Vrij - zinnige gedachten,gedichten, verhalen en berichten
21-08-2006
Citaat Paul Tillich
Paul Tillich is geboren op 20 augustustus 1886 in Starzeddel, Duitsland en overleden op 22 oktober 1965 in Chicago.
Hij was een van de belangrijkste theologen uit de 20e eeuw en geestelijke vader van de z.g. correlatietheologie, het leggen van verband tussen geloof, cultuur en wetenschap.
Zijn mening was dat God zich niet alleen voor het eerst openbaart door de schepping, maar dat hij zich verwerkelijkt door de instandhouding van de wereld.
Wanneer het woord God voor u niet veel betekent, 'vertaal het dan en spreek van de diepte in uw leven, van de oorsprong van uw bestaan, van datgene wat u onvoorwaardelijk aangaat, van datgene wat u zonder enig voorbehoud serieus neemt'. Tillich
Een man en zijn zoon lopen in het bos. Plotseling struikelt de jongen en omdat hij een scherpe pijn voelt -roept hij: Auwww. Verrast hoort hij een stem vanuit de bergen roepen: Auwww! Vol nieuwsgierigheid roept hij: Wie ben jij?, maar het enige antwoord dat hij terugkrijgt is: Wie ben jij?
Hij wordt kwaad en roept: Jij bent een lafaard!, waarop de stem antwoordt: Jij bent een lafaard! Daarop kijkt de jongen naar zijn vader en vraagt: Papa, wat gebeurt hier? De man antwoordt:
Zoon, let op!, en roept vervolgens: Ik bewonder jou!.
De stem antwoordt: Ik bewonder jou!. De vader roept: Jij bent prachtig!, en de stem antwoordt: Jij bent prachtig!.
De jongen is verbaasd, maar begrijpt nog steeds niet wat er aan de hand is. Daarop legt de vader uit: De mensen noemen dit een echo, maar in feite is dit het leven! Het leven geeft je altijd terug wat jij erin binnenbrengt. Het leven is een spiegel van jouw handelingen.
Als je meer liefde wilt, geef dan meer liefde! Wil je meer vriendelijkheid, geef dan meer vriendelijkheid! Als je begrip en respect wenst, geef dan begrip en respect. Wil je dat mensen geduldig en respectvol met je omgaan, geef hen dan geduld en respect!
Deze natuurwet gaat op voor elk aspect van ons leven. Het leven geeft je altijd terug wat jij erin binnenbrengt.
Het leven is geen toeval, maar een spiegel van jouw eigen handelingen.
Wilhelmus Barnard, predikant, schrijver en dichter, geboren op 15 augustus 1920 in Rotterdam, schrijft en dicht onder het pseudoniem Quillaume van der Graft.
Stilte
Zolang er nog ergens iemand bestaat met wie ik als mens kan spreken, vind ik ook wel een stilte soms midden op straat: een stilte die niet kan breken.
Een kostbare stilte, als zuiver glas dat ik zelf met mijn stem heb geslepen. Als ik er niet was en mijn stem er niet was, had niemand die Stilte begrepen. Maar als Hij er niet was en Zijn stem was er niet, dan was er van Stilte geen sprake. Alleen maar van zwijgen, zo hard als graniet en dat kan je dood-eenzaam maken. Maar de Stilte is als een tweestemmig lied, waarin God en de mens elkaar raken. Quillaume van der Graft
De Oneindige openbaart zich uitsluitend in het gelaat van de ander
De meeste ellende doen de mensen elkaar aan
Gerrit van Schuppen (88) uit Wierden, een dorp de buurt van Rijssen, maakte de oorlog mee, de hongerwinter (44-45) en de watersnoodramp in 1953 in Zeeland. Hij is door de jaren heen overtuigd geraakt van de grote speling die God de mensen geeft voor eigen handelen. Naar aanleiding van zijn zestig jaar predikantenjubileum verscheen in De Twentsche Courant Tubantia een interview met hem van Hans Brok. Hieronder volgen een paar uitspraken van Van Schuppen.
