te gast bij Wim Helsen, Jinnih Beels met een tekst van Sun Tzu
De kunst van het oorlogvoeren
Oorlogvoering is gebaseerd op misleiding. Daarom : Wanneer krachtig, lijk machteloos; Wanneer actief, lijk inactief; Wanneer dichtbij, lijk ver weg; Wanneer ver weg, lijk dichtbij; Als ze een voordeel hebben, verleid hen; Als ze verward zijn, verpletter hen; Als ze veilig zijn, wees dan voorbereid; Als ze sterk zijn, vermijdt hen Als ze snel geïrriteerd zijn, verstoor dan hun rust; Als ze nederig zijn, maak ze dan hooghartig; Als ze rustig zijn, verstoor dan hun rust; Als ze verenigd zijn, verdeel ze. Sun Tzu, ca 544-496 v.Chr
Onlangs bracht LM een nieuwe broodrooster mee. Het model dat ik gekozen had was niet in voorraad. Hij kwam thuis met een model dat handiger is (twee korte brede sleuven ipv één lange) en nog véle mooier ook : afgeronde hoeken, o.a. Het toestel heeft een rode zool, een rood dat helemaal past bij een aantal accessoires in de keuken. Het heeft twee grote rode bedieningsknoppen. Onderaan een ronde clownsneus voor de tijdsinstelling met daarboven, als een baseballklepje, een brede schuifschakelaar om het brood te laten zakken. Aan weerszijde van de ronde knop onderaan staat een streepje. Die twee streepjes zijn de lachende oogjes. Het is een broodrooster om te zoenen. Zoenen kan ten allen tijde want tijdens het roosteren houdt hij de wangen koel.
Wat is er nu cadeau aan het ding?
Het feit dat LM de tijd genomen heeft & de moeite gedaan heeft om zich te concentreren op de voorradige modellen, zich niet heeft laten afleiden door de aanwezige Schikgodinnen en gekozen heeft voor een model waarvan hij dacht & vermoedde dat ik het ook mooi zou vinden. Dat klinkt nu wel vlotjes maar voor LM is dit een hele prestatie. Die focus & die concentratie zijn het eigenlijke cadeau : zijn aandacht. Bij momenten heb ik zijn volle aandacht. En bij momenten zélfs wanneer ik er niet bij ben.
Dat zijn zeldzame cadeau-momentjes en dit schrijf ik op de tippen van mijn tenen hoor.
versnipperde aandachtonverdeelde aandacht
Dit zijn twee werken van ene Astrid Stoeppel die knap illustreren wat ik bedoel, ik ben echt opgelucht dat ik ze gevonden heb, zowel Stoeppel als deze twee werken. Ze brachten me onmiddellijk bij ons pakket van voelen-denken-doen. Van ons, mensen-wezens.
te gast bij Wim Helsen, Jan Jaap van der Wal met een tekst van Wislawa Szymborska
Ik heb gisteren niet goed mijn best gedaan in de kosmos. Een heel etmaal geleefd zonder naar iets te vragen, zonder me ergens over te verbazen.
Ik heb alledaags werk verricht, alsof dat alles was wat ik moest doen. Inademen, uitademen, stap voor stap, verplichtingen, maar zonder een gedachte die verder reikte dan de deur uit en weer terug naar huis. … Uit het gedicht Onachtzaamheid van Wislawa Szymborska
Elke morgen krijg ik een aantal foto’s doorgestuurd waarbij we een verhaaltje mogen verzinnen, of een bijschrift of een onderschrift. Deze keer moest ik echt goed kijken.
Eerst even dit : Belangrijke momenten in het leven van Snoopy spelen zich af bovenop zijn hok. Hij ligt er regelmatig te filosoferen. Zoals op de tekening hieronder.
prent van 't Net
Op de foto hieronder moest ik goed kijken wat er speciaal zou kunnen aan zijn. ‘k Zag het niet. En toen zag ik Snoopy. En toen zag ik het wel! Snoopy ligt er niet op het dak van zijn hok. Zijn hok is niet mee op de muur getekend! Hij ligt op de schaduw van het zwart toestel dat op de rechterzijde van de foto te zien is.
