In 1994 gepensioneerd. Gaat nog regelmatig voor in zondagse diensten en huwelijksdiensten. Schreef zon dertig boeken en rondde onlangs de grootste klus van zijn leven af: de vertaling van de complete bijbel in het Twents. Al zestig jaar amateur schilder, aquarel en olie, een oude familietraditie.(zie:www.annevandermeiden.nl)
In de dood kun je niet wonen
18 mei jl. was er in de Biologische Boerderij Het Exoo in Enter, nabij mijn woonplaats Rijssen, een door onze geloofsgemeenschap georganiseerde lezing door Prof. Dr. Anne van der Meiden over zijn laatste boek: In de dood kun je niet wonen.
Hier volgt een samenvatting van een met hem gehouden interview over dit onderwerp:
De plek waar de mensen wonen geeft aan hoe je denkt over het leven en de dood, je gevoelens zijn daardoor in beslag genomen. Je kunt het vergelijken met de zwamvlok van een paddenstoel. Je staat daarboven in de wereld zoals je gemaakt bent, maar daaronder zit de zwamvlok die je voedt. Dat is o.a. de grond waar je op geboren bent. Men zei vroeger altijd: Hoe lichter de grond, hoe lichter het geloof. Hoe zwaarder de grond te bewerken is, hoe zwaarder het geloof. Langs de kusten hebben we veel mensen die zwaar in de leer zijn omdat ze vroeger permanent in de gevaren van de zee zaten.
In het denken over leven en dood speelt ook de streektaal een grote rol, evenals de religieuze opvattingen die vergroeid zijn door de eeuwen heen in de verschillende gebieden. Er is zoiets als het geloof van Saksers, Friezen en Zeeuwen. De Zeeuwen gaan anders om met de voorzienigheid dan de Twentenaren bijvoorbeeld. De beleving is totaal verschillend. Uit déze contreien is nog nooit een dogmaticus voortgekomen. Daar hebben we hier een hekel aan. De vraag is hoe komt dat nou. Prof. Waterink, oorspronkelijk uit Hardenberg, zegt :
De beleving van de dood houdt verband met de cultuur van de mensen, met de grond, met de manier waarop ze met elkaar omgaan in gewoon sociaal verband, dat drukt een stempel op de aard van de rituelen die bij de dood gebruikt worden. Door ergens te wonen zijn we al een klein beetje gepredisponeerd om op een bepaalde manier over de dood te denken en met de dood om te gaan.
Rijssen heeft nog wel een bepaalde traditie van dogmatici, die eigenlijk niet past bij de grondsoort. Import dominees hebben hierbij een grote invloed gehad. Maar een andere invloed komt van de z.g. Groninger school, een theologische stroming uit de 18e, 19e eeuw. Dat waren gemoedelijke predikanten die in Rijssen verrechtst zijn in de leer onder invloed van rondreizende predikers. Die stroming heeft de kans gekregen zich te ontwikkelen, hier, maar ook nog een beetje in Enter (naburig dorp). Eigenlijk was men in Twente katholiek, en dan goed, òf men was vrijzinnig protestant. In de jeugd van prof. v.d. Meiden waren er zon 10 vrijzinnige predikanten in Enschede. Als je orthodox begraven wilde worden was daar een godsdienstonderwijzer voor.
Er zijn ook begrafenisrituelen ontstaan, die van plaats tot plaats totaal anders kunnen zijn. De invloed van de schoolmeester was daarin heel groot. In de grote steden ging de aanzegger rond in een zwart pak met hoge hoed met een lint er aan en belde overal aan in de buurt, liet de kaart zien en ging dan weer verder, maar in een dorp was het aanzeggen, dus het langs de deuren gaan om te vertellen dat iemand was overleden, de taak van een vrijwilliger of van kinderen.
In de rituelen zat veel bijgeloof. De boze geesten moesten om de tuin geleid worden. Ging iemand b.v. normaal via de achterkant het huis uit, dan moest hij als hij overleden was door de voordeur naar buiten. Zeven keer om de kerk lopen was om de geesten op een dwaalspoor te brengen. Er zijn dus allerlei dingen gemixt: volkscultuur, volksreligie, en de aard van de mensen. Dit leverde een product op waar we nu nog midden in zitten.
In de dood kun je niet wonen. De dood op zichzelf is niets. Je kunt er niet in wonen in de zin van verblijven. Er is geen mogelijkheid om mens te zijn. Dat is het wrede van de dood. Vroeger werd geleerd dat de dood de straf op de zonde is. Dat hoor je niet veel meer, maar er zijn er altijd nog die dat zo zeggen. En bij de begrafenis mocht niet gesproken worden over de dode. Dit was niet alleen bij de protestanten zo, maar ook bij de katholieken. Er komen steeds meer modernere vormen van beleving voor. Mensen die rouwen gaan nu b.v. vaak voor een tijd op reis, dat kon vroeger niet. Vroeger ging het hele gezin gewoon door. Maar er zijn meer vormen van troost. Je hebt ook de troost van de vervanging. Vooral in vroeger tijd werd een later geboren kind nog wel eens als een vervanging voor een gestorven kind gezien. Men gaf het dan ook vaak de naam van het overleden kind.
Als men b.v. een boerderij en een groot gezin had en de vrouw stierf, werd er vaak snel weer getrouwd om de overledene te vervangen.
Dit was dan gewoon nodig. Tegenwoordig wordt het gemis vaak vervangen door uit te gaan of veel vrijwilligerswerk te doen.
Sommigen leggen zich dezelfde discipline op als in het leven. Het is op de agenda werken, op het uur. Bijvoorbeeld rouwen van 5 tot 6 uur. Zon uur kan beleefd worden als veel meer dan een uur.
Anderen zijn zo sterk dat zij het dagelijkse leven weer snel opvatten. Wij relativeren meer tegenwoordig, vroeger was het 6 weken rouwen en men droeg een zwarte band om de arm. Dit was een duidelijk blijk van sociaal meeleven. Tegenwoordig kun je veel meer kanten op om de rouw te verwerken. Er kan tegenwoordig ook humor zijn bij de begrafenis. Daar was vroeger geen sprake van. Het is ook zo dat hoe ouder men is hoe gemoedelijker men er mee omgaat.
De vercommercialisering van de attributen, bij de huidige begrafenissen, baart v.d.Meiden wel enige zorgen. Inhoudelijk gaat alles prima, maar de attributen die gebruikt kunnen worden, worden object van handel.
En het zijn er vele. Je weet soms niet wat je ziet en wat je allemaal kunt laten doen. Het wordt steeds vrijer en de invloed van de kerken is aanzienlijk afgenomen. Bij de rouwdienst voor katholieken, zeker in Twente, moet er steeds een echte pastoor aanwezig zijn en een mis gevierd worden, maar bij protestanten kan dat ook een ouderling doen.
Protestanten komen bij elkaar en bouwen een eigen ritueel op.
De kerk moet facilitair zijn, maar niet de hele dienst willen regelen. De familie moet dit doen, het is als het ware al het begin van het rouwen. Hoe vrijer ze daarin kunnen zijn, hoe beter de verwerking.