Bouwmaterialen, iets dat zorgvuldig moet overdacht worden want het gaat over het budget, over bestendigheid, over duurzaamheid en dat alles is niet alleen belangrijk, het is ook big business. Hier is een verhaal dat de zaak illustreert :
Moeder varken stuurt haar drie zonen de wereld in om samen een groot en sterk huis te bouwen. De zonen krijgen ruzie en bouwen ieder voor zich een eigen huis. Het eerste big is lui en bouwt een huis van stro. Het tweede big heeft iets meer ijver in zijn lijf en bouwt een huis van hout. Het derde big werkt zich uit de naad om een stenen huis te metselen. Terwijl dat derde big nog naarstig aan het werk is, maken de andere twee al plezier.
Dan komt de wolf die de biggen wil opeten. Hij gaat naar het huis van het eerste big en wil binnen. Het big peinst er niet over. De wolf ademt diep in en blaast het strohuis weg. Hij gaat naar het houten huis van tweede big. Eenzelfde conversatie en ook het houten huis wordt weggeblazen. Bij het derde big lukt dat niet want de wolf kan het stenen huis niet omverblazen. Te stevig. Iedereen gered, iedereen blij.
een kronkel à la moi :parabenen, ’s morgens vroeg in de badkamer
Het staat op de pot hydraterende crème : géén parabenen. Is dat een vekoopsargument ? Van die pot valt dus geen heil te verwachten want eigenlijk hé, want eigenlijk wíl ik wel eens parabenen, dacht ik vanmorgen.
’t Zou geen zicht zijn, ik op twee flinke, getrainde parabenen, maar zo voor een dag of wat zou ik wel eens willen over omheiningen klimmen en over netten klauteren en van hoog naar beneden springen en uit modderpoelen overeind kruipen en zo nog vlotjes een aantal soepele dingen doen puur om te laten zien wat ik dan allemaal kan, à la GI-Jane. Met mijn parabenen.
Tot voor enkele jaren kon ik nog wel een aantal kilometers stappen. Puur voor het genoegen van de cadans stapte ik van de binnenstad naar huis. Maar dat was dan op de eigen beentjes, niet op parabenen. En veel meer dan zes kilometer was het niet. Met parabenen zou ik dagmarsen kunnen doen. Wat een zalig vooruitzicht.
Maar van deze hydraterende crème is dus geen heil te verwachten, ze is gegarandeerd zonder parabenen. ’k Heb dan toch maar opgezocht wat die firma met parabenen bedoelt. Simpel en kort : parabénen zijn bewaarmiddelen.
Parabenen zijn een groep met benzoëzuur verwante stoffen. Het zijn alkyl-esters van para- of 4-hydroxybenzoëzuur, en de natriumzouten van deze esters.
Maar al die moeilijke lange woorden krijgen ze niet op dat potje gezet natuurlijk.
https://nl.wikipedia.org/wiki/G.I._Jane : Demi Moore is in top form in this action-packed hit! Moore stars as gutsy Lieutenant O'Neil, the first woman ever given the opportunity to earn a place in the armed forces most highly skilled combat unit -- the elite Navy SEALS! But the already brutal rigors of training camp turn into an unimaginable test of courage and determination once it becomes clear that no one -- powerful politicians, top military brass, or her male Navy SEAL teammates -- wants her to succeed!
Niet toevallig maar wel zorgvuldig uitgeplozen is mijn huidige kroostje nu eens wel gestreept, en iedereen is er gek op, zeker mijn kleinkinderen, die zijn er niet van weg te slaan, de oudste kleinzonen komen er speciaal naar kijken om hun nieuwe vriendinnetjes te introduceren ! RSL
Knap gezien van uw jong volk, RSL. Op YouTube zijn filmpjes met jonge katten het populairst. Maar als men de aanbeden jongedame die snoezepoezelige aaibaarheid kan laten meemaken, in-het-écht, een nest vol, dat heeft men als verliefde jongeman toch een streepke vóór op alle mogelijke medestrevers zeker ! Enfin, zo zie ik dat. De kattepoezen van Oma als charmetroef …
Toen we kind waren, waren er in de wijk regelmatig nesten, en dan gingen we kijken. Wanneer de buren van Betty of van Arielle jonge poesjes hadden, gingen wij gewoon bij die mensen bellen en vroegen of we de kleine katjes mochten zien.
Bij de buren van Arielle hadden ze nog een echte trekbel met een ijzeren handvat. Met hoorde de bel rinkelen tot op straat. Die mensen hun kinderen waren al groot (waren de deur al uit). Of ze kleinkinderen hadden was niet duidelijk. Die mensen lieten ons dan binnen, heel het huis door, tot achterin, tot in de bijkeuken. Wij volgden, eerbiedig bijna. Die huizen roken naar boenwas en bruine zeep. En dan ... mochten we de katjes zien !
We moesten stil en braaf zijn. Anders mochten we morgen niet terugkomen. Dan wordt men op slag vanzelf stil-&-braaf, want morgen wil men terugkomen natuurlijk. En overmorgen ook.
Ging ik voor de katjes of voor de sfeer van die huizen?
Als de katjes nog te klein waren mochten we alleen maar kijken en afblijven. Wanneer ze groter waren konden we ze strelen en later ook vastpakken en voorzichtig mee spelen. Poezelig was dat allemaal. Gaan katjes kijken, een bezigheid op zich.
Dat zou nu niet meer gebeuren, denk ik, dat kinderen zomaar gaan bellen en zomaar binnen gelaten worden. In de jaren ’60 was het in onze wijk de gang van zaken. Gewoon en vanzelfsprekend. Kinderen laat men binnen.