Dat iemand het hok van Snoopy zag in het stuk opstaande schaduw van de zwarte betaalpaal vindt ik geestig en ook hartverwarmend. Ik veronderstel dat het een betaalpaal in een ondergrondse parkeergarage is, door de invalshoek van het kunstlicht. Ondergrondse parkeergarages zijn geen aangename plekken en iemand heeft daar iets om te glimlachen binnengebracht. Knap is dat, van die iemand.
Bedenking van LM :
- Dus als het licht uitgaat hangt Snoopy daar te zweven tegen de muur, zonder hok. - In ondergrondse parkeergarages gaat het licht niet uit. Dat zou akelig zijn. - Jamaar, stel dat er een black-out is, en die Snoopy in fluorescerende verf geschilderd is. - Dat … zou griezelig zijn.
Het speels idee werd plots luguber. LM heeft zo van die dagen.
vandaag Vaderdag in de provincie Antwerpen vaderschap volgens een zevenjarige
Naar aanleiding van het toekomstig vaderschap van een voetbalidool geeft deze jongen zijn kijk op het feit. Hij werpt een licht op de zaak. Een heel eigen licht natuurlijk, en daardoor verhelderend voor wat zijn kijk betreft. Ik vat het voor u samen:
Idolen worden geen papa want papa’s zijn gewone mensen en dat wéét het jongetje van zeven want hij heeft er thuis zelf een. Daardoor is hij ervaringsdeskundige wat dat betreft.
Papa’s zijn gewone mensen én oud, want de zijne is 37 jaar. Waaruit volgt => papa worden is voor oude mensen.
Idolen zijn geen gewone mensen en ook geen oude mensen.
Idolen zijn superwezens. Zodus, wanneer idolen gewoon beginnen doen, zoiets gewoons doen als papa worden bijvoorbeeld, ja, dan … dan is de glans er af. Het aangekondigd vaderschap van zijn voetbalheld is voor het jongetje een desillusie.
Vaders zijn aanwezig, zij zijn rotsen in de branding. Zij steunen en sturen. En ze straffen wel eens, want ze zijn ’s avonds thuis. Idolen leven op het veld. En op een voetstuk. Dat onderscheid moet bewaard blijven.
In ’86 heb ik aan boord met een collega gewerkt die opgegroeid was in Australië en op haar 19de door huwelijk naar België gekomen was. Zij vertelde af en toe iets over Australië, en over krokodillen. Ze wist er ook veel over te vertellen. Niet zozeer door het huwelijk met die Belg, maar door de plek waar ze opgegroeid was, the outback ofte afgelegen gebied. Heel het binnenland is outback. http://nl.wikipedia.org/wiki/Outback
foto van ‘t Net
Ze sprak vloeiend Nederlands met een licht Antwerps accent gemengd met iets zonnigs dat alleen maar een Australisch accent kon zijn. Want Brits of Amerikaans was het niet. En New Zealands al zeker niet.
En met haar plezant exotisch accent had ze het consequent over schrokkedillen. Ik vroeg haar, waarom geen krokodillen. Daarin was ze zeer categoriek : het zijn schrokkedillen omdat het schrókkedillen zijn.
Wat ze ooit allemaal van krokodillen gezien heeft of meegemaakt heeft dat heb ik niet gevraagd. Ze kon niet zwemmen en ze wou het niet leren ookni. En volgens mij had dat iets te maken met de schrokkedillen. Haar hond misschien …
Van de turnlessen in de lagere school herinner ik me niet veel. Enkel dat ik in de rij volgde op een klasgenootje dat Betty heette. Soms kwam ik voor haar te staan, navenant in welke volgorde we moesten aantreden voor een oefening, van klein naar groot of van groot naar klein. In elk geval lagen we op naburige matten tijdens de grondoefeningen.
