Jan Oegema is publicist, uitgever, mysticus en stiltezoeker. Hij schrijft regelmatig voor het dagblad Trouw en zelf schreef hij o.a. de boeken Lucebert, mysticus en Een vreemd geluk; de publieke religie rond Auschwitz. Hij bedacht het begrip soloreligiositeit en hij wantrouwt allesweterij tot op het bot.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
In maart 2005 schreef hij in het dagblad Trouw, zijn eerste artikel over soloreligie.
Op 15 november 2005 verscheen hierover weer een artikel in dit blad.
Soloreligiositeit
Wat zijn soloreligieuzen?
Zijn opvattingen daarover lichtte hij toe op een avond in de Rode Hoed in Amsterdam.
Het blad schrijft: Soloreligieuzen zijn mensen die het verkerkelijkte christendom verlaten hebben, maar die toch nog steeds waarde hechten aan de mystieke traditie van datzelfde christendom. En het zijn mensen die uit literatuur hun religiositeit alleen construeren, onder de leeslamp, terwijl ze toch enig verlangen hebben naar gezamenlijkheid. Het gaat om mensen die in plaats van het geloof aan een Vadergod daarboven, een besef hebben gekregen van het goddelijke als de eenheid of de samenhang van al wat leven is. En het gaat óók nog eens om mensen die die eenheid van het leven via de introspectie van het eigen innerlijk ervaren, én zich daarin onthechten van hun ego, kennelijk om bij een niet-zelf of een hoger of dieper zelf uit te komen.
Het zijn de grensgangers van het christendom
De vier stellingen van Jan Oegema
1. Mensen zonder kerkelijke binding. Je bent soloreligieus omdat je geen dak meer boven je hoofd hebt, zo simpel is het. Dit betekent niet dat soloreligieuzen nooit meer in een kerkbank schuiven; maar als ze dat doen, dan bij wijze van spreken als toerist in hun eigen vaderland.
2. Soloreligieuzen zijn er in soorten en maten, daarvoor zijn het per slot soloreligieuzen. Je hebt spirituelen en nuchteren, verstokte eenzaten en voorzichtige gezelschapzoekers. Je hebt vrijen en geremden, stillen en roependen, geëngageerden en contemplatieven, godzoekers en goddumpers, kerktoeristen en kerkmijders. Je hebt er die het christendom onverschillig laat en die er nog een band mee voelen. Je hebt mannen die redetwisten over termen en vrouwen die dat geamuseerd aanhoren.
3. Vanuit godsdienstsociologisch perspectief bezien is de moderne soloreligiositeit een ongeorganiseerd complot van subjectieve instellingen, als zodanig een van de manifestaties van een christendom in transformatie of, wie zal het zeggen, in een zieltogende eindfase.
4. Monniken zijn op hun manier zijn het natuurlijk ook soloreligieuzen. Ik denk dat alle spiritualiteit die die naam verdient, gepaard gaat met eenzaamheid. Hoe groter de innerlijkheid, hoe groter de afstand tot de wereld. Als monniken elkaar ergens voor nodig hebben, dan als lotgenoten wier loutere aanwezigheid voldoende is om de eenzaamheid beter te verdragen. Het klooster is een gemeenschap van solitairen. In letterlijke zin is soloreligiositeit iets van alle tijden.
Jan Oegema komt uit op een sceptisch, literair, meditatief christendom, dat in veel opzichten afwijkt van het bekende. Hij noemt het Minimaal Christendom, want het is een christendom dat veel wegstreept en weinig overhoudt. Het huldigt een onzeker godsbesef en het wil de betekenis van Jezus sterk relativeren. Het bidt niet en het zingt niet en het heeft een hekel aan de kitsch van kerst. Daarentegen geniet het van de vele schitterende teksten uit de bijbel, terwijl het tegelijkertijd huiverig is voor hoofdletters en grote woorden. Daarom draait het in zijn rituelen de verhouding tussen woord en niet-woord radicaal om, beoefent het oosterse meditatietechnieken en stelt het de stilte centraal. De betekenis van Jezus verliest zijn vooraanstaande positie en kan, aldus Oegema , niet meer rekenen op onze kinderlijke afhankelijkheid. Maar hij kan wel degelijk een bron van inspiratie blijven. De liefde gaat bij hem voor de wet, de arme voor de rijke, de caritas voor de zelfzucht. Hij doorbreekt de orthodoxie, verbrijzelt alles wat neigt naar verstarring en verstening. Mijn ideale Christus staat voor tegenwoordigheid van geest. Hij staat naast me en fluistert me in een autonoom mens te zijn en vooral mijn eigen pad te volgen. Hij vermoedt dat God niet meer is dan een naam, een literaire vondst van de eerste orde. In spiritueel opzicht volgt Oegemas Minimaal Christendom het boeddhisme in zijn aanname, dat niets misleidender is dan de fixatie op het eigen subject. Het boeddhisme wijst de weg naar zelfloosheid, het vertelt dat het ego niet alleen een obstakel is, maar bij nader toezien zelfs een illusie blijkt. (bron: Doopsgezind nl/Trouw)
|