Enkele weken geleden stierf Ursula Roppe, weduwe van Jozef Spaepen. Het echtpaar woonde vele jaren langs de Geelsebaan in Retie.
Tijdens de uitvaartplechtigheid in Leuven, hield de oudste zoon, Frans Spaepen, de lijkrede. Dat deed hij ook bij de uitvaart van zijn vader in 2007. Frans Spaepen is getrouwd met Monique Steemans en zij wonen in de VS.
Frans Spaepen bezorgde de twee toespraken aan priester Paul Stappaerts en gaf ook de toestemming om ze online te plaatsen.
De lijkrede voor zijn vader, voorzag Frans van uitgebreide aantekeningen. Zij werpen een boeiend licht op de persoon die Jozef Spaepen was, zijn wetenschappelijke carrière, de ontwikkeling van de nucleaire bedrijven in onze streek, en last but not least, de gedreven en wetenschappelijke aanpak, samen met een aantal Retienaars, van het vangen en ringen van vogels, in het bijzonder leeuweriken, en het bestuderen van hun trekroutes.
---------------------------------------------
Herinnering aan Vader1
Uitgesproken2 op de uitvaartliturgie op 19 oktober 2007
in de Sint-Jan de Doperkerk van het Groot Begijnhof in Leuven
door Frans Spaepen
------------------------------------------------------
Liefste Moeder, beste familieleden, waarde vrienden.
Vader was een ernstig man.
En met ernst bedoel ik niet een gebrek aan humor. Gevatte, geestige bemerkingen waren onderdeel van elke conversatie.
Met ernst bedoel ik een gevoel voor de wezenlijke waarde van de dingen. Een diep besef dat sommige dingen in het leven meer belangrijk zijn dan andere, en dat die daarom een volgehouden toewijding verdienen.
Als man betekende dat voor hem een liefdevol huwelijk van zestig jaar3 en een kroostrijk gezin4 waar hij alles voor over had.
Als jonge fysicus5 betekende dat voor hem een streven naar betrouwbaarheid en nauwkeurigheid in het experiment6. Een originele, blijvende bijdrage leveren in een klassiek gebied zoals het precieze meten van dichtheden7 is uitzonderlijk. Zijn elegante methode8, gebaseerd op de druk als variabele, wordt nog steeds gebruikt in de grote metrologische laboratoria9. "Meesterlijk", was de beschrijving van een van de medewerkers10 van het Internationaal Bureau voor Maten en Gewichten in Parijs , toen we bij kennismaking het verband met mijn naam gemaakt hadden.
----------------------------------------------------------
1 Jozef Frans Mathildis Spaepen. Geboren te Rijkevorsel op 9 januari 1921. Overleden te Heverlee op 12 oktober 2007.
2 De voetnoten waren oorspronkelijk geschreven voor de Engelse vertaling die bedoeld was voor latere generaties in de V.S. De vertaling van de voetnoten is lichtjes aangepast voor de Vlaamse lezers,
maar het leek wenselijk van een aantal nu algemeen bekende zaken toch te vermelden ter attentie van latere Vlaamse generaties.
3 Hij huwde Ursula Roppe (geboren in 1916) op 4 oktober 1947. Hun eerste woonplaats was Onze-Lieve-Vrouw Waver, in de buurt van Mechelen en Lier.
4 Rond 1950 bestond in Vlaanderen de "Bond der kroostrijke gezinnen", een vereniging die de belangen van grote gezinnen behartigde en ook een aantal voordelen bood, zoals vermindering in winkels of bij het openbaar vervoer. Om lid te worden moest de familie minstens vijf (later vier) kinderen hebben. Hij had drie zonen, Frans (1948), Arthur (Tuur) (1949) en Ivo (1951), en twee dochters, Marijke (1952) en Griet (1954).
5 Hij werd licentiaat in de natuurkunde, met grootste onderscheiding, aan de Katholieke Universiteit te Leuven in juli 1942, en promoveerde tot doctor in november 1943 aan dezelfde universiteit.
Zijn doctoraatsthesis was over metingen van de diëlectrische constante van gassen in de vloeibare en dampfase. Zijn promotor was Prof. A. van Itterbeek. De ongewone snelheid van zijn doctoraal werk, dat een voortzetting was van het onderzoek voor zijn licentiaatsthesis, was ten dele het gevolg van de druk van de oorlogsomstandigheden. Zijn doctoraatsthesis werd bekroond in 1944 met de prijs van de Vlaamse Academie voor Wetenschappen en Kunsten.
6 Zijn eerste werk was bij het IJkwezen, het Belgische bureau voor maten en gewichten in Brussel. In 1955 ging hij werken bij het pas opgerichte Studiecentrum voor Kernenergie (SCK) in Mol, waar hij het hoofd werd van de afdeling Fysica van de Vaste Stof. In 1960 werd hij de eerste directeur van het Europese Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen (CBNM) in Geel. De familie verhuisde naar Retie, nabij Mol en Geel, in 1956.
7 De dichtheidsmetingen bij het IJkwezen waren gericht op het ijken van alcoholmeters voor sterkedrank (Revue de métrologie pratique et légale. Poids et mesures, 33, 409 (1955)). Op het SCK ontwikkelde hij hoognauwkeurige methoden voor de bepaling van de D2O concentratie in zwaar water (Technisch-Wetenschappelijk Tijdschrift, 25, 1 (1956)) en voor dichtheidsmetingen aan bestraalde vaste stoffen (Physical Review Letters 1, 281 (1958)).
8 De oorspronkelijke publicatie verscheen, in het Nederlands, in de Mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie, XIX (1957). Zij beschrijft de vlottermethode en bevat de meest nauwkeurige metingen op dat ogenblik van het dichtheidsmaximum in water rond 4oC.
9 Zijn Engelse vertaling van het hierboven vermelde artikel, in de vorm van een technisch rapport, werd zeer op prijs gesteld door internationale metrologische laboratoria bij hun implementatie van zijn methode. In 1997 ontving hij een brief van Richard Deslattes, een Fellow van het National Institute of Standards and Technology in de V.S., met een beschrijving van hun implementatie (H.A. Bowman and R.M. Schoonover, J. Res. Nat. Bur. Stand. 69C, 217 (1965)) en de zin: "I hope that it conveys the debt which all of us felt to your earlier work on controlled buoyancy density comparisons".
10 Richard S. Harris van het Bureau International de Poids et Mesures (BIPM) in Sèvres, bij Parijs.
-----------------------------------------------------------
Als wetenschappelijk leider betekende ernst voor Vader een oprechte, volle inzet voor de hem toevertrouwde opdracht. De oprichting en oorspronkelijke uitbouw van het Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen van de Europese Gemeenschap in Geel11 (nu het Instituut voor Referentiematerialen en Metingen) was zijn werk. Hij hield daarbij zijn medewerkers duidelijk het toegepaste doel van het Bureau voor ogen12. Terzelfdertijd spoorde hij hen aan tot de hoogste internationale standaard. "Bouw mij het beste isotopenlaboratorium ter wereld", is hoe een van zijn kersverse groepsleiders zich zijn opdracht herinnert13.