We droegen een donkerblauwe poffende turnbroek met daaronder witte sokken en witte turnpantoffels. Wat we daarboven droegen weet ik niet meer. Iets wits ook. 'k Zou zeggen een T-shirt, al heette dat toen waarschijnlijk anders. Een lijveke?
Wanneer we zittend onze beurt moesten afwachten voor het een of ander waren we aan het babbelen. Er was ook een meisje dat Wivine heette. Haar vader was bakker. Zij woonde niet ver van de school. Zij zat aan de andere kant van Betty. Stil en genoeglijk zaten wij daar en de zon scheen altijd.
De turnpantoffels waren vervelende dingen. Een wit schoeisel met een strak & stug stuk U-vormig elastiek op de wreef. foto van 't Net
Om die aan te trekken moesten we met een vingerke achter onze hiel gaan en dan de pantoffel aantrekken. En daarna likken aan de schaafwonden op de midden knokkel van de wijsvinger. Wij vroegen ons nog niet af hoe turnpantoffels zo konden zijn. Ze waren gewoon zo. Het woord 'gebruiksvriendelijk' moest nog uitgevonden worden.
Er was ook een ander model, met een lus die tot op de wreef kwam waardoor een soepele elastiek liep naar de zijkanten van het sloefke. Dat model had ik toen zo graag gewild.
foto van 't Net
Maar om een of andere reden was deze droom-turnsloef niet verkrijgbaar in de schoenwinkel bij ons in ’t dorp en zat ik elk nieuw schooljaar opgescheept met het lastige model.
De speelzaal voor regendagen fungeerde als turnzaal. Daar stonden wat Zweedse banken en er lagen wat matten. De matten versleuren en de banken verzetten maakte deel uit van de les en wij sloofden ons daar toen met plezier voor uit. Wanneer de banken omgekeerd werden hadden we een balk voor evenwichtsoefeningen.
foto van 't Net
En dan was er natuurlijk nog ditte, de konijnensprong :
afbeeldingvan 't Net
Misschien was turnen niet zo belangrijk in de lagere school. We speelden en renden ons immers te pletter tijdens de speeltijden. In het middelbaar, aan de overkant van de straat, heette het Lichamelijke Opvoeding en daar veranderde het een en ander.
Kleine tekening uit vervlogen tijden, zo lang verwijderd uit mijn geest
Hoor nu de bomen fluisteren zie de toren wakend zoals hij vroeger immer heeft gewaakt
Mensen kwamen en gingen jaar na jaar volgden seizoenen elkaar op
Het plaatje mijmert stilte een dorp, een thuis waar eenvoud en vrede heerste
Elisa 16/02/2013
Zelf heb ik een gans andere ervaring met het dorpsleven. Er was niks eenvoudig of echt vredig in die tijd. Al vrij jong had ik het gevoel dat er onderhuids van alles broeide, dat er twee werkelijkheden aan de gang waren, die van de kinderen en die van de grote mensen.
Plotse stiltes, veelbetekenende blikken, samengeknepen lippen, afgebroken gesprekken wanneer we te dichtbij kwamen, uitdrukkingen en eigenaardige woorden die ik niet begreep en waarover ik geen uitleg kreeg wanneer ik er naar vroeg … Al doende heb ik geleerd dat geen belangstelling tonen een bruikbare methode was om iets over de tweede werkelijkheid te vernemen, over wat, waar, wie-met-wie en hoe dikwijls. Dat was het platteland waarover Miel Cools in 1965 'ondeugend' deed. Zo heetten de streken à la boer Bavo toen, 'ondeugend', want het was de tijd dat jongemannen snaaks en jonge vrouwen guitig genoemd werden, abortus levensgevaarlijk was en anticonceptie zo goed als onbestaande. Condooms waren niet verkrijgbaar of men moest connecties hebben, periodieke onthouding werd in het parochieblad niet uitgelegd en 'voor het zingen de kerk uit' kon al eens mislukken.
