Palmyre Oomen is buitengewoon hoogleraar wijsbegeerte aan de Technische universiteit Eindhoven voor de Radboudstichting. (De Radboudstichting wil een brede vorming in het hoger onderwijs stimuleren vanuit katholieke inspiratie). Ze studeerde behalve mathematische biologie, theologie en filosofie en schreef o.a. het boek Doet God ertoe? (1998). Haar dissertatie was: Bespreking en analyse van Whitehaeds procesfilosofie. (Whitehead is een Brits-Amerikaans filosoof, natuurkundige en wiskundige)
Palmyre Oomen vindt dat religieus en wetenschappelijk denken niet met elkaar in tegenspraak hoeft te zijn. In de 17e eeuw leken geloof en wetenschap met elkaar in strijd te zijn, maar gaandeweg kwam men tot het inzicht dat geloof een andere taal hanteert dan wetenschap. Het zijn twee verschillende gebieden. Zij vindt het onzinnig het scheppingsverhaal tegenover de evolutieleer te zetten. Het verhaal over de schepping van de wereld in zeven dagen wil geen feitenrelaas zijn. Je kunt het scheppingsverhaal ook zo lezen, dat de wereld er niet kan zijn zonder God. De scheiding tussen geloof en wetenschap is uiteindelijk toch onbevredigend voor haar. Beide hebben betrekking op een en dezelfde werkelijkheid. Beide streven naar inzicht. Geloof en wetenschap hebben niet alleen een vergelijkbare hartstocht naar inzicht, maar kunnen elkaar ook wederzijds van dienst zijn. Wetenschap moet het geloof zuiveren van bijgeloof en misvattingen. Omgekeerd kan het geloof de wetenschap zuiveren van absolutisme, bijvoorbeeld van de aanname dat alleen het waarneembare en meetbare telt. Zij zoekt naar een manier waarop beide tot hun recht kunnen komen. Als filosoof probeer ik dingen die vanzelfsprekend lijken van hun vanzelfsprekendheid te ontdoen, zegt zij, en te laten zien dat er allerlei vooronderstellingen meespelen. Ik breng geen zekerheid, maar probeer die juist weg te halen.
(bron:De Twentsche Courant Tubantia, 9-12-05)
|