Soms gingen we vier keer per week bellen. Wanneer het niet schikte dan 'sliepen' de katjes. Dan stonden we daar 's anderendaags opnieuw : 'Mogen we de katjes zien?' Pas wanneer de katjes het huis uit waren, hadden die mensen weer rust. Nuja, rust … om de paar dagen jong volk over de vloer, dat zich gedroeg voor de tijd van het bezoekje. Waarschijnlijk vonden ze onze bezoekjes plezant. Anders hadden ze ons al die keren niet binnen gelaten.
Discussiëren is kennis uitwisselen, ruziemaken is meestal onwetendheid uitwisselen. van P²
Dat is weer een rake, P²Ke, oelala zo raak. Gisteren nog meegemaakt.
’k Heb alles gelaten zoals het was, want een gedachtewisseling met iemand die enkel maar praat en niet bereid is het standpunt van de andere te aanhoren, dat ís geen gedachtewisseling. Dat is verlies van tijd en energie.
Die tijd en energie besteed ik liever anders, aan nuttiger onderwerpen met interessantere mensen. Met mensen die gevoel voor nuance hebben. Choose your battle, heet dat in ’t Engels, kies verstandig waar ge voor gaat en kijk uit met welk soort mensen ge een discussie ofte gedachtewisseling aangaat. Dat doe ik nu al een paar jaren en dat is rustig zo.
Gedachtewisselingen wel, maar als ik merk dat de andere niet bij het onderwerp is/blijft laat ik vallen wat valt, soms zelfs de persoon erbij.
Ik heb een man ontmoet ik weet niet of hij nog de waarheid zocht ik was een wezel hij een vreemdsoortig dier hij tastte met zijn horens of hij tasten wou het was alsof hij even uit zijn schelp wou breken en ik de mijne wilde breken ik was een labyrint ik weet niet of ik nog de waarheid zocht ik kon de ruimte met mijn armen niet omsluiten de rode vingers van de woorden niet bedwingen toch wilden ergens bloemen bloeien de waarheid loog als altijd onbewust.
Oeffe, efkes bekomen. 'k Begreep er niks van, van dit poëtisch gedoe van Cathy Mara. Daarom ben ik eens gaan kijken op 't Net of ik nog meer van haar kon vinden. Kwestie van iets meer te lezen en te vernemen over haar werk, want het ligt zeer zeker aan mijn gebrekkige kennis, dat ik er niks van snap.
Daar las ik al even ontoegankelijke gedichten. En bij momenten zelfs barococo, Cathy Mara propt teveel beelden in één werk, volgens mij.
En wat ze geschreven heeft, heeft ze geen tweede en verdere bewerkingen gegeven, het leesbaar maken. Zoals het daar staat lijkt het rondspartelen op zoek naar een houvast : 'Horens om te tasten' … Meent ze dat? Werkelijk?
We zijn nu twee dagen verder en ik kom terug naar mijn eerste bedenking als leek en amateurke : misschien at Cathy af en toe een vreemd soort zwammen. Dat mag van mij hoor, ze doet maar.
Het niveau van Lennaert Nijgh zal ze toch nooit halen, want die man kende iets meer van paddenstoelen dan van zwammen.
Dit is maar 1 mening natuurlijk en ik ben enorm blij dat ik een werk als dat van Cathy Mara nog eens onder ogen gekregen heb want ik was ongeveer vergeten dat het 'genre' bestond.
Vandaag is de Grote Vakantie begonnen en veel jonge (klein)kinderen gaan nu naar een soort opvang waar ze aan de omgeving moeten wennen, waar veel kindjes zijn aan wie ze moeten wennen.
Eergisteren kreeg ik een interessant artikeltje toegestuurd.
Het is geschreven door een lerares, lagere school vermoed ik, want ze gaat met de kinderen op de grond zitten. De methode die ze beschrijft is ook bruikbaar voor monitors en monitrices, de mensen die op kamp en op speelpleinen instaan voor de veiligheid en de gemoedsrust van de/onze kleinen. En voor onze gemoedsrust erbij !
Kinderen die gepest worden en kinderen die pesten zijn er. Helaas. Vaak zijn ze te jong om te begrijpen waarom ze het doen en wat voor schade het kan aanrichten bij de andere kinderen. Deze lerares heeft een manier gevonden om haar leerlingen alvast iets te doen beseffen.
Dit schrijft de lerares :
Vandaag had ik twee appels meegenomen naar de klas. De kinderen wisten niet dat ik één van de appels verschillende keren op de grond had laten vallen. Het was niet zichtbaar aan de buitenkant: de twee appels zagen er allebei perfect uit. Ik begon over de appels te vertellen, ik ging op de grond zitten en begon de kinderen te vertellen hoe moeilijk ik het vond om hierover te praten. Ik praatte over één van deze appels, dat hij zo’n verschrikkelijke kleur had, en dat het steeltje veel te kort was. Ik vertelde de leerlingen dat, omdat ik de appel zo lelijk en stom vond, ik het me kon voorstellen dat zij het ook een lelijke en stomme appel zouden vinden.
Sommige kinderen keken me aan alsof ik gek was, maar ik liet de appel de kring doorgaan, en kinderen mochten allemaal nare dingen over de appel zeggen. “Je ruikt vies”, “Je zit zeker vol met wormen” en ga zo maar door. We waren echt niet vriendelijk tegen de arme appel, en ik begon bijna medelijden te krijgen met hem en wilde het rondje bijna beëindigen.
Toen ging de tweede appel de kring rond en deze werd overladen met vriendelijke woorden. “Je bent een mooie appel”, “Je ziet er geweldig uit”, “Je hebt een mooie kleur,” was zo’n beetje wat er gezegd werd.
Toen hield ik twee appels voor me en we bespraken we hun overeenkomsten en verschillen. Er was geen verschil tussen hen, ze waren allebei hetzelfde. Toen sneed ik de appels in twee.