Op de koop toe heette onze parochie Sint Bavo. Én de pastoor kon sommigen meisjes van de catechese niet met rust laten. ‘k Was 15 toen ik dat toevallig aan de weet kwam, het was 1967, het jaar dat mijn zus Tina in het wit zou lopen. Hij werd overgeplaatst. Wat ik dan weer obscuur en broeierig vond. Ze hadden hem bij ons op de parochie kunnen laten, wij wisten tenminste dat hij niet te betrouwen was. Wij wisten dat we hem in het oog moesten houden. Wat we ook deden. De mensen in de nieuwe parochie wisten nergens van, moesten het nog ondervinden en daar liet het kerkelijk gezag hem dus los als zielenherder. Laat de kinderen tot hem komen, en zo … Als ik nu foto’s of prenten uit dat dorp bekijk dan mijmert er niks. Helemaal niks meer. m - https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/76851/beelden
Een eenvoudige vraag als ‘hebt gij nog een zolder?’ is voor mij zoals een schatkist vol herinneringen openen.
Nu heb ik geen zolder meer maar vroeger … Vroeger bij mij thuis, de thuis van mijn eerste 15 jaren. Dát was een zolder. Ik durf wedden dat niemand van jullie zulk een zolder gekend heeft. Onze zolder: hij was mijn slaapzaal, mijn speelruimte, mijn droomhuis, mijn poppenhuis, mijn schrik in de nacht.
Hij was als een huif gespannen over onze leefkamer, het voorhuis, de kelderkamer en een stuk van het mooskot. (de bijkeuken) Een stevige houten trap was de verbinding van het mooskot naar boven tot aan het houten valluik. Dat moest naar boven worden geduwd, dan één voet op een ijzeren plaat zetten, dan pas het valluik terug naar beneden laten en van dan was ik afgesloten van de wereld en had ik het rijk voor mij alleen.
Mijn slaapplaats bevond zich links. Binnen vier met leem bekleedde muren, een laag plafond en daar moesten wij met vieren in slapen . Twee tweepersoonsbedden, slim opgesteld, zodat wij er nog net in en uit konden stappen.
Het kamerke was voorzien van een klein dakvenster. Ervoor een plat vlak, zoiets als een nis. In onze beste momenten brandden wij daar kaarsjes. Tot we op een keer het blauwe crêpepapier waarmee we de nis hadden bekleed vuur vatte. Nooit waren wij vieren zo eendrachtig als toen en we hebben een groot onheil voorkomen. Onze ouders hebben het nooit geweten.
Links tussen het valluik en het kamerke was een loopruimte voorzien langs waar men boven de runderstal kon geraken. Rechts ervan, onder de schuin aflopende dakpannen stond een reeks manden, vol met oude lompen, afgedragen kleding, enkel nog goed voor wat lapwerk hier en daar.
Daar, dáár was mijn thuis, mijn huis, mijn gezin. Ik had er poppenkinderen, niet te tellen. Elke oude lomp kon dienen: oprollen, een slag in de helft, bovenste deel een koord errond wat moest dienen als hoofd, en ik kon alweer een nieuwe naam bedenken.
Het was er nooit erg koud want de schoorsteen liep door het midden van het zoldergedeelte. De enige Leuvense stoof daaronder hield de meest kou buiten. Ze brandde ook heel de tijd want er moest op gekookt worden en water verwarmd, onder andere voor de afwas. Ik heb ook nog leren strijken met een strijkbout, die moest uiteraard ook verhit worden op de warme plaat.
De zolder had over gans de oppervlakte een houten vloer. Het grootste deel diende als graanzolder, daar lag het graan gespreid om te drogen. Onder de laagste plaatsjes van het hellend dak stonden gevulde zakken met allerlei soorten graan, netjes dicht gebonden. Honderden keren heb ik vader geholpen door de zak open te houden zodat hij vlot met zijn bats (schep) het graan er in kon laten glijden. Vakkundig werd rond de zak een koordje gebonden en dan was het wachten tot de zakken naar de molenaar gingen.
Het gemalen graan stond apart, het meel dat in de grote trog zou belanden en onder moeders vuisten werd gestampt en geplet tot mooie ronde broden. Maar dat is een ander verhaal, het bakhuis.
