het idee in de X-zone, ergens waar ik niet bij kan. Een zone die op geen enkele hersenscan voorkomt.
Ik ski over de plooiingen van mijn hersenschors. Niks. Ik daal af in de grijze materie. Niks. Ik zwem rond in mijn ventrikels. Niks.
Het idee danst telkens een andere kant uit.
Het is weer zo'n een bolleke van wit albast in een wazige sluier. Telkens ik bijna een tip van de sluier te pakken heb, danst het bolleke verder weg.
Desmond Morris over maatschappelijk gedrag ~ vervolg op tekst nr 292
Over groepsgedrag en maatschap, over maatschappij en maatschap-pijn.
Gisteren en vandaag heb ik een flink deel van de tijd gezocht naar dit boek en ik kan u met zekerheid zeggen dat we het niet meer hebben, het is weg, foetsjie, ribbedebie. Waarschijnlijk ooit uitgeleend.
Uitlenen. Ook zo'n typisch menselijk gedrag. Dieren lenen niet uit. Die weigeren. Puur op intimidatie. Ze meppen en grauwen. Of ze snauwen de vrager af. Ik niet. Ik doe onnozelweg wat er gevraagd wordt. Want het boek was een tijd moeilijk te vinden. - Dit boek lenen? Ja natuurlijk! Wacht, ik zal het in een plasticske doen, want het regent. Ziezo. Alstublieft ! En waarschijnlijk was ik nog blij ook, dat ik iemand had kunnen helpen. Sociaal wenselijk gedrag vertonen? Ik liet een boek verdwijnen! Met de glimlach! Gelukkig ben ik die fase voorbij. En gelukkig bestaat Internet. Het boek is er overal te koop en de tekst van de achterflap heb ik gevonden :
“In De Naakte Aap deed zoöloog Desmond Morris een boekje open over het menselijk dier, in De Mensentuin laat hij zijn licht schijnen over de maatschappij die de naakte apen hebben gemaakt.
Hij vergelijkt ons gedrag met dat van dieren in gevangenschap en de overeenkomsten zijn verbluffend. Met veel humor behandelt Morris onderwerpen als seks, status, creativiteit en intelligentie. En aan het slot van het boek vraagt hij zich af wat we uiteindelijk van onze samenleving zullen maken: een nog groter gekkenhuis of een mensen-speeltuin. Voor de laatste mogelijkheid geeft hij waardevolle tips aan wereldverbeteraars en andere optimisten.”
Naar mijn gevoel zou er kunnen staan 'aan de wereldverbeteraars en andere optimisten onder ons.' Want volgens mij heeft iedereen ooit een wereldverbeterende of andere optimistische fase doorgemaakt, al dan niet hormonaal gestuurd. Los daarvan, ik zou graag horen of lezen wat Desmond Morris van de huidige situatie denkt, van de maatschappij zoals ze er vandaag uitziet, de mensentuin van de voorbije tien jaren
We hebben op TV en radio al beschouwingen gehad van politiekers, filosofen, economen, historici, kunstenaars en andere denkers en rond die tafels krijgt een gewone mens geen stoel- maar ik zou heel graag eens zoöloog aan het woord horen over ons groepsgedrag en wat daaruit voort vloeit, over de internationale situatie van vandaag. Liefst Desmond Morris hemzelve op die stoel.
Of dit een realistische wens is, ik denk het niet. Dr. Morris is in januari 91 geworden. Of hij nog zin heeft om de maatschap-pijn van vandaag te bekijken …
Het kan de lerares biologie geweest zijn of de leraar esthetica die soms nogal de filosofische toer op ging. Iemand heeft ons ooit aangeraden het boek te lezen. Het was een pocketboek, betaalbaar voor iedereen en geschreven in een taal die verstaanbaar was voor iedereen. Het was 1969 en ik was 17 en ik herinner mij dat ik die blote achterwerken op de kaft toen 'onbeleefd' vond.