Wat me de laatste jaren echter heel duidelijk is geworden, is dat de mens vrij is om te kiezen. Binnen bepaalde kaders uiteraard. Onze lieve heer is het waagstuk aangegaan om te zeggen, jongens, ga je gang maar. Dus we kunnen onze gang gaan. Hij doet er niks tegen. De opvatting was dat God alles regeert. Maar dat klopt natuurlijk van geen kant. Ik heb door de jaren wel zes of zeven godsbeelden gehad. Overal neem je wat van mee. Een van de laatste is dat God een enorme speling geeft en hooguit hier en daar een duwtje geeft. De mens heeft grote vrijheid en verantwoordelijkheid. Daar doet hij ontzettend veel goede dingen mee; denkers, schrijvers, noem de hele bups maar op. Maar telkens komt toch weer die andere kwade kant boven dat is een tragiek. Waar het op neer komt is, dat je een beetje geloof moet houden dat het op zijn pootjes terecht zal komen. Maar vraag niet hoe. Want bij tijden twijfel ik aan alles. Aan alles. Zoals Gerard Reve zei: wordt het nog wat, het koninkrijk van u.(zie op mijn blog: Dagsluiting). Dat soort twijfel. Geloof is een zekere weggedrongen twijfel. In zijn preken (hij preekt nog steeds af en toe) is een van zijn stokpaardjes de griezelige nadruk die er vaak ligt op God die alles doet en bestuurt.
Van Schuppen: Het gaat om onze verantwoordelijkheid en hoe wij met elkaar omgaan. Ik zie altijd een stuk ethiek in het verlengde liggen. De laatste jaren heb ik me veel bezig gehouden met de filosoof Levinas. Die zegt: de Oneindige openbaart zich uitsluitend in het gelaat van de ander. God zelf komt daar niet bij aan te pas, hij laat zich door het menselijke bewustzijn niet in kaart brengen.
Kaj Munk werd geboren op 13 januari 1898 in Maribo (Denemarken) en stierf op 4 januari 1944 bij Hörbylunde. Hij was priester en een begaafd predikant, journalist, dichter en toneelschrijver; wars van dogmatisme en scholastiek. Op nieuwjaarsdag 1944 hield hij zijn laatste preek, waarin hij zich verzette tegen de Nazis. Drie dagen later werd hij door hen opgepakt en doodgeschoten.
Dit ben jij zelf Kaj Munk, die in januari 1944 door de nazis werd vermoord, omdat hij liever staande stierf dan geknield te leven, heeft ooit eens de in Rome verdwaalde Petrus rondgeleid door de Sint Pieter.
Terwijl hij naar het hoogaltaar wees, fluisterde Petrus angstig: Daar gaan ze straks toch mensen offeren? Toen hij merkte iets verkeerds te hebben gezegd, stamelde de apostel blozend: Is dat hier dan geen tempel voor Jupiter? Munk antwoordde, dat het Petrus eigen kerk was. Jupiter heeft geen aanhangers meer moet je weten. Dit hier zijn allemaal christenen, al die mensen die daar op de banken klimmen, omdat de garde eraan komt. Bij het binnenkomen van de paus kwamen er tranen in Petrus ogen. Petrus: O, wat ziet hij er goed uit, wat ziet de keizer er goed uit. Munk bits: Maar dat is de keizer niet, Simon Petrus; we leven niet meer in die tijd. Dit is de paus, ja kijk eens, ja dit ben jij zelf, begrijp je, hij daar in die draagstoel moet jou voorstellen.
De apostel had toen zn gezicht in zijn handen verborgen en was weggehold. Tot grote opluchting van de enkele kardinaal, die meende hem te herkennen.
(uit een artikel van Loes van Lennep in HN/Magazine van 1985)
Jac. van Hattum werd geboren in Wommels in Friesland, op 10 februari 1900 en overleed in Amstelveen op 19 augustus 1981. Hij was dichter en schrijver en werkte mee aan tijdschriften. Als onderwijzer heeft hij lang in Amsterdam gewoond. Hij was bevriend met de dichters E. Hoornik en G. den Brabander. In zijn schrijven had hij scherpe kritiek op sociale toestanden en onwaarachtigheid in de maatschappij. Ook schreef hij sprookjes en verhalen, die vaak speels waren met een sarcastische inslag.