MVS - EZW-03/2012, bijgewerkt - MVS, als ge dit toevallig zoudt lezen, wilt ge dan contact opnemen met mij, aub?
Sommige foto’s op ’t Net zijn zó sprekend, dat me vanzelf een anekdote te binnen schiet.
Peter was verliefd op de zus van zijn beste maat. Al lang. Dat wist hij goed te verbergen want niemand had er enig vermoeden van. Ook het onderwerp van zijn adoratie was blind, stekeblind voor zijn schuchtere, onhandige pogingen.
Al die tijd bleef Peter misschien wel verlegen, maar hij werd wel vindingrijk. De hond des huizes, ene Chuppy, zou hem helpen. Chuppy kende Peter als de vriend aan huis en daardoor was hij een zeer gewillige bondgenoot.
Op de (20ste?) verjaardag van Diane, het was een woensdag, strooide Peter een boeket rozen voor de deur, -de doorns van de stelen afgedaan natuurlijk- en hij gaf Chuppy één roos in de muil. Hij deed de hond zitten, belde aan en wachtte. Toen Diane opendeed en de bloemen begon op te rapen, kwam hij van achter het hoekje, kuchte en vroeg of ze zaterdag mee wou gaan eten.
foto van ‘t Net
Diane, nog onder de indruk van de stunt met de bloemen en de hond, zei in een opwelling ja. Ze zegt soms nu nog, dat het de beste beslissing van haar leven was.
En ze gingen eten en ze gingen een beetje dansen, een beetje maar, en ze gingen wandelen en Diane zag iets in Peter dat ze tevoren nooit gezien had.
Nu zijn we zoveel jaren en twee dochters verder en Peter is bijlange niet verlegen meer in zijn leven als echtgenoot, vader en volwassen man.
Is liefde blind? Ik weet het niet. Diane haar ogen zijn toch open gegaan. Misschien werd haar liefde later pas blind. Omdat het later pas liefde werd.
Lucia kan al mooi schrijven en wanneer ze bij Oma is mag zij de boodschappen noteren. Bij Oma heeft ze haar eigen pen. Een vulpen. Een vulpen die niet kan spatten.
Groenten en fruit waren al opgeschreven. "Nu nog het vlees en dan zijn we klaar. Beenhouwer dubbelpunt" dicteerde Oma. In een lijstje moeten geen hoofdletters weet Lucia, en ze schreef 'beenhouwer :'
Misschien vanavond eens vogeltjes zonder kop, dacht Oma. Maar dat klinkt zo cru, zonder kop … blinde vinken dan? Loze vinken! En ze dicteerde : "Twee loze vinken". Lucia schreef. Lucia schoof het papiertje naar voren en Oma overliep het lijstje. Onderaan stond 'beenhouwer : 2 boze vinken'.
"Schatje, wat staat hier? Twee boze vinken? Het zijn loze vinken". "Nee" zei Lucia, heel zeker van haar stuk, "het zijn boze vinken". "En waarom zijn het boze vinken?" vroeg Oma berustend, want er zou weer een reden volgen. Lucia rolde met haar ogen, zuchtte nadrukkelijk en zei : "Omdat we ze gaan op-e-ten".
Ja. Natuurlijk. Daar had ze een argument. Aan de muur hangt een prent van een droeve vink naar hen te kijken.
'k Dacht tot voor kort dat krokodillen/kaaimannen/alligators geen vijanden hadden. Buiten de mens dan. En dan nog. De gewapende mens. Niet de brave dorpeling die langs de oever naar de markt stapt om daar een paar centen te gaan verdienen.
Maar jawel. Het luipaard (de jaguar) is een natuurlijke vijand van krokodil en aanverwante griezels. Het gebeuren speelt zich af in de Pantanal (drasland), centraal Brazilië.
