Toen mijn zussen en ik klein waren vertelde mijn Ma verhaaltjes over Liezebelleke. Dat was een figuurtje dat ze zelf ontworpen had. Daarmee had ze zich iets over het hoofd getrokken, want wij vroegen naar vervolgverhaaltjes en Ma kon maar zien dat ze iets improviseerde. Liefst iets dat voor onze drie leeftijden boeiend en geschikt was.
Voor Laura moesten er konijntjes in het verhaal komen. Elke keer. Op een keer vertelde Ma dat het konijntje niet meer mocht meespelen met het kaarten omdat het soms de klaveren op at. Ik zat te glunderen om de verspringing, Tina had het klaveren/klavers nog niet door en Laura begon te wenen omdat het konijntje niet meer mocht meespelen met de andere dieren. Ja, improvisatie is glad ijs.
Liezebelleke droeg haar haar op een dotje, ze woonde in een bos, ze maakte lekkere toversoepen met veel groentjes en ze had een groene wandelstok waar bloemetjes op groeiden.
Liezebelleke was geen fee en ook geen heks. Liezebelleke was een constructie van enkele pedagogische principes, een paar artistieke toevoegingen en een vleugje Oma.
---
Een jaar of tien geleden had Tina ergens een nieuw model wandelstok gevonden voor mijn Ma. Deze was in metaal, uitschuifbaar en blinkend zwart met kleine kleurrijke bloempjes er op. Ma was tevreden over het pluimgewicht, ook over het feit dat de stok uitschuifbaar was maar bij de bloemetjes had ze haar bedenkingen.
Wij hadden schoon vertellen over de loek van laque de chine en zo, ze vond het eigenlijk een hippie-stok. Waarop dan weer twee van haar dochters in hun wiek geschoten waren. Zo blijft het boeiend in onze familie.
Ma heeft zich verzoend met die stok. Niet vanwege het pluimgewicht of het feit dat men hem in de handtas kon wegtoveren en al zeker niet vanwege de loek de chine, maar vanwege de kindersnuitekes.
Jonge kinderen vonden haar wandelstok zeer mooi. In de rij aan de kassa stond er eentje te prutsen aan de bloemetjes. Op het bankje bij de parking kwam er eentje recht op haar wandelstok af. Zelfs kinderen die al hoger waren dan de wandelstok vonden hem mooi.
- Hoe zou dat komen, vroeg ze, dat kinderen die stok mooi vinden. Omdat hij blinkt? Of omdat er bloemetjes op staan? - Omdat het de stok is van Liezebelleke … - Ja, dat zou kunnen. Zal ik nu mijn haar laten groeien voor een dotje? vroeg ze.
St. Patrick's Day is de nationale feestdag van Ierland, Noord-Ierland, Montserrat (Caraïben) en de Canadese provincies Newfoundland en Labrador. De feestdag valt op 17 maart, waarbij men de beschermheilige van het land, Sint-Patricius herdenkt. Overal in Ierland wordt dit uitbundig gevierd met openluchtconcerten, kermis, een grote optocht en vuurwerk bij de rivier de Liffey in Dublin. Groen is de kleur die met het festival wordt geassocieerd. Feestgangers dragen meestal groene kleding en men kan bijvoorbeeld groen bier kopen op deze dag.
Het woord uitbundig is een verbloeming natuurlijk, dat wisten we al. Het betekent gewoon 'sloten drank'.
St. Patrick's Day wordt ook groots gevierd in de VS en Australië, landen waar veel Ieren naartoe zijn geëmigreerd. In deze landen worden veel grote optochten georganiseerd. In New York vindt de oudste en grootste parade* ter wereld plaats, maar ook in Dublin en andere Ierse steden worden parades gehouden.
Over zo'n stoet zei presentator Trevor Noah op Comedy Channel, met een brede zonnige glimlach, want zo is hij, mijn ideale schoonzoon : "Een paar duizend dronken blanken in het groen gekleed en geverfd, heet een parade. Zet daar twee kleurlingen bij en het heet een samenscholing. Onmiddellijk verspreiden die meute!"
In veel landen is een jaarlijks groeiende groep mensen die St. Patrick's Day vieren; niet alleen Ieren of mensen met Ierse voorvaderen. Er is ook een groep zonder Ierse wortels, die zichzelf 'Irish for the day' verklaren; zo heeft een voormalige burgemeester van New York, Ed Koch, zichzelf ooit omgedoopt tot 'Ed 'O Koch' voor Sint Patricius.
Ook is het een traditie dat de Taoiseach (de Ierse premier) en de President van de Verenigde Staten op St. Patrick's Day overleg met elkaar hebben over de voortgang van het vredesproces in Ierland, en breder over de gevolgen van gebeurtenissen in de wereld.
Daarover zou ik meer willen weten. En beelden zien.
St. Patrick's Day is niet alleen verbonden aan de Ierse cultuur, maar is ook een christelijk feest dat door de Katholieke kerk, de Ierse Kerk en andere Anglicaanse Kerken gevierd wordt. Deze feestdag valt bijna altijd in de vastentijd en kan soms in de zogeheten Goede Week vallen. Valt St. Patrick's Day in zo'n week, dan wordt de feestdag verschoven naar de tweede maandag* na Pasen.
