Granada was de laatste grote stad in Andalusië die we nog niet gedaan hadden als citytrip.
We waren er al eens geweest, ongeveer 15 jaar geleden,
maar een enorm onweer tijdens ons verblijf in een hotel,
op een blauwe maandag, heeft ons enkele stuipen op het lijf gejaagd.
We proberen het nu dus opnieuw met de wagen,
voor een verblijf van drie dagen.
Het Alhambra is natuurlijk the place to be, maar ten eerste
heeft Greta het vorige jaar al eens bezocht met een vriendin tijdens een bustrip,
en ten tweede willen we een beetje loskomen uit de voetstappen
van de traditionele toerist. We kijken dus vooral uit naar andere leuke plaatsen.
We rijden niet langs de klassieke autoweg A92, maar vanuit Malaga blijven we
de kust volgen, en rijden de bergen in via Velez Malaga (1 op de kaart).
Een eerste stop is voorzien in Alhama de Granada (2 op de kaart),
een kleine stad in de voeten van de Sierra Nevada.
Er is een beneden stadsdeel (abajo) en een hoger gelegen stuk (arriba).
Wat er te zien is ligt uitsluitend boven.
Weinig toeristen, wel enkele lokkende snackbars en resto’s
op de Plaza de la Constitution.
We belanden op een leeg kerkpleintje, typisch landelijk Spaans, met fontein.
Een schitterend panorama met een ravijn doet denken aan Ronda.
Ook het pleintje rond de tweede kerk is heel stemmig, met een dubbel waterbekken
(in de bergen hebben ze toch drinkwater teveel), en een slappe toerist
die uit beeld dreigt te ontsnappen, maar nog net gevat wordt. …
Een vreemde situatie doet zich voor aan een trap: men heeft er een “bobje” geplaatst,
je weet wel, die betonnen of metalen krengen, in de vorm van een fallus
om het autoverkeer te weren. Wat die doet bovenaan een trap mag Joost weten,
maar ik kan het hem zelf niet vragen.
De toeristische dienst dringt er sterk op aan om de “Balnearios” te bezoeken,
de Romeinse en Moorse baden die hier al een pak eeuwen liggen nat te worden,
en nog altijd gebruikt worden.
Trouwens, de naam Alhama komt van het Arabisch Al Hammam,
wat badplaats betekent.
Wij daar dus naartoe.
Er is een groot hotel tegenaan gebouwd, en buiten in de (eveneens warme) rivier
liggen een aantal mensen te weken.
Wij nemen een karige lunch, tot de historische gebouwen kunnen bezocht worden
om 14uur. Blijkbaar zijn wij de enige kandidaat-bezoekers.
Om 14 uur komt er een bus langs met Franse toeristen, en het is zo druk
dat het bezoek wordt uitgesteld.
Wij vertrekken dan maar, want het Alhambra staat nog op het programma.
De weg omhoog naar Granada ligt tussen uitgespreide velden,
boomgaarden met olijven, en pietepeuterige hoeven, de finca’s.
Granada is een Spaans woord met twee verschillende betekenissen:
het is een granaatappel, waarvan je een rijp exemplaar op de foto ziet.
Er zitten zoete pitten in, die wij vooral kennen als basisproduct van de grenadine.
De tweede betekenis is een militaire granaat, vooral geïnspireerd op de vorm.
Een luchtfoto van Granada maakt direct het belang duidelijk van het Alhambra.
Rechts in het midden, in de donkere vlek die een parklandschap omvat
op een reusachtige heuvel staat het Alhambra.
Het geheel is onwaarschijnlijk uitgestrekt!
Links van de punt van het Alhambra is het stadscentrum.
Ons hotel is te situeren enkele centimeters (op de kaart!) ten zuiden van deze Alhambrapunt.
Hotel Saray ligt aan de rand van het centrum, naast het Palacio de Congresos.
Een kwartier te voet stappen naar of van het centrum.
De wagen kan ik parkeren langs de straat, aan de overkant.
Uistekende hotelkamer! Tegen een zacht prijsje: 60€ voor de kamer in een
vier sterren hotel, met alle mogelijke en onmogelijke snufjes.
Het bed is twee meter breed en lang, en is het beste waar ik ooit in geslapen heb.
Op de foto zie je linksboven internet televisie in de spiegel: TV,
niet alleen met afstandsbediening, maar ook met een (internet)klavier.
Heel rustig ook, aan de kant van het zwembad.
