Nel Benschop, geboren op 16 januari 1918 te s-Gravenhage is, nu bijna een jaar geleden, op 31 januari 2005 overleden in Arnhem. Ze beantwoordt niet aan het clichébeeld van de dichter, maar ze is wel de meest succesvolle en meest geciteerde dichter van Nederland. Haar eerste bundel Gouddraad uit vlas werd in 1958 in eerste instantie geweigerd door de uitgever, omdat er geen markt voor zou zijn. Pas in 1967 durfde deze het aan. Het werd een bestseller. Van haar boekjes zijn meer dan drie miljoen exemplaren verkocht. Veel mensen zoeken op moeilijke momenten troost in haar verzen en vinden daarin de woorden die ze zelf tekortkomen. In rouwadvertenties wordt vaak, al of niet aangepast, een gedeelte uit een van haar gedichten gebruikt.
Wintermorgen in het bos
Aan alle takken zag ik regendruppels beven: net kerstboomballen, maar dan in het klein. Ik zag de lichtjes dansend daarin leven, En wist niet, dat het bos zó mooi zou zijn.
Soms viel een druppel stil in een plas water; dat gaf een zacht en muzikaal geluid; ik dacht aan vroeger en ik dacht aan later. Ik sloeg mijn droomboek dicht, maar t was niet uit.
Ik dacht: nu mogen er geen mensen komen; dit is zo goed, ik ben hier heel alleen, ik zie niets anders dan de zwarte bomen en allerhande vogels om mij heen.
En stil ben ik het bos weer uitgelopen. Wat was het mooi, al leek het dor en kaal: de deuren naar de lente stonden open, en als Gods glimlach was de zonnestraal.
Nel Benschop (foto: hoes van de CD: Voor Jou)
|