De appel waarvoor we vriendelijk geweest waren zag er fris en sappig uit aan de binnenkant. De appel waar we onaardig tegen waren geweest was gekneusd en beschadigd aan de binnenkant. ‘hij had PIJN - PIJN aan de BINNENKANT’
“Op dat moment, denk ik dat veel kinderen het ineens begrepen. Ze hadden nooit echt gevoeld wat er in ons gebeurt als iemand ons pest met woorden of daden. Als mensen worden gepest, vooral kinderen, voelen ze zich vanbinnen vreselijk, maar ze vertellen niet altijd hoe ze zich voelen. Als we dit rondje met de appel niet hadden gedaan, hadden ze niet begrepen hoeveel schade onze woorden kunnen aanrichten.
Wij hebben de mogelijkheid om kwetsuren te voorkomen. We kunnen de kinderen uitleggen dat het niet goed is om nare dingen tegen elkaar te zeggen en dat het goed is om te bespreken hoe onze woorden en daden andere kinderen kunnen kwetsen. We kunnen kinderen leren om voor elkaar op te komen en zo alle vormen van pesten kunnen voorkomen.”
We kunnen pesten nooit helemaal voorkomen, maar iedereen kan iets op zijn of haar manier bijdragen.
Nog iets over trappen aan boord op het gevaar af langdradig te worden. Maar dank zij de vraag van SK over hoogtevrees heb ik ineens een focus.
Er is nog een trap. Die ene, die men niet kan vermijden of men geraakt niet aan boord : de gangway, de scheepsladder, the accommodation ladder. De stand van de gangway varieert met de situatie van het schip. Er is een groot verschil of het schip tegen de kaai ligt en men de klim kan aanvatten van op de begane grond of het schip op anker/aan de boei ligt en men de klim van uit de service boat start.
Als het schip tegen de kaai ligt is de overstap van op de vaste grond naar de onderste trede van de gangway relatief veilig, of zou dat moeten zijn. Soms hangt er wel een vangnet, maar niemand wil daarin vallen. Er doen wel sterke verhalen de ronde, uit lang vervlogen tijden, dat dronken zeelui in het net hun roes uitsliepen omdat ze de gangway niet meer opraakten, maar hoeveel daarvan waar is weet ik niet.
Als het schip op anker of aan de boei ligt is de overstap opletten geblazen want de situatie is minder stabiel. De serviceboat die mensen en goederen naar boord brengt, ligt op het water en water kan woelig zijn. Meestal is het woelig daar buiten de haven. De serviceboat danst soms hevig en dan klapt hij het benedenplatform van de gangway omhoog. Het platform is breder en groter dan te traptreden en daar staat men met twee voeten op alvorens de stap naar de gangway te nemen. Of omgekeerd, in het afdalen, alvorens de stap naar de serviceboot te wagen
Hier een foto in relatief kalm water, de boot is al langszij maar vaart eerst tot de kraan van het schip om proviand en spullen te lossen.
foto 01. service boat.jpg
Een tweede groot verschil is of het schip wel of niet geladen is. Wanneer het schip volledig geladen is ligt de gangway haast horizontaal. Wel, zo goed als. We kijken niet op die paar graden helling. Wanneer het schip niét geladen is, is het een ander verhaal.
Niet-geladen heet 'in ballast' omdat een schip zonder lading zeewater in de ballasttanks pompt want er moet een bepaalde diepgang zijn om de schroef voldoende onder water te houden. Onder andere daarvoor dient het gewicht van het ballastwater. Maar zelfs wanneer het schip in ballast is, zonder lading dus, ligt het hoog op het water en kan de gangway zéér steil staan.
Wanneer we de gangway op moesten van een schip dat in ballast was én op anker lag, ging LM voorop, zodat ik niet tussen de treden kon kijken naar de lege ruimte voor mij. Hij was zo vriendelijk op mijn tempo te klimmen. Ik volgde hem en ik keek recht op de knieholten van zijn jeans en concentreerde me op iets anders dan op de klim. Op een liedje waarvan ik te weinig woorden kende. Dat zong ik in stilte, want ik had mijn adem nodig om te klimmen. Inwendig zocht ik ondertussen naar de ontbrekende tekst. Dat was mijn focus. Mijn favoriete hulpliedje was jarenlang 'Leonardo', vooral het refrein en het mantra op het einde van het refrein : Leonardo is een tovenaar. Daarmee klom ik naar boven. Met LM en Leonardo raakte ik boven, want ooit zullen we …
Dit is het liedje :
Leonardo woont boven in een toren Bouwt vogels van hout en perkament Hij laat ze vliegen uit het raam En ziet ze vallen en zoekt Naar het geheim dat niemand kent
Refrein: Leonardo, hij gelooft wat hij doet Hij gelooft dat het moet De mensen zullen vliegen De mensen zullen vrij zijn
Niemand houdt van Leonardo Leonardo houdt van niemand
Vol van bijgeloof en inteelt Onder bruine vilten hoeden Kruipt het stadsvolk bij elkaar Leonardo is een tovenaar (8x) en stug klimmen maar
tekst : Lennaert Nijgh - muziek : Boudewijn de Groot - zang : Rob de Nijs
Hieronder een paar foto’s van een serviceboat & gangway. Het schip vaart in dead slow én het is in ballast, het ligt dus hoog op het water.
foto 03. serviceboat.jpg
Onderstaande foto’s heb ik gemaakt bij kalm weer, 2006/08/25 - Singapore Strait. Elders dan in Singapore Strait zou ik die derde foto niet durven maken hebben. In Singapore komt zelden deining, voor zover ik weet. Hoogstens moesson en wind.
foto's van gangway ofte scheepsladder
Die laatste foto was heel snel gemaakt hoor. Juist kadreren, klik, en opgelucht weer weg van dat groen bovenplatform, vooral weg van die gapende diepte.
m – HiH-06/2017, bijgewerkt - met eeuwige dank aan LM en aan Leonardo
Dit is de laatste inzending over scheepstrappen. Beloofd. Er is wel een manier om de gangway te vermijden, dat is de basket. Met een basket wordt men aan boord gehesen door de kraan. Maar niet elk schip heeft een basket en als die er is, wordt die niet elke keer in gebruik gesteld want daar is dan bijkomend voorbereidend werk mee gemoeid. De gangway gebruiksklaar maken duurt zonder dat ook al flink wat tijd.
