Hagenpreekxml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Deze zomer werd op een mooie zondagmorgen door onze geloofsgemeenschap een hagenpreek georganiseerd. Het aardige van een hagenpreek, die gehouden wordt onder de blote hemel, is dat er nog wel eens wat mensen van buiten op afkomen en waardoor er daarna een geanimeerde gedachtewisseling ontstaat.
De eerste hagenpreken ontstonden in een periode van antibeweging tegen de rooms-katholieke kerkleer. Zon hagenpreek is een verhaal dat haaks staat op een ander geluid. Daarvan hoeven we niet te zeggen, het is waar, je kunt alleen zeggen dat het er is.
Ik maakte van déze hagenpreek het volgende verslagje.
De eerste hagenpreek werd, volgens de spreker, Conno Vlaardingerbroek, gehouden op 25 juni in 1566 in Wallonië, dat toen nog bij Nederland hoorde. Op zon hagenpreek kwamen wel drie tot vier duizend mensen af.
Deze mensen waren niet alleen cultureel en politiek onderdrukt door de kerk en de Spanjaarden, maar er was ook een schaarste aan graan, het systeem kon de monden niet voeden. Als je dan een opstand bijeenroept en je komt dan ook nog met een ander geluid op gebied van religie, maakt dat nieuwsgierig. De boodschap was primair, ik kan direct genade vinden bij de Heer en dat hoeft niet via de kerk. Deze mensen hadden niet allemaal het idee van wij lopen weg bij onze kerk en we gaan naar een andere kerk, maar ze kregen wel het idee van: hé het zit misschien anders dan wij denken en ik hoor het nu voor het eerst in mijn taal. En de taal is altijd heel belangrijk.
De tweede periode waarin je een hagenpreek zou kunnen situeren, is zo eind 1700 in de tijd van de Verlichting. Toen waren er grote geesten die zeiden, misschien bestaat God wel niet eens. Wij mensen creëren beelden. Al die beelden die wij van God hebben en van het instituut kerk, zouden wel eens heel anders kunnen zijn.
Emanuel Kant, een van de grootste filosofen die Europa ooit gekend heeft, discussieerde eens hierover in gezelschap van Voltaire en enkele andere grote geesten. De conclusie die de heren trokken was: God bestaat niet. Waarop Kant tegen het gezelschap zei: Zeg dat nou heel zachtjes, want mijn knecht Lampe heeft een God nodig.
Met andere woorden, je kunt een grote geest zijn en een wetenschapper, en een mens die zich bewust is van eigen kracht en je toch realiseren dat de mensheid behoefte heeft aan hoop, vertrouwen en aan een beeld van God. Hoe die beelden wisselen is punt twee.
Dan krijg je die tweede periode van de Verlichting. Dat lag weer heel anders. Dat waren protestantse predikanten die het idee hadden van die bijbel spreekt tot ons in symbooltaal. Als bv. in de bijbel staat de vier hoeken der aarde, betekent dat niet dat de aarde vierkant is, maar daarmee wordt bedoeld alles wat op de aarde is.
We hebben in Nederland omstreeks de tijd van de tweede wereldoorlog een splitsing gehad in de Gereformeerde Kerk. Oorzaak hiervan was de vraag of de slang in het paradijs echt gesproken heeft of niet. Een predikant durfde het aan te beweren dat dit symbool taal is. Er kwam toen een groep die zei: ja, hij sprak wèl, het staat in de bijbel en een andere die het daar niet mee eens was.
Zo rond 1890 kreeg je de eerste splitsingen tussen de orthodoxie en de vrijzinnigheid, omdat in die tijd wetenschappelijk historisch bijbelonderzoek op gang kwam, zoals archeologische vondsten en tekstvergelijking. De brieven van Paulus bijvoorbeeld, blijken na tekstvergelijking niet allemaal van hem te zijn. Het was in vroeger tijd heel gebruikelijk dat mensen iets schreven en vervolgens dachten ja, als ik mijn naam eronder zet leest niemand het, als het nu toegeschreven wordt aan Paulus dan vindt iedereen het wel belangrijk.
Zo zijn er meer stukken in de bijbel die ofwel afgeknipt zijn of wel waar later stukken zijn aangeplakt. Nu komen we in het nu. Dit is nog weer een andere periode, hierin komt ontzettend veel scepticisme vrij, denk maar aan Dan Brown met zijn Da Vinci Code en Het Bernini mysterie. Miljoenen mensen over heel de wereld lezen die boeken.
Op zijn minst wordt hier door Dan Brown de suggestie gewekt dat het allemaal waar is wat hij schrijft en dat de kerk ons voor de gek gehouden heeft. Er is nu een enorme interesse in de weggelaten stukken, zoals de apocriefe bijbelboeken. Er zijn hele groepen mensen die zeggen, nou wat in de bijbel staat zal vast niet alléén waar zijn, want waar komen dan al die andere bijbelboeken vandaan.