Hoe zo’n knappe gladde kat zo’n geschubd monster overmeestert, met de tanden recht door de schedel, ziet ge in het filmke hieronder. Er is geen ramp hé, er is geen bloed te zien, en geen hersens ookni :
Misschien is het in onderstaand fragment (van het zelfde filmke) iets duidelijker hoe de jaguar van links in beeld naar de zandbank rechts peddelt zonder merkbare waterverplaatsing. Hij sluipt door het water, van links naar rechts. Goed kijken hé. Men ziet haast niks. Zo rimpelloos sluipzwemt dat dier.
te gast bij Wim Helsen, Jan Leyers met iets van Alessandro Baricco
Jarenlang heb ik mijn teams ietwat mysterieuze doelpunten in de verte zien maken. Dat waren dingen die daarginds gebeurden, op een deel van het veld dat ik niet echt kende en dat in mijn verdedigersogen de fabelachtige uitstraling had van een badplaats achten de bergen: vrouwen en grote garnalen. Als ze een doelpunt maakten, vlogen ze elkaar daarginds in de armen, dat weet ik nog goed. Jarenlang heb ik vanuit de verte gezien hoe ze elkaar in de armen vlogen. Af en toe rende ik nog wel eens het veld over om bij ze te komen, en ze ook in de armen te vliegen, maar dat werkte niet echt: je kwam altijd een beetje later, als het meest uitzinnige gedeelte al achter de rug was. De barbaren, Alessandro Baricco
Over De Barbaren : ‘In De barbaren behandelt Alessandro Baricco een fenomeen dat ons allen aangaat: de geleidelijke teloorgang van ons cultuurbesef. Baricco schreef hierover een serie wijd uiteenlopende en veelgelezen artikelen. Zo schakelt hij moeiteloos over van de tanende interesse voor de wijncultuur naar de vercommercialisering van de ooit heilige voetbalsport. Is er in de moderne tijd nog wel plaats voor bezieling? Wel degelijk, stelt Baricco, we moeten alleen beseffen dat er niet zoiets is als beschaving aan de ene en barbarisme aan de andere kant. De huidige cultuur bevindt zich in een staat van mutatie; er is geen sprake van een botsing, maar van een overgang van een oude naar een nieuwe cultuur. In dit scherpzinnige, gedurfde boek houdt Baricco aan de hand van een rijk arsenaal aan voorbeelden een bevlogen en hoopvol pleidooi voor de toekomst van onze cultuur.’
Wat een beklemmende sfeer. Ik zie het voor me : in de tweede paragraaf dartelt de vrijbuiter nog over het erf, in de derde paragraaf weegt plots de schemering loodzwaar. ‘k Snap heel goed dat het moést gebeuren. Toen. En waarom het op die manier gebeurde snap ik ook ongeveer.
‘k Zou graag weten hoe oud het meisje was dat de achterdeur opentrok. Gewoon om het filmpje in mijn hoofd te kunnen afwerken.
Wanneer MVS schreef over vroeger waren dat echt tijdsdocumenten. Bij haar teksten zat ik soms op het randje van mijn stoel. Zoals nu.
een verhaal van MVS
Wij hadden na de tweede oorlog een Mirza, van welk 'merk' hij was weet ik niet , Hij was zwart en wit gevlekt, dat herinner ik me nog. Hij mocht overdag loslopen maar zou nooit verder durven dan ons erf . Omdat onze leghennen ook altijd los over het erf liepen legden die over heel het gebied hun eieren. Mijn moeders zaligste werk was, met een eierkorf aan haar arm de eieren zoeken, rapen; onderin de hooimijten, stromijten boven en onder, men kan geen loos plaatske bedenken of daar lagen eieren.
Maar onze Mirza werd haar concurrent, die had op een keer de smaak te pakken gekregen van die 'ballekes'; sinds die keer was er geen verbieden meer aan. Een hondenhok had hij nooit gekend want ‘s nachts sliep hij op de voor-aard van de runderstal en moest hij waken, daarvoor diende een hond in die tijd. En de vele loslopende katten moesten muizen vangen.