Vader had plannen om het Bureau te ontwikkelen tot het Europese equivalent van hettoenmalige14 National Bureau of Standards in de Verenigde Staten15. We zullen nooit weten of hij daarin zou geslaagd zijn, want een catastrofaal verkeersongeval op 46-jarige leeftijd trok een streep door zijn rekening16. Maar als iemand de kennis, de aanpak, de contacten en het doorzettingsvermogen had om dat voor elkaar te krijgen, dan was het ongetwijfeld Vader.
------------------------------------------------
11 Het Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen (CBNM) was een van de vier internationale laboratoria opgericht door Euratom, een van de organisaties gesticht bij het Verdrag van Rome in 1957door zes Europese landen (West Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland, België en Luxemburg). Deze organisaties (de meeste bekende ervan is de Europese Economische Gemeenschap) werden later deel van wat nu de Europese Unie is. De andere laboratoria waren in Ispra (Italië), Karlsruhe (Duitsland) en Petten (Nederland). De oorspronkelijke uitrusting van het CBNM bestond o.m. uit een 3 MeV Van de Graaff en en 40-100 MeV lineaire elektronenversneller. Vader overtuigde de Europese Commissie ervan het Verdrag van Rome te wijzigen om de aanschaf van versnellers mogelijk te maken, ter vervanging van een onderzoeksreactor zoals vereist in het oorspronkelijke Verdrag.
12 De taak van CBNM was het uitvoeren van metingen, bijvoorbeeld van hoognauwkeurige werkzame doorsneden voor neutroneninteracties, ter ondersteuning van de ontwikkeling van de kernindustrie in Europa. Dat was toegepast onderzoek, erg verschillend van wat sommige meer academisch gerichte stafleden gewoon waren. Vaders bibliografie in de fysica is niet lang (zie Appendix B). In tegenstelling tot vele andere wetenschappelijke leiders van een grote groep weigerde hij mede-auteur te zijn van een artikel als hij zelf geen substantiële wetenschappelijke bijdrage geleverd had. Hij zag als zijn hoofdplicht het uitvoeren van de gegeven opdracht: zorgen voor het welzijn en de uitbouw van een nieuwe groep (SCK) of een nieuw laboratorium (CBNM), wat zeer weinig tijd overliet voor werk dat hij voldoende het zijne vond om het onder zijn naam te publiceren. Deze houding had ook het voordeel dat hij de resultaten van zijn medewerkers sterk kon aanprijzen zonder verdacht te worden van zelfpromotie. Niettegenstaande werd zijn wetenschappelijk formaat alom erkend. Jules Guéron, de Directeur-Generaal die hem aangenomen heeft bij Euratom, meldde aan zijn superieuren: "J'ai trouvé le merle blanc !", wat verwees naar Vaders zeldzame combinatie van expertise in toegepaste kernfysica (hij had de Reactor School in Harwell gevolgd in 1952) en metrologie, tezamen, uiteraard, met zijn bewezen leiderstalent bij het SCK en zijn diepe kennis van de natuurkunde in het algemeen.
13 Paul De Bièvre, persoonlijke mededeling. De juiste woorden waren waarschijnlijk "massaspectrometrielaboratorium". De oorspronkelijke rol van dit laboratorium was isotopenmeting op nucleaire materialen.
14 In 1988 werd de naam van het National Bureau of Standards (NBS) veranderd tot het National Institute of Standards and Technology (NIST).
15 De verdere ontwikkeling zou verantwoordelijkheid meegebracht hebben voor een breed gebied van niet-nucleaire standaarden. Het zou ook de transfer geëist hebben van een aantal verantwoordelijkheden van de nationale standaardlaboratoria, waarin sommige, zoals de Physikalisch-Technische Bundesanstalt (PTB) in West-Duitsland, een prestigieuze traditie hadden die ze misschien niet graag hadden opgegeven. Anderzijds had Vader uitstekende persoonlijk relaties met de directeurs, zoals Manfred Kersten van de PTB, en hij zou erin kunnen geslaagd zijn van hun steun te verkrijgen voor een Europees laboratorium.
16 Op zaterdagmorgen, 11 maart 1967, reed Vader naar zijn werk. Op de weg van Retie naar Geel, met enkel rijvak, werd hij frontaal aangereden door een vrachtwagen die drie auto's in een bocht aan het voorbijsteken was. De voorkant van zijn Mercedes 220 werd volledig ingedrukt; de auto's hadden toen nog geen veiligheidsgordels. Al zijn armen en benen waren gebroken en zijn hersenschade was zo zwaar dat volgens de dokters bijna niemand die overleeft. Na veel ziekenhuisverblijf en lange rehabilitatie trachtte hij voor enige tijd zijn werk op het CBNM weer op te nemen. De frustratie met zijn onvermogen om weer te presteren aan zijn vroegere hoge standaard voor concentratie en werkkracht bracht hem in 1973 ertoe vervroegd op pensioen te gaan.
--------------------------------------------------------------
De jaren na zijn ongeval waren er, met Moeders onafgelaten, liefdevolle steun, van lang, maar vastberaden herstel: eerst fysiek17, later mentaal18. Dat hij als zeventigjarige zou leren programmeren in PASCAL19 had niemand twintig jaar eerder durven denken.
------------------------------------------------------------------
17 Hij onderging intensieve fysiotherapie tijdens zijn herstel thuis. Zijn gedrevenheid om de dagelijkse oefeningen, die erg pijnlijk waren, volledig af te werken was buitengewoon: de therapeut moest een aantal oefeningen, die hij stilzwijgend bij andere patiënten bijkomend voorschreef om te compenseren voor nalatigheid, weglaten. Vader kon uiteindelijk weer zijn ledematen gebruiken, maar de reikwijdte van zijn armen was beperkt en zijn knieën bleven zwak. Hij kon weer gaan en auto rijden. De hersenschade elimineerde het onder-rechtse gedeelte van zijn gezichtsveld. Dit betekende speciaal opletten bij het rijden, wat hij blijven doen is tot 2001 (nog twee Mercedessen, met automatische versnelling en veiligheidsgordels).
18 Gezien de levensgevaarlijke graad van zijn hersenschade (vastgelegd met Röntgenradiografie en jaren later met CT scans), was het bijna miraculeus dat hij nog kon spreken, lezen, schrijven en normaal redeneren. De veranderingen waren meer subtiel: emotionele stabiliteit, concentratievermogen en fijne bewegingen. Deze bleven gestadig verbeteren over de jaren, tot de ouderdom zijn effect begon te hebben. Ik vind zijn medisch geval een merkwaardig voorbeeld van de ongelofelijke plasticiteit van de hersenen: hun potentiëel om ongebruikte neuronen de taak van beschadigde te laten overnemen.
19 Deze berekeningen waren testen van de statistiek in een aantal theorieën van de vogeltrek. (Ringing & Migration 9:117 (1988); Oriolus 56:82 (1990); De Giervalk 81:207 (1991)). Dit bracht hem er ook toe van zijn eigen computer te kopen, die hij intens is blijven gebruiken (inclusief e-post en internetzoeken) tot in zijn laatste levensjaar.