Tja, 't is al jammer dat een (drank)feest in de vastentijd valt, maar dat het in de goede week zou vallen, dat vindt zelfs de meest Groene Ier er over. Zuipen tijdens de goede week, dat is niet katholiek. Dan liever de tweede maandag na Pasen. Er is een minimum aan fatsoen, burpt men ginder.
Na 17/03 verschijnen de beelddocumenten weer op 't Net. Het ene al duidelijker dan het andere. Maar eentje sprong er toen uit : feestuitwassen in beeld gebracht aan de hand van het (motorisch) gedrag van peuters.
Waarom wijop St. Patrick's Day zo sterk op peuters lijken:
- ze kunnen geen vijf stappen zetten zonder om te vallen - ze kennen hun grenzen niet - ze praten onverstaanbaar - gelijk-wie is plots een beste vriend - ze vallen in slaap waar ze zitten
De combinatie van de tussentitels en de beelden vind ik een knappe illustratie over hoe het er in 't echt aan toe gaat, zonder de echte beelden te moeten zien. Fijntjes beschreven door ene Kyoot Kids.
Guido Haazen en de Missa Luba ~ vervolg op tekst nr 716 van vorig blog
Jammer dat ik agnost ben, anders zou ik dit wel willen op mijn uitvaart : het Sanctus van de Missa Luba. Vocaal + sober Afrikaans slagwerk = indrukwekkend. Voor mij toch, indrukwekkend. Op 01min10 gaat het ritme van ingetogen en bijna hypnotiserendnaar uitbundig, opgewonden, gehaast bijna. Om ter eerst bij de hemelpoort. Een Hosanna.
“De Missa Luba is ontstaan uit de samenwerking van een schoolkoor, hun dirigent, en een aantal leraren. In 1953werd Guido Haazen als katholiek missionaris naar Kamina gestuurd, (Kamina ligt in Katanga, binnenland) waar hij verantwoordelijk werd voor het algemeen beleid van een school, met name ook voor de liturgie, en voor de muziek. Tot dan toe werd er in de liturgie van die school alleen westerse muziek gezongen. Maar Haazen, die al snel de schoonheid van de plaatselijke muziek leerde kennen en appreciëren, vond dat die Afrikaanse muziek ook in de liturgische beleving van de kinderen en de leraren thuishoorde.
In die tijd was dat voor een missionaris een zeer ongewoon idee, want die muziek werd vaak als heidens beschouwd. Haazen moest zelfs bij zijn eigen koorleden behoorlijk wat weerstand overwinnen eer ze voor hem hun muziek wilden zingen. Toen ze dat deden, leerde hij hen een aantal principes van de westerse esthetiek (zoals gelijk beginnen en eindigen, zingen in plaats van roepen).
‘En geleidelijk begonnen ze te voelen dat zij niet moesten onderdoen voor de Westerse liederen. Toen we een zangavond gaven voor de Blanken van Kamina werden ze zo spontaan toegejuicht dat het duidelijk was hoe die Blanken verrast waren door de schoonheid van hun liederen. Dat gaf hen een sterk gevoel van eigenwaarde’. Maar een mis met Afrikaanse muziek, dat was een brug te ver. Tot in 1957 Haazens koor, dat zich ondertussen De Troubadours van Koning Boudewijn mocht noemen, uitgenodigd werd te zingen op Expo 58. Met de toestemming van een progressieve overste greep Haazen die uitnodiging aan om zijn idee toch te realiseren: een mis met authentieke Afrikaanse muziek, waarop de Latijnse tekst geïmproviseerd werd. Behalve het Kyrie dan, want dat is Grieks, geen Latijn zegt google. En Hosanna is een Hebreeuws of een Aramees woord.
De première vond plaats in de kerk van Sint-Bavo in Kamina, op 23 maart 1958, met Ngooyi als tenor solo en Haazen als dirigent. De dag daarna reisden De Troubadours van Koning Boudewijn af naar België, 5 jongens (van 9 tot 14 jaar) en de 17 volwassenen (leraren) waar ze zes maanden bleven en de Missa Luba ± 130 keer uitvoerden, het vaakst in het Paviljoen van de Katholieke Missies op Expo 58, waar ze voor Philips ook de opname van het werk maakten die een wereldsucces zou worden.
oorspronkelijke platenhoes
Er waren ook enkele optredens in Nederland en in Duitsland. Een hoogtepunt was een optreden in het Koninklijk Paleis van Brussel samen met de Wiener Sängerknaben, tijdens hetwelk de Troubadours een speciaal voor de gelegenheid gecomponeerd Tantum Ergo zongen. (= loflied)
Het succes van de Missa Luba was eerst voornamelijk Afrikaans, maar is het nu wereldwijd. Ze wordt overal uitgevoerd zowel in concerten als tijdens de mis, in Nederland bv. jaarlijks in de kapel van de Sociëteit voor Afrikaanse Missiën sinds 2005.
Wereldwijde verspreiding was alleen mogelijk omdat Guido Haazen in 1964 een transcriptie maakte in moderne notatie. Hij had lang geweigerd dat te doen, omdat de Missa Luba zoals De Troubadours van Koning Boudewijn ze uitvoerden, voor een flink deel op improvisatie berustte – iedere uitvoering door de Troubadours was verschillend.
