Bij de bushalte
Wij wachten bij de bushalte. Het is al laat, we willen naar huis. Eindelijk komt de bus, maar hij stopt niet, de chauffeur rijdt door. De bus is vol. Zonder te stoppen rijdt hij door.
Wij denken na. Hoe vaak gaan wij zonder te stoppen aan anderen voorbij. Aan anderen die verlangend op ons wachten, wachten op een gesprek, wachten op iemand die naar hen luistert, wachten op een gebaar, wachten op een lach, een vriendelijke blik, maar wij gaan door. Waarom Heer, gaan wij door?
Wij zijn net als de bus, tot de nok toe vol, vol van onszelf, vol van onze ergernissen, onze vreugde, onze haat, onze liefde, onze angst, onze moed, onze nederlagen, onze overwinningen, ons gebrek, ons bezit.
Wij zijn van onszelf vervuld, wij zijn vol van onszelf en gaan aan anderen voorbij. (een gedicht uit India)
|