Op een avond, het was reeds schemerdonker, hing er een vreemde sfeer in ons 'mooskot', (de bijkeuken, waarschijnlijk waar de pomp stond en de gootsteen was) mijn oudere zussen bleven wat te lang rond de pompsteen treuzelen. Mijn moeder bleek nog buiten en toen ik de achterdeur opentrok om te zien waar ze bleef, zag ik ze wat verder naast de waterput op een reservoirbak zitten. Die bak stond altijd vol water om de beesten drinken te geven. Het leek me dat ik in de verte het gejank hoorde van onze Mirza. Bleek dat mijn moeder hem aan 't verdrinken was. Dat een hond op die manier aan zijn einde werd gebracht was in die tijd geen uitzondering, maar mijn eigen moeder … ?
MVS m– EZW-03/2012, herzien – aan MVS, als ge dit toevallig leest, wilt ge met mij contact opnemen, aub?
te gast bij Wim Helsen, Wouter Beke met iets van Cicero
Ik zie de natuurlijke orde voor de mens als volgt: Wij zijn geboren in een situatie waarin alle mensen onderling iets gemeenschappelijks hebben, méér ervan naarmate de onderlinge band nauwer is. Stadsgenoten bijvoorbeeld voelen zich meer verbonden met elkaar dan mensen van elders, familieleden meer dan met vreemden. Geheel op natuurlijke wijze ontstaan deze relaties tussen hen.
Maar die natuurlijke band mist een solide basis. Vriendschap in de ware zin van het woord staat ver boven dat soort verbonden zijn. Kijk maar. Uit zulke relaties kun je de hartelijke genegenheid wegdenken, uit vriendschap niet. Is de genegenheid uit zo’n natuurlijke binding weg, dan is het met de vriendschap gedaan, maar het blijven wel buurtgenoten of verwanten. Over Vriendschap, Cicero
Volgens de jongste dochter van mijn zus Laura hadden alle mensen een onzichtbaar gezelschapsdier dat in de lucht woonde : hun sterrebeest. Op de minzame manier van een vijfjarige vond zij dat ietwat pover, want zelf had zij ook nog een engelbewaarder in de lucht.
Haar papa en mama hadden een Vis. Volgens Uma was hun sterrebeest één Vis per persoon want er zaten maar twee vissen in het aquarium thuis. Ofwel zat Bruna er voor iets tussen, in dat kinderkopke.
afbeelding van 't Net
Bruna voorzag een hele kinderwereld met één vis. Generaties kleuters na mekaar. Daar kan die van ’t Meer van Genezareth in Galilea niet tegenop.
Uma had een Stier. Dat is een jongenskoe, zoals op de boerderij. En dan waren er in het gezin ook de dieren uit de dierentuin. De zus had een Leeuw, een broer had een Schorpioen en een broer had een Maagd. Een Maagd had ze nog niet gezien in de Zoo. Maar ze gingen nog wel eens terug hoor, stelde ze me gerust.
te gast bij Wim Helsen, Barbara Sarafian met een fragment van Isabelle Eberhardt
Folie diront les incrédules amoureux des solutions toutes faites et que le mystère impatiente.
Non, car la perception des abîmes que recèle la vie et que la trois quarts des hommes ignorent et ne soupçonnent même pas, ne peut etre traité de folie qu’au même titre que le dédain de l’aveugle-né pour les descriptions qu’un artiste lui ferait des splendeurs d’un coucher de soleil ou d’une nuit étoilée.
Il est facile de tranquilliser son âme peureuse, effarouchée par le voisinage de l’Inconnu, au moyen d’une explication banale, puisée dans la fausse expérience des hommes et dans les idées courantes, ramassis informe de bribes d’idées sans suite, de connaissances superficielles et d’hypothèses prises pour des réalités par l’inconsummerable lâcheté morale des hommes! Uit : Lettres et Journaliers – Isabelle Eberhardt
Konijn en Hert leiden een aangenaam en zorgeloos leven als tekening, als figuurtjes in een tweedimensionale wereld.