"De homo sapiens, ook al is hij zo geleerd geworden, is niettemin een naakte aap gebleven. Ondanks de verheven nieuwe motieven, is hij geen van zijn oude motieven kwijtgeraakt. Dit brengt hem nogal eens in verlegenheid, want de oude driften hebben hem miljoenen jaren vergezeld, de nieuwe zijn hoogstens een paar duizend jaar jong."
1969 2007
“Wij mensen onderscheiden ons van de aap door onze schamele beharing, maar ook door onze intelligentie, door onze onderzoekende aard en door onze onstuitbare neiging de natuur om ons heen te willen beheersen en veranderen.”
- beheersen en veranderen :van ooit intensieve landbouw/veeteelt/bosbouw/mijnbouw tot nu de ongebreidelde ontbossingen en andere verstoringen voor extensieve ontgingen
“Tegelijkertijd wijken we minder af van de primaten dan we misschien willen geloven.”
- de mensapen onder de primaten zijn de grote apen zonder staart, zoals wij, zegt Wiki.
“De zoöloog en gedragsonderzoeker Desmond Morris stelt in De Naakte Aap de vraag: wat voor dieren zijn wij mensen? ”
- over het geheel van de planeet gezien : waarvoor dienen wij mensen … onze soort is door het aantal ongeveer overal de verstoorder van het bestaand evenwicht. De mensheid kweekt zich te pletter.
“En bij zijn bestudering van het menselijke gedrag komt Morris tot enkele wel heel verrassende conclusies.”
Op de slotpagina waarschuwt Morris voor overbevolking, in 1967, vertaling 1969. De Club van Rome komt tot een gelijkaardig besluit in haar rapport van 1972, 'de grenzen aan de groei'
Tja, in het geheel van de natuur gezien, waarvoor dienen wij eigenlijk als soort, met onze 'onstuitbare neiging de natuur om ons heen te willen beheersen en veranderen' met ons typisch menselijk gedrag ?
Ze denken dat we slapen, maar soms ben ik wakker en wanneer ik dan 's nachts in de keuken kom, vang ik al eens iets op natuurlijk.
Onder keukentoestellen bestaat een rangorde. Wij denken dat we een keurige keuken hebben met toestellen in een rationele rangschikking volgens belangrijkheid naar ons eigen goeddunken. Maar in feite is het een organisch systeem met een gans eigen organisatie.
De koelkast is de dueña die ongeveer alles dicteert: hoe lang iets goed blijft, wat onmiddellijk de diepvries in gaat, wat de volgende dag moet opgegeten worden, wat de soep in kan.
Vlak onder haar staat de diepvriezer, haar lakei. Hij weet zich belangrijk maar kijkt toch omhoog om te zien wat de koelkast beslist. Alles wat zij beslist is belangrijk, slaat aan bij hem.
De stoomoven is hooghartig. Hij wil met de andere toestellen niks te maken hebben, hij heeft zijn gans eigen systeem. De microgolf-combi eronder is robuust, koppig en vastberaden : ik was hier eerst, gelijk hoe belangrijk die van hierboven zich vindt. Hier ben ik en hier blijf ik.
De gaskookplaat is het sloofje. Ze is een beetje uit de mode. Maar ze is een volgzame harde werker. Ze laat haar vier branders zéér nauw luisteren naar de knoppen.
Onderaan de hiërarchie, ze kijken op hem neer, letterlijk, staat de vaatwasser. Degene die het vuil wegspoelt en wegwast. De rioolwerker, vinden ze.
Maar het gasfornuis en de vaatwasser zijn juist de twee die ik niet zou willen missen. Dat heb ik daar vannacht eens heel duidelijk gesteld en verteld. Hopelijk blijft het nu wat rustig in de keuken.
Een beetje plagen als uitnodigen tot spelen, dat doen andere zoogdieren dan de mens ook. Uitdagen over dominantie doen andere zoogdieren ook. Maar opzettelijk in de luren leggen, bedotten … daarbij bedoel ik iets lichter dan pesten of treiteren maar toch wat sterker dan speels plagen. Misschien is bedotten niet de juiste nuance, maar voorlopig vind ik geen ander woord.
