Je in verstrijkende tijd onder een ondergaande zon tijdens een eindig leven in een uitstervende taal proberen te zeggen dat iets ondefinieerbaars niet zal blijven.
En dat dat troost biedt.. Marco Houtschild ~~~~~~~~~~
tweede lezing :
Je in verstrijkende tijd onder een ondergaande zon tijdens een eindig leven in een uitstervende taal proberen te zeggen dat iets niet zal blijven.
“Ja, we brengen humor. Maar daar zit altijd iets pijnlijks of triestigs in, hè.”
“Nu – de laatste tien jaar – komen de mensen net voor die mix tussen sérieux en slapstick naar ons kijken. De sfeer op een koffietafel na een begrafenis, maar als iedereen al vijf pinten op heeft. Een kruispunt tussen toneel, cabaret en concert. Een voorstelling van ons wordt nooit vergeleken met iemand anders. Dat vind ik een heel fijne constatatie.”
“Wij zijn nu bekend zonder bekend te moeten zijn. Een fantastische positie. Mensen komen naar onze voorstellingen. Maar als ik op straat loop, heb ik geen problemen. Wij zijn geen televisiefiguren meer – we doen bewust geen series op tv, we zijn cabaretiers en geen acteurs – maar we zijn wel bekend genoeg opdat alle zalen vol zitten. Want je mag nog zo goed zijn als je wil, mensen moeten wel weten dat je speelt.”
Gisteren keek ik eens of er op de boekenplanken iets staat dat ik nog niet gelezen heb. ‘k Moest niet lang zoeken, er staat al jaren een dikke pocket met een brede gele rug naar mij te grijnzen. Het ding bezorgt me sinds '92 een ongemakkelijk gevoel. Gekregen van LM en in die 25 jaar tijd nog altijd niet gelezen.
'k Had toen zo terloops eens gezegd dat ik feitelijk wat meer over Japan zou moeten weten. Omdat we zouden monsteren op een schip dat gecharterd was voor Japan en we daar om de zoveel weken zouden gaan lossen.
LM -in zijn kersverse getrouwde status galant, behulpzaam, zorgzaam & verliefd zijnde- komt thuis met een klepper van een boek, door ene K.G. van Wolferen: JAPAN, de onzichtbare drijfveren van een wereldmacht, 808 pagina’s, kleine druk. De voetnoten alleen al beslaan 70 blz’s.
Oei. Dat was mijn eerste reactie, oei. Want ik moest niet per se iets weten over de wereldmacht, maar over de havensteden. Aiai : hun 'onzichtbare drijfveren' waren evenmin mijn bekommernis, wat mij betreft doen ze maar ginderachter, in de Far East.
‘k Wou gewoon een handleiding over de Japanse omgang, welke valkuilen men moet vermijden, westerse barbaar zijnde. Een handleiding over de Japanse sociale geplogenheden, dat was hetgeen ik bedoeld had, Japan voor Beginners ~ Japan voor Dummies.
Hadden we toen maar Internet gehad.
‘k Heb het boek nooit kunnen wegdoen, bij geen enkele opruimbeurt, omdat het toch zo goed bedoeld gegeven was.
‘k Zal het waarschijnlijk niet meer lezen want het dateert van ’89, dus is de inhoud al lang achterhaald. Maar ik kan het niet wegdoen. ‘k Krijg het niet over mijn hart.
Misschien verdwijnt het ooit vanzelf, het verpulvert. Of het verdampt. Of zo. Dat zou een oplossing zijn. Dat zou me hartzeer besparen.
Die in onszelf dragen we hoop: als dat niet het geval is, is er geen hoop.
Hoop is de kwaliteit van de ziel en hangt af van wat er in de wereld gebeurt.
Hoop is niet te voorspellen of vooruit te zien. Het is een gerichtheid van de geest, een gerichtheid van het hart, voorbij de horizon verankerd.
Hoop in deze diepe krachtige betekenis is niet hetzelfde als vreugde omdat alles goed gaat of bereidheid je in te zetten voor wat succes heeft.
Hoop is ergens voor werken, omdat het goed is, niet alleen omdat het kans van slagen heeft.