Geen dag kan zo beginnen
Geen dag kan zo beginnen als deze dag begon; ik kwam mijn kamer binnen en daar was enkel zon.
De klok was staan gebleven, maar ik vroeg naar geen uur;
De tijd was opgeheven, daar was slechts licht en duur.
En duur en licht en luister; de winter was voorbij;
in rouwfloers sloop het duister en vluchtte weg van mij.
De zon, op drup en perel, viel over knop en tak; en voor me zong een merel op buurmans pannendak.
Geen dag kan zo beginnen als deze dag begon; ik kwam mijn kamer binnen en daar was enkel zon.
In een dorpje, ergens op het platteland van Rusland, leefde een vroom man. Veel uren bracht hij door in gebed en overweging van Gods woord. Eens verscheen hem in de slaap een engel. De engel vroeg hem of hij God wilde ontmoeten.
Niets liever dan dat, antwoordde de vrome, als God mij daartoe waardig acht.
Ga dan morgen naar het grote kruispunt, even buiten het dorp, zei de engel, en rond het middaguur zult ge God ontmoeten.
De man was er, uren te vroeg en in zijn beste pak. Maar God zag hij niet. Teleurgesteld ging hij naar huis. Tot zonsondergang had hij gewacht, maar niemand gezien, geen God, geen mens. Alleen een boer, die lange tijd bezig was geweest het wiel van zijn wagen te repareren. De vrome man had hem niet kunnen helpen, want hij wachtte op God, die er volgens afspraak al had moeten zijn.
Die nacht kreeg de vrome opnieuw een verschijning, Geen engel nu. Hij herkende de gestalte en het gezicht van de boer, die met zijn wagen in moeilijkheden was geraakt. En deze vroeg:Waarom heb je mij niet geholpen? Ik had je toch opgeroepen omdat ik je nodig had, gistermiddag rond het middaguur, op het grote kruispunt even buiten het dorp?
Vanaf die dag is de vrome vromer geworden. Wel hield hij minder tijd over voor zijn gebed en overwegen van Gods woord. Want onderweg naar huis werd hij steeds vaker opgehouden door God.
Abraham Eliazer van Collem werd op 13 oktober 1858 geboren in Rotterdam en overleed op 3 november 1933 in Heemstede. Zijn gedichten waren vaak joods religieus, filosofisch en socialistisch. Hij was een aardige, rustige man, vol humor, die niet streefde naar roem of bekendheid maar als doel had het bewustwordingsproces van bestaand onrecht en de komst van een betere toekomst bij het proletariaat op gang te brengen.
God is een vrolijkheid in ons, een lach, een rust, een nimmer uit te doven zekerheid dat Hij omheen ons is. God is het zijn, het voelen dat wij zijn, een zijn van bomen, bergen en het licht, van wolken, sterren, eeuwge nachtzee.
God is het woord waarin wij zeggen, zee en aarde, diepte, hoogte en afgronden. God is de atmosfeer waarin het Al, waarvan wij woorden maken, staat geschreven.
Simon Blackburn (1944)is hoogleraar filosofie aan de Universiteit van Cambridge. Daarvoor bekleedde hij een leerstoel aan de Universiteit van North Carolina.
Van 1984 tot 1990 was hij redacteur van het filosofietijdschrift Mind.
Hij is de schrijver van de boeken: Denk! Filosofie en de grote vragen van het leven, Goed leven, en van Spreading the World, The Oxford Dictionary of philosophy, Ruling Passions en Truth.
Wie heeft de waarheid in pacht ?
Zaterdag 8 april jl. vond de vijfde Nacht van de Filosofie plaats in Felix Meritis in Amsterdam.
Het onderwerp was Op zoek naar de waarheid.
Eregast was hoogleraar filosofie aan de universiteit van Cambridge , Simon Blackburn.
Deze besprak de twee waarheidskampen in de filosofie. Het ene kamp van de absolutisten en het andere van de relativisten. De absolutisten, waarvan Plato de stamvader is, hechten veel waarde aan de waarheid, objectiviteit en redelijkheid. In onze tijd is Iris Murdoch daar een voorbeeld van.