------
Ergens in de jaren '70, toen een stamcafé nog een stamcafé mocht zijn en zo niet nodig vertaverniseerd moest worden, stond ik een late namiddag aan de toog bij de veterane stamgasten, mannen van rond de 50. Ik was toen nog van de jonge garde, wat inhield dat ik elk van die mensen bij het binnekomen een hand gaf. Dat was daar de gewoonte, de jongeren groetten de ouderen. Nooit omgekeerd.
Jos de Gendarm stond weer aan de korte kant van de toog. Gendarm was niet zijn bijnaam, Jos was bij de Rijkswacht. Jos stond daar dus aan de korte kant van de toog weeral het werk van de bazin te bemoeilijken en hij had het die keer over Churchill, wie weet hoe lang al. Het was vroege vooravond aan het worden, en Jos bleef maar vertellen over Churchill, en Chamberlain en WOII, met nog wat datums van Akkoorden en Verdragen erbij. Waarschijnlijk had hij een documentaire gezien of had hij een artikel gelezen. Niemand onderbrak hem, want men onderbreekt een rijkswachter niet.
De mannen schuifelden af en toe en zuchtten en Jos ratelde maar door. Wat doet hij weer vervelend, dacht ik. We komen hier om wat te lummelen, niet om denkwerk te verrichten. Maar niemand van de mannen zei iets. Daarom deed ik het maar, met mijn meest argeloos gezicht : "Amai Jos, zuchtte ik vol bewondering, gij zijt écht goed in Aardrijkskunde hé!"
En met neergeslagen ogen nam ik een slok.
Zijn woordenstroom was onderbroken. Van consternatie? Jos viel stil.
"Jeanneke, zet de TV eens aan" zei iemand van de veteranen. De bazin zetten de TV aan. Maar er werd niet echt naar gekeken. 't Was voor 't geluid. De mannen draaiden zich naar elkaar toe en begonnen een trage praat over voetbal, duiventil en wielrennen. Waarvoor ze gekomen waren. Rustig een pint pakken. Vooral rustig.
Jos bleef stil. Hij nam zijn glas en kwam naast mij staan. - Zeg, zei hij zachtjes, als om me niet in verlegenheid te brengen, dat is geen aardrijkskunde hoor, dat is geschiedenis. - Ah, deed ik verbaasd en luid genoeg, Geschiédenis! - Jaja, zei Jos, jaja.
Hij dronk bedachtzaam zijn glas leeg, nam zijn jas en verdween, de buitenwereld in.
Ene van de mannen aan de toog zei zonder omkijken: - Jeanneke, geef dat Meiske hier een glas van mij.
En ik kreeg een pint voor mijn neus. Dat glas, beste lieden, was toen evenveel als een ereteken want het gebeurde daar niet dat de oude garde zich verwaardigde een jonge snotter te trakteren. Maar die keer dus wel. Ik had die pint, een vorm van achting toen, verdiend op lef, door het argeloos onnozel te spelen tegen een tateraar die ook rijkswachter was. Ik had als prille twintiger een rijkswachter doen zwijgen. Door hem te bedotten. Schol.
een avondje naar de bios ~ politiebureau Delft, 29 november, een nachtoproep
"Het is een drukke avond op de meldkamer en de meldingen komen achter elkaar binnen. Het is zo’n avond dat er geen moment rust zit tussen de aangeboden telefoontjes. Mijn telefoon gaat, het is een 112 melding.
Ik begin met “goedenavond politie…” maar voordat ik ben uitgesproken hoor ik een kinderstemmetje vragen: “waar is mama?” Meestal als kinderen 112 bellen zijn zij aan het spelen met de telefoon en aan de stem van de kleine te horen is zij vast niet ouder dan 4 of 5 jaar. Het meisje begint te huilen en zegt: “Ik weet niet waar mama is”. Op de achtergrond hoor ik een baby huilen. Ik vraag aan haar: “Hoe heet jij?” Met snikkende stem zegt ze: “Emma”. Ik vraag aan Emma wie ik op de achtergrond hoor huilen. Emma zegt: “Dat is mijn broertje, maar hij is nog erg klein”.