Hoop is niet hetzelfde al optimisme evenmin overtuiging dat iets goed zal aflopen. Wel de zekerheid dat iets goed is, afgezien van het resultaat. Václav Havel (1935-2011)
In luchtkastelen bouwen ben ik tamelijk goed. Dat mag ook wel, want ik ben al een paar decennia bezig. In een advertentie zou ik zonder blozen mogen schrijven: meer dan 50 jaar ervaring. Met in het logo zo'n lauwerkransje rond het getal 50.
Het is een eenpersoonsbedrijfje. Zo blijft het overzichtelijk. Bij mij komen geen Amerikaanse babbel-technologen het boeltje uithollen en opblazen. Mijn zeepbellen blijven helemaal de mijne. Als ik ze wil delen zal ik ze wel cadeau doen. Dat is plezanter voor de boekhouding, er ís namelijk geen boekhouding.
Luchtkastelen bouwen mag niet verward worden met dagdromen. Het luchtkasteel en de dagdroom zijn wel verwant. Bij dagdromen laat men zich drijven op een stroom van gedachten. Dat kan plezierig zijn, maar dat kan ook chaos veroorzaken. Bij luchtkastelen modelleert men zelf de gedachten.
Het plezierige aan luchtkastelen: men moet ze niet afbreken, men moet geen puin ruimen.
Iets anders is het wanneer een luchtkasteel verplaatst moet worden naar de tastbare wereld. Men wil een project verwezenlijken. Dan houdt men best rekening met een paar Realiteiten : stress, budget, tijd, tegenslag ... Het boosaardig neefje dat dan al eens ongevraagd komt meespelen heet Wensdenken. Wensdenken doet het project soms struikelen. Daarna moet men puin ruimen: fysiek en financieel, psychologisch en emotioneel ... Dat kan pijn doen.
Een luchtkasteel bouwen is niet gebonden aan tijd of ruimte of budget of andere wetmatigheden.
Ik begin met een onderwerp aan de voordeur, bouw verder op terwijl ik naar de bushalte stap, bouw een paar barokke bedenksels in tijdens de rit en schuif de funderingen er onder wanneer ik afstap.
Is het kasteel onbruikbaar? Dan zal de frisse buitenlucht het oplossen.
te gast bij Wim Helsen, Jules Deelder met een tekst van Frans Vogel
Klaaglied van een gastarbeider
Ieke srijve aan mijn vrou, ieke nie fan Hollant hou. Hier die mense zo gauw kwaat as jij seg ”Iek nie verstaat’’ Kom jij binne ien die kroeg sij nooit groeten jou teroeg.
In fabriek jij doen vies werk, hier jij heb geen eigen kerk. Vaak jij wonen voor 1 huur, die sij maken veels te duur. Sij jou beetsje oenderdrukken en probieren jou te pluken.
Siet jij in die bus of trem, sij jou duwen bijna klem. Of as jij jouw krant ga kopen, sij jou onderboven lopen. Ieke nie graag spreke kwaat, maar so ies as ut hier gaat.
Al die tijd dat jij hier ben, ies dar niemant die jij ken. Hier jij eenzaam en verlaten, jij kapoet door lege straten. Ieke srijve aan mijn vrou, ieke nie fan Hollant hou. Klaaglied van een gastarbeider, 70’s, Frans Vogel
In bubbelplastic de bubbels platknijpen helpt soms bij sommige mensen om kalm te blijven. Die bubbelplastic zou in goed Nederlands 'noppenfolie' heten.
Nu las ik niet noppenfolie maar noppenfolie, want voor sommige mensen is het een folíe met die fôlie, er bestaat zelfs virtuele hulp.
klank moet aan hoor, http://www.therightfoot.net/mystuff/whatever/swf/bubblewrap.swf Om een nieuw velletje plastic te krijgen : op FRESH SHEET klikken. Als het vooruit mag gaan of (hoog)dringend is : MANIC MODE aanvinken. Voordeel : het is gratis en het aantal blaadjes kan onbeperkt vernieuwd worden.
Maar wat als men onderweg is, wanneer men de handen niet vrij heeft voor virtueel soelaas?
Vanmorgen werd ik wakker op een menselijk uur, -eens niet in het putteke van de nacht- én ik was uitgerust. Waar gaan we dát schrijven? Hier. Hier gaan we dat schrijven.
'k Startte het koffieapparaat, keek in de mails of er iets te zien was en toog badkamerwaarts, fluks & gezwind. Of wat daar vandaag nog kan voor doorgaan.