-------------------------------------------------------
Hij kon zich toen volledig wijden aan zijn levenslange interesse voor de vogels en hetringwerk20. Ook dat deed hij met karakteristieke ernst: vogels vangen was geen vrijblijvende hobby, maar een dagelijkse activiteit, en tot zijn laatste seizoen --hij was toen 80 --stond hij elke morgen als eerste klaar voor de vangst21. Zijn trouwe en bekwame helpers22 daarbij is hij altijd zeer dankbaar geweest.
De ornithologie is een wetenschap waarvoor, verschillend van de meeste andere, de bijdragen van ernstige liefhebbers belangrijk blijven. Voor Vader waren dat uiteraard het ringen van meer dan 200.000 vogels en het organiseren van een vogelstrekstation23, maar ook de analyse van de resultaten en het schrijven van wetenschappelijke artikels24 over het trekgedrag. Door zijn specifieke kennis van de vangst en zijn direct inzicht in de evolutie van de vogelstand was hij een waardevol adviseur voor de vogelbescherming, en in het bijzonder voor de afschaffing van de commerciële vogelvangst die door de opkomst van moderne lokmiddelen een ernstige bedreiging voor de vogelstand begon te worden.25 Het is wel passend dat we afscheid nemen van Vader op de dag dat de trek van zijn geliefde leeuweriken26 op zijn hoogtepunt is27.
-------------------------------------------------------
20 Als kleine jongen leerde hij het veld-en het nestgedrag van de vogels van zijn Arendonkse nonkel, Louis Lavrijsen. Hij leerde hoe de commerciële vogelvangers, die er toen veel waren in de Kempen, te werk gingen, maar hij beseft gauw dat de commerciële vangst onhoudbaar was. Hij besliste daarom ringer te worden, en op 17-jarige leeftijd kreeg hij zijn eerste vergunning. Oorspronkelijk ving hij al zijn vogels tijdens het trekseizoen (grotendeels in het najaar) met slagnetten: twee grote (2m x 20-50m), scharnierende netten, gespannen met rekken, die evenwijdig plat op de grond lagen en met de hand dichtgetrokken werden. De vogels werden gelokt met fluitjes, met roep of zang van kooivogels, en, tijdens de laatste fase van het lokken, met een "roer" --een vogel die met een gareeltje vast zat bij de netten en die men op het gepaste moment kon doen opflakkeren. Vanaf 1970 werden de kooivogels en fluitjes grotendeels vervangen door elektronisch gereproduceerde roep of zang. Vader is rond 1993 gestopt met de slagnetvangst omdat het hem fysiek te zwaar werd. Verticale hangnetten werden gebruikt vanaf het midden van de zestiger jaren, eerst om lokale vogels te ringen, later gedurende het trekseizoen, met gereproduceerd geluid. Dit soort vangst is hij blijven doen tot zijn 80 jaar, toen hij zijn eerste hartaanval kreeg op de avond van 19 juli 2001, terwijl hij bezig was met het stellen van zijn netten.
21 Als er gevangen werd begon de dag minstens een uur voor zonsopgang. Toen mijn broers en ik oud genoeg waren om zelf te gaan vangen (meestal in de zomer en nazomer), waren dreigende regenwolken (geen zeldzaamheid in Vlaanderen) geen excuus om niet naar het veld te gaan. "Tenzij er regen valt wordt er gevangen", luidde de instructie.
22 Karel Claes (het langste), Gaston Hoskens, Fons Van Reusel, Frans Van Wuytswinckel, en Theo Mertens. Hij stelde ook zeer de bereidwilligheid op prijs van de boeren die hun akkers ter beschikking stelden, en naar vraag bewerkten en beplantten. In Retie waren dat o.m. Merten Verwaest (Hodonk), de gebroeders Michielsens (Werbeek), Staf Bosch en Fik Hens (Meierend) en Jef Gijs (Brasel en Stenen Hei).
23 Hij heeft het "Vogeltrekstation Noorderkempen" (later de "Ringgroep Noorderkempen" genoemd) opgericht in het begin van de jaren '60 en geleid tot het einde van zijn ringactiviteiten. De rol van het station was het kwaliteitstoezicht op de ringers (een twaalftal), het verschaffen van ringen, het verzamelen en standaardiseren van de ringgegevens voor ze naar de ringcentrale gezonden werden, en het opmaken van jaarlijkse statistieken.
24 Appendix B is een lijst van zijn artikels over het ringwerk en de ornithologie.
25 Hij heeft, bijvoorbeeld, een schatting gemaakt van de verliezen in veldleeuwerikenpopulatie (Alauda arvensis) die door Frankrijk trekt (De Giervalk 85:91 (1995)), waar op deze vogels nog steeds zwaar gejaagd wordt.
26 De traditionele vangst van trekkende leeuweriken was een kunst: een trekkende vlucht (5-30 vogels) moest in de vlucht gevangen worden terwijl ze laag, tegen de wind in, over de netten sloeg. Ze zo ver te krijgen was een prachtig, subtiel spel van tijdige observatie (gewoonlijk met het oor), fluiten en "roeren" (twee stellen; een ervan van het net weg tegen de wind in). Elektronische geluidsreproductie heeft ook de leeuwerikenvangst veel gemakkelijker gemaakt. Vader was waarschijnlijk de laatste meester van de traditionele vangst.
27 De trek van de veldleeuweriken door de Kempen wordt sterk rond de tweede week in oktober en eindigt in het begin van november. Het hoogtepunt valt rond 20 oktober. Vader nam altijd verlof in oktober, dikwijls de mooiste maand van het jaar.
-----------------------------------------------------------
Vader zei soms dat niemand meer van de muziek geniet dan de ernstige amateur. Dat is hij dan ook zijn ganse leven geweest28, tot zijn gehoor hem in de steek liet29. Ernstige muziek30, met kunde geschreven en van blijvende waarde, verdiende aandacht31 en studie. Het is tekenend dat de late kwartetten van Beethoven32 hem het nauwst aan het hart lagen.
Als koorlid33, zanger34 en violist35 heeft hij ervaren hoe het uitvoeren van de muziek, misschien niet perfect, maar altijd met toewijding, het begrip en de appreciatie een totaal nieuwe dimensie geeft. Hij heeft daarom het actief musiceren bij zijn kinderen en kleinkinderen onafgelaten aangemoedigd. Het strijkkwartet van zijn kinderen36, de talenten van zijn kleinkinderen37, en de vele huisconcerten38 gaven hem bijzondere voldoening.
----------------------------------------
28 Voor vele jaren weigerde hij een platendraaier te kopen omdat hij vreesde dat platen spelen hem van het vioolspelen zou houden. In 1957 echter, tijdens zijn eerste reis naar de VS, veranderde hij van gedachte omdat hij niet kon laten van een groot aantal platen te kopen bij Sam Goody's in New York waar ze zoveel goedkoper waren dan in Europa. Later kocht hij een uitstekend elektrostatische stereo-installatie en legde hij een omvangrijke platenverzameling aan die voor de familie een prachtige inleiding in de muziekliteratuur was.
