Deze week kocht ik bij Aldi een blauwe blikken doos met koekjes. De doos zat in een kartonnen omhulsel, en toen ik dat er thuis afhaalde en de blauwe kleur zag, barstte ik in een schaterlach los. De blauwe doos is teruggevonden! En ik had direct weer inspiratie voor een nieuw column.
Waarin je dezer dagen toch allemaal inspiratie kunt vinden!
Blèèuwe diuuze was namelijk een onvervalst drankorgel. Een vrouwelijk drankorgel dan wel. Ze had al meer in de cel bij ons op het politiebureel, dan thuis geslapen. Gaf ze trouwens niet om. De cellen waren tenminste proper, terwijl het bij haar thuis één grote gore vuilnisbelt was.
En ze was een Gentse. Zo was ze trouwens aan haar bijnaam gekomen: ze had ooit aangifte komen doen van diefstal van een blauwe doos, waarin ze haar geld bewaarde.
- Wát bent u gestolen mevrouw? Had de inspecteur haar gevraagd.
- Mèèn blèèuwe diuuze! Herhaalde ze in haar sappig Gentse dialect.
En sedertdien blééf het blèèuwe diuuze.
Die blauwe doos bleek trouwens haar kassa te zijn geweest. In betere tijden. Toen ze, na een persoonlijke carrière met afnemend succes, kotmadam was geworden. En neen! Niét van studentenkoten! Wél van een minder zedig oord, waar ooit eens een klantje in het WC heel vroom op de muur had geschreven: Oh sint Jozef die kunt vader worden zonder vogelen, laat ons vogelen zonder vader te worden!
Ja. Christelijk bleken de klanten toch wel te zijn geweest!
De meisjes moeten het grappig gevonden hebben, want je kon duidelijk zien aan de muur dat die rondom de tekst al regelmatig was afgewassen, maar die tekst zelf werd daarbij angstvallig vermeden. Zodat ze er op de duur als het ware in een wolkje hing. Nu kon je er zéker niet meer naast kijken.
Ja, dat waren gouden tijden geweest voor blèèuwe diuuze. Ze had gelukkig tijdig ingezien dat het voordeliger was dat soort werk van barmhartigheid over te laten aan jongere, en aantrekkelijkere werkneemsters en zelf alleen nog maar het vogelgeld in haar blauwe doos te stoppen. Dat handeltje draaide een aantal jaren goed, en beter naarmate de meisjes steeds beter de kneepjes van het vak leerden.
Maar toen haar grietjes, té geleerd geworden, de een na de andere zelf gingen ondernemen en kleine zelfstandigen werden met elk een eigen huisje van plezier, kon ze dat soort broodwinning niet meer hard maken en was ze zelf al te verlept om wat dan ook nog hard te krijgen!
En blèèuwe diuuze verzeilde in een neerwaartse spiraal van drank en goedkope ontucht. Af en toe sleepte ze nog wel eens een beschonken OCMWer mee naar huis om er uit te persen wat er uit te persen viel (euh
geld dan, bedoel ik). Maar veel zal dat ook wel niet geweest zijn.
Waar ze écht van leefde was dan ook een goed verborgen geheim. Waarschijnlijk toch wel ergens te zoeken tussen het zesde en negende gebod. Feit was dat ze toch altijd weer over voldoende financiële middelen bleek te beschikken om zich dagelijks een flink stuk in de kraag te drinken.
Maar de kruik blijft maar drijven tot ze breekt, en op een goede dag kwam een van haar klantjes klacht neerleggen. Een vuil, onverzorgd mannetje dat je al van twee straten ver kon ruiken aankomen. Zijn portefeuille bleek verdwenen na een nachtelijk bezoekje aan haar gore huisje
en waarschijnlijk ook aan haar even gore muisje.
En blèèuwe diuuze werd ten huize afgehaald. Niét met een limousine, maar met een patrouillewagen, en zat even later bij ons op het bankje. Beschuldigd van diefstal. Ze was in alle staten! Inspecteur Plettinck die haar moest verhoren, kreeg de volle laag!
- Gèèi moe zwijgen Pietke! Gèèi ee nog niks meegemokt in ui ljèven!
De inspecteur wist niet meer hoe dat varkentje gewassen te krijgen. Met dat mens viel gewoon geen zinnig gesprek te beginnen! Bovendien durfde hij haar niet op minder dan een paar meter te naderen, want het was een en al dranklucht.
Maar toch viel ze door de mand! En door de vuilmand nog wel! Haar eigen vuilmand! En
een beetje geholpen door Fred en ik!
Het was namelijk vuilnisophaling die dag in haar wijk. En Fred, die de conversatie van ver had staan aanhoren, deed me teken mee te komen en we repten ons naar haar woning. En ja, daar stond inderdaad haar vuilbak nog buiten. De plastic vuilniszakken van tegenwoordig waren nog lang niet in voege. We openden het deksel, roerden wat met dichtgeknepen neus in het vuil, en wat kwam daar boven?
De portefeuille!!!
Je moet maar geluk hebben in je leven! Maar Fred had wel een neus voor dat soort geluk dat heus niet vanzelf komt. Geluk waar je daadwerkelijk en gericht moet naar op zoek gaan! Al levert dit soms maar één keer op honderd enig resultaat op. Maar dit keer was het een schot in de roos.
Het geld was er uit, maar ze was dom genoeg geweest de identiteitskaart er in te laten. Kon ze toch niks mee aanvangen vond ze waarschijnlijk. Maar wij des te meer!
- Gij hebt blijkbaar ook nog niets meegemaakt zeker? Vroeg Fred haar toen we terug binnen waren, triomfantelijk zwaaiend met de portefeuille.
- Anders zou je wel slim genoeg geweest zijn die identiteitskaart eerst te verbranden!
Inspecteur Plettinck slaakte een zucht van verlichting. Oef! Dat was weeral opgelost! Hij kon aan zijn proces-verbaal beginnen.
Van verder ontkennen was natuurlijk geen sprake meer. Ze probeerde het nog even over een andere boeg te gooien met een meer typisch vrouwelijk wapen: krokodillentranen. Maar ook dat mocht niet meer baten! De inspecteur had al genoeg achterbakse krokodillen zien wenen. En bovendien lag dat Pietke hem nog altijd zwaar op de maag.
En zo werd blèèuwe diuuze er ingeluisd door haar eigen vuilbak.
Kort nadien verhuisde ze uit de gemeente. De grond was haar te warm geworden onder de voeten, en klanten kreeg ze toch niet meer over de vloer. Laat staan in bed!
En nooit hoorden we nog wat van blèèuwe diuuze. Maar we misten ze wel! Want ondanks alles was ze toch wel een van onze onuitputtelijke bronnen van humor geweest. Eventjes een verfrissend tussendoortje tussen geparfumeerde fatjeshumor en onbehouwen banditisme.
Willy.
|