Gangway op en af doet men -indien men dat wil- maar twee keer per contract. Eén keer bij het aanmonsteren omhoog aan boord en één keer bij het afmonsteren omlaag. De tussenliggende maanden kan men aan boord blijven. Er zijn mensen die dat doen, in haven niet aan de wal gaan. 'k Heb nooit gevraagd waarom, maar ik kan wel een paar redenen bedenken. Zoals walkoorts bestaat ook walvrees.
Er is één trap waaraan absoluut niet te ontkomen valt, dat is de trap naar de lifeboat. Wekelijks is er oefening, iedereen op post (all hands on deck), elke zaterdag vanaf 15h20 tot wanneer de captain tevreden is.
De oefening is soms firedrill, soms oilspill of soms boatdrill. De firedrill en de oilspill zijn breed opgezette simulaties van brand en van olielek. Het nodige materiaal moet snel en efficiënt aangebracht worden. Iedereen in de weer. Brandblussen wordt gewoonlijk geoefend in of rond de bewoning. Olielek bestrijden gebeurt aan deck. Boatdrill gebeurt bij en in de lifeboat.
Om in de lifeboat te raken moet men een trap op. En die staat volledig vrij van elke wand of visueel ankerpunt. Hier is zo'n trap. Op bovenstaande foto is het niet zo duidelijk dat men tijdens het klimmen door de treden naar lucht en water kijkt en visueel helemaal 'los' staat, maar het is de enige foto die ik voor het ogenblik kan vinden. Ik heb ergens een betere. In afwachting is het die daarboven.
m – HiH-06/2017, bijgewerkt - foto uit 2004, gekregen van iemand aan boord
Wanneer ik toch eens een buitentrap op moest, dan viel dat wel mee omdat ik het grootste deel van de klim binnen de bewoning deed. Natuurlijk is het niet élke keer mogelijk een buitentrap te vermijden.
Wanneer ik naar de monkey bridge wou om er foto's te maken bvb, dan was die laatste trap wel een buitentrap want de binnentrap gaat maar tot aan de brug. Wie op het allerhoogste deck wil raken, op het dak van de brug, moet die ene buitentrap nemen.
De monkey bridge wordt ook monkey island genoemd, naar analogie met het vroegere kraaienest, omdat dit deck het hoogste punt van het schip is. Daar staan antennes in alle mogelijke vormen en formaten, voor alle ontvangst- en zendapparatuur van het schip.
Als de trap naar de monkey bridge naar de wand van de brug gericht staat, zoveel te beter. Dan heb ik die wand voor mijn neus.
Als die trap naar stuurboord of bakboord gericht staat, met zicht op de verte, dan heb ik tegenslag. Dan kijkt men tussen de treden door tot aan de horizon. Als ik op die trap mijn ogen op de horizon wist te houden, viel het nog wel mee. Niet naar dingen vlakbij kijken, maar ver weg blijven kijken. Hoe verder hoe beter. Blik op oneindig. De klim duurt niet lang, het is maar één trap. Op voorhand de treden tellen helpt ook.
Eens op de monkeybridge was er voor mij geen risico op angst meer. En tijdens het naar beneden gaan ook niet meer, dan kon ik bij elke stap focussen op elke trede vóór mij.
Hier twee fotootjes van ’t Net, van de trap naar de monkeybridge gezien van op de wing. Die laatste trap naar hoger staat natuurlijk achter de brug en deze staan gericht naar een blind schot. Een blinde wand betekent geen zicht op diepte, zodus geen hoogtevrees voor mij.
Het gaat over twee verschillende schepen, dat is onder andere te zien aan de vorm van de schouw:
Hieronder een illustratie die ik gevonden heb, een stukje vaste ladder. De eigen foto die ik had zit waarschijnlijk opgesloten in een vorige, kapotte laptop. Jammer.
Hoe deed je dat op een schip? Daar zijn toch ook vaak grote hoogteverschillen, zeker tussen binnen en buiten? Of tussen dek en ruim? SK
Grote hoogteverschillen wist ik te vermijden. In de bewoning ging ik via de binnentrappen op en af tot op het deck waar ik zijn moest en stapte daar pas naar buiten. Ook al omdat binnen airco is en buiten niet. Wie niet dapper is moet slim zijn.
En de luiken (het ruim) moest en mocht ik niet in. Daar mag enkel bevoegd personeel komen. 'k Beklaag de matrozen en de stuurlieden die op een bulkcarrier (vervoert stortgoed, droge lading) tussen het lossen in de ene haven en het laden in de volgende haven de luiken moesten kuisen. Vooral wanneer het afdalen en klimmen in de luiken met 'Australian' ladders ging en niet via vaste ladders.
Op een vaste ladder heeft men tijdens het dalen of klimmen de ogen naar de wand gericht. Met ziet de diepte niet. Met hoort de diepte wel galmen in zo'n luik, maar men ziet ze niet en dat helpt:
Van op een fictieve wenteltrap durf ik wel maar beneden kijken, maar in het echt zal ik dat niet doen. Toen ik 38 was kreeg ik plots hoogtevrees. Waarom of hoe weet ik niet maar plots wemelde het toen ik een stapelbed aan het opdekken was en naar buiten keek. En dat is zo gebleven. Niet dat ik sindsdien elke dag stapelbedden op te dekken heb, maar het gevoel dat ik mijn eigen lijf niet kon betrouwen was toen zeer sterk. En dat is zo gebleven, ook al had ik het anders gewild, ook al ging ik daar toen tegenin.