'k Draaide de douchekraan open, deed mijn brilleke uit, 'k trok de pyjamavest over mijn hoofd en toen zat ik vast. Mijn haar hing in de knoopjes van de pyjamavest.
Daar stond ik dan. Ik zag vaag de drie knoopjes, maar ik zag niet langs welke kant of hoe ik mijn haar moest losmaken. Daarvoor had ik mijn bril nodig. En mijn bril lag op het tablet van de wastafel. Ik kreeg mijn ogen vrij van onder de vest, ik kreeg mijn bril op mijn neus, en toen moest ik me weer naar de knoopjes tunnelen, om daar een reddingsoperatie te starten.
Ondertussen liep het water van de douche nog. Die kraan moest dicht. Maar ik had mijn mouwen nog aan. Linkermouw opgestroopt, 'k geraakte maar tot aan de ellenboog.
Dus moest ik wéér vanonder de vest met mijn hoofd, de twee mouwen opgestroopt, gaf ik met de rechterarm de douchekop een tits naar rechts en met de linkerarm draaide ik de kraan dicht. Armen een beetje afgedroogd en terug de tunnel in, naar de knoopjes. Met al dat gemanoeuvreer was mijn haar tussen de knoopjes nog meer in de knoop geraakt. Wat een gesukkel. Er was feitelijk geen beginnen aan.
Toen hoorde ik de deur van de slaapkamer gaan. En de deur van de WC. Gered, LM was wakker. 'k Tikte op de deur van de WC : 'kunt gij sebiet efkes komen?' en 'k ging dan verder in de badkamer mijn lot zitten overdenken.
Waar bleef hij nu?
LM vond me niet direct, hij dacht dat ik in de keuken was en daar een probleem had. Omdat hij me niet in de keuken zag dronk hij dan maar een taske koffie. Ja, ik had een probleem! En nee, ik was niet in de keuken!
- Ha, hiér zijt gij, deed hij verwonderd. - Mijn haar zit vast in de knoopjes en ik krijg het niet los.
Gelukkig had hij zijn bril al op en zijn pantoffels al aan, of het had nóg langer geduurd eer hij de reddende engel kon zijn.
- Dat zit hier vast hé, constateerde hij zeer ter zake. - Krijgt gij dat los? kuchte ik vanonder die tent. - Nee. Dat wordt knippen. - In mijn haar? - En anders in uw pyjamavest, heel de strip er uit.
Ofwel een pyjamavest naar de vaantjes, ofwel een stuk haar weg.
- Eh, dat is een pyjama van u hoor, zei ik naar waarheid.
Dat veranderde de zaak blijkbaar. Ik hoorde hem nadenken …
We zijn tot een vergelijk gekomen, er werd niet geknipt in mijn haar, er werd niet geknipt in zijn pyjamavest, er werd niet geknipt tout court. De knoopjes werden losgedraaid. Puur op mankracht.
Nu moet ik straks drie knoopjes aannaaien. Maar 'k heb zitten denken, LM doet de knoopjes nooit dicht dus als ik de drie knoopjes er af laat, heeft hij daar geen last van en mij kan die haartoestand niet meer overkomen hé. Een vest zonder kleine knoopjes. Dat bespaart straks -en misschien ook later- een hoop gefrutsel.
Voor elke lekkernij ben ik te vinden, zolang het maar geen zoetigheid is.
Dat heeft ooit vervelende situaties opgeleverd, wanneer ze ergens kwamen aandraven met lokum of met dadels moest ik bedanken en weigeren is in sommige landen juist heel onbeleefd. Dan heb ik er 'doctor’s orders' van gemaakt, no sweets. Dat gaf dan gegons bij de werkgever als zou ik diabetes hebben. Gelukkig kon de medische dienst dat weerleggen.
‘k Word gewoon wee & mottig van zoetigheid. Een proevertje, ok. Maar dat proevertje is dan het tipje van een hoekje.
Alle andere lokale lekkernijen wil ik wél meegemaakt hebben. Zo hadden we op een avond een paar uren vrij aan de wal in Boma en de stalletjes met geitenvlees roken appetijtelijk. Daar moest ik iets van proeven. Onder zwakke peertjes ziet men niet hoe schamel dat allemaal is natuurlijk. Schamel qua hygiëne, bedoel ik.