Het vervelende is dat er geen gegevens met de telefoon zijn meegekomen. Als iemand met een vaste lijn belt, wordt soms het geregistreerde adres en telefoonnummer meegezonden. In dit geval zie ik geen gegevens. Ik vraag aan Emma of ze zeker weet dat mama niet thuis is. Voor de zekerheid vraag ik of papa thuis is. Emma begint weer te snikken en zegt: “Ik kan ze niet vinden”. Ik vind het vreemd dat kinderen van die leeftijd alleen zijn. Wellicht is moeder even naar de buurvrouw en komt zij zo weer terug denk ik. Ik weet even niet wat ik moet doen met een huilend meisje, een huilende baby, geen adresgegevens en geen telefoonnummer. Ik zeg tegen Emma: “Blijf maar aan de telefoon, ik ga je helpen en wij gaan samen mama zoeken”.
Ik vraag aan Emma waar zij woont. Zachtjes zegt zij: “Rotterdam”. Het adres of de straatnaam weet zij niet te noemen. Ik vind het een lastige zaak worden, twee kleine kinderen alleen thuis en ik heb geen idee waar zij zich bevinden. Emma kletst alweer ronduit over haar beer die zij in haar handen heeft en de baby is ook stil. Ik vraag aan mijn collega het telefoonnummer bij de 112 centrale in Driebergen na te trekken om op die manier achter het adres te komen. Gelukkig hebben wij een hit, een straat in Rotterdam waar zij zou moeten wonen.
De collega’s op straat gaan onderweg en ik houd Emma aan de telefoon. Bij het adres aangekomen vraag ik aan Emma of zij al politie voor de deur ziet. Emma zit boven in de slaapkamer en kijkt uit het raam. “Nee.” zegt zij stellig. Wat blijkt, het gezin is volgens de huidige bewoners recentelijk verhuisd maar onbekend naar welk adres. Met Emma nog aan de telefoon gaan wij op zoek naar het nieuwe adres. Emma is nog te jong om te lezen, dus een kenteken van een geparkeerde auto oplezen lukt ook niet.
Mijn collega krijgt een man aan de lijn, die een klein meisje in een raamkozijn ziet staan in een donker huis en vindt dat gevaarlijk. De man had aangebeld maar kreeg geen reactie. Direct zijn de collega’s naar dat adres gestuurd en zagen daar een klein meisje in het raamkozijn.
Ineens zegt Emma: “Ik zie een politieauto”! De kleine meid in het raamkozijn is Emma. Opgelucht kan ik ademhalen want Emma en haar broertje zijn in goede handen bij de collega’s. De ouders van Emma bleken een avondje naar de bioscoop te zijn. wa-bliéf ?
Emma en haar broertje slapen altijd door en worden nooit voor een bepaalde tijd wakker. De ouders konden geen oppas krijgen en hebben het er op gegokt dat het wel goed zou komen... Helaas werden de kinderen te vroeg wakker waardoor er een zeer vervelende situatie is ontstaan.
De ouders hebben een stevig gesprek gehad met de collega’s op het bureau en daarnaast krijgen zij begeleiding van Bureau Jeugdzorg. Ik ben gerustgesteld dat Emma veilig is en de volgende beller dient zich weer aan … "
’k Wou hier onmiddellijk een paar eigen bedenkingen zetten, maar mijn verontwaardiging was zo groot dat ik bovenstaande tekst een paar dagen moest laten rusten.
“De ouders konden geen oppas krijgen en hebben gegokt dat …”
misselijk word ik van die houding, van die mentaliteit. Ces gens-là …
Ten eerste, als men geen oppas kan krijgen blijft men zelf thuis als oppas, men blijft bij de kinderen. Ten tweede, als het over kinderen gaat gokt men niet, men denkt na.