Twee jaar later heb ik mijn lesje geleerd: niet tegenin gaan. Ik moet mezelf toestaan bang te zijn eer de paniek toeslaat. Bang zijn dient als bufferzone, want in het volgende stadium, de paniek, word ik een overlast voor anderen.
LM wou een torentrap beklimmen en ik zou mee naar boven gaan. In Barcelona was dat, Sagrada Familia 1992. Wat kon me overkomen? LM was er bij! In een torentrap kijkt men niet naar beneden, er staat een steunkolom in het midden. Dat wist ik van ooit een kerktoren ergens in de Westhoek. Die zag er ongeveer zo uit :
foto van 't Net
De torens van de Sagrada Familia zijn iets hoger dan een klokkentoren in de Westhoek en ik was de gaten voor daglicht vergeten (buitenkijken moet en mag ik niet doen!)
Ergens op een kwart van de hoogte had ik door dat we boven een brug over moesten naar een andere toren en dat daar pas de afdaling kon beginnen. Door een van de gaten zag ik die brug, hoog in de lucht. Het parcours besloeg dus een klimtoren, een loopbrug en een afdaaltoren. Had ik dat maar op voorhand geweten.
Tegelijk was dat lichtgat in de klimtoren een luchtgat zonder glas, met een zeer laag relinkje onder bekkenhoogte, onder tuimelhoogte dus. Ineens was ze daar, de angst, nog niet de paniek, maar de angst voor paniek. 'Als ik hierboven paniek krijg, moeten ze me komen halen, ik moet beneden zijn eer de paniek begint' Zo ging ik die trappen weer naar beneden. Snel en sneller wou ik.
Alleen, de toren was voorzien op enkelrichtingsverkeer. In deze toren ging men naar boven, en pas via de loopbrug zou men in de volgende toren naar beneden kunnen. Die loopbrug waar ik van weg wou.
Zonder LM te verwittigen maakte ik rechtsomkeer en begon ik aan de afdaling. Ik daalde tegen de klimrichting, ik was aan het spookdalen. En dat verwachtten de klimmers niet, dat er een haastige daler hun klim zou kruisen : - Sorry, Scusi, Pardon, Perdóname, Entschuldigung … Zo ben ik beneden geraakt.
Op de begane grond heb ik op LM gewacht. Of hij mij gevolgd was of hij via de andere toren afgedaald was, dat weet ik niet meer. Ik was bang, maar 'k ben zonder paniek beneden geraakt, dat weet ik nog wel.
Toen we bij de wagen kwamen was er ingebroken. Wel, dat is dan weer een situatie die ik aankan. Fluitje van een cent.
Lang geleden hadden we het met een paar mensen over tijd. Over het begrip tijd.
Iemand vertelde dat zij de tijd zag als een enorm lange ladder, langs waar men naar boven gaat, naar de toekomst, want de toekomst ligt boven. Haar zus zag tijd als een trap, langs waar men afdaalt naar de toekomst. Volgens haar lag de toekomst beneden. En toen keken ze naar mij.
- Is een wenteltrap ook goed? vroeg ik. Dat mocht, als ik maar vertelde waarom. - Op een wenteltrap kan men én naar boven én naar beneden kijken. De trede waarop men staat is vandaag. In de ene richting ziet men het verleden, dat zijn de herinneringen. In de andere richting ziet men de toekomst, dat zijn de plannen. En de hoop ook. - En ligt de toekomst bovenaan de trap of onderaan ? - Op mijn trap ligt die boven.
De zus vond dat jammer. En ik vond het jammer dat ze dat jammer vond. 'k Wou nog iets zeggen over de uitdrukking 'het klimmen der jaren'. Dat was niet meer nodig, ik was dus een klimmer. Zijzelf was een daler.
Op mijn trap staat elke winding gelijk met een jaar. Wanneer ik 68 word, zal ik 68 windingen onder mij liggen hebben. De trap begint veel dieper natuurlijk, die begint in de oertijd. Maar zo ver kan ik niet kijken.
Ik zie ook windingen boven mij. Zover mijn mensenoog reikt en nog hoger. Maar hoeveel treden daarvan nog voor mij bestemd zijn, dat weet ik niet. Ergens is een zijdeurtje met mijn naam op en daar verlaat ik ooit de trap. Achter dat deurtje begint mogelijk de ladder van de andere zus, of een lift, of iets dat er op lijkt. Beam me up, Scotty!
Van op een fictieve wenteltrap durf ik wel maar beneden kijken, maar in het echt zal ik dat niet doen.
Op de werf merkt er ene dat de ploegbaas een oorring draagt. Geen O-ring, een oorring. Hij maakt de anderen er op attent. In stilte. Met een hoofdgebaar. Ze grijnzen. Ze vinden het vreemd, die buikige patser zo ineens met een glittersteentje naast zijn smoelwerk. Vanwaar zo die ommeslag ? Wordt de werf een catwalk ? Midlife, is de eerste conclusie.
Tijdens de middagpauze werken ze hun dagelijks brood naar binnen.
- Ey, zegt ene, met een elleboogstoot, een oorring, baas? Nooit gedacht … - Doe gewoon, 't is maar een oorring, bromt de ploegbaas. Ze eten zwijgend verder.
Toch port die dappere de baas nog eens : - Sinds wanneer draagt gij dan een oorbel ? - Sinds gisteren, bromt de baas, sinds mijn vrouw ze gevonden heeft op de achterbank.
