Na de introductie vlieg ik er hier maar meteen in:
Als we het over muziek, klank en geluiden hebben, moeten we ons eerst en vooral enkele vragen stellen:
1. Wat is geluid? Geluid mag dan al onzichtbaar zijn, toch is het een heel simpel fysisch en fysiek gegeven. Het is gewoon de lucht die in trilling wordt gebracht door bijvoorbeeld een sleutel die op de grond valt. De schok van de val brengt de lucht in trilling. Die trilling bereikt ons trommelvlies, dat gaat dan meetrillen en brengt het signaal over naar de hersenen. En we horen de sleutel vallen. Het werkt precies gelijk aan een steentje dat we in het water gooien en dat golven maakt. Dat steentje doet het met water, geluid doet het met lucht.
2. Wat is een noot? Een muzieknoot is een trilling met een vast bepaalde frequentie, waardoor hij altijd op dezelfde toonhoogte klinkt. Daarover later meer. Nu maak ik het maar niet te moeilijk.
3. Wat is een notenbalk? Een notenbalk is samengesteld uit vijf horizontale lijntjes, waarbij zowel elk lijntje als elke tussenruimte tussen de lijntjes is gereserveerd voor een bepaalde noot, zoals hieronder. Ook hierover wil ik nu niet meer kwijt dan nodig.
De diatonische toonladder.
Een diatonische toonladder bestaat uit do re mi fa sol la si
en dan weer de (hogere) do. Zeven unieke noten dus. Je kunt nu zowel omhoog of omlaag verder doorlopen, maar telkens weer zijn het diezelfde zeven noten die weerklinken, in een hogere of lagere octaaf. Ter inlichting: een octaaf zijn de acht noten die, in volgorde na elkaar gespeeld, een mooi afgerond geheel vormen. De eerste, of laagste do vormt het begin, de tweede do het eind van dit melodietje. Laat je die tweede do weg, dan hoor je duidelijk dat de reeks een toon méér vraagt om afgerond te klinken.
Noteer ter info ook dat diezelfde noten ook nog met een lettercode genoemd worden die begint bij
nu zou je denken A, maar neen hoor! Dat zou te makkelijk zijn. Het begint, niet de gelóven, bij de C! En dan krijg je dié tabel:
Do
|
Re
|
Mi
|
Fa
|
Sol
|
La
|
si
|
C
|
D
|
E
|
F
|
G
|
A
|
B
|
Lijkt niet erg logisch hé? Is het ook niet! Zoals bijna niets in de muziek. Maar goed
Toen ik een jaar of acht oud was speelde ik al behoorlijk wat deuntjes op een mondharmonica. Deuntjes die ik in de radio hoorde en naspeelde. Ik zeg wel: NAspeelde; helemaal correct, maar toch slaagde ik er meestal niet in om MEE te spelen met de radio! Als ik de melodie begon op dezelfde noot waarmee de zanger begon, kwam ik telkens weer op punten uit waar het leek alsof ik een noot tekort had op mijn instrument! Ik begreep het niet. Nu begrijp ik het wél. Een mondharmonica is, met nog enkele andere instrumenten, zoals een blokfluit bvb, een diatonisch instrument. Met andere woorden: een instrument met maar de zeven standaardnoten. Als een melodie op een mi begint, dan moét je die ook op een mi beginnen, anders klopt er niets meer van. Maar voor de zanger in de radio paste het orkest de toonhoogte naar wens aan: een of enkele noten hoger of lager volgens de stem van de zanger.
Met een diatonisch instrument kun je dat niet. Het moet een héle octaaf hoger of lager, of anders niets. Anders lukt het niet om helemaal mee te spelen. Wat voor veel zangers erg vervelend zou zijn!
De Chromatische toonladder.
De diatonische toonladder werd waarschijnlijk ergens in het begin van onze tijdrekening uitgevonden voor in hoofdzaak religieuze muziek. Al had men er soms wel last van dat het instrument zich niet kon aanpassen aan een stem die eigenlijk nét iets hoger of lager zou moeten kunnen gaan om gemakkelijk te zingen.