Chotver, wat een gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Wat een egoïsme. De kinderen alleen laten omdat men naar de bioskoop wil. De kinderen alleen laten voor een pleziertje? Sommige mensen verdiénen geen kinderen. Wat is het volgende? Dat die twee hun kinderen de zomer daarop vergeten in de auto?
buitenlandse zeelieden en Belgische pralines een verhaal over een kwieke jonge gast, een Canadees, KP
LM & ik hebben KP gekend als 2de stuur in '96. Een crème van een jongen om mee te varen. Echt een groepsmens.
In '98, tijdens het monsteren bij de rederij, zagen we op de bemanningslijst dat KP aan boord was als 1ste stuur, als chief officer. En wist ik dat we ons beide handjes mochten kussen, met deze gast kwam het goed. En dat was nodig ook, want er was een kneuter van een kaptein aan boord. Ene PPM.
KP was een opgewekt en energiek tegengewicht voor die kaptein. Met minder bevoegdheden, dat wel, maar met meer natuurlijk gezag, gewoon omdat hij beroepsernst en geloofwaardigheid uitstraalde. En tegelijk was hij een vlotte, vriendelijke mens, in tegenstelling tot de kneuter. Kortom, KP werd op handen gedragen.
We namen voor hem Belgian Chocolates mee, omdat hij me in ’96 een verhaal verteld had over onze nationale snoep, de pralines.
KP was na zijn allereerste contract voor de rederij afgemonsterd met een tussenstop in België, omdat men hem op kantoor in Antwerpen eens in persoon wou zien en spreken. Na de bespreking had hij nog tijd voor een verkenning door de stad en hij had pralines gekocht. Voor thuis in Canada.
KP zijn moeder is Zwitserse en zijn vader is Luxemburger. Of omgekeerd. Een van de twee komt uit Zwitserland en houdt van chocolade. De Belgische praline is misschien niet zoet genoeg voor de Zwitserse smaak, maar het is een kwaliteitsproduct en KP kocht dus een flinke doos pralines. Voor thuis in Canada.
Hij hield ze in handbagage, want men wil niet met gekneusde pralines toekomen. Wel, hij is zonder pralines toegekomen in Canada, hij heeft alles opgesnoept tijdens de vlucht.
Dan zwijgt men thuis toch over die pralines, dacht ik. Maar dat was niet meer mogelijk. Hij had van uit het hotel in België getelefoneerd met thuis en hij had onder andere verteld dat hij Chocolates had gekocht voor hen. Echte Belgische! En thuis gekomen moest hij dan toegeven dat hij ze … euh, was kwijtgeraakt? Maar het zou hem niet meer overkomen. Wanneer hij nú afmonsterde (in '96 dus) zou hij twee dozen pralines kopen. Eén om op te snoepen tijdens de reis en één voor zijn ouders. Voor thuis in Canada.
En weer was hij zonder thuis gekomen, vertelde hij, toen in '98, twee jaar later. Te tweede doos was ook leeggesnoept. Ze zijn gewoon te lekker, zuchtte hij.
In Canada zijn Belgian Chocolates wel verkrijgbaar, maar daar zijn ze vreselijk duur. Bikoos, legde hij uit, ze worden per vliegtuig aangevoerd. Qua prijs is het daarom interessanter ze in België te kopen, als de kans zich voordoet.
Interessanter, jaja, maar de in-België-zelf-gekochte-pralines overleven bij u de reis naar Canada niet hé jongen ...
te gast bij Wim Helsen, Sarah Vangeel met een fragment uit Oscar en Oma Rozerood van Éric-Emmanuel Schmitt
Dus, God, in deze eerste brief heb ik je een beetje verteld hoe ik het hier heb in het ziekenhuis, waar ze nu vinden dat ik de geneeskunde in de weg sta, en ik zou je iets willen vragen: kun jij me vertellen of ik beter word? Je hoeft alleen maar ja of nee te antwoorden. Dat is niet echt ingewikkeld. Ja of nee. Streep maar door wat niet van toepassing is. Tot morgen, kus,
Oscar PS: Ik heb je adres niet: hoe doe ik dat dan?