29 Tijdens zijn laatste vijf levensjaren kon hij niet meer naar muziek luisteren. Gedurende vijftien jaar gebruikte hij een aantal gehoorapparaten die het hem mogelijk maakten van te converseren (zij het in klein gezelschap) maar die helemaal niet voldeden voor muziek.
30 Zijn voorkeur ging naar muziek van de klassieke en vroeg-romantische periode. Populaire muziek was thuis nooit te horen: de kinderen bleven immuun voor de invloed van publiciteit en vriendjes als het op muziek aankwam.
31 Bijvoorbeeld: platen werden alleen gespeeld voor exclusief beluisteren, nooit als achtergrond.
32 Op. 127, 130, 131, 132, 133, 135.
33 Hij had een sterke, hoge baritonstem. In een koor zong hij de tenorpartij, deels omwille van de eeuwige vraag naar tenoren (daarbij las hij zeer goed en had hij een uitstekend gehoor) en deels omdat hij liever de solsleutel las. Hij zong in het koor van zijn vader thuis, met semi-professionele koren (verbonden aan de radio of orkesten) toen hij in Brussel werkte, met het personeelskoor van het SCK en met het koor "De Vedel" in Turnhout. Met dat laatste maakte hij o.m. een opname van de psalmen van Van Nuffel met Flor Peeters aan het orgel van de Sint-Romboutskathedraal in Mechelen (EMI C 057 98907).
34 Hij zong graag Lieder van Schubert en Beethoven. Beethovens "An die ferne Geliebte" had zijn bijzondere voorkeur.
35 Hij had altijd spijt van zijn gebrek aan systematische vioollessen. Wat hij kende had hij tussendoor gehoord van zijn vader die blijkbaar een zeer goede violist was. De tweede positie, bijvoorbeeld, bleef lastig. Niettegenstaande maakten zijn uitstekend gehoor en zijn natuurlijke muzikaliteit zijn vioolspel zeer genietbaar. Hij speelde kamermuziek met zijn vader en vrienden, met zijn kinderen en met een aantal amateurgezelschappen. Zijn meest beslagen ensemble was een strijkkwintet (hij speelde tweede viool), waarmee hij de Mozart kwintetten speelde. Na verloop van tijd kocht hij een mooi Tecchler instrument. De verwondingen aan zijn armen die hij bij zijn auto-ongeval in 1967 opgelopen had maakten het hem onmogelijk zijn viool te schouderen. Van toen af was koorzang zijn enige muzikale activiteit.
36 Het strijkkwartet bestond uit Ivo en Griet (violen), Marijke (altviool) en Tuur (cello). Ze kregen les op de Muziekacademie in Geel van Armand van de Velde, de concertmeester van de Antwerpse Filharmonie, die ook hun vioolleraar was. Ze speelden samen voor vele jaren en over die periode voerden ze belangrijke delen van de kwartetliteratuur uit (Haydn, Mozart, Schubert, Borodin). Gedurende hun laatste twee jaren op de Academie speelden ze de kwartetten van Debussy en Ravel. In die tijd was kamermuziek erg zeldzaam op de muziekscholen en academies in de Kempen, en een getalenteerd kwartet was iets ongehoords. Dat ze thuis intensief konden oefenen was uiteraard een belangrijke factor bij hun succes. Zelfs jaren later zouden mensen Vader nog aanspreken over het Spaepen kwartet dat iemand zelfs een "begrip" noemde.
37 Bijna al zijn kleinkinderen zijn beslagen spelers en/of zangers geworden. Enkelen werden beroepsmuzikanten: Toon (piano en fortepiano) en Wim (viool) Spaepen, en Goedele (piano) en Katelijne (viool) Vinkeroye. Een bijzondere gelegenheid was de viering van de 50ste huwelijksverjaardag van onze ouders, waar veel muziek gespeeld werd door de twee generaties.
38 Deze waren voor mij ook een bron van veel genoegen: piano-(of soms orgel-) begeleidingspelen voor mijn broers en zussen strijkers als ze hun repertorium aan het leren waren, of bij gelegenheid samen barokke kamermuziek spelen.
---------------------------------------------------
Een ernstige, denkende Vlaming, zoals Vader, kan39 niet anders dan een nationalist zijn -in de beste zin van het woord: iemand die inziet dat een volk, en in het bijzonder een klein volk zoals het Vlaamse, om zich normaal, ten volle te kunnen ontplooien -cultureel zowel als economisch --zijn volwaardige plaats moet kunnen innemen tussen de naties van de wereld40.
Vaders klas van 1921 was de eerste die haar onderwijs volledig in het Nederlands gekregen heeft41. Zijn generatie, met mensen zoals Vader op kop, heeft schitterend bewezen dat zij daarmee perfect in staat was tot intellectueel leiderschap en om wetenschap te beoefenen tot op het hoogste internationale niveau42. De huidige Vlaamse welvaart43 teert nog altijd op de noeste arbeid en de verwezenlijkingen van het nieuwe Vlaamse talent van die generatie. De quasi-hysterie van de huidige weerstand tegen verdere stappen naar een volwaardig Vlaanderen44 komt ongetwijfeld voort uit de realisatie dat het menens is: dat met mensen zoals Vader wij inderdaad de talenten hadden --en zullen hebben --om zelf het roer in handen te nemen, zonder Brusselse bevoogding.
Het is op ogenblikken zoals deze dat wij meer dan ooit beseffen hoeveel wij verschuldigd zijn aan de vorige generaties. Wij hebben een enorme culturele erfenis, waarvoor we niet dankbaar genoeg kunnen zijn, waaraan we in alle bescheidenheid iets kunnen toevoegen, en die we zorgvuldig moeten doorgeven aan de volgende generaties.
Vader was zich daar sterk van bewust45. Dat hij als eerste uit een klein Kempisch dorp46 naar de universiteit had kunnen gaan zag hij als een voortzetting van een intellectueel streven dat zijn vader als onderwijzer begonnen was. In dit verband is het niet moeilijk te zien waar vaders ernst vandaan kwam: als oudste van een onderwijzersgezin van twaalf, in oorlogsomstandigheden, was het voor hem in Leuven "erop of eronder"47. Er was geen marge voor vergissingen, en dus geen plaats voor tijdverlies of frivoliteiten. Hij heeft het intellectuele traject dat zijn vader begonnen was schitterend doorgetrokken, en het wetenschappelijk, academisch of professioneel succes van zijn nageslacht heeft op zijn beurt veel te danken aan zijn impuls en constante stimulans.
De muziek was voor Vader evenzeer een erfgoed: zijn familie was er een van koor-en oksaalzangers, dikwijls met zijn vader aan de leiding48. Van het resultaat van Vaders inspanningen om dit muzikale erfgoed door te geven hebben we vandaag enkele voorbeelden gehoord49.
Ook Vaders Vlaamse overtuiging gaat terug naar de ervaringen van zijn nonkels in de loopgrachten van de IJzer50. Zijn eigen bijdragen aan de Vlaamse zaak waren --naast uiteraard een lichtend voorbeeld te zijn van een overtuigde Vlaamse intellectueel en wetenschappelijk leider51 --ook meermalen direct, zoals zijn actieve steun voor de splitsing van Leuven52 en zijn aandringen op het onderwijs van het Engels als tweede taal53, wat hij zag als een essentieel eigen venster op de wereld voor jonge Vlamingen54. Hij heeft het belang en de waarde van verdere stappen in de Vlaamse ontvoogding gestaag en overtuigend aan de jongeren voorgehouden.