Van sommige apocriefe boeken zijn verschillende exemplaren gevonden. Die zijn vaak allemaal weer iets anders, waaruit blijkt dat er toen al mee gemanipuleerd is. Uit verschillende bronnen is vast komen te staan dat Jezus heeft geleefd, maar de verhalen over zijn dood zijn verschillend. De bronbewaarders hadden de macht om te manipuleren of schrijvers naar hun hand te zetten, waardoor de leer van het christendom beperkt is gebleven tot de vier evangeliën.
Voor het verhaal van de opstanding hadden de machthebbers alle belang bij de canonieke boeken. Paulus heeft hier een enorme invloed op gehad. Hij was een uitermate intelligente man die uit de kennis van het Grieks en van de Griekse religie begreep dat het verhaal rond Jezus de humanisering van de mythe is. Alle godsdiensten hebben een mythische oorsprong. Het is een verhaal waar we ons in herkennen. Het is niet waar in absolute zin. Paulus zag dat hier een mens daadwerkelijk past in de mythe. Als je een wereldgodsdienst wilt maken, werkt het niet als je zegt: een man sterft op zijn 33ste jaar voor zijn idealen. Mensen kiezen graag voor een winnaar. Paulus kwam nu met het verhaal, nee, de dood heeft het niet gewonnen ,nee, juist het feit dat wij moeten opstaan. Jezus is opgestaan in de hemel (Paulus heeft het niet over opstanding op aarde). Jezus is opgestaan, dat is een mooie godsdienst, met andere woorden, wij kunnen collectief de dood overwinnen en we kunnen constant opstaan uit onze situatie. Mensen er is heil in die boodschap, want het is niet een boodschap van eindiging, maar een boodschap van opstaan.
Het apocriefe boek van Johannes (rond 240-340 na Chr.), was een gnostisch boek. Hierin gaat het over een godheid die zichzelf denkt . De god die de aarde geschapen heeft was een joodse god en dat was een slechte god, een demiurg. Daarboven was een god, die we helemaal niet kunnen denken en benoemen , maar die was helemaal niet blij met deze schepping. Jezus en Johannes en ook later Judas, zijn aanhangers niet van de joodse god, maar die god die daarboven zit en waarvan wij weinig merken en vernemen. Die god heeft het overgelaten aan lagere goden en daarom is de schepping zoals hij is. Dat wil niet zeggen, zegt Conno, dat ik dat zo geloof, maar het is een model. De gnostiek werkt met modellen. In het model van het evangelie gaat het er om dat er een goddelijke orde is en dat die god noch volmaaktheid, noch schoonheid, nog godheid is, want hij is meer dan dat. Hij is zelfs niet oneindig, want hij is meer dan dat. Hij maakt geen deel uit van eeuwigheid of tijd, want hij is meer dan dat. Dan treedt Jezus in dialoog met Johannes, waarin hij uitlegt hoe de onvolmaakte wereld is ontstaan. Met de achterliggende gedachte van een demiurg, een wezen dat in deze modellen voorkomt. Het geheime boek van Johannes beschrijft de goede god als onbereikbare andere. De schepping is door God niet gewild, maar per ongeluk ontstaan door de demiurg, de jodengod die niet de hoogste god is. Verlossing wordt dan bereikt door het verwerpen van de wereld en zich aan strenge lichaamsvijandige voorschriften te houden. De eerste christenen namen hele modellen en hele stukken over van de Egyptische godsdienst in die tijd.
Nu het evangelie van Judas. Op school werd je geleerd dat Judas een vreselijk slecht mens was. In het Evangelie van Judas komt er eerherstel. Jezus ziet zijn lichaam als een huis, een omhulsel, een ballast. Het is voor de ziel een huis waar je tijdelijk in woont. De verlossing vindt pas plaats als je uit dat lichaam bent. Dan pas kom je tot je bestemming. Het gaat om de mens ìn je. Judas begrijpt dat. Judas zegt: Ik weet wie je bent en waar je vandaan komt. Ik ben het niet waard de naam uit te spreken van degene die jou gezonden heeft. Jezus vertelt Judas dan de geheimen van het koninkrijk. Hij zegt tegen hem: De schittering van jouw ster zal alle andere verduisteren. Je zult groter zijn dan hen allemaal. Judas jij zult de man opofferen die mij kleedt. Jezus wijst Judas aan om hem aan te brengen, iemand moet het doen en hij is sterk genoeg.
Wat doet dat nu met ons al die verhalen? Wat doet het met je als je een ander geluid hoort en ga je daar consequenties aan verbinden of zeg je, ik geloof er niks meer van, maar ik blijf wel lekker binnen de groep? Dat kan ook. Maar de kern van het betoog is, de verhalen hoeven niet waar te zijn, noch in de bijbel, noch in de apocriefe geschriften. Conno Vlaardingerbroek besluit met:en wat blijft er dan aan hoop, aan verwachting, aan vertrouwen over als je deze stelling poneert?
(Kijk naar Sprookjes, mythen en sagen op 25-5-'06 voor meer over Conno Vlaardingerbroek)
|