Ik stond me daar te verlekkeren terwijl de man van het stalletje met mijn bestelling bezig was. Ineens een tikje op mijn schouder. De chef steward.
- Wilt gij morgen in uw cabine blijven misschien, zei hij tamelijk nors. - Eh, nee Chef.
Ze hadden ons aan boord gebriefd dat we NIKS mochten eten aan de wal, op straffe van acute buikloop. En dat was ik toch wel vergeten zeker! Zo lekker rook dat geitenvlees.
De chef trok verder, met zijn plaatselijke verloofde en ik ging mijn kant uit, met mijn bakje geitenvlees.
Bloemen heb ik nog nooit gegeten, toch niet dat ik weet. Kappertjes en artisjokken niet meegerekend, dat zijn knoppen.
Op Njam TV is een programma met Gert De Mangeleer en die chef gebruikt nogal wat bloemetjes is de afwerking. Hij staat buiten te koken, op de achtergrond ligt de moestuin. Tegen het einde van de bereiding brengt de tuinman Bart Praet de vers geplukte garnituur, de bloemekes.
Die Twee met hun Bloemekes, noemt LM het programma. De Hofleverancier, heet het. Alle groenten en bloemen komen recht uit den hof. Vandaar.
“Pure ingrediënten gecombineerd met zuivere eenvoud is zijn handelsmerk”
De Mangeleer werkt af door omstandig te garnieren met kleine bloemetjes, tot er bijna een bruidssluier over de teloor ligt. Zuivere eenvoud? Gefrutsel en gefriemel! Misschien kan dat in een professionele keuken, met verwarmde borden op een verwarmd aanrecht en onder een infraroodlamp, maar buiten in de open lucht? Dat eten wordt koud. Oké, ’t is TV. We worden niet verondersteld dat bord leeg te eten.
Wij hebben een gewone keuken. Borden warmen doen we ongeveer elke avond, maar we hebben geen verwarmd aanrecht en geen infraroodlamp zoals een professionele keuken. Ik weet zeker dat als ik die tijdrovende garneringen thuis zou proberen, het eten van de gasten zou koud zijn omdat ik met bloemekes heb staan friemelen.
Eigenlijk zegt het me niet veel, bloemen op het bord. ‘k Heb er ook nog niks over opgezocht. Welke kunnen en welke niet? Waar moet men op letten? Mag men bloemen wassen en zwieren? Want pierekes en mierekes serveren, dat vind ik maar niks.
Nee, bloemen op het bord, ‘k zou niet weten hoe ik er moet aan beginnen. Of hoe ik LM zou enthousiast krijgen om er van te proeven.
optische illusie in een tattoo ~ tegen hoofdpijn bestaan pillekes
Op het Net zijn er bij de vleet foto’s van mislukte tattoos te vinden. Klungelwerk, haastwerk, bedrog, spelfouten … in de Mensentuin heeft dit allemaal een plaats. Een tamelijk definitieve plaats als het over tattoos gaat.
Er zijn op het Net ook meesterwerkjes van precisie te vinden natuurlijk. Hieronder een trompe l’oeil op de bovenarm. Vlak boven de vouw in de arm, door ene Paul O’Rourke.
Dit is maar een foto, de arm staat stil en als ik langer kijk wemelt het mij voor de ogen. Wat moet dat dan zijn als die arm beweegt. Continue hoofdpijn?
Maar die graduele schaduwen, die het hol effect veroorzaken, dat is wel héél knap precisiewerk.
Aan de afgunst kun je ontkomen, als je de kunst verstaat in stilte blij te zijnvan P²Ke
De afgunst, dat valt nogal mee, vind ik voor mezelf. Ik ben niet zo'n dupe van die emotie. ‘k Weet eigenlijk niet of ik die emotie wel in mijn gamma heb. Er zijn mensen die met twee chihuahua's in een villa willen wonen, er zijn mensen die met vanalle geld vanalles doen en daarmee in het nieuws komen. De upper-class, BCBG, de jetset, de jeunesse dorée … Laat hen doen. Dat het hen moge bekomen.
Als prille mens had ik ook geen last van afgunst of gelijkaardige impulsen. In het derde studiejaar was er een meisje die een groen gevlamde parelmoeren vulpen had. Die vond ik zó mooi, dat ik dacht dat er maar één van bestond. Dus blijft men er af. Vijftien jaar later kon ik zelf zo’n pen bekostigen, maar ik deed het niet. Dan zou het maar de zoveelste pen zijn, niet meer De Mooie Pen van Danielle.