--------------------------------------
39 De tegenwoordige tijd van dit woord is zo bedoeld: dit is vandaag even waar als in Vaders tijd.
40 Enige kennis van de algemene historische en politieke context is hier nodig. Toen België tot stand kwam in 1830 als gevolg van een Franstalige en door Frankrijk gesteunde secessie van de Verenigde Nederlanden (het huidige België, Nederland en Luxemburg), werd het naar Frans-centralistisch model gestructureerd met het Frans als officiële taal. Het Nederlands, de taal van de meerderheid van de inwoners, werd verbannen uit al het onderwijs na de lagere school en uit alle administratieve en juridische procedures. De Vlaamse beweging, altijd geweldloos in haar acties en grondig democratisch in haardoelstellingen, heeft de Vlaamse taal en cultuur gered. Haar verwezenlijkingen waren gradueel: taalwetten, Nederlands in het middelbaar en hoger onderwijs, wettelijke erkenning van de taalgrens, en grondwetshervorming van België tot een federale staat. Haar uiteindelijk doel blijft echter onverwezenlijkt.
Het fundamentele probleem, de culturele arrogantie en agressie van de Franstaligen, blijft onverminderd voortduren. De meeste Franstaligen weigeren Nederlands te leren. Rond en in tweetalig Brussel worden de taalwetten met de voeten getreden, met het gevolg dat deze van oorsprong Vlaamse stad nu slechts 10% Nederlandstaligen heeft en dat de omliggende gemeenten onder constante verfransingsdruk staan. Het Belgische establishment blijft België in het buitenland voorstellen als een Franstalig land (hoeveelbuitenlanders weten dat er in België Nederlands gesproken wordt, laat staan dat het de taal van de meerderheid is ?) en werkt elke poging van de Vlamingen naar een eigen buitenlands profiel tegen. (Dit is een van de redenen dat ik mij altijd identificeer als "Vlaming", nooit als "Belg"). Een enorme geldstroom, in verhouding ongezien elders ter wereld, is de laatste twintig jaar van Vlaanderen naar Brussel en Wallonië gevloeid, zonder enig vooruitzicht van vermindering, helderheid of dankbaarheid (bijvoorbeeld inde vorm van een loyale toepassing van de taalwetten). Dit zal alleen maar veranderen als Vlaanderen een natiestaat wordt waarin de Vlamingen normale burgers kunnen zijn. Dit kan eenvoudig en in alle vredegeregeld worden (zoals in Tsjechoslowakije in 1993), zeker in de context van de Europese Unie. En confederaal België (ruwweg het Zwitsers model) is een mogelijke overgangsoplossing.
41 In 1932 werden de taalwetten voor het middelbaar onderwijs van kracht: onderwijs in alle scholen moest in de taal van de streek zijn. Voordien was het middelbaar onderwijs in Vlaanderen in het Frans, met straffen voor het gebruik van het Nederlands, zelfs op de speelplaats.
42 De onderwijstaal aan de Universiteit van Gent werd veranderd van Frans naar Nederlands in 1930. De enige andere Vlaamse universiteit in die tijd, Leuven, kreeg "Vlaamse Leergangen", maar het Franstalige onderwijs bleef, mede onder druk van de Kerk die een Franstalige katholieke universiteit wilde behouden in Leuven. De hoge hiërarchie van de Kerk (niet de lagere clerus, waarvan velen de Vlaamse beweging sterk steunden) was erg gekant tegen de vernederlandsing van de Vlaamse universiteiten. De aartsbisschop van Mechelen in die tijd, Kardinaal Désiré-Joseph Mercier, beweerde dat Nederlands een minderwaardige taal was, ongeschikt voor wetenschapsbeoefening --een bijzondere blijk van onkunde als men bedenkt dat deze periode er een was van de grote bloei van de natuurkunde in Nederland (Van der Waals, Lorentz, Zeeman, Kamerlingh-Onnes,...). Zijn letterlijk citaat: "Si leurs revendications [d.i.Nederlandstalig onderwijs aan de Vlaamse universiteiten] étaient accueillies, la race flamande serait ducoup réduite à des des conditions d'infériorité dans la concurrence internationale." Vader en zijn generatie hebben op spectaculaire wijze getoond hoe ver hij daar mis was.
43 In 2002 was het bruto nationaal product per hoofd in Vlaanderen €24,478, in Wallonië €17,842, en in de ganse Europese Unie €21,170. Sterkten van de Vlaamse economie zijn haar diversiteiten gedisciplineerde, welgeschoolde arbeidskrachten (Vlaamse middelbare schoolleerlingen zijn bij de besten, samen met de Koreanen, Finnen en Japanners, in internationale testen). Deze welvaart, opgebouwd in slechts twee generaties, blijft echter kwetsbaar. De vergrijzing van de bevolking en de tientallen jaren durende transfer van Vlaams geld (6.6% van het BNP in een recent jaar) zijn maar enkele van de factoren die drastische oplossingen nodig hebben.
44 Tijdens de tweede helft van 2007 was er een regeringscrisis als gevolg van een verkiezingsoverwinning van een kartel van de Vlaamse christen-democraten (CD&V) en Vlaamse nationalisten (N-VA) voor wie een grondige staatshervorming (met veel meer autonomie voor Vlaanderen) centraal in het programma stond. De totale oppositie van de Franstalige partijen tegen elke hervorming leidde tot een patstand die de regeringsvorming onmogelijk maakte. De beledigingen van de Franstalige pers aan het adres van de Vlamingen werden grover dan ooit.
45 Zie Vaders toespraak (die ik ook vertaalde en van nota's voorzag) op een familiebijeenkomst op 18 december 1993, ter gelegenheid van de 100ste verjaardag van zijn vader (August Spaepen, 1893-1968).
46 Vosselaar, toen een klein dorp van boeren, arbeiders en winkeliers, ten westen van Turnhout, op de weg naar Antwerpen.
47 Alhoewel het inschrijvingsgeld aan de universiteiten niet hoog was (die waren, en zijn nog zwaar gesubsidiëerd door de staat) waren de kosten van een universitaire opleiding niet te verwaarlozen: er was ook huur, eten, boeken, reizen en het opgegeven loon. Dit laatste was bijzonder belangrijk voor families die het niet breed hadden. Van de kinderen, die dikwijls al op veertienjarige leeftijd begonnen te werken, werd verwacht dat ze al wat ze verdienden in de huishoudkas staken tot ze trouwden. Vader mocht naar de universiteit gaan op voorwaarde dat hij in al zijn kosten kon voorzien, wat hij deed door het behalen van een zeer selectieve studiebeurs (een lening !) door te slagen in een aantal moeilijke speciale mondelinge examens in alle schoolvakken.