Maar uiteindelijk transcribeerde hij de Missa Luba toch, onder druk van Philips, en van allerlei koren die het werk ook wilden uitvoeren en daarbij soms gebruikmaakten van eigen transcripties van de plaatopname. Transcripties die vaak een resultaat van bedenkelijke kwaliteit opleverden. Haazens transcriptie is niet alleen gebaseerd op de opname uit 1958, maar ook op zijn herinneringen aan vele van die andere, telkens verschillende uitvoeringen.”
De kooruitvoeringen zijn zo gepolijst dat ze haast pover zijn, bijna een aanfluiting voor het origineel. Ze staan op You Tube, maar ik plaats de linken hier liever niet.
Enkele maanden geleden was LM in de keuken iets aan het los- of vastvijzen in de kast onder de spoelbakken en daar heeft hij gelijk de eerste de beste beginneling zijn hoofd gestoten.
Het deed zo'n pijn dat hij een paar tellen roerloos blijven zitten is. Dat was letterlijk lijden onder de leiding. Het moet wel een botsing geweest zijn want achteraf was er een lichte zwelling te voelen. In zijn versie van het gebeuren was het een bult als een ei en is hij daar aan een dubbele schedelbreuk ontsnapt, louter door zijn reactiesnelheid. Reactiesnelheid, mon oeil.
(…) kon er geen kusje op de wonde, dat doet wonderen. CvT
Dat kusje heeft moeten wachten hoor. Eerst kwam er een drupke Betadine, want er was één stippel bloed te zien. Onmiddellijk daarna kwam met loeiende sirene het zakje blauw ijs uit de vriezer. Na het ijs ging er een voorzichtige dosis Hirudoid op de zwelling, want ze vertoonde toch de kromming van een omgekeerd koffielepeltje. Iets waarvoor ikzelf de huisapotheek nog niet opentrek.
De wonde is behandeld met gepaste aandacht en de gewonde werd behandeld met gepast medeleven. Een kusje is op zulke momenten echter niet gewenst want hij is volgens eigen zeggen 'geen klein kind'. Een kusje zou zijn ego maar gekwetst hebben. En dat kon er toen niet nog eens bij bovenop. m – HiH-03/2017, herwerkt -
Zo is het begonnen, met vogeltjes-kijken in de lente, wanneer de hofmakerij aanvangt. Die rituelen zijn soms zo grappig. En onbeholpen. Dus vertederend en charmant. Zoals een Turkse Tortel met een twijgje komt aanvliegen en het aanbiedt, om haar te laten weten dat hij wel degelijk weet wat nestbouwen betekent.
- Och, zegt zij dan en ze zet een paar stapjes naar links, wat is een twijg, laat eerst maar eens zien wat ge daarmee kunt. - Wacht maar, wacht maar, wacht maar, zegt hij druk doende en hij wrikt de twijg in een takkenwirwar die blijkbaar de geschikte bouwplek is.
Ik bedacht er tekst bij en LM gaf commentaar. Het werden dialogen. De vogel-koppeltjes zorgden voor beeld, wij deden de klank. Zij fladderden en flirtten en wij stonden ongeveer te kibbelen wie die oude verrekijker mocht gebruiken.
Anneke Kooiker
Later diende de verrekijker voor vanalles en nog wat, op reis en thuis. Het is zo’n zwart en zwaar model van lang geleden. ’k Moet er wel bij vertellen dat we nergens inkijk hebben. Enkel kijk. Daarom durven wij. ’t Zou ander gluren zijn hé. Maar naar het stoepgebeuren kijken kan 100% want dat is de openbare weg.
Oja, de gekozen plek van de jonge duif was toen blijkbaar voldoende beschut want de latere generaties gebruikten en gebruiken die plek nog elk jaar voor een nieuw nest. Want Turkse Tortels bouwen niet windbestendig. Zo zien wij bij het begin van elke lente opnieuw het charmant twijgjesritueel voor de constuctie van een nieuw nest.
Er wriemelde een idee in mijn achterhoofd maar ik wou het zonder de hulp van het Net aan de oppervlakte laten komen : wie zong ooit dat lied en hoe klonk het weer ? Dit wou ik nu eens helemaal zelf aan de weet komen, zoals vroeger, zonder Google.
Na anderhalve dag neuriën was LM het lichtjes beu. En ik ook. Het verschil in snelheid tussen mijn geheugen en dat van het Net bedraagt 36hrs. Ziezo, dat weet ik weeral, dat ik zoiets niet te vaak meer moet doen, zelf willen wriemelen.
Hierover ging het :
Willeke Alberti - Spiegelbeeld, 1963
Spiegelbeeld vertel eens even, ben ik heus zo oud als jij. Is 't waar, ben ik twintig, is m'n tienertijd voorbij. ‘k Ben wel jong maar ik ben toch niet zo jong meer als ik was. Ging zo graag nog een keertje, terug naar de klas.
Spiegelbeeld ik kan je haten, want je geeft geen dag terug. Waarom gaan toch die jaren, als je jong bent zo vlug. ‘k Ben wel jong maar er is toch al zoveel herinnering. Spiegelbeeld uit al die jaren vergeet ik geen ding.