Karel was al langer van oordeel dat het zo niet verder kon, en op een dag vond hij de moed om er ook eens iets aan te doen. Hij verliet de zolder, stapte naar zijn vrouw en zei: lieverd het kost mij moeite om het te zeggen maar het kan niet verder zo. Zijn vrouw die net de aardappelen stond te schillen, keek haar man vragend aan,
- Wat kan zo niet verder Karel ? - Alles, Anna, zei Karel. Alles. - Alles?, is dat niet een beetje veel, vroeg de vrouw die eigenlijk Annafrid heette, maar het frid er al lang afgelaten had. - Goed niet alles dan , maar toch bepaalde dingen, zei Karel die uit zijn lood was geslagen, en de draad kwijt was. Ja euh, zoals de werkloosheid hé Anna. - De werkloosheid, wat hebben wij daar rechtstreeks mee te maken vroeg Anna.
Karel droop af en ging terug aan de slag op de zolder, maar nog geen tien minuten later stond hij terug in de keuken. - Ik was het belangrijkste vergeten, maar het is mij zonet terug te binnen geschoten, Anna, zei hij meteen, ik bedoelde vooral: zo kan het niet verder tussen ons. - Ha, dat is wat anders, zei Anna en ze veegde haar handen af aan haar schort, en waarover héb je het nu precies. - Héwel die ellendige zakenadvocaat natuurlijk. - Oh, mijn minnaar zei Anna en wat is daarmee? - Ik ga hem neerschieten, zei Karel ijzig. - Waarmee vroeg Anna? - Ik heb op de zolder het jachtgeweer van mijn vader teruggevonden. - Oh, zei Anna, en wanneer wou je dat doen? - Na het eten, zei Karel. En daarmee was de kous af.
Maar even later tijdens de maaltijd kwam Anna terug op het onderwerp. - Zeg ge gaat Dolf toch niet in de rug schieten?, dat zou een beetje laf zijn. - Dolf, vraagt Karel verbaasd, wie is in godsnaam Dolf? - Wel die zakenadvocaat tiens, zei Anna. - Maar die kerel heet toch Filip? - Maar Karel toch, lacht Anna, je snapt het niet hé. Ik had een relatie met Filip. En via Filip heb ik Dolf leren kenen. Hij is ook zakenadvocaat, vandaar de verwarring. En nu heb ik dus iets met Dolf. En Filip is daar kapot van. Hij heeft gezworen dat hij Dolf van kant gaat maken. - Jamaar, had dat dan gezegd, riep Karel verontwaardigd, ik zit een halve dag plannen te maken om die Filip neer te knallen en nu blijk je een Dolf te hebben. En hoe lang duurt dat al? - Poeh, een week of zes denk ik, zei Anna, niks om je druk te maken hoor. - Ik maak mij niet druk riep Karel, en zeker niet over die Dolf, het gaat mij enkel om het tijdverlies. Ik zit een halve dag plannen te maken om de verkeerde vent om te brengen, gewoon omdat ik niet over de nodige informatie beschik. - Oh ik begrijp het al zei Anna, het is weer allemaal mijn schuld zeker, ik heb het altijd gedaan. Straks ga je me nog vertellen dat het aan mij ligt als je om het even wie niet neergeschoten krijgt. Ik ben het beu en nu is het genoeg geweest. Dit is psychische terreur! Zo kan het niet verder tussen ons.
Met deze woorden verliet Anna de tafel, sloeg met alle deuren en viel snikkend op het bed. - Tja dacht Karel, terwijl hij aan het dessert begon, die pudding is verdomd lekker. Zou ik haar portie durven opeten? (bron onbekend) – P²
- Ik ga hem neerschieten. - Wanneer wou je dat doen ? - Na het eten.
Het heeft bijna iets kinderlijks. Na het eten. Omdat eten belangrijk is. LM vond het een geldig argument, eerst en vooral moet er gegeten worden. Knap theatraal slot met slaande deuren en tranen op het hoofdkussen, Dolf en Filip uit beeld, en Karel die naar de pudding lonkt. Puur vaudeville. Za-lig.
Visjes hebben het ook graag comfortabel. En men gunt ze dat, zoiets spreekt vanzelf.
Deze ochtend kreeg ik bovenstaande foto's binnen. Daar moet ik dan iets bij verzinnen. Of er een zinnige uitleg bij schrijven. Dat tweede vind ik moeilijk.
'k Denk dat het badkamerinterieur een inzetstuk is, drie wanden en een vloertje in één geheel, in een soort plastic dat kan dienen voor voedingswaren, dat onschadelijk is voor kleine huisdieren. Want de vissen ademen via dat water hé. Dat water spoelt continu door hun lijfje. Daarom kunnen we dus geen giftig plastic gebruiken. Waarschijnlijk mag het aquariumdecor in de vaatwasser ook. Misschien best zonder poeder, maar dan is het toch heel grondig gespoeld. Wel, persoonlijk zou ik het in de vaatwasser zetten, zo eens per week.
En ik zou om de week ook het decor veranderen. Of hebben vissen dat niet graag, dat hun omgeving al eens veranderd? 'k Stel me zo al rijen en rijen aquariumdecors voor in de winkel, met een keuze aan kamers alsof het voor Barbiepoppen zou zijn.
Voor een sluiervis mag het iets wufter. Sluierstaartvissen zwemmen een ganse dag in een luxueus negligé rond, daarom had ik voor hen aan een boudoir gedacht.
En voor de guppies wordt het een podium waar ze in hun Abba-pakjes kunnen optreden :
Maar de vissenbak en/of bokaal zou ik nu wel afdekken want "ALTIJD afdekken" las ik zeer onlangs op een vissensite. Wij hebben geen vissen, maar ik onthou die raadgeving wel.
Iets meer dan 40 geleden, toen Toppié nog kon opgevoed worden, gingen mijn zussen en ik geen enkel obstakel uit de weg. Nu het dochtertje van Tina 45 is, is opvoeden niet meer aan de orde. Zij voedt nu ons op.