48 Zijn vader was een uitstekende amateur-violist en zanger. In Vosselaar dirigeerde hij het kerkkoor (alleen jongens en mannen in die tijd) en een gemengd koor dat vooral bekend werd voor zijn rol in het jaarlijkse "Kerstspel" dat beroemd was in heel Vlaanderen. Het Kerstspel was het werk van Remi Lens, de Vosselaarse onderpastoor, en een bekende schilder, tekenaar en ontwerper. Het stelde het kerstverhaal voor in een traditioneel-Kempische enscenering (oude boerenklederdracht, typische hoeven en stallen van de streek, enz...). Het werd opgevoerd voor twintig jaar in de kleine parochiezaal voor een totaal van 80.000 toehoorders. Vaders familie vormde de kern van het koor dat, naast Vlaamse kerstliederen, kerstmuziek zong uit de middeleeuwen en renaissance.
49 Toon Spaepen (orgel), Katelijne Vinkeroye (viool), Geertrui Spaepen (viool) en Johannes Tebbe (cello) hebben op de uitvaart gespeeld.
50 De eerste wereldoorlog begon in augustus 1914. De snelle Duitse inval in België en Frankrijk viel stil na enkele maanden langs een lange frontlijn waarvan het westelijke gedeelte de overstroomde IJzervallei was in West-Vlaanderen. Een moordende loopgrachtenoorlog sleepte aan voor vier jaar langs grotendeels dezelfde lijn. Alhoewel de Vlaamse soldaten 80% van het Belgisch leger vormden (een nog grotere fractie van de fronttroepen en gesneuvelden) werden zij volledig in het Frans gecommandeerd, alhoewel velen van hen de bevelen niet konden begrijpen. Bijgevolg werden Vlamingen dikwijls beschuldigd van het niet-naleven van bevelen en werd hun loyauteit in twijfel getrokken. Voorstanders van de Vlaamse zaak aan het front werden zwaar gestraft. De verbitterde Vlaamse oudstrijders werden het "voetvolk" in de na-oorlogse acties voor de Vlaamse emancipatie, en door hun aantal en invloed speelden zij een belangrijke rol in de groei van de Vlaamse Beweging tot een brede volksbeweging. Vaders nonkels, bijvoorbeeld, waren actieve VOSsen, leden van de Vereniging van Vlaamse Oudstrijders (VOS).
51 In Vaders papieren heb ik twee tekenende voorbeelden gevonden. Het eerste was een dossier voor Vlaamse politici om hen te waarschuwen voor de plannen van de franstaligen aan het recent opgerichte SCK in Mol om taalvoorrechten te verkrijgen, in het bijzonder in het onderwijs, die in strijdwaren met de taalwetten. Vader waarschuwde dat, indien niet ingegrepen werd, dit kon leiden tot het ontstaan van een verfransingshaard, zoals de Brusselse, in het midden van de Kempen. Terugblikkend blijkt dat de waakzaamheid van Vader en anderen toen het nodige effect gehad heeft. Het tweede geval is een kwaadaardige aanval in de Brusselse krant "Le Soir"; de details staan in Appendix A.
52 Bij het opstellen van de taalwetten van 1932, die de streektaal de onderwijstaal maakten, werd een uitzondering gemaakt voor de Katholieke Universiteit in Leuven, onder druk van de kerkelijke hiërarchie die het Franstalige gedeelte van de universiteit daar wilde behouden. De cursussen in Leuven werden daarom gesplitst in Nederlands-en Franstalige. Bijgevolg woonden er in en rond Leuven een groot aantal Franstalige studenten en professoren die stilaan meer eisen begonnen te stellen voor bijkomende voorrechten, in het bijzonder voor Franstalige lagere en middelbare scholen. Rond 1965 lekte het uit dat er een plan bestond om Leuven, dat maar 25 km van Brussel ligt, in te lijven in het "très grand Bruxelles de l'avenir", wat de rampzalige ervaring van de verfransing zou uitbreiden tot geheel Vlaams-Brabant. Een storm van protest stak op aan de universiteit en over heel Vlaanderen: de Franstaligen waren duidelijk te ver gegaan met onze gastvrijheid. Omdat Leuven veel te klein aan het worden was om de sterke expansie van de universiteiten in die periode te kunnen verwerken (al de baby-boomers die aan hun studies gingen beginnen) lag het voor de hand dat de Franstalige afdeling naar Wallonië zou verhuizen. Dit liep echter aan tegen het reflexieve culturele expansionisme van de Franstaligen, die sterk protesteerden. Vader was toen juist benoemd geworden tot Lector in Leuven (zeer deeltijds: eens per week gaf hij een bijzonder college over hoognauwkeurige metingen) en daardoor was hij lid van de Vereniging van Vlaamse Professoren, een van de belangrijkste organisaties die ijverde voor een volwaardige, autonome Vlaamse universiteit in Leuven. Hun activiteiten, samen met de protestacties op straat van de Vlaamse studenten en de brede politieke steun in de rest van Vlaanderen, hadden succes: in 1970 werd de universiteit gesplitst in de Katholieke Universiteit Leuven (KUL), die in Leuven bleef, en de Université Catholique de Louvain(UCL), die gloednieuwe gebouwen kreeg en geleidelijk verhuisde naar een nieuwe locatie ("Louvain-la-Neuve") tegen Ottignies, 30 km ten zuiden van Brussel, in Wallonië. Sindsdien hebben beide universiteiten gefloreerd en onderhouden ze uitstekende academische relaties --veel beter dan indien de UCL in Leuven zou gebleven zijn. Een voorbeeldles over de voordelen van het verdelen van België zelf.
53 In de tijd dat wij in de middelbare school waren werd er nauwelijks Engels gegeven in verschillende van de afdelingen. Vaders volgehouden aandringen, soms tegen de intriges van de schooladministratie in, leidde tot een viervoudige verbetering (twee uur per week voor de laatste vier jaar). Hij zorgde er ook voor dat we voor een maand een onderdompelingscursus gingen volgen in Engeland tijdens de vakantie voor ons laatste jaar, wat zeer effectief was.
54 Voor het Belgische establishment was het een axioma dat het Frans de tweede taal van alle Vlamingen was. In onze studiedagen nam het Frans veel lesuren in beslag (verschillende uren per week vanaf het vijfde studiejaar), ten koste, uiteraard, van andere talen. Daarbij werd het dan nog slecht gegeven, met nadruk op de Franse literatuur in plaats van op taalbeheersing. Enkele jaren nadien lieten een aantal Vlaamse scholen toe Engels als tweede taal te kiezen, maar deze optie werd afgeschaft bij een van de onderhandelingen over de staatshervorming. Op dit ogenblik is het Frans weer de verplichte tweede taal in de Vlaamse scholen, terwijl studenten in het Franstalige onderwijs geen enkele verplichting hebben om Nederlands te leren, wat velen dan ook nooit doen. Deze overdreven aandacht voor het Frans is niet alleen economisch onverantwoord, maar is ook cultureel erg beperkend --iets dat Vader vroeger en beter ingezien heeft dan de meeste andere Vlamingen.