De relativisten hebben als stamvader de Griekse sofisten Georgias en Protagoras. Zij hechten veel waarde aan tolerantie. Zij geloven niet in een objectieve, absolute waarheid. Een eigentijdse relativist is Richard Rorty. Geen van beide kampen, zegt prof. Blackburn, heeft de waarheid in pacht.
Relativisme is even erg als dogmatisme. Beide gaan het gesprek met de ander uit de weg.
Dogmatisten willen niets weten van andere meningen en relativisten zeggen: Ieder zijn mening.
Beiden maken het gesprek onmogelijk.
Relativisme vindt hij gemakzuchtig en irritant en hij lichtte dat toe met de volgende anekdote:
Een vriend van mij ging naar een forum over ethiek. In het panel zaten vertegenwoordigers van de grote godsdiensten. Eerst sprak een boeddhist over verlichting en manieren om je begeerten tot rust te brengen. De Panelleden reageerden met: Wauw! Geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. Vervolgens sprak de hindoe over reïncarnatie. En iedereen zei:Geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. Dat ging zo verder, tot een priester aan het woord kwam en sprak over Jezus, de verlossing en het eeuwig leven. Enweer zei iedereen: Wauw, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is het goed. De priester sloeg op de tafel en schreeuwde: Nee, het gaat er niet om of het voor mij werkt. Het is het ware woord van de levende God en als jullie er niet in geloven, zijn jullie allemaal veroordeeld tot de hel. En iedereen zei: Wauw, geweldig, als dat voor jou zo werkt, dan is dat goed.
Blackburn vindt dat het mogelijk is om tolerantie waardevol te vinden en tegelijkertijd de relativistische gedachte te verwerpen dat waarheid een puur persoonlijke kwestie zou zijn, een kwestie van smaak.
(Uit het dagblad Trouw, naar een interview van Sjoerd de Jong, adjunct hoofdredacteur van de NRC, met Simon Blackburn)
Johan Willem Frederik Werumeus Buning werd op 4 mei 1891 in Velp geboren en overleed op 16 november 1958 in Amsterdam. Jobs, zoals hij daar genoemd werd, was journalist en werd, aangemoedigd en geïnspireerd door zijn vriend A. Roland Holst, die hij in 1913 leerde kennen, tot het schrijven van gedichten. Van zijn omvangrijke oeuvre verscheen de laatste bundel 'Winter-Aconiet' postuum in 1961.
Een morgen ben ik zeer vroeg opgestaan
en zie de bloemen, halmen, grassen staan in een zo helder eigenaardig licht of zij daar nog niet lang alleen zo staan maar iemand juist van hen was heengegaan,
zoals men een gezelschap binnentreedt in stilte, en weet dat er gesproken is maar niemand wil zeggen wat het was.
Er wordt tegenwoordig veel gepraat en geschreven over Ietsisme.
Zonder een bepaalde religie aan te hangen, gelooft een ietsist dat er meer is tussen hemel en aarde dan de zintuigen kunnen waarnemen. Een kracht of energie die invloed op het leven heeft. Het is een vorm van religieuze vrijzinnigheid of religieuze onkerkelijkheid las ik ergens op internet.
S.W. Couwenberg, hoofdredacteur van het blad Civis Mundi en oud hoogleraar staats- en bestuursrecht omschrijft het zo: Achter de verschijnselen gaat in dat besef een mysterieuze werkelijkheid schuil die verwijst naar iets dat buiten en boven de zichtbare werkelijkheid uitgaat.
Uit een opiniepeiling in het dagblad Trouw van oktober 2004, bleek dat 40% van de Nederlanders gerekend konden worden tot Ietsist.Waarschijnlijk is dat aantal intussen nog wel wat toegenomen.
Het volgende las ik in het tijdschrift Mens en Tijd nr. 13 van mei 2006
Niets is meer dan iets
Wanneer men beseft dat het geloofsdenken niet in staat is adequaat over God te spreken, moet men ook gaan inzien dat allerlei beelden van God ook niet voldoen. Het beeld van God als Iemand die dingen wil of mensen vergeeft is net zo min adequaat als allerlei dogmatische uitspraken over God. Het zijn steeds ideeën en verbeeldingen van mensen.