Toen ze klein was vonden we dat moeilijke woorden moesten kunnen en Toppieke sprak dus vlot mee over piplioteek en uniffessiteit en fernissaache en andere rijkdommen in onze samenleving. Lange woorden met veel lettergrepen schrikten haar niet af.
Mijn zussen en ik woonden toen in twee kleine huisjes op 4km van het ouderlijk huis, in de stadsrand van Brussel. We deelden het kind. Zodanig dat de buren niet wisten van wie ze de dochter was. Temeer omdat ze Tina aansprak met de voornaam of met een troetelnaampje. Nu nog.
Voor een keer zag père iets goed in onze aanpak, die lange woorden waren goed voor haar intellectueel peil. Intellectueel Peil. We hoorden de hoofdletters bijna. Straks Cultureel Niveau ook nog zeker? 's Avonds in ons eigen thuisje dronken we een glas en alles bleef zoals het was.
Een dag of twee later vroeg Toppieke : intellueel, wa wilta segge? 'k Weet niet meer wie er toen thuis was maar intellectueel is iets dat moeilijk is en waar ge tóch verstandig slim van wordt. Daar nam de kleine genoegen mee, dat zag ze zelfs zitten. Daar wou ze bij zijn.
In de dagen die volgden kwam regelmatig de vraag : Is dat intellueel? Want anders wou ze geen moeite meer doen voor vervelende dingen. Ja Toppieke, dat is intellectueel. Handenwassen werd intellueel en bord leeg eten en intijds gaan slapen was het soms ook. Allemaal intelluele dingen waar men later verstandig en slim van wordt.
Bij het portret van Leopold III dacht ik : Wie zet er nu de koning in een poëzie-boek … wat een royalistisch gedoe zeg! Wanneer men de afbeelding vergroot is de tekst duidelijk leesbaar :
Aandenken van Paul Alice en Paula Clubvrienden Antwerpen, 25-6-42
Vandaag is het 77 jaar geleden dat die tekst geschreven werd. Dat is een mensenleven. om te vergroten, klik :
De datum doet nadenken natuurlijk. 1942, pal tijdens het Duits militair bestuur, De Bezetting. Misschien waren de ondertekenaars niet echt royalisten maar diende dat portret als getuigenis van anti-Duitse gezindheid. De Belgische vlag leek wat veel op de Duitse vlag, dus zette men dan maar de kop van de toenmalige koning. En misschien was dat gevaarlijk in 1942, wegens te royalistisch, te vaderlandslievend, te anti-Duits.
Clubvrienden? Hoe was het gesteld met het verenigingsleven tijdens de Bezetting? Ik vermoed dat het clubleven niet floreerde tijdens het Duits militair bestuur : er was samenscholingsverbod, er was avondklok, er waren geen middelen door de schaarste … Over welke club zou het kunnen gaan? Een 'club' waar de kop van de koning een betekenis heeft. Het Verzet?
Waren Paul, Alice en Paula samen met Georgette bij de Weerstand? Alleen de naam van Georgette Lenaerts is dan zeker. Want Paul, Alice en Paula zouden schuilnamen kunnen zijn.
Stel dat die vier mensen bij het verzet waren, dan denk ik dat zij piepjong waren. Want in volle bezetting het portret van de koning in een poëziealbum zetten, dat is jeugdig bravoure. Stel dat Georgette haar boekentas ergens staat en dat … nu wordt die ene bladzijde van het poëzieboekje bijna een filmscenario. 'k Zou graag het verhaal van die ene bladzijde kennen. Maar dat verhaal achterhalen is niet meer mogelijk vrees ik. Een verhaal van stille helden. Of van jeugdig lef.
'k Hield per vakantie een aantal musea en kerken bij de hand voor 't geval het slecht weer zou zijn en we binnen-activiteiten wilden of moesten doen. Om de dag dan niet kleumend te verlummelen met uren in een bar-tabac te zitten kijken naar de regen had ik wat fiches in mijn achterhoofd, voor 't geval. Die kwamen soms van pas. LM kon dan zo opgelucht kijken, gelijk een klein jongetje : er valt toch nog iets te doen op een regenachtige namiddag!
Dat ik die suggesties gewoon uit de reisgidsen haalde was bijzaak. Zolang hij zelf niks moest verzinnen was hij gelukkig met ongeveer alles wat ik voorstelde. Want LM kan moeilijk kiezen. Voor de job moest hij soms snel beslissingen nemen en knopen doorhakken, maar daarbuiten verliest hij zich al eens in de veelheid van het aanbod.
In Grasse moesten we schuilen voor de zon. Het was mei en al bloedheet dat jaar. Ik denk dat het 2001 was. Binnen de oude stad staat de kathedraal en daar zou het volgens mij koel zijn. Wanneer de zon brandt zijn oude kerken & kathedralen met hun dikke muren altijd goed, gelijk van welke stijlperiode ze zijn. We vonden een parkeerplaats ergens wat men volgens het stadsplan de Kleine Ring rond Grasse zou kunnen noemen, waarschijnlijk hebben daar ooit de stadswallen gestaan. Vandaar ging het te voet naar de kathedraal. Naar boven. Een serieuze klim. Maar 't is een bouwsel in een soort Romaanse stijl, helemaal mijn meug, dat klimmen had ik er voor over. En LM klom mee, want binnen in de kathedraal zou het koel zijn. Dat had ik beloofd.
Boven lieten we ons neerploffen op een bankje, of een muurtje. Steil en warm, heel die klim. We moesten efkes uitblazen want naar de deur van de kathedraal was het nóg een aantal treden omhoog.
Die deur was dicht. Zoals op de foto. De deur eronder ook. Alles gesloten van 11h30 tot 15h. Bij zulk een hitte moet zelfs de almachtige siësten.
