Beste broeders en zusters,
Zoals u zich wellicht herinnert, is de Dag van het Godgewijde Leven vorig jaar in de media niet onopgemerkt voorbijgegaan. Daarbij werd vooral gefocust op de vergrijzing van onze gemeenschappen. Er zijn steeds minder religieuzen in Vlaanderen, dit was zo een beetje de teneur van de berichtgeving. Van wat religieuzen, ook bejaarde religieuzen, allemaal doen in hun gemeenschappen en daarbuiten werd met geen woord gerept, noch van wat onze gemeenschappen voor veel mensen betekenen.
Na de voorstelling van het eerste jaarrapport van de katholieke Kerk in België in november jongstleden viel er een soortgelijke reactie te bespeuren.
Dat meer dan de helft van de bevolking zich ‘nog’ katholiek noemt verbaasde, maar ook dat duizenden mensen jaarlijks op retraite gaan naar een klooster of abdij.
Deze reacties doen denken aan wat de heilige Johannes geschreven heeft: De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet. (1 Johannes 3,1)
Wij hebben lief, omdat God ons het eerst heeft liefgehad (1 Johannes 4,19)
Waarom bekeren mensen zich, waarom worden zij christen? Omdat zij op een gegeven ogenblik gegrepen zijn geweest door het getuigenis van christenen, door de schoonheid van het christelijk geloof. Zij hebben Jezus ontdekt, de mens geworden liefde van God, die zin en betekenis geeft aan het leven. Deze warme, tedere liefde verandert hun kijk op de medemens. Het dubbele gebod van de liefde – God liefhebben en de naaste als onszelf1 – wordt heel concreet voor hen, zoals dat ook bij ons, religieuzen, het geval zou moeten zijn.
Heeft de heilige Johannes niet geschreven: Wij hebben lief, omdat God ons het eerst heeft liefgehad. Maar als iemand zegt dat hij God liefheeft, terwijl hij zijn broeder of zuster haat, is hij een leugenaar (...). Wie God liefheeft, moet ook de ander liefhebben?
Gods liefde voor ons kan alleen maar beantwoord worden met liefde tot de medemens.
Omzeggens al onze stichters en stichteressen waren doordrongen van deze gedachte. Daarom hebben velen van hen hier en elders onderwijs- en zorginstellingen opgericht. Maar deze liefde moet op de eerste plaats beoefend worden binnen het klooster of de congregatie. Eigenlijk zou iedere religieuze gemeenschap een schola amoris moeten zijn, een leerschool van liefde.
Wij leven samen en hebben elkaar lief, omdat wij weten dat God ieder van ons liefheeft.
De heilige Paulus VI had het over het primaat van Gods liefde, waarvan de religieuzen moeten getuigen. Kan ons leven als religieuzen niet beschouwd worden als een antwoord op Gods liefde? Ligt deze liefde niet ten grondslag aan onze roeping? Hebben wij deze liefde niet ondervonden bij onze intrede en onze professie, en in ons verdere leven?
Met de heilige Johannes kunnen wij uitroepen: Hoe groot is de liefde die de Vader ons betoond heeft! Tegelijk moeten wij vaststellen, zoals de heilige Johannes, dat velen rondom ons deze liefde niet ondervinden.
Onze liefde voor God en onze levenswijze, die steunt op deze liefde, stuiten op onbegrip.
De wereld begrijpt ons niet, en ze kent ons niet, omdat zij Hem niet heeft erkend. Met deze laatste zinsnede legt de heilige Johannes de vinger op de wonde: de wereld erkent God niet, en daarom begrijpt zij ons niet en kent zij ons niet. De uitdrukking de wereld duidt hier een manier van denken en doen aan, die indruist tegen het Evangelie en die helaas ook in onze gemeenschappen kan voorkomen. Onze professie heeft ons niet immuun gemaakt voor de nefaste invloeden van ‘de wereld’.
Een teken dat weersproken wordt (Lucas 2,34)
Op 8 december 2018 werden de martelaren van Algerije zalig verklaard, 19 religieuzen. Stuitend op onbegrip en soms zelfs op vijandigheid, delen wij het lot van Jezus. Daaraan worden wij vandaag herinnerd, in het evangelie van Jezus’ opdracht in de tempel. Een teken dat weersproken wordt, zo wordt Jezus door Simeon genoemd. Jezus zal tegenkanting ondervinden. Uiteindelijk zal Hij gemarteld en gekruisigd worden. Daarop alludeert Simeon, wanneer hij tegen Jezus’ moeder zegt dat haar ziel doorboord zal worden door een zwaard.
De laatste levensdagen van Jezus zijn één lijdensweg geweest. Opstandigheid, verbolgenheid, boosheid waren Hem echter vreemd. In de eerste Petrusbrief kunnen wij lezen: Als Hij uitgescholden werd, schold Hij niet terug. Als men Hem leed aandeed, uitte Hij geen dreigementen. Wat hier over Jezus gezegd wordt, refereert aan het lied van de lijdende dienaar in het boek Jesaja. In deze lijdende dienaar herkennen we Jezus: Veracht en door de mensen verstoten, Man van smarten (...).Men mishandelde hem en hij heeft het aanvaard (...). Zoals een lam dat naar de slachtbank wordt geleid en zoals een schaap dat stom is voor zijn scheerders, heeft hij zijn mond niet geopend.
Jezus verzette zich niet, toen Hij mishandeld werd; Hij beantwoordde de beledigingen met stilzwijgen.
Deze zachtmoedigheid vinden we terug bij de martelaren van Algerije. Juist deze houding maakte hun getuigenis zo sterk en sprekend, met name bij hun islamitische medeburgers. Talrijke moslims deelden trouwens hun lot.
Liefde en zachtmoedigheid
In deze kille maatschappij moeten wij, religieuzen, ons onderscheiden door liefde en zachtmoedigheid.
Daarbij inspireren wij ons uiteraard op Jezus, maar ook op zijn moeder, die bij het kruis stond. In een preek zegt Bernardus van Clairvaux tegen haar: Een schrijnende smart doorboorde uw ziel. Terecht kunnen wij u meer dan martelares noemen, want bij u was het gevoel van het mede-lijden groter dan de pijn van het lichamelijk lijden, en de heilige abt besluit: Het hart van Maria was verre van liefdeloos, moge het ook zo zijn bij haar vereerders, onder anderen bij de religieuzen.
Moge deze wens in vervulling gaan! Moge deze Dag van het Godgewijde Leven onze liefde versterken en ons meer zachtmoedig maken!
Namens de leden van de raad van bestuur, abt Frederic Testaert o.praem., voorzitter