Het zijn mystici geweest die dit steeds hebben ingezien
Voor hen zijn begrippen en beelden met betrekking tot God hoogstens verwijzingen, maar nooit passende omschrijvingen of adequate beeldende weergaven. Men kan slechts spreken van een noch begripsmatig, noch beeldend weer te geven Mysterie. Men kan dat ook als Niets aanduiden, dat wil zeggen een niet-iets. Maar dit Niets is niet niets, maar de Grond van al wat er is.
Niets is derhalve meer dan iets. R.M. Nepveu (godsdienstwetenschapper en actief op rel. humanistisch terrein)
De Heer C.J.C. Vlaardingerbroek is voorganger in de Vrijzinnige Geloofsgemeenschap NPB, verzorgt tevens lezingen, enverleent diensten bij doop- en geboortefeesten, huwelijken/verbintenissen en uitvaarten (ctc@conno.info).
Op een van onze lezingenavonden sprak dhr. Conno Vlaardingerbroek overDe waarheid in de mythe, sprookjes, fabels en legenden.
In het verhaal gaat het, volgens de spreker, om de boodschap en niet om de boodschapper.
Er zijn geïnspireerde boeken, die vaak een bron van ellende en geweld zijn, maar ook andere verhalen zoals mythen, sprookjes, fabels en legenden, kunnen ons inspireren. Een sprookje roept meestal iets heel anders op dan een geïnspireerd verhaal. Het geeft een plezieriger gevoel.
Veel sprookjes blijken gebaseerd te zijn op heel oude verhalen, zoals we die herkennen in De mythe van Kreta. Een Indiaas verhaal, waarin we treffende overeenkomsten met de verhalen over Assepoester en Sneeuwwitje vinden en dat al veel ouder is dan de ons bekende sprookjes, blijkt van het sprookje een voorloper te zijn.
Een geïnspireerd verhaal of geopenbaard verhaal wordt vaak in geloof opgetekend. Het is een heilsboodschap. Het heeft een heel ander effect bijvoorbeeld dan het sprookje. Het ideaal dringt zich op en het botst met het bevrijdende element dat zich in het sprookje bevindt.
Een sprookje heeft een moraal, een weg naar zelfrealisatie. Een opgelegde ideologie is fataal voor het verhaal. Sprookjes nodigen uit. Ze zijn een verwijzing naar een les die waarheid bevat.
Het verhaal is een symbool, niet de werkelijkheid. Sprookjes geven geen antwoord over het hiernamaals en over wie we zijn, een heilig boek wel. Verhalen uit de koran en bijbel nemen we daarom een stuk serieuzer.
De mythe stamt uit Griekenland. Daar had men geen God van het woord, de logos. We kunnen ons afvragen of mensen goden Scheppen ofdat God de mens schept. Een mythe probeert hierop een antwoord te vinden; als dat er niet is, wordt het gecreëerd.
Sagen zijn volksverhalen die gebaseerd zijn op persoonlijke gebeurtenissen.
Legenden hebben vaak een moralistische inslag. Gaan vaak over een heilige of een heilig voorwerp. Veel legenden stammen uit de middeleeuwen.
Fabels zijn veelal ook moraliserende, opvoedkundige verhalen, waarin dieren optreden.
Conno Vlaardingerbroek heeft het meest met sprookjes.Sprookjes zijn niet aan plaats en tijd gebonden. Een sprookje is een volksverhaal. Het woord komt van het Twentse woord: sproake, wat betekent: dat wat gezegd wordt.