Nu herinner ik me ineens de naam van het klasgenootje! Wat schrijven al niet doet …
Dus geen afgunst in de jonge jaren. Tenzij het om toestemmingen ging natuurlijk. Als iemand van de buurt langer mocht buiten spelen of langer mocht opblijven dan ik, dan was het 'alle kinderen van de buurt mogen …' Maar dat was eerder om aan mijn moeder duidelijk te maken dat zij een hardvochtig wezen was dan dat ik afgunstig was op wat elders, in andere huishoudens gangbaar was.
Tenzij misschien als peuter in de zandbak van het park, dat had ik moeten vragen aan mijn Bevoegde Instantie. Misschien ging ik vormpjes roven en emmertje wegtrekken en zo … Maar misschien was ik gewoon eentje dat stilletjes zat te rijven en verder niks. 'k Had het haar moeten vragen.
Qua afgunst is het dus allemaal nogal meegevallen tot hiertoe. Soms ben ik wel een 'bitteke sjaloes'. Dat heeft niks te maken met jaloers, want jaloers is totaal iets anders dan afgunst natuurlijk. En sjaloes is ook nog iets anders.
Sjaloes heeft te maken met bewondering. Sjaloes is wanneer iemand iets kan waarvan ik vind dat ik het ook zou moeten kunnen of had moeten gekund hebben. Dus niet Olympisch turnen of Koningin Elisabethwedstrijden spelen of zo, ik ken mijn beperkingen en bescheidenheid siert de mens. Maar soms lees ik iets, een woordgebruik, een zinswending, een vergelijking, waarvan ik denk : Waarom kom ík niet op dat soort dingen? Kermille, ik wou dat ik het zelf gevonden had.
Waarom kan ik geen poëzie plegen? Of rijmelarijtjes maken waarvan de cadans klopt als een bus. Of kolderproza. Van kolder wordt ik helemaal blij en holderdebolder. LM en ik houden soms kolderieke conversaties, maar ik krijg ze niet geschreven. Anderen schrijven kolder alsof ze zo geboren zijn. Ze begeven zich in een verhaal vol chaos en houden dat dan nog in de hand ook. Dan ben ik een bitteke sjaloes want zo’n knappe dingen zou ik ook willen kunnen.
Ja, bij sommige dingen proef ik een tipje afgunst tussen de bewondering. Als een snuifje cayenne bij de honing. Dat klein prikje en dat zoet geven samen 'sjaloes'. Eigenlijk een leefbaar mengsel hoor.
m
HiH-11/2015, herwerkt. Aan de afgunst van anderen ontkomen, dat is een gans ander verhaal natuurlijk. Een dat niks met schrijven te maken heeft. ~ Pour vivre heureux, cachons nos bonheurs …
te gast bij Wim Helsen, Ruth Joos met een tekst van Hugues C. Pernath
Aan mijn vrienden die ik niet wil vernoemen Omdat het vernoemen de vriendschap vernedert, Er de vernedering de vreugde verbreekt Die tussen jullie en mij, tussen mij en jullie De jagende jaren draaglijk zal maken. Misschien omdat ik geen hitte vrees, Maar koude ken. Misschien de trage reizen Van het afdalen in elkanders nacht En onder kwade manen het morren van het morgenuur.
In Zuid-Amerikaanse havens heb ik nogal wat mensen zien liggen in de goot. Niet in de beginjaren (1978) toen was er enkel drank en de zeelieden werden gewoonlijk wel door de verloofde van dienst terug op weg naar het schip geholpen. Er waren toen nog de vaste lijnvaarten met stukgoed, en de dames zouden een vaste klant niet zomaar dumpen hé.
Later kwamen de goedkope straatdrugs. En toen zagen we mensen in de goot liggen. Slapen? Niet de zeelieden maar de autochtonen: de vaders, de broers, de zonen van de dames. Eerst de mannen. Later ook al eens een vrouw of een meisje.