Spiegelbeeld m'n eerste vriendje, was een joch zo oud als ik. Kreeg van hem m'n eerste zoentje, 't was een heerlijk ogenblik Ik ben wel jong maar dat zou ik nog zo graag eens overdoen. Quick quick slow, de eerste dansles, wat was ik nog groen.
Heb alleen nog wat foto's en die zeggen 't me weer. 't Is voorbij, m'n eerste baljurk, die draag ik niet meer.
Gerrit den Braber vertaalde Spiegelbeeld uit het Engels voor Willeke Alberti. Het nummer Tender Years, werd in 1960 gebracht door Georges Jones (country).
te gast bij Wim Helsen, Bart Somers met een tekst van Stefan Zweig
De wereld van gisteren
We konden kosmopolitischer leven, de hele wereld stond voor ons open. We konden reizen zonder pas of visum, waarheen we maar wilden, niemand vroeg ons naar politieke overtuiging, afkomst, ras of religie. We hadden zeker - dat ontken ik beslist niet – een oneindig veel grotere individuele vrijheid, en daar waren we niet alleen op gesteld, maar we hebben haar ook gebruikt. Maar zoals Friedrich Hebbel het ergens treffend zegt: ‘Nu eens hadden we geen wijn, dan weer hebben we geen glas’. Het komt maar zelden voor dat een generatie beide wel heeft; als de moraal de mensen vrij laat, dan perkt de staat die vrijheid in. Laat de staat ze hun vrijheid, dan probeert de moraal ze die af te nemen.
Over het boek : 'De wereld van gisteren' is de projectie van het individuele levenslot op het lot van een hele generatie. De Oostenrijke jood zocht vertwijfeld naar een nieuw Europa van pacifistische en humanistische signatuur. In plaats daarvan raakte Europa in de greep van de nazi's, die Zweigs bij miljoenen zo populair geworden werk in het openbaar lieten verbranden.
Een aantal jaren geleden kwamen de kleinkinderen van een zus van LM voor een namiddag naar hier bij ons omdat er bij Rina thuis besprekingen waren en daar kon ze de kinderen efkes niet bij hebben.
De kinderen kenden ons enkel als verre familie, een grootoom en een groottante … die dan nog op een schip vaarden ook. Het viel tegen dat wij niet op dat schip woonden, maar de namiddag is toch zonder nog grotere schokken verlopen. Toen we ze in de late namiddag terug reden naar het huis van hun Oma vroeg ik of ze blij waren dat ze weer naar Oma gingen.
- Ja, want we gaan hamburgers eten! - Hamburgers? Bij Oma thuis? - Nee, bij MakDôNalds.
LM en ik keken mekaar efkes aan. Rina zou de kinderen toch nooit meenemen naar een hamburgerkot?
- 'k Denk het niet hoor, zei ik voorzichtig, dat Oma graag hamburgers … - Jawel, want ze zong het liedje. - Welk liedje? - Het liedje van Mak-Do-Nalds, klonk het nadrukkelijk en ongedurig van op de achterbank. - Zing dat liedje eens?
En dan hoorden we : Ôma'k-Dôô-Nalds, Ôma'k-Dôô-Nalds, Ôma'k-Dôôôô-Nalds Klementaajn
Toen we de kinderen afleverden vroeg ik hen het liedje nog eens te zingen voor Oma. Rina herkende de melodie van Oh My Darling Clementine, maar ze moest toch twee keer luisteren eer ze hun 'Oma 'k Dô-Nalds' verstaan had.
Ze kon zich echt serieus houden en als ik me goed herinner heeft ze toen als avondmaal voor haar zangertjes rundsburgers uit de diepvriezer getoverd.
te gast bij Wim Helsen, Radna Fabias met een tekst van Padgett Powell uit 'De vragende vorm'
Is je moeder overleden en zo ja, zou je dan iets tegen haar willen zeggen? Zeg je ooit tegen jezelf: 'Ik ga slapen, ik ben moe'? Zit daar niet een alleraardigst liedje in? Word je hoe langer hoe onzekerder nu we het einde naderen? Heb je genoeg slimme dingen gezegd en zo min mogelijk ondoordachte, en heb je ten minste een keer op je strepen gestaan? Had je een rustig leven of was je de godganse dag in de benen? Geef je jezelf, iemand anders of helemaal niemand de schuld van je fouten? Hou je van gladde, gelei-achtige jam of juist van compote met stukjes erin? Denk je dat je dom bent? Ben je zeker van jezelf? Gebruik je het woord 'coördinaten'? Vind je een glas cognac - walsend, amberkleurig, helder, prikkelend - aantrekkelijk? Is er onrust in het paradijs? Hebben wielen plezier? Is liefdadigheid eindig?
Over het boek : "De tekst van dit boek is een merkwaardige opeenvolging van louter vragen. Levensvragen, absurdistische vragen, futiele vragen, psychologische vragen - alles komt voorbij in schijnbare willekeur. Zo kun je achtereenvolgens worden geconfronteerd met 'Zitten er hiaten in je karakter?', 'Vind je het lastig om de verlangens van zeurderige mensen te weerstaan?' en 'Heb je ooit het anker van een elektromotor gewikkeld?'.