-----------------------------------------------
Een ernstig man ontkomt niet aan de diepste vragen naar de zin van het bestaan. Ook hier zag vader in dat het doorgeven van de voorvaderlijke christelijke traditie niet alleen intellectueel verantwoord is55, maar ook veel meer zinvol –religieus, moreel en cultureel56- dan de onverschilligheid die steeds meer om zich heen grijpt57. Voor hem was het bestaan geen opstapeling van willekeurige gebeurtenissen, geen grote kosmische grap, maar een God-gegeven opdracht. We hoorden zojuist in het evangelie de parabel van de vijf talenten58. Vader heeft ons veelvuldig getoond hoe we ernstig met onze talenten moeten omgaan. We kunnen er zeker van zijn dat hij werd verwelkomd met de woorden: "Uitstekend. Kom delen in de vreugde van uw Heer"59.
-------------------------------------
55 De laatste jaren hebben we een vlaag agressief-atheïstische geschriften gezien, zoals "The God Delusion" van Richard Dawkins en "God is not Great: How Religion Poisons Everything" van Christopher Hitchens, waarin een fundamentele onverenigbaarheid van wetenschap en godsdienst wordt voorgehouden. De oppervlakkigheid van hun argumenten is ruim aangetoond door ernstige theologen (zoals bijvoorbeeld Alister McGrath in zijn "Dawkins' God") en wetenschapsmensen (zoals bijvoorbeeld Francis Collins, de leider van het menselijk genoomproject, in zijn "The Language of God"). Een doordachte uiteenzetting over de verhouding tussen wetenschap en godsdienst (met bijzondere aandacht voor de evolutie) kan men vinden in "In the Beginning: A Catholic Understanding of the Story of Creation and the Fall" van Joseph Ratzinger (nu Benedictus XVI) en in het Statement on Creation and Evolution, geschreven door de Internationale Theologische Commissie, "Communion and Stewardship: Human Persons Created in the Image of God"(http://www.vatican.va/roman_curia/congregations/cfaith/cti_documents/rc_con_cfaith_doc_20040723_communion-stewardship_en.html).
56 Deze aspecten van de Christelijke traditie hebben alle drie belang en kunnen niet van elkaar gescheiden worden.
57 G.K. Chesteron zou gezegd hebben: "When a man stops believing in God, he doesn't then believe in nothing; he believes everything", wat merkwaardig de culturele disoriëntatie typeert die deze onverschilligheid meebrengt.
58 Mattheüs 25:14-30
59 Mattheüs 25:21
----------------------------------------------
Appendix A
In een artikel in de Brusselse krant "Le Soir" van 1 mei 1964 stond dat het SCK (Studiecentrum voor Kernenergie) en het CBNM (Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen) wetenschappelijk schade ondervonden van de recent gestemde taalwetten (".. le rendement du travail scientifique à Mol adangereusement bassé depuis l'application des lois linguistiques."), waarvan beweerd werd dat ze niet-Nederlandssprekenden daar weghielden (een bewering die totaal in tegenspraak was met de feiten, zoals vaders dossier aantoont). Specifiek zei men over Vader: "Les universitaires et techniciens d'expression française [...] désertent ce laboratoire [CBNM] dirigé par un Flamand pointu [!]. La règle généralement observée que le directeur d'une institution d'Euratom n'est pas citoyen où elle est établie, n'a pas été mise en pratique; il est vrai que ce personnage [sic] est le beau-frère du gouverneur du Limbourg. Les chercheurs allemands, sur lesquels on comptait beaucoup, ne s'interessent plus à ce laboratoire....". In Vaders dossier zit een telling van de leden van de hoogste leiding van Euratom die aantoont dat hij de enige Nederlandstalige was tussen 15 Belgen ! Dat een directeur van een Euratom laboratorium geen burger van het lokale land kon zijn was een informele regel die in Vaders geval niet toegepast was omdat hij de positie niet zou aanvaard hebben indien de familie had moeten verhuizen (het alternatief was van het CBNM in Ispra (Italië) te zetten) en omdat zijn baas, Jules Guéron, wist dat hij een bijzonder getalenteerde kandidaat gevonden had (de eerder vermelde "merle blanc"). De aantijging van nepotisme was uiterst misplaatst; als gouverneur van Limburg was Vaders schoonbroer, Louis Roppe, zich waarschijnlijk zelfs nog niet bewust van het bestaan van Euratom op het ogenblik dat Vader zijn aanbieding kreeg. Het gebrek aanbelangstelling van Duitse wetenschappers voor het CBNM wordt volledig tegengesproken door de feiten: vier van de acht groepsleiders waren Duitsers en vele Duitse wetenschappers zijn in de Kempen blijven wonen, verschillende zelfs na hun pensionering. Het dossier bevat ook een brief van Guéron waarin hij Vader en de wetenschappelijke leiders van het CBNM van zijn steun verzekert, en die hij beëindigt met een scherpe commentaar op de pers: "Les chacals aboient, et la caravane passe".
Appendix B
1. Artikels over de natuurkunde
A. van Itterbeek en J. Spaepen, Détermination de la constante diélectrique du deutérium liquide, Physica IX, 339-344 (1942).
A. van Itterbeek en J. Spaepen, Mesures sur la constante diélectrique de quelques gaz non polaires (H2, D2, He, O2 et l'air) et CO entre la température ordinare et 20O abs., Physica X, 173-183 (1943).
A. van Itterbeek en J. Spaepen, Verfeinerung der elekstrostatischen Methode zur Messung derDielektrizitätskonstanten von Gasen, Zeitschrift für Instrumentenkunde 63, 167-169 (1943).
A. van Itterbeek en J. Spaepen, Mesures sur la constante diélectrique de CO2 gazeux jusque 10 atm, Physica XI, 43-48 (1944).
J. Spaepen, La graduation de léchelle de l'alcoomètre Gay-Lussac, Revue des Fermentations et des Industries Alimentaires 5, 1-2 (1951).
J. Spaepen, Over de schaalverdeling van de Gay-Lussac alcoholmeter, Mededelingen van de Vlaamse Chemische Vereniging, 14e jaargang, nr 65, 172-176 (1952).
J. Spaepen, Over "dichtheid": begrippen, eenheden en benamingen, Mededelingen van de VlaamseChemische Vereniging, 16e jaargang, nr 2, 67-79 (1954).
J. Spaepen, Over aerometers, Mededelingen van de Vlaamse Chemische Vereniging, 16e jaargang, nr 4, 133-147 (1954).
J. Spaepen, L'unification indispensable en matière de graduatioin des aréomètres utilisés en alcoométrie, Revue de métrologie pratique et légale, 33e année -2e série -Tome XIII, No 9, 411-421 (1955).
J. Spaepen, Benelux en de meting van het alcoholgehalte, Weekblad voor Persoonlijk Recht, Deventer,4253 (1955).
J. Spaepen, De noodzakelijke eenmaking inzake graduering van aerometers, gebruikt in de alkoholmetrie, Fermentatio 6, 279-299 (1955).
J. Spaepen, De meting van lage gehalten aan zwaar water volgens de methode van de vlotter, Technisch-Wetenschappelijk Tijdschrift 25, 2-5 (1956).