Het verhaal Twee broeders, dat stamt uit Egypte, zon 1300 v. Chr., is waarschijnlijk het eerste sprookje dat bekend is geworden. Sprookjes bevatten minder bewust godsdienstig of historisch materiaal, spelen zich af in een onbestemde tijd en lopen doorgaans goed af. De les is, volhouden, dan overwint het goede. Een kind kan zich er prima mee identificeren. De figuren zijn universeel. Vaak gaat het over een koning en een held en er zijn scherpe contrasten tussen realiteit en wat er gebeurt in het verhaal. Er is altijd sprake van een tegenstelling, een dualiteit: oost - west, goed kwaad enz. Vergeving komt niet zo aan de orde, in dat opzicht is de leer van Jezus veel mooier. Vaak zijn er 3 mensen, 3 problemen, of/en 3 voorwerpen in het spel. De jongste, of zwakste van de drie, slaagt erin de problemen op te lossen. Een sprookje gaat over intuïtie en spreekt in symbolen. Er is ook een sprookje waarin we duidelijk overeenkomsten met het verhaal van Simson kunnen ontdekken.
Veel sprookjes, zoals bijvoorbeeld dat van Sneeuwwitje, kunnen we interpreteren met de psychoanalyse van Jung. In Sneeuwwitje probeert de oudere, de moederfiguur, de jongere te dwarsbomen. Het eten van de appel wordt geïnterpreteerd als het verlies van de onschuld. De heer Vlaardingerbroek eindigt met de retorische vraag: Hoe zou de wereld eruit zien als we onze levensvisie ontlenen aan sprookjes en niet aan geïnspireerde verhalen?
Ik heb vergaderd Jij hebt vergaderd Hij heeft vergaderd Wij hebben vergaderd Zij hebben vergaderd
't Heeft allemaal nogal wat tijd genomen en we zijn nog niet tot elkaar gekomen.
Ik heb gesproken Jij hebt gesproken Hij heeft gesproken Wij hebben gesproken Zij hebben gesproken
't Gaf allemaal niet veel, 't liep uit op vitten, terwijl er toch veel tijd in was gaan zitten.
En in de tijd dat A nog aldoor praatte en B daarop het woord nog even vroeg, ging er een oude broeder door de straten en praatte met een meisje in een kroeg. En op 't moment dat de vergaad'ring sloot hielp hij een mens, hielp hij een mens in nood.
Ik stel zelf mijn geloofspakket samen naar eigen beeld en gelijkenis op grond van wat ikrelevant vind.
Waarmee ik kan leven en sterven. Ik kleur de geloofswaarheden persoonlijk in. Zoals ik die ervaar.
Ik kan niet veel beginnen met wat door de eeuwen heen als de enige waarheid wordt aangemerkt.
Dat betreft vooral het god-zijn van Jezus en alles wat men daarmee verbonden heeft en daaruit heeft opgemaakt.
Ik weet van de dood weinig en ik weet niets van wat ik na de dood moet of mag verwachten.
Maar is dat zo erg? Ik zal wel zien of niet Wat heb je aan een zekerheid die geen zekerheid is!
Het mysterie van de dood onttrekt zich aan onze waarneming.
Waarom mag ik niet gewoon verwachten zonder al die stellige uitspraken?
Alles wat wij over het geloof zeggen is vaak een verlengstuk van onze behoeften en verlangens.
Maar het is een mysterie: voor elk mens anders.
Dr.J. Buitkamp,
Vrijzinnig predikant, theoloog, classicus en historicus.
(uit: Vrijzinnig Maandblad)
------------
'Let niet op de persoon van de leraar, maar op zijn boodschap. Let niet op de letterlijke betekenis van zijn woorden, maar op de diepere betekenis. Luister niet met je oordelende geest, maar met je wijsheidsgeest. Overweeg alles en neem alleen dat aan waarvoor je zelf verantwoordelijkheid kunt nemen' Boeddha
Ik zag de mensen in de straten, hun armoe en hun grauw gezicht, - toen streek er over de gelaten een luisteren, een vleug van licht.
Want boven in de klokketoren na t donker-bronzen urenslaan ving, over heel de stad te horen, de beiaardier te spelen aan.
Valerius : - een statig zingen waarin de zware klok bewoog, doorstrooid van lichter sprankelingen, Wij slaan het oog tot U omhoog.
En één tussen de naamloos velen, gedrongen aan de huizenkant stond ik te luistrren naar dit spelen dat zong van mijn geschonden land.
Dit sprakeloze samenkomen en Hollands licht over de stad Nooit heb ik wat ons werd ontnomen zo bitter, bitter liefgehad.