Het vormexperiment is fascinerend en verveelt verrassend genoeg niet. Soms volgt een reeks vragen over een bepaald onderwerp elkaar op, soms verbergt een vraag een anekdote, soms keren thema's meermalen terug. Powell geeft zo in ieder geval nu en dan de suggestie van samenhang, en hoewel er zich geen plot ontwikkelt, krijg je langzamerhand wel een beeld van de vragensteller. De kracht zit voor een groot deel in de formulering van de vragen, en daarvoor verdient de vertaler een groot compliment. Hij komt met vondsten als: 'Als een stortbui een stortvloed van regen is, is een plensbui dan een plensvloed van regen?'"
Eerste indruk: Fabias is een dame naar mijn hart. Zelf het ik ook de neiging de dingen kapot te nuanceren en het is een opluchting, een verademing te vernemen dat ik niet de enige ben die behept is met dit soort behoedzaamheid.
te gast bij Wim Helsen, Christophe Deborsu met Lucas 24, 13-35
17 Jezus vroeg hun: 'Waar loopt u toch over te praten?' Daarop bleven ze somber gestemd staan. 18 Een van hen, die Kleopas heette, antwoordde: 'Bent u dan de enige vreemdeling in Jeruzalem die niet weet wat daar deze dagen gebeurd is?' (...)
25 Toen zei hij tegen hen: 'Hebt u dan zo weinig verstand en bent u zo traag van begrip dat u niet gelooft in alles wat de profeten gezegd hebben?' (...)
28 Ze naderden het dorp waarheen ze op weg waren. Jezus deed alsof hij verder wilde reizen. 29 Maar ze drongen er sterk bij hem op aan om dat niet te doen en zeiden: 'Blijf bij ons, want het is bijna avond en de dag loopt ten einde.' Hij ging mee het dorp in en bleef bij hen. 30 Toen hij met hen aan tafel aanlag, nam hij het brood, sprak het zegengebed uit, brak het en gaf het hun. 31 Nu werden hun ogen geopend en herkenden ze hem. Maar hij werd onttrokken aan hun blik. 32 Daarop zeiden ze tegen elkaar: 'Brandde ons hart niet toen hij onderweg met ons sprak en de Schriften voor ons ontsloot?' 33 Ze stonden op en gingen meteen terug naar Jeruzalem, waar ze de elf en de anderen aantroffen, 34 die tegen hen zeiden: 'De Heer is werkelijk uit de dood opgewekt.'
rood woestijnzand ~ergens in de jaren 80, de pre-LM periode
Door de kleur baksteenrood / roestrood hebben we ooit aan boord een klein paniekje meegemaakt. Het schip vervoerde ijzererts. Een schip met zeven of negen luiken. De luiken zijn gas- en waterdicht afgesloten. Op een ochtend lag over heel het dek, kasteel inbegrepen, een laag steenrood poeder. Stof van de lading? Hoe was dat uit de luiken ontsnapt? En diagonaal verdeeld over het schip? Was er iets met een aantal luikdeksels dan? Het was een ochtend vol vraagtekens.
De luikdeksels werden gecontroleerd door de 1ste stuur + de capt hemzelve en de chef mecanicien moest ook mee vermits het vermoedelijk om een defect in de deck-machinerie ging. De ronde duurde een halve voormiddag. In de tropenzon.
Bij de coffeetime om 10h bromde de bootsman iets als - Al die galonnen aan dek, dat ze gvd op hun brug blijven. Al die zever voor 'dat beetje' zand! - Ah? Is het zand? vroeg ik voorzichtig.
Natuurlijk was het zand. 's Nachts aangevoerd door aflandige wind. Er was helemaal niks mis met de luiken of met de luikdeksels. Het steenrood/ijzerertsrood stof was gewoon woestijnzand en ongeveer iedereen wist dat. Behalve de drie die het hadden moeten weten.
Mensenlief, wat hebben dié achteraf theater gemaakt!
Pit is de Pa van mijn Ma. Hij werd geboren op 08 februari 1894. Hij is overleden op 24 september 1958. Hij was 13 jaar ouder dan Oma. Waarom ik hem Pit noemde weet ik niet meer.
Dag Pit,
Ik nog eens. De tweede keer deze week. Jáá, in die rustige eeuwigheid daar ergensis dat storend. Sorry hoor.
Zijt ge daar nog altijd 64 jaar? Ik hier al 66.
'k Heb over u al wel meer geschreven dan in deze twee brieven, Pit. Die verhalen waren een beetje geromantiseerd natuurlijk. Of verfraaid, zo kan men het ook noemen. Zo lang ik van u maar geen zeemzoete heilige maak mag het hé, verfraaien. Alles voor de tekst of voor een goed verhaal ! Deed gij dat ook niet een beetje, wat fiorituren links en rechts, alles voor een goed optreden ?
'k Wou nog iets vragen. Los van de Harmonie. Over de Gard Sivik aan de Stadswaag. Over jazz dus.
Hebt gij ooit in de Gard Sivik gespeeld? Heeft Nonkel E ooit in de Gard Sivik gespeeld? Hebt gelle daar ooit samen gespeeld? Aan ons Ma heb ik het eens gevraagd en ze had er toen geen antwoord op.