En wat doet men wanneer men daarlangs moet? Men rept zich naar boord. Laf? Ja. Maar we waren daar voor ons werk, niet als toerist of als doe-goeder. Opzij stappen, recht vooruit kijken en hopen dat ge er straks niet van wakker ligt. Omdat ge er om 05h uit moet. Dat er bij elke passage een mens in de goot ligt, mogelijk ligt te sterven? Dat is het leven, zei men ons toen. Está la vida. Alginder veel vaker dan hier. En bij het opstaan aan boord gingen we over tot de orde van de dag.
Door de parlofoon naar de keuken: waar blijven (verdomme) de menu’s want ik moet hier intijds mijn tafels gedekt hebben ... Na amper een paar uren nachtrust, en nog altijd op slechts een paar meter van mekaar: de thanatos op de kaai en de trivialiteiten aan boord. Verder werken, niet meer aan denken.
DAT IS HET LEVEN, als dooddoener kon dat tellen ginder.
Onderstaande foto heb ik gisteren ontvangen en sinds gisteren ben ik aan het overdenken waarom die ezel op de kar gelegd werd.
Hij is veilig vastgebonden en er ligt tussen zijn rug en de touwen een doek gefrommeld om de wrijving op te vangen. En hij krijgt nog eten ook. De ezel ligt daar zeker niet per abuus.
Zoveel zorg besteedt men niet aan een gewone ezel. Dat doet men voor een ezel die hard gewerkt heeft en aan rust en versterking toe is.
Het is een tamelijk solide kar. Die kan flink wat vracht vervoeren. Zakken rijst? Zakken graan? Misschien was de vracht hoog opgestapeld. Hoeveel kilo zou het geweest zijn? Veel. En waarschijnlijk in de hete zon en een paar heuvels over, wat zwaar werk is, ook in de afdaling.
Dierenliefde? Misschien. Maar vooral een schrandere huisvader die het lastdier ontziet : morgen heeft hij de ezel opnieuw nodig, voor weer ander vervoer. Is het een drachtige ezelin? Ooit zag ik nog een foto van een kleiner ezeltje dat rustte op de kar, maar die foto vind ik nu niet terug. Daarom denk ik dat het niet ongebruikelijk is dat het lastdier zo snel mogelijk van alles ontlast wordt, water krijgt en mag op krachten komen, rusten met een zak eten voor de neus. De terugweg kan de baas wel alleen, zegt hij. De terugweg wel.
te gast bij Wim Helsen, Jens Dendoncker met een tekst van John Williams
Alsof hij werd gewezen op een of andere kennis die hij al jaren was vergeten, dacht hij nu aan die oude ontdekkingsreizigers die naar een andere wildernis, zout en weids, waren vertrokken. Hij herinnerde zich dat hij had gehoord over het bijgeloof dat hun zei dat ze bij een scherpe rand zouden komen, waar ze overheen zouden zeilen, om voor altijd van de wereld te vallen, de ruimte en de duisternis in. Hij kende legenden waardoor ze zich niet hadden laten weerhouden. Maar hij vroeg zich af hoe vaak ze zich, tijdens hun eenzame zeiltocht in gedachten in de diepte hadden zien storten, en hoe vaak die gedachten zich in hun dromen hadden herhaald. Uit : Butcher’s Crossing, John Williams (1922-1994)
Geboren in 1991 werd Jens Dendoncker bij wijze van sociaal experiment eind 2013 door een paar vrienden het podium opgeschopt. De gevolgen waren niet te overzien: hij werd als voorprogramma meegenomen door vaste waarden als Henk Rijckaert, Bas Birker en Michael Van Peel, sloeg en passant ook ineens zijn eerste boekingsagent aan de haak en werd een vaste gast tijdens de door zijn mentor Wouter Deprez verzorgde Avonden van de Luistervink.
Dendoncker maakte een steile opgang in de comedywereld. Slechts een paar maanden na zijn stand-updebuut werd de West-Vlaming uitgeroepen tot winnaar van ‘De Humorklas’ van Radio 2. Het bleef echter niet bij die ene lachonderscheiding: in 2015 veroverde hij niet alleen de jury- en publieksprijs van de Nederlandse Culture Comedy Award, ook in eigen land nam hij datzelfde jaar de Lunatic Comedy Award mee naar huis. Als kers op de taart won hij een jaar later met veel verve Humo’s Comedy Cup, nog steeds de meest prestigieuze comedywedstrijd van Vlaanderen.