Ida Gerhardt (zie voor I.G ook.:Pasen)
------------
Adriaen Valerius werd tussen 1570 en 1575 in Middelburg geboren en overleed in Veere op 27 januari 1625. Hij was notaris en later burgemeester van Veere. Hij schreef ook geuzenliederen, die na zijn dood, met een aantal andere door hem bewerkte liederen, werden uitgegeven als de Nederlandtsche Gedenck-clanck. Ze staan bekend alsde z.g. vaderlandse liederen.
O Heer, die daar des hemels tente spreidt
en wat op aard is hebt alleen bereid, het schuimig, woedig meer kondt maken stille en alles doet naar uwen lieven wille, wij slaan het oog tot U omhoog, die ons in angst en nood verlossenkondt tot aller stond, ja zelfs ook van de dood.
Als gij, o vrome ,dikwijls hebt gesmaakt, vermaakt u nu vrij, dat t uw harte raakt! Looft God den Heer met zingen ende spelen en roept vrij uit tezaam met luider kelen:
Had ons de Heer - Hem zij de eer - alzo niet bijgestaan, wij waren lang - ons was zo bang - al in den druk vergaan!
Alan Wilson Watts werd op 6 januari 1915 geboren in het stadje Chislehurst in Kent, Engeland.
In 1938 ging hij naar de V.S., waar hij op 16 november 1973 in Californië stierf.
Hij was autodidact en vooral in de jaren 60 bekend als filosoof, schrijver, spreker en expert op het gebied van oosterse filosofieën en denkwijzen.
* * * Laten we ons het universum voorstellen als een gigantische rorschachvlek, waarvan de werkelijke betekenis niet in woorden is uit te drukken. Op deze vlek projecteren we de fantasieën van onze persoonlijkheid, doelstellingen, geschiedenis, religie, wetgeving, wetenschap en evolutie en zelfs ons primaire overlevingsinstinct. En deze projectie maakt op haar beurt deel uit van het gebeuren.
* * * Voortdurend leven in de verwachting dat de hemel op komst is, is leven in de hel van opperste frustratie. Het ik leeft op de omtrek van de cirkel rond het ware Zelf en frustreert zichzelf met nutteloze zoektochten op die perifere lijn. Het koninkrijk der hemelen is te vinden in het centrum.
* * * Derhalve is het aanvaarden van het feit dat alles komt en gaat een absolute voorwaarde voor vrijheid.
G.Vertogen is oud-hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.
De Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen wil dit jaar lezingen en discussies houden over het onderwerp God. Men hoopt hiermee een antwoord te krijgen op de vraag of geloof en wetenschap elkaar te allen tijde uitsluiten, of soms kunnen samengaan. Vertogen schreef hierover een artikel in het dagblad Trouw: Wetenschap is ook geloof, net als God. Daarin las ik o.a.het volgende :
Waarom iets is, is een vraag die ons al sinds mensenheugenis kwelt. Volgens de natuurwetenschap is dit raadsel opgelost met de oerknal. Toeval heeft onze kosmos als oerknal verwekt uit niets. Er was toeval en strijd om het bestaan met overleven van de sterkste. Maar de vraag wordt ook beantwoord, op een andere manier, nl. met de twee scheppingsverhalen uit het bijbelboek Genesis, waarin alles wat bestaat toegeschreven wordt aan God.
De KNAW impliceert dat wetenschap gepaard gaat met zinnig denken en geloof niet. Maar de wetenschap kan niet ontkennen dat geen zinnig mens iets gelooft, tenzij hij eerst denkt dat het geloofwaardig is.
Verschijnselen vormen onze wereld. Wij scheppen ze niet, maar ze doen zich aan ons voor. Hun manifestatie is onverklaarbaar. Een natuurwetenschappelijke theorie beschrijft reproduceerbare verschijnselen op grond van een aantal wetten. Dit zijn onbewezen stellingen die al dan niet voor geloofwaardig gehouden worden. Natuurwetenschap is ten diepste gegrond op niet weten, dus op geloof. Het verhaal van de oerknal, evenals het ontstaan van de mens uit de oersoep via de evolutie, is niet met experimenten te reproduceren. Het is niet mogelijk een wetenschappelijke status te verlenen aan het toeschrijven van de menswording door natuurlijke selectie, mutatie en een voldoende lange tijdsduur, omdat ze niet experimenteel toegankelijk is. Ook het argument van gevonden fossielen snijdt geen hout, want de fossielen vertellen geen verhaal aan de mens, maar de mens vertelt een verhaal over de fossielen.