Ik vraag dat nu, omdat de naam Gard Sivik de laatste jaren blijft opduiken. Zowel de kroeg als het tijdschrift. Een paar jaren geleden bracht een correspondent dat café af en toe ter sprake. Zo is het begonnen. Het heeft een tijd geduurd eer mijn cent viel dat ik 'Gard Sivik' als kind al hoorde. Dat kan maar van bij ulle komen.
De laatste jaren kwam ik de naam regelmatig tegen, in de teksten van WTL oa, terwijl het café al lang niet meer bestaat en het tijdschrift ook niet meer. Tot wanneer het huis als kroeg bestaan heeft, weet ik straks misschien. De gevel laat vermoeden dat het gebouw ooit een pakhuis was. Nu is het een burgerwoonst. Hieronder een foto. Die is niet voor u, Pit. Gij kunt vanzelf naar dat gebouw, een beetje gaan spoken met uw klarinet. Niet doen hoor!
In dat huis daar achterin, het huis met het trapgeveltje, kwam een klad kunstenaars, dichters en schrijvers. dat was toen een kroeg hé. Artiesten hebben iets met horeca. En al wat rond hen zwermde kwam daar ook. Maar allereerst eerst was er de jazz met zijn artiesten.
Pit is de Pa van mijn Ma. Hij werd geboren op 08 februari 1894. Hij is overleden op 24 september 1958. Hij was 13 jaar ouder dan Oma. Waarom ik hem Pit noemde weet ik niet meer.
Dag Pit, Lang hebben we mekaar niet gekend. Vier maanden voor Laura geboren werd waart ge weg. Voor Oma en ma en Tante S en Nonkel E was dat groot verlies. Oma mocht niet mee naar het kerkhof want dat was toen zo, de rouwende weduwe zou zich in het graf kunnen storten. Alsof zij dat zou doen hé Pit. Haar coiffure zou er maar door in de war gebracht zijn. En dan die modder.
Tijdens de begrafenis was ik als enige thuis bij haar, ik wist niet eens dat het uw begrafenis was. 'k Herinner me wel dat die dag alles zeer stil verliep. Weinig gepraat en al zeker geen gelach. En ook dat ik onder de tafel ben gaan zitten omdat Oma zo eigenaardig deed. Traag rondlopen en de kasten open en toe doen. Dat was me te vreemd. Onder de tafel dan maar.
Een vraag : weet gij waarom Oma en Ma en tante S decennia geleden Nonkel E uit hun leven gebannen hebben? Kunt gij dat zien, van waar ge zijt? Ik hier niet. En nu is het hier te laat om het te vragen hé Pit. Oma is weg, Tante S is weg, ons Ma is aan het gaan en over Nonkel E en zijn gezin weten we niks. Misschien moet ik eens gaan kijken op Facebook. Kent ge Facebook? Waarschijnlijk wel. Daarboven kent men alles.
Zelf ken ik er niks van Pit. En ik denk dat ik dat zo zal laten, dat Facebook en dat dood zijn. Maar over sterven zou ik meer willen weten.
Na uw vertrek hebben we nog enkele jaren op het kerkhof moeten paraderen, in onze zondagse kledij. Hebt ge ons toen gezien? Waart ge daar blij mee? Zijn doden daar blij mee? Allerzielen vindt ik niet nodig Pit. En al zeker niet wanneer er vroom over gedaan wordt. Wat denkt gij ? 't Is maar een vraag hoor. Gij zijt al lang aan de overkant en wij stervelingen nog niet hé.
Pit, soms denk ik dat ik als levende mijn aandacht en energie niet moet richten op de doden maar op de stervenden. Daarmee bedoel ik niet de mensen die liggen te zieltogen, die zijn in handen van beroepslieden. Ik bedoel de mensen die vernomen hebben dat hun tijd beperkt is. Zij zijn wel gaande en staande, maar ze hebben een concrete tijdslimiet te horen gekregen. In het Engels heet dat een deadline. Grellig woord ineens hé, deadline. Hebt gij naar het einde ook die momenten van onthechting gekend gelijk IM?
Dag Pit.
PS: Sorry, 't zijn meer vragen geworden dan ik dacht.
Onderstaande heb ik van horen vertellen, want ik was toen te klein om het me te herinneren. Het verhaal komt van mijn Moeder, de woorden zijn van mij.
In '55 had ik plots een zusje en dat larf heette Tina. Veel zusje was er niet aan. Ze kon niet in het zand spelen, ze mocht niet bij mij in bad en als ze weende kon ik nog vertalen ook.
Toch was er iets goed aan, want mijn ma kwam me 's middags uit de kleuterschool halen (toen mocht dat nog) en dan gingen we naar het Elisabethpark. Dat zijn de twee stroken groen tussen het Simonisplein en de basiliek van Koekelberg. Tina lag in een wit-blauwe stoef-landauer en ik liep er naast alsof het park van mij was.
We wandelden in de noordelijke helft, de kant van de Landsroemlaan, omdat daar in de namiddag zon was. En daar zaten alle moeders op bankjes te kijken hoe hun oudsten zich misdroegen in de zandbak, terwijl de jongste gewiegd werd en her en der al een derde op komst was. Het was '55. De woorden geboorteregeling / gezinsplanning / anticonceptie moesten nog uitgevonden worden en kinderopvang was onbestaande.