J. Spaepen, Toepassing van de vlottermethode voor precisie-meting der dichtheid van water tussen 3,7 en 4,2OC en voor dichtheidsmetingen op zeer kleine monsters van vaste stoffen, Mededelingen van deKoninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse derWetenschappen, Jaargang XIX, nr 5 (1957).
J. Spaepen, Application of the float method for precision measurement of the density of water between 3,7
and 4,2OC and for density measurements of very small samples of solids, Technisch rapport, Studiecentrumvoor de Toepassing van de Kernenergie (SCK), Brussel (1957). Vertaling van het vorige artikel.
J. Spaepen, Fundamenteel onderzoek inzake bestraling van vaste stoffen, Chemisch Weekblad 53, 277-285 (1957).
J. Spaepen, Density of neutron-irradiated lithium fluoride crystals, Physical Review Letters 1, 281-282 (1958).
J. Spaepen, Gedrag van dichtheid en roosterparameter van met neutronen bestraald LiF, Rapport,Studiecentrum voor Kernenergie, Mol, R.1503 (1958).
J. Spaepen, Precise density measurements of dense solids by combination of float method with hydrostaticweighing, Review of Scientific Instruments 30, 204-205 (1959).
J. Spaepen, Measurement of density, Encyclopaedic Dictionary of Physics, S 61, Pergamon Press (1961).
J. Spaepen, Editor. Neutron Time-of-Flight Methods, Proceedings of a Symposium organized by the European-American Nuclear Data Committee in collaboration with Centre d'Etudes Nucléaires de Saclay(France) and Institut National des Sciences et Techniques Nucléaires, Saclay 24-27 July, 1961. Published by the European Atomic Energy Community (Euratom), Brussels, September 1961.
J. Spaepen, Primary standard and standard samples, invited paper to an international conference organizedby the International Atomic Energy Agency in Vienna, in "Nuclear Data for Reactors", Vol I, Vienna p241-265 (1967).
A.J. Deruytter, J. Spaepen and P. Pelfer, The accurate fission cross-section of 235U from 0.002 to 0.15 cV and its reference value at 2200 m/s, Journal of Nuclear Energy 27, 645-676 (1973).
2. Algemene artikels over het Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen (Euratom).
J. Spaepen, De Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom), V.E.V. Berichten, 15 juni 1959.
J. Spaepen, Le Bureau Central de Mesures Nucléaires: Bureau des étalons nucléaires d'Euratom, Euratom -Activités scientifiques et techniques, EUR 1850.f, p.5-32 (1962).
J. Spaepen, The Central Bureau of Nuclear Measurements: Euratom's nuclear Bureau of Standards (1962). Engelse versie van het vorige artikel, waarschijnlijk om aan bezoekers mee te geven.
J. Spaepen, Metingen op het gebied van kernenergie, Euratom Bulletin van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, jaargang 4, nr 1, maart 1965.
J. Spaepen, Das Zentralbüro für kernphysikalische Messungen: Euratom-Anstalt für nukleare Eichmaße, Atompraxis 12, Heft 4/5 205-208 (1966). Centraal Bureau voor Nucleaire Metingen, Euratom, Information brochure (1968).
3. Artikels over het ringwerk en de ornithologie.
J. Spaepen, "Een belangrijke bijdrage tot de studie van het oriëntatievermogen der vogels", De Wielewaal (1948). Een kritische bespreking van de experimenten van H.L. Yeagley. (Journal of Applied Physics 18, 1035 (1947)) on homing pigeons, met zijn eigen analyse van het mogelijk belang van de Corioliskracht.
J. Spaepen, "Het oriëntatieprobleem bij de trekvogels", Uitgaven N.V.Vonksteen, Langemark (1950).
J. Spaepen et H. Fragnière, Le problème de l'orientation chez les oiseaux migrateurs. I. Expériencespréliminaires effectueés sur des Martinets alpins (Apus melba L.), De Giervalk 42, 49-54 (1952).
J. Spaepen et P. Dachy, Le problème de l'orientation chez les oiseaux migrateurs. II. Expériencespréliminaires effectueés sur des Martinets noirs (Apus apus L.), De Giervalk 42, 54-59 (1952).
J. Spaepen, Over de trek van de kleine gele kwikstaart (Motacilla flava L.), De Giervalk 42, 18-27 (1952).
J. Spaepen, De ortolaan (Emberiza hortulana L.) als trek-en als kooivogel, De Giervalk 42, 164-214 (1952).
J. Spaepen, De trek van de boompieper, Anthus trivialis (L.), in Europa en Afrika, De Giervalk 43, 178-230 (1953).
J. Spaepen en P. Dachy, Het oriëntatieprobleem bij de trekvogels. III. Verdere homingproeven met
Gierzwaluwen (Apus apus L.), De Giervalk 43, 327-332 (1953).
J. Spaepen, De trek van de boompieter, Anthus trivialis (L.), in Europa en Afrika. Aanvullende gegevens, De Giervalk 44, 78-81 (1954).
J. Spaepen, De trek van de kleine gele kwikstaart, Motacilla flava L., De Giervalk 47, 17-43 (1957).
J. Spaepen and F. van Cauteren, Recoveries of Woodlarks, Lullula arborea (L.), De Giervalk 51, 1-8 (1961).
J. Spaepen, In memoriam Prof. Dr. René Verheyen, De Giervalk 52, 251-254 (1962).
J. Spaepen and F. van Cauteren, Migration of the Skylark (Alauda arvensis L.), De Giervalk 52, 275-297 (1962).
J. Spaepen, "Een roodkeelpieper (Anthus cervinus) met Finse ring te Retie", De Giervalk 57, 86 (1967). A korte nota over een zeer zeldzame terugvangst: in de tijdspanne 1913-1962 wedren in Finland slechts 62 roodkeelpiepers geringd !
J. Spaepen and F. van Cauteren, Migration of the Skylark (Alauda arvensis L.) (New results), De Giervalk 58, 24-77 (1968).
J. Spaepen en F. van Cauteren, De trek van de veldleeuwerik (Alauda arvensis), De Wielewaal, 269-308 (1968).
J. Spaepen, Over het ringen van vogels, De Vlaamse Jager. 13-14 (jaar onbekend; geschat 1980).
J. Spaepen, Ortolanenvangst in het verleden, Het Vogeljaar 32, 161-15 (1984).
J. Spaepen, Verloop van de voorjaarstrek van de graspieper (Anthus pratensis), Oriolus 52, 1-8 (1986).
J.F. Spaepen, Estimation of the survival rates of Meadow Pipits --a comparison of two different methods, Ringing & Migration 9, 117-128 (1988).
J.F. Spaepen, Spring migration of the Meadow pipit (Anthus pratensis) through Belgium, De Giervalk 79, 91-100 (1989).
J. Spaepen, Onderscheiden van Kleine Karekiet (Acrocephalus scirpacaeus) en Bosrietzanger(Acrocephalus palustris) op basis van lengten van vleugel en van versmalling van de tweede handpen, Voedertafel 9, 5-9 (1989).
__________________________________________________________________________________
12-02-2015 om 00:00
geschreven door Gust A.
|