We waren niet van plan om daarboven zonder drinken te zitten wachten tot 15h en zo komt het dat we die drie werken van Rubens niet kunnen zien hebben.
foto Jean-Jacques Giordan
De openingsuren van de kathedraal zullen wel in reisgids & folders gestaan hebben, maar door de hitte heb ik waarschijnlijk over de kleine lettertjes gelezen. Zelfs in de schaduw was het warm³. We zaten daar zo wat te rusten. En na te denken. Ik moest nog bekomen van mijn stommiteit ivm de openingsuren, toen LM ineens zei : "Hebben wij een parkeerticket gekocht, daar beneden?"
Owee-ojee-onee! Een boete! Weggesmeten geld. In Grasse dan nog wel. Dat gaat af van het parfum-budget! Een flesje minder! We zijn traagjes terug naar de stadswallen afgedaald. Traag, dit keer niet zozeer vanwege de hitte, maar omdat we het niet wilden weten of zien : er zou een papiertje onder de ruitenwisser zitten … en het papiertje zat er. Onder de ruitenwisser.
We hebben de parkeerautomaat vol gedouwen met centen, zoveel als hij kon slikken en we zijn op zoek gegaan naar de instantie waar men in Frankrijk parkeerboetes betaalt. Postkantoor? Politiekantoor? Neen. In Frankrijk betaalt men een parkeerboete in een horecagelegenheid, in een bar-tabac.
Daar zaten we dan. In de oude binnenstad. Boete betaald, koele drank, comfortabele barkruk, en dikke muren die al eeuwen de hitte buiten houden. In een bar-tabac. Wat wil een mens nog meer bij zo'n warm weer.
(…) Salinger koos voor een teruggetrokken leven. Waarom hij dat deed of waarmee hij moeite had, hoe en of dat met zijn ego te maken had laat ik over aan de kenners, GD.
“betekend het dat jij heel duidelijk het onderscheid kan maken tussen ego en ?” (sic)
Waarschijnlijk wel hé GD, het betekent dat ik heel duidelijk onderscheid kan maken tussen mezelf als individu en mezelf als lid van een groep, en ook als lid van het diersoort mens, en zeer snel tussen die twee (of drie) posities kan overschakelen. Als ik dat niet kon dan zou ik gedurende 31 jaren een pover bemanningslid geweest zijn. Zeer pover. Zo pover dat ze me daar al die jaren niet gehouden zouden hebben.
Maar men moet niet gaan varen om het eigen ego (het 'ikke' dan) te leren uitschakelen. In het dagelijks leven hebben we allemaal ooit van die situaties beleefd, die maken dat men doet wat er gedaan moet worden, omdat de situatie groepswerk eist. Niet vraagt, eist.
Bij de evaluatie achteraf blijkt dan dat ik niet zo adequaat gereageerd heb. Dan moet ik mijn ego uitschakelen om te horen en te bevatten wat er beter kon, en wat beter zou moeten in het vervolg. Daar zit volk bij. Dat kan gênant worden. Maar die mensen moeten leren uit andermans/mijn fouten. Daar dient de evaluatie voor. Het gaat eigenlijk niet over mij, het gaat over mijn fouten en vergissingen in die specifieke situatie. Dat noem ik het ego uitschakelen, luisteren hoe de eigen fouten ontleed worden.
Bovenstaande is maar één voorbeeld natuurlijk. Er zijn nog situaties waar mensen hun ego op nul zetten. Omwille van de lieve vrede, bvb. Of omdat er belangrijke zaken op het spel staan. Vanmorgen nog meegemaakt. Men (ik) laat een zijdelingse neerbuigende opmerking blauwblauw, omdat het gesprek met die persoon uiteindelijk belangrijker zal zijn dan wat ik van die opmerking of van die persoon vind. Als ik inga op die laatdunkende opmerking dan komt er mogelijk een confrontatie van, dan ontaardt het gesprek en dan geraak ik zeer waarschijnlijk niet aan de informatie die ik nodig heb omdat hij/zij het dan afbolt met slaande deuren. En dat is het énige waarvoor die persoon voor mij op dat moment van nut is : bepaalde informatie. Al de rest, ál de rest, mijn ego incluis, is bijzaak.
een poëziealbum tijdens WOII, het poëziealbum van Georgette Lenaerts
In de nieuwsbrief van de Kringwinkel las ik een artikel dat me direct deed denken aan een ander verhaal. Aan het verhaal van het teruggevonden poëzieboek van JVD, met daarin een tekening van haar broer. Hier een gelijklopend verhaal, een gevonden poëzieboek. Naar een tekst van Fenna Bouve van https://kringwinkelverhalen.wordpress.com/ :
Er komen niet enkel spullen toe bij de kringwinkel, vaak zitten er ook ‘personalia’ tussen. Per ongeluk meegegeven, of vooral bij inboedelopruimingen. Dan krijgen we door fotoalbums, brieven, plakboeken, tekeningen, en poëziealbums wel eens zicht op een leven. Of toch enkele glimpen.
Ik word zowaar melancholisch van het terugvinden van zoiets van iemand die ik niet ken. En die nooit had kunnen vermoeden dat haar/zijn memorabilia in een kringloopcentrum zou terechtkomen. De vergankelijkheid van een leven, het feit dat de tijd schrijdt en dat alles wat wij bezitten en koesteren ooit verdwijnt. Zoals dit poëziealbum uit de oorlogsjaren. Vandaag vond ik het poëziealbum van Georgette Lenaerts, gestart op 13 januari 1939.
OM DE FOTO’S TE VERGROTEN, DUBBELKLIK
Er staan ook soldatenvrienden van Georgette in. Elke vriend en vriendin van Georgette deed echt zijn of haar best een mooi beeld en boodschap neer te pennen. En niet altijd even luchthartig.
Als iemand van haar familie dit toevallig leest en het poëziealbum terug wil en/of problemen heeft met de online publicatie ervan, laat het weten! fenna.bouve@dekringwinkelantwerpen.be