Tegen het einde van de namiddag trokken de moeders en de kroost huiswaarts. Het werd ongeveer tijd om aan het avondmaal te beginnen. Een aantal moeders stapten richting west, Koekelberg/Jette/Ganshoren. Een aantal moeders stapte richting oost, Molenbeek, toen nog een gemeente als alle andere.
Richting Molenbeek moet men over het Simonisplein, toen nog een rustig plein met middenstandwinkels. Een van die winkels verkocht kaders en schilderijen. In dat uitstalraam stond op kleuterhoogte een schilderij met een kindje dat weende.
The Crying Boy, 1950's Giovanni Bragolin
Iemand van de kinderen had dat ooit gemerkt en het jongetje in kwestie wou in het naar huis gaan elke dag kijken of het schilderij in de vitrine nog weende. Het weende nog altijd. Dag na dag weende dat kindje van het schilderij.
De stoep was er niet echt breed genoeg voor het konvooi kinderwagens dat er langs moest en ongeveer alle kleuters stonden met handen en neusjes tegen het glas. Om naar iets te kijken dat er eigenlijk niet was.
De uitbaatster kreeg het luidruchtig op haar heupen van die vuile vingertjes tegen haar uitstalraam. En toen wist ik waarom het kindje op het schilderij weende : in dat huis woonde een héks!
Aan moederskant hadden mijn grootouders 3 kinderen en 7 kleinkinderen. Mijn ma was het oudste kind en ik ben het oudste kleinkind.
“Ik heb nog iets te vragen”
Oma, mijn ma ligt in angsten, ze lijdt. Wat denkt ge daaraan te doen? Komt ge haar hand vasthouden? Ze is aan het uitdoven en ze is bang. Een bang kind wil haar moeder. Waar zijt ge nu? Ge wou kinderen hé, DOE DAN IETS, het is de moment.
Ik snap niet dat vrouwen die kinderen willen en die kinderen doen geboren worden ook, achteraf veilig onder de zoden gaan liggen en onbereikbaar zijn wanneer die kinderen aan hun sterven beginnen, wanneer die kinderen schreeuwend om hun moeder roepen omdat het sterven zo heftig verloopt.
Oma, mijn levensloop was niet naar uw normen, maar kinderen op deze wereld zetten is tenminste iets dat ik niet op mijn geweten heb. Gij wel. Daarom: komt ge uw kind nu helpen sterven of hoe zit het?
Gedurende drie jaren had ik thuis het monopolie op schreien. Mijn zussen waren nog niet geboren, ik kon een keel opzetten van zodra het me schikte.
Daar werd dan rekening mee gehouden, daar werd iets aan gedaan en naar men mij vertelde vond ik het wel aangenaam leven zo, leven met een hofhouding die bij de minste kik en bij de minste traan in actie schoot.
In '55 kwam er een zusje (Tina) en vanaf dan was ik de grote zus. Mentaal werd ik daar beter van en ook mijn taal werd daar beter van want ik wist de grote mensen te vertellen hoe Tina zich voelde, waarom ze huilde. Lach niet. In '59, toen Laura er was, had ik het nog veel sterker. Meestal wist ik beter dan mijn moeder wat er verteld werd met het geschrei.
In '90 ging ik op kraambezoek bij mijn vriendin Muissie en toen ik de kamer binnenstapte lag het zoontje te schreien in zo'n doorzichtige grote hoge tupperwarebak op wielen. Nog voor ik bij haar was had ik mijn hand in het bedje. Ik legde mijn handpalm tegen het rugje en na een paar tellen stopte het geschrei.
Een boreling aanraken zonder de toestemming van de moeder, zoiets wordt niet gedaan. Ik was in overtreding. 'k Verwachtte me aan een correctie van de kattige Muissie … Maar ze liet me begaan en toen het zoontje zweeg fluisterde ze met grote ogen : - Hoe doet gij dat? - Hij voelde zich alleen. - Hoe weet gij dat? - Geen idee.
Lange jaren heb ik geen babies meer ontmoet in de kennissenkring. In de familiekring was er al Toppié (1973) de dochter van Tina en er kwamen ook de vier kinderen van Laura. (1986, 1988, 1992, 1994) Maar dat is een gans apart verhaal want daar was een stoorzender mee gemoeid, de pater familias, onze pa. De huistiran die zijn invloedssfeer meende te moeten uitbreiden naar het huishouden van twee van zijn dochters.
Nog één verhaaltje : in 2008 waren we op bezoek bij een zus van LM. De kleindochter (10maanden) was moe en wou niet slapen. De oma in kwestie had haar in de arm liggen en het zacht geschrei bleef maar duren. Na een tijdje vroeg ik of ik haar op de schoot mocht nemen. Dat mocht. Als ze zich niet comfortabel voelde bij mij, zou ik haar onmiddellijk aan de opa of aan de oma terug bezorgen.