Nu november écht begonnen is zou ik graag iets gezelligs schrijven. Iets over de open haard en over onze pantoffeltjes die op de radiator van de hall lagen te warmen wanneer we thuis kwamen van school. En over warme vieruurtjes terwijl aan de andere kant van het glas november zijn eigen feestje hield.
Het huis met de open haard is verkocht. Gelukkig maar. Pantoffels op de radiator zijn niet meer nodig, bij ontij gaan we de deur niet meer uit. En de kale bomen, weet ik nu, zijn niet dood, ze tonen gewoon hun ruggengraat om ons te laten zien hoe sterk ze zijn, ook als ze slapen, en dat we er op mogen betrouwen dat ze de komende seizoenen de botten & de bladeren en de bloesems & de vruchten zullen kunnen dragen, want zíj hebben ruggengraat. Ze zijn mooi en sterk, zoals ze daar staan. "Bekijk ze maar" roept november "Kijk er nú al naar".
Hoe kon ik ooit denken dat de natuur dood ging in november. Ze slaapt. Meer is dat niet. En bomen hebben ruggengraat.
Vanderveken komt met een fragment van de Engelse natuurdichter William Wordsworth
Vanaf een ruige richel werd ons op die dag ook, voor het eerst, de naakte top van de Mont Blanc onthuld. We verzonken in verdriet, met dit ontzield beeld dat een levende gedachte, voorgoed verzwonden, voor onze ogen had overweldigd.
De magische vallei van Chamonix strekte zich ver beneden ons uit. Alras drong zich een roerloze weelde aan ons op, een weelde van machtige golven met verstomde watervallen en dode ijsstromen. Vijf rivieren, breed en groot, verstelden dit beeld rijkelijk. En verzoenden ons met de vele aspecten van onze werkelijkheid.
1802, William Wordsworth Vertaling : Bart Stouten van Klara
Romeinse cijfers hebben we ooit moeten leren lezen op school. Eeuwen geleden dus. Veel nut heb ik er nog niet van gehad.
Op oude stenen staan al eens romeinse cijfers, ja. Die getallen werden geschreven volgens de klassieke regels. Wanneer er ook recentere romeinse notaties of andere romeinse schrijfwijzen gebruikt worden zoals die vermeld staan in Wikipedia, dan moet ik afhaken.
Voor berekeningen lijkt het systeem van romeinse cijfers me zeer omslachtig. maar ik ben een reken–dommie. Reken-slimmies hebben er waarschijnlijk geen moeite mee. De Romeinse bouwmeesters zetten er ooit het Colosseum mee neer, met romeinse cijfers, onderkeldering en funderingen inbegrepen. Dus het probleem is louter het mijne, want onze voorvaderen waren geniën.
Verder zijn er of waren er romeinse cijfers in de aftiteling van films. Die aftiteling rolde dan te snel om het jaartal te kunnen ontcijferen en daar kon ik vroeger danig uit mijn humeur van raken. Sinds de komst van het Internet en de zoekmachines niet meer. Ik tik de filmtitel in bij Google en Google brengt me naar IMdb. Alle informatie wordt daar hapklaar aangeboden, jaartal inbegrepen.
Romeinse cijfers, het is voor mij soms een plezant puzzeltje. Soms. Voor LM niet. Maar hij snapt wel een zonnewijzer en ik niet. Onze woonkamer ligt pal op het zuiden. We hadden een kompas bij toen we op woningjacht gingen. Bij het minste straaltje zon warmt het binnen op. In hartje winter, wanneer de middagzon op haar laagste punt hangt, wordt zelfs de achterste muur van de nachthal belicht, op meer dan 10 m van het raam vooraan. Dat is natuurlijk maar een paar dagen zo. Het geeft een heel vreemd licht binnen, met schaduwen die hangen ipv liggen. Alsof het appartement zweeft.
Aan de hand van zon en schaduwen heeft hij getracht mij uit te leggen hoe een zonnewijzer de tijd aanduidt. Soms heb ik het begrepen, en dan is het weer weg. Maar ik snap de datumlijn dan weer wel en hij niet. We zijn er nochtans dikwijls genoeg over gevaren. In de twee richtingen.
Zonnige winterdagen, ze bestaan, ze zijn op komst. In afwachting wordt hier de strijd om de thermostaat gestreden. Nuja, strijd … 't is gewoon huisguerrilla hoor.