Om geen tijd te verspillen nemen we een taxi van het hotel naar de ingang
van het Alhambra.
Granada krioelt van de taxi’s, die ongeveer de helft kosten van Marbella of Fuengirola.
De chauffeur draagt geen gordel.
Op mijn vraag zegt hij: “In Granada moet dat niet”. Hm Hm.
Als je vooraf kaarten hebt besteld via het internet ga je gewoon naar een printer
aan de ingang, steek de creditcard erin waarmee je besteld hebt,
en je tickets rollen eruit.
We starten in de Generalife. Waar het Alhambra het Moorse regeringsgebouw
was van Andalusië, was het Generalife het buitenverblijf van de kalief,
waar hij kon rusten en/of zich onledig houden met zijn harem
of andere interessante onderwerpen.
De tuinen zijn de inspiratie geweest van talloze kleine en grote bouwwerken,
overal ter wereld.
Dit moet je niet alleen zien, maar ook alle andere zintuigen laten werken.
Hetzelfde waterkanaal van de andere kant gezien.
Normaal gezien gebruikt men twee kanalen loodrecht op elkaar,
met een fontein op het snijpunt.
De ganse ruimte wordt dus door de kanalen verdeeld in vier delen.
Dit moesten de vier continenten voorstellen die gekend waren in de tijd van de Moren.
De Generalife spreidt zich uit over verschillende verdiepingen,
van waaruit men de tuinen beter kan bekijken.
Sommige stukken waren bebloemd, maar het was nog iets te vroeg
om alle bloemen helemaal open te hebben.
Van bovenaf heeft men ook een beter zicht op de constructie van de bijna duizend jaar oude kanalen en fonteinen.
Ook de gebouwen van de Generalife zijn behoorlijk mooi.
Omdat in de Islam geen afbeeldingen van mensen toegelaten waren,
bleef de architecten niets anders over dan hun creativiteit bot te vieren
op geometrische figuren.
Binnen, waar de hete zon hard contrasteert met de schaduwlijnen kan men,
iets lager op de heuvel het Alhambra zien.
Tussenin is er veel ruimte met parken, wandelwegen en groene stroken.
Vanuit de Generalife volgen we binnen het reusachtige domein
de richtingaanwijzers naar het Alhambra.
De stad Granada viel als laatste in handen van de Katholieke Koningen in 1492.
Dat was ook het jaar dat Columbus Amerika ontdekte, in opdracht van diezelfde koningen.
Na de verovering op de Moren, kwamen diezelfde Ferdinand en Isabella hier wonen.
Ze woonden er tot hun dood en werden hier begraven.
In de Parador stichtte koningin Isabella een klooster, maar dat was wel toen ze nog leefde.
Genoeg vocht gezien, tijd om het te proeven.
We zoeken de weg naar het terras van de Parador, en we bestellen een
peperdure sangria, die afschuwelijk smaakt.
Dat wordt wel goedgemaakt door het prachtige panorama dat zich ontvouwt,
met ook het zicht op de Generalife.
Van hier gaan we het Alhambra in, en betreden even het paleis,
gebouwd door Keizer Karel, in Spanje beter bekend als Don Carlos.
Dit strenge Renaissancegebouw past helemaal niet bij de rest.
Terloops gezegd, het werd betaald door belasting, geïnd door de katholieken
bij de overgebleven Moren. Het is trouwens niet afgeraakt.
Slechts in de 20ste eeuw werd het dak van de tweede verdieping er op gelegd.
Het grondplan is van buiten een vierkant, en van binnen een cirkel,
maar dan is het belangrijkste gezegd.
Naast het paleis staan een paar zware katapulten stoer te wezen.
Het laatste onderwerp van bezoek is de Alcazaba.
Het is het veruit oudste deel en was een fort.
Pas enkele eeuwen later werd een verbinding voorzien naar het Alhambra zelf.
Het beheerste volledig de stad vanaf de fameuze heuvel.
Aan de ingang van het Alcazaba is een pleintje waar muziekvoorstellingen gegeven worden.
Binnen was het een militair kamp, als verdediging van de stad.
Napoleon heeft hier rond 1800, bij zijn gedwongen vertrek nog wat
explosieven tot ontploffing gebracht. Uit frustratie.
Uiteindelijk geraken via een lange wandeling terug in de stad,
op de bekende Plaza Nueva, aan de voet van het Alhambra.
Een glaasje bier kan echt smaken!
|