Ik zette de kleine op mijn schoot met het gezichtje naar de woonkamer en ik legde haar handje op mijn wijsvinger. Ze lag met het hoofdje tussen de twee delen van mijn boezem, als stootkussens zouden die toen moeten hebben volstaan. Samen wezen we naar oma en naar opa en met de wijsvinger gingen we traag naar de sofa en daar zaten tante zus en tante zo en LM en tante Didi. Daarop herbegonnen we en opnieuw fluisterde ik alle namen in haar oor. Bij de derde ronde sliep ze.
Ik schoof onderuit, zodat ze meer horizontaal kon liggen. Vanaf dan kreeg ik de hapjes en de drankjes aangereikt door een hofhouding die genoot van de stilte. Ja, soms voelt het fijn een babyfluisteraar zijn.
Een manspersoon vond voor zichzelf dat vrouwendag geen zin had. Althans niet in zijn gezin, want daar was het beslissingsrecht zo netjes verdeeld tussen hemzelf en zijn echtgenote dat het vrouwendag helemaal overbodig maakte.
Men had hun voorbeeld maar te volgen:
Ik, ik beslis over de belangrijke zaken Ik zeg hoe het moet in het Midden-Oosten, hoe het moet met de vluchtelingencrisis, hoe het moet met het energiebeleid, hoe het moet met de toestanden in de US … dat soort zaken.
Mijn vrouw beslist over hoe het moet met de kinderen hoe het moet met hun studies, hoe het moet met het gezinsbudget, hoe het moet met ons spaargeld, hoe & waar we op vakantie gaan, welke wagens we hebben, hoe we onze ouders opvangen … dat soort details.
En hij was blijkbaar zeer tevreden met deze taakverdeling.
René en ene Patrick zitten in 't café en raken aan de praat.
- Wat doet gij in het leven? vraagt René. - Ik studeer nog, ik doe Logica, zegt Patrick. - Wat is dat ? vraagt René.
- Ach, och, wel …, hebt gij thuis een aquarium? vraagt Patrick gelaten, bijna routineus. - Ja, zegt René. - Dan hebt ge waarschijnlijk ook vissen. - Ja. Natuurlijk. - Dat is dus logisch, zegt Patrick, en als ge van vissen houdt, dan houdt ge ook van dieren? - Ja vaneigens, vissen zijn toch dieren? zucht René. - Inderdaad, zegt Patrick, dit is dus óók logisch. En als ge van dieren houdt, dan houdt ge zéker ook van mensen? - Ja, natuurlijk..., zegt René, meestal wel. - En dit is dus óók weer logisch, vervolgt Patrick. Als ge van mensen houdt, dan houdt ge ook van vrouwen? - Ja, natuurlijk! Vrouwen zijn toch … - Dat is dan óók weer logisch, onderbreekt Patrick hem. En als ge van vrouwen houdt, dan zijt ge hetero? - Dat klopt, zegt René. - Wel, dát is nu Logica, besluit Patrick glimlachend. En tevreden neemt hij een slok.
René knikte bedachtzaam dat hij het begrepen had. De dag erna zat hij in dat café te praten met een kroegmaat, ene André. - Gisteren had ik hier een interessant en leerrijk gesprek met een student. Ge had erbij moeten zijn.
- Heb ik iets gemist? vroeg André. - Hij studeert Loo-gi-kaa, deed René triomfantelijk. - Wat is dat? vroeg André. - Wel, hebt-gij-thuis-een-aquarium? vroeg René. - Nee, zei André. - Dan zijt gij homo, stelde René. - Dat klopt, zei André. - Wel dát is nu Loogikaa, besloot René gewichtig. En tevreden nam hij een slok.
1976, 24j ~ in mijn pre-koopvaardijperiode was dat.
De toenmalige verloofde en ik stonden in Tijuana een taco te eten. Me staat voor dat het ergens bij het strand was. De stad ligt aan de westkant, links bovenaan in het slurfje van Mexico.
Hoe we in Tijuana te recht gekomen zijn, is een verhaal apart. Maar we waren in San Diego (US) dus waarom niet efkes de grens over om Tijuana te verkennen? De thuisstad van de tijuanastijl van Herb Alpert, van Carlos Santana. Van Leo Fender én met een traditie van gitaarbouwers ! Wij te voet en met rugzak de grens met Mexico over.
Dat was op alle vlakken een vergissing, een serie vergissingen die drie dagen geduurd heeft. Eén ervan was de taco. Na de eerste hap zag ik op het hemdje van de verloofde, die rechtover mij stond, ongeveer een el verwijderd, twee ronde natte vlekjes. Ter hoogte van het borstzakje. Regen? Hier? En dan enkel op zijn hemdje? … - Hé, uw hemd is nat ? - Dat zijn uw tranen. Die spoten ineens uit uw ogen.
Op die seconde kwam bij mij de klap. Tegelijk nam hij een hap. En toen waren we met twee.
De inhoud van de taco was gepimenteerd, ver boven het rode tabascogehalte dat wij jonge gringos toen gewend waren. We zagen geen steek meer, onze ogen stonden in brand. Nog meer dan mond, keel en slokdarm. Welke pepers er in de taco gebruikt werden hebben we toen niet geweten. Habanero pepertjes? ’k Was al blij dat we daar geen ambulance nodig gehad hebben. Als die al was gekomen …