Het gaat niet om de gevoelstemperatuur, want een trui is rap aangetrokken of een sjaal is rap omgeslagen. Het gaat om de ademlucht. Die moet voldoende droog zijn. En dan helpt geen trui of poncho, dan helpt enkel verwarming.
De thermostaat gaat 's ochtends op 20°C. Meestal is dat voldoende voor een temperatuur van 21 à 22°. Behalve wanneer er vocht in de lucht hangt. En vocht voel ik, bij elke ademteug. Ook als er geen zichtbare mist hangt kan lucht te vochtig zijn. Mijn luchtpijp detecteert dat. Sneller en juister dan een hygrometer. En dan moet de thermostaat hoger. Liefst snel.
Ik heb het afgeleerd om te praten over verwarming en een streepke bijgeven. Nu geef ik in het langsgaan de thermostaat een klein tikje, tot aan het klikje, bijna niet merkbaar en amper hoorbaar. Ondertussen ben ik heel goed geworden in toevallig langslopen. En in kleine tikjes & klikjes.
Als ik nu eens een thermostaat met Romeinse Cijfers liet plaatsten, dan zou LM misschien … ach nee, ook niet.
te gast bij Wim Helsen, Connie Palmen met een tekst van Konstantínos Kaváfis
Che fece … il gran rifiuto wat ze deed … de grote weigering
Voor vele mensen komt een dag, waarop ze het grote Ja ofwel het grote Nee te zeggen hebben. En onmiddellijk wordt dan duidelijk wie het Ja al in zich heeft; en het uitend
gaat hij verder in eer en zelfvertrouwen. Wie nee zei, hij heeft geen berouw. Werd het hem weer gevraagd, nee zou hij nog eens zeggen. En toch richt dat nee -het enige juiste- hem ten gronde voor zijn hele leven.
- Het gaat niet zo goed met Boris hé. - Boris? Welke Boris? - Boris de hond, de hond van Wim Helsen. De hond die in Winteruur figureert. Groot, oud, blond. - Ah, dié hond? - Ja, dié hond. Boris van Winteruur, hij heeft zelfs een eigen facebookpagina zeggen ze hier.
Oorspronkelijke tekst : Spleen Ik zit mij voor het vensterglas onnoemlijk te vervelen. Ik wou dat ik twee hondjes was, dan kon ik samen spelen.
Dit gedichtje verscheen in 1954 in de verzamelbundel Ongerijmde rijmen van Michel van der Plas, waar het toegeschreven werd aan Godfried Bomans; later is vaak gesteld dat Van der Plas het zelf geschreven had De slotregels komen echter al voor in de Ballade der großen Müdigkeit, een gedicht van Friedrich Torberg uit 1938, en in een stukje in het Algemeen Handelsblad van 15 juni 1929. (wiki)
In de eerste aflevering van het seizoen (het gesprek met Peter Vandermeersch, nr 113 in de kolom links) werd Boris twee maal misselijk, gelukkig voor hem buiten beeld. Dat bespaart hem decorumverlies in het zicht van half Vlaanderen. En een deel van Nederland. En Canada. En Lanzarote.
De hond Boris is 16 jaar oud. Op het Net staan omreken-programmaatjes. Veel. Eentje van de BBC zelfs. De BBC is de betrouwbaarheid zelve, dus hun omrekenprogrammaatje heb ik gebruikt. Ras invoeren & leeftijd. Voor een Golden Retriever van 16 hondenjaren geeft dat 101,4 mensenjaren. Efkes rekenmachientje erbij want wat 101 mensenjaren zijn snap ik wel, maar wat is die 0,4 mensenjaren, wat zijn vier tienden van een jaar? 365 x 0,4 = 146 dagen oké, en dan nu 146 : 30 = 4,8 maanden, zeg maar 5. Jawadde, Boris is 101 en 5 maanden.
Geen wonder dat hij al twee jaargangen zo rustig blijft liggen. Honderdjarigen springen niet meer in en uit de sofa. Hij is oud, écht oud. En nu was hij dus ook ziekjes. Boris is co-gastheer in het programma. Op zijn dekentje op de sofa ligt hij te bekomen van leven & bestaan. Aan zijn rechterkant warmt gezelschap zijn hondehart. Links wacht zonder haast de eeuwigheid.
m vanavond Winteruur op Canvas, morgen op dit blog