In 1963 verscheen van de hand van geboren Retienaar, Prof. Dr. August Keersmaekers, een biobibliografie van dichter Jozef De Voght, die van 1928 tot 1946 pastoor van de Sint-Martinusparochie van Retie was.
De tekst ‘Zomer in de Kempen’, die handelt over de Retiese jaren van Jozef De Voght, zal ik in een aantal delen online plaatsen.
--------------------------------------------------
Zo bundelt de oud-geworden Broechemse rakker zijn herinneringen aan het geboortedorp: acht verhalen van jeugdgedenkenissen, dorpstypen, een historische schets, een grootse fantasie en ten slotte een prozagedicht voor zijn Moeder. Hier is De Voght op zijn best als literair verteller; het zijn mooie schetsen, die niet meer lijden onder de soms toch hinderlijke woordenweelde van ‘Het Rijk der Liefde’ en evenmin getekend zijn met de wat te gemakkelijke journalistenvlotheid van ‘Willewanten en Pycke’, al vindt men soms toch nog sporen van het eerste en al bewijzen sommige passages, dat beide laatste werkjes evenzeer ontstonden uit eigen beleven en eigen wezen.
Het is schoon proza. Hoort men bv. geen naklank van Streuvels’ ‘De Oogst’ in deze beschrijving van Kempische pikkers:
‘Lijfelijk wrochten de wroeters voort, sloegen hun bliksemende pikken door de knersende stroostalen en met een ruk van de linker haakten ze heele armvols zwaffelende koren op zij. Hun gekromde rug danste naar den gelijkelijkenz waai van den rechterarm en, den kop vooruit als beukelende beesten, wordtelden ze aldoor dieper op tegen de geweldige macht van het koren. Het zweet parelde in de plooien van hun bruingebranden nek, en leekte van hun gezicht dat ze soms afdroogden met de klammerige hemdsmouw , terwijl ze te verademen stonden of hun botte pik haarden. De zon daverdanste in de kruin van den hemelkoepel, en met overdadige schettering zat ze alles te treiteren wat ademhijgde over ’t vlakke veld. Dat was geen zon meer, heel de lucht scheen een wit gloeiend vuur, waaruit vlammen leekten die de wereld verpulveren wilden. Peer voelde zijn kop singelen van de hitte, en een stikkende benauwdheid kriewelen in zijn keel. Hij dat dat de mannen komaf maakten van ’t werk, en wou weg uit die hel.’
Wat is die Keppe Vets, dat type van de zwaar-beproefde, maar in-goede reus, flink getekend! En Boer Balthus, die ontroerende geschiedenis uit de mobilisatiemiserie van de jaren 1938-1939! Maar het meest aangrijpende is zeker het slotstuk ‘Moeder’, zo eenvoudig, direct, ontdaan van alle opsmuk, maar recht uit een gevoelig kinderhart opgeweld. Dit is ongetwijfeld het mooiste prozastukje dat De Voght heeft gepubliceerd. En het strekt hem tot ere…
09-11-2015 om 11:22
geschreven door Gust A.
|