Via een gebroken TV scherm en een droom over de Rubik-kubus ontdekt Hert het bestaan van een derde dimensie. Hij studeert en cijfert en is helemaal in beslag genomen door de zoektocht. En dan raakt hij plots zelf, per ongeluk eigenlijk, in de driedimensionale wereld. Konijn blijft achter in de tweede dimensie Wanneer blijkt dat Hert niet terug kan naar de vroegere situatie, naar het 2D-bestaan, zijn ze gescheiden door iets onoverkomelijks. Kent hun vriendschap nu een crisis? Ze zoeken én ze vinden een nieuwe manier van samenleven.
Een hartverwarmend verhaal, virtuoos in beeld gebracht.
Péter Vácz (°1988, Budapest, Hongarije) heeft dit filmpje gemaakt voor zijn eindexamen in 2013. Inmiddels is dit werk vertoond in 63 landen op meer dan 300 festivals en heeft het al meer dan 120 prijzen gewonnen.
Naar individuele voorouders heb ik tot hiertoe niet gezocht. En ik denk niet dat ik dat ooit zal doen. ‘k Hoef hun namen niet te kennen, ik weet zo ook wel dat ze bestaan hebben, anders liep ik hier niet rond. Of zat ik hier niet te typen. En te ademen. En zo.
Hun namen en hun individuele verhalen wíl ik zelfs niet kennen, want wie weet zaten er tussen al die voorouders onmensen en crapuul. Dat weet ik echt liever niet, want ik zit met een deel van dat genetisch materiaal.
Het is soms een overweldigende gedachte dat op gelijk welk tijdstip van de geschiedenis, er voorouders van ons rondliepen. Van het allerprilste begin, nog vroeger dan de prehistorie, toen leven nog levensgevaarlijk was, was er iemand + iemand anders die uiteindelijk maakten dat ik er ben. En gij. En alle anderen. Die individuen hebben elk lang genoeg geleefd om zich voort te planten. En zo telkens opnieuw was er iemand die lang genoeg geleefd heeft om zich voort te planten. En iemand die lang genoeg leefde om het wurm groot te brengen. Enzoverder tot helemaal aan het begin. Tot aan het begin van het begin, tot aan de eerste proteïne.
Op elk tijdstip in de geschiedenisboeken heb ik, heeft elk van ons, heeft iedereen die vandaag leeft minstens één voorouder rondlopen. Iemand die er toen al was of nog was. En dat van in het begin. Dat is voor mij een overweldigende gedachte.
Hun namen zijn absoluut niet belangrijk. Ons DNA is er immers. Daarin zit voor een deel hun identiteit. Daarin staat alles geschreven en beschreven. We kunnen DNA nog niet helemaal vlot lezen, maar ooit komt dat in orde. Ze zijn er mee bezig.
In afwachting lees ik graag geschiedenis. Én anticipatie-verhalen.
Mensen, we hebben ons best gedaan en daar mogen we een beetje fier op zijn. Emma werd bij de sportclub in Kapellen niet de sportfiguur van het jaar, maar ze had wél de meeste publieksstemmen.
Of die stemmen er kwamen omwille van haar prestaties van het voorbije jaar of uit sympathie voor haar fiere oma, dat laten we nu efkes in het midden want een jongedame die al tien jaar of langer tegelijk bezig is met studeren, én sport én jong zijn, die dingen volhoudt en alle drie in balans houdt, die jongedame verdient waardering.
En ons kostte het stemmen eigenlijk maar een paar klikjes hé, voor ons was het simpel. Hier het bericht dat ik ontving
Van: de oma van emma Verzonden: vrijdag 9 maart 2018 23:47 Aan: ons, wij allemaal dus Onderwerp: emma
(…)
Antwoord van Emma zelf :
Ik was 5de bij de Sportfiguur van ‘t Jaar, maar ik had wel de meeste stemmen van het publiek, dus bedankt iedereen om te stemmen.
Groetjes
-----
Mensen Allemaal, hartelijk bedankt voor uw stem. Zoveel steun geeft haar misschien nog méér vaart?