Ik ben Journée Wilfried , en gebruik soms ook wel de schuilnaam PAPOUM.
Ik ben een man en woon in LANDEN (België) en mijn beroep is gepensioneerde , slapen, goed eten en drinken..
Ik ben geboren op 04/06/1944 en ben nu dus 80 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: wielersport en tafeltennis, geschiedenis, reisverhalen, chansons, humor..
C'est plein d'Uylenspiegel Et de ses cousins Et d'arrière-cousins De Breughel l'Ancien
Le plat pays qui est le mien.
Tous les chemins qui mènent à Rome Portent les amours des amants déçus et les mensonges des anges déchus.
Pelgrim
Wat zich gaande voltrekt in de ziel van de pelgrim is niet een toenemend verlangen naar het bereiken van zijn reisdoel, niet het vinden van het heilige aan het einde van zijn bedevaart, maar zijn overgave aan de ruimte, aan de kiezels op zijn pad, zijn besef van niet-weten, zijn afdalen in de leegte.
Zijn benen worden zijn vrienden, de regen zijn lijden, zijn angst wordt gericht naar de honden langs de weg, het vele legt hij af en hij rust in het Ene. Al trekkend komt hij nergens, voortgaande bereikt hij niets, maar zijn vreugde neemt toe om een bloem en een krekel, om een groet en een onderdak.
Zijn reisdoel en zijn thuis vloeien samen aan de horizon, hemel en aarde vinden elkaar op het kruispunt van zijn hart. Het heilige verdicht zich in de dieren en de dingen. Zijn aankomst ligt verborgen in de wijsheid van het Zijn.
Catharina Visser
De Weg.
In de verte gaat een pelgrim, eenzaam over het pad. Met een blik voorwaarts, eindeloos turen naar het pad. Het pad dat hem leidt, de wind die hem begeleidt. Samen èèn met de natuur, de geur,het geluid en omgeving. Daar toont de schepping hem, nederig dat het pad van zand zo hard als steen is. Soms ook warm,koud en nat. De pelgrim stapt over het harde pad, met als enige vriend zijn schaduw. Samen op hun weg.
When we got to the sea at the end of the world We sat down on the beach at sunset We knew why we had done it To know our lives less important than just one grain of sand.
En camino de Santiago Sur le chemin de St Jacques Iba una alma peregrina Allait une âme pérégrine Una noca