De conclusie is onontkoombaar: ook het wetenschappelijke scheppingsverhaal is een geloofsverhaal. Er valt niet te bewijzen dat God al dan niet bestaat. Wie om een bewijs van Gods bestaan vraagt, bewijst daarmee alleen dat hij niet gelooft. Het enige waarop valt te wijzen is dat mensen ervaringen hebben opgedaan die ze duiden in aannames als een theorie van alles of God. God is een keuze, net als een theorie van alles.
Ida Gerhardt werd op 11 mei 1905 in Gorcum geboren en overleed in Warnsveld op 15 augustus 1997. In haar gedichten speelt het Hollandse landschap, en speciaal het rivierenlandschap, waar zij haar jeugd doorbracht, een grote rol.
Pasen
Een diep verdriet dat ons is aangedaan kan soms, na bittere tranen, onverwacht gelenigd zijn. Ik kwam langs Zalk gegaan, op Paasmorgen, zéér vroeg nog op den dag. Waar onderdijks een stukje moestuin lag met boerse rijtjes primula verfraaid, zag ik, zondags getooid, een kindje staan. Het wees en wees en keek mij stralend aan. De prille regen had het 's nachts gedaan: daar stond zijn doopnaam, in sterkers gezaaid.
Samenvatting van het artikel: Eerherstel voor het Koninkrijk, door de Leidse nieuwtestamenticus H.J. de Jonge in H.N.Magazine, 26 april 1997.
Dat de rehabilitatie van Jezus door God de oudste opvatting van Pasen is geweest, blijkt uit historisch onderzoek. Sinds de tweede eeuw voor Christus kwam bij bepaalde goepen joden de opvatting voor, dat rechtvaardigen die ten gevolge van hun trouw aan God de dood vonden, door God gerehabiliteerd werden ,doordat hij hen kort na hun dood in een nieuw leven in de hemel deed opstaan. Joodse volgelingen van Jezus waren overtuigd, dat hij de dood had gevonden als gevolg van zijn trouw aan God. Daarom waren ze er ook van overtuigd, dat God hem bij zich in de hemel had opgewekt en in het gelijk gesteld. Ze gingen er vanuit dat God Jezus niet in de dood kon hebben gelaten. De gedode werd door God opgewekt. Maar de ontferming van God strekte zich in zulke gevallen niet alleen uit over de vermoorde persoon, maar ook over degenen die met hem geestelijk nauw verbonden waren. God had wel redenen om kwaad op deze mensen te zijn, omdat ze hem in hun gedrag ongehoorzaam geweest waren, maar de dood van een vertegenwoordiger uit hun groep stilde Gods toorn. Dát is wat ook 'de verzoening' wordt genoemd. De eerste christenen hebben geloofd dat zij deelden in de gunst waartoe God door Jezus' dood bewogen was. maar in deze opvatting is Gods verzoening met Jezus' volgelingen een afgeleide van zijn ontferming over Jezus zelf en had een ondergeschikte plaats ten opzichte van de opstanding van Jezus.Gesanctioneerd was achteraf wat Jezus bij zijn leven had geleerd en gepredikt. Jezus' prediking is volgens velen, ook volgens de nieuwtestamenticus H.J. de Jonge, goed samengevat in Marcus 1:15: 'De tijd is gekomen. Het Koninkrijk van God breekt aan. Zuiver uw leven'. Volgens zijn volgelingen verdiende deze prediking van Jezus voortgezet te worden.
Wie Pasen viert, onderschrijft daarmee Jezus' boodschap 'het koninkrijk van God breekt aan'. De vroegste geschiedenis van de kerk laat zien dat in het begin deze boodschap de hoofdzaak van de christelijke prediking was.