Verlichte geesten (jawel!) bogen zich, ergens in de middeleeuwen geloof ik, over dat eigenaardige fenomeen, en ontdekten dat er inderdaad te weinig noten waren! Ze ontdekten ook dat, als je vijf noten toevoegde op bepaalde plaatsen, je probleemloos elke melodie op gelijk welke noot kunt beginnen, mits hier en daar gebruik te maken van die tussenliggende noten. Waardoor meteen ook de vingerzetting een stuk moeilijker werd. Aan de klavieren met alleen witte toetsen werden inderhaast maar een aantal zwarte toetsen tussengefoefeld en dat was het dan! Dezelfde melodie moest nu met één of meer zwarte toetsen worden gespeeld naar gelang je het gehele zaakje wilde verhogen of verlagen. Maar goed
het werkte. En werkt, helaas, nog altijd. Op elk klavier zitten per octaaf zeven witte en vijf zwarte toetsen. De do (C) is altijd de witte toets die nét voor het groepje van twee zwarte staat.
So far so well, dat kon er nog altijd door in de praktijk van het musiceren. Maar toen gingen ze een grote kans missen! Ze wilden die noten ook nog met alle geweld op diezelfde armzalige vijf lijntjes van de notenbalk geperst krijgen in de notatie, en toen werd muzieknotatie één grote janboel!
De logica zegt eigenlijk zelf dat die vijf extra noten niet alleen schreeuwden om méér lijntjes, maar ook om elk een unieke naam. En dat werd over het hoofd gezien! Men bleef de vijf lijntjes gebruiken, en die nieuwe noten noemde men gewoon verhoogde of verlaagde noten. En ze werden op de notenbalk op dezelfde plaats gezet als hun niet-gewijzigde broertjes. Met één verschil: vooraan de notenbalk worden een aantal mollen(soort b-teken) of kruisen (#) geplaatst. Dié geven aan dat de noten die op dàt lijntje staan verlaagd (mol) of verhoogd (kruis) moeten worden en dus met een zwarte toets moeten aangeslagen worden!!!
Net alsof je bij het lezen van een boek telkens weer vooraan de regel moet gaan kijken of je een bepaalde letter nu als een d of als een e moet lezen. Stupide? Jawel! Absurd? Jawel! Een boek lezen zou dan eigenlijk enkel kunnen na hogere studie. Net als nu het geval is bij muziek lezen!
En zo heb ik jullie, voor dit stukje, toch nog opgezadeld met nogal doorwegende theorie vrees ik. Dat deed ik om goed duidelijk te stellen hoe sommige mensen iets, uit onnadenkendheid, hopeloos ingewikkeld kunnen maken terwijl het heel simpel kan en heel simpel zou moeten!
Muziekleer zou poepsimpel kunnen zijn als iemand het lef had alle onlogische rommel op te ruimen en een leesbaar notenschrift te maken. Zo zijn er waarschijnlijk wel duizenden, en ik zou het zelfs zélf kunnen doen. Heb het zó in mijn hoofd. Maar ik bespaar me de moeite, want helaas, om dàt in de muziekwereld te introduceren moet je van goeden huize zijn en met de nodige diplomas. En als je die diplomas hebt behaald
dan vind je het niet meer nodig! Anderen moeten ook maar zweten bij hun studie.
Zo tenminste redeneren de gevestigde muziekprofessoren. En die doen het omdat ze niet graag toegeven dat de enorme studies die ze zelf hebben moeten volgen, véél eenvoudiger hadden gekund met precies hetzelfde eindresultaat. En dus verzetten ze zich halsstarrig tegen elke vorm van vereenvoudiging, met argumenten die totaal geen steek houden. Argumenten zoals: O ja? En wat doe je dan met de harmonie? Die gaat dan totaal verloren!. Klinkklare onzin! Maar de leek loopt er in en gaat braaf studeren.
Arme muziekleerlingen!
En toch ken ik één instrument dat volledig Chromatisch werkt en waarbij de vingerzetting steeds dezelfde blijft, in welke toon je de melodie ook speelt. Dat is het accordeon met voor de rechterhand vijf schuine rijen ronde knoppen in plaats van pianotoetsen. Een geniale prestatie van de uitvinder. Echt het ei van Colombus.
Maar ook hier: dit systeem bleef beperkt tot het accordeon (le piano des pauvres).
De grand genre voelde zich te hooggeplaatst om dergelijke toegevingen ook op chique instrumenten toe te passen. Dat zou degelijk muziekonderricht onder andere ook toegankelijk maken voor armeluiskinderen. En dat kon toch niet worden toegelaten hé? Musiceren moest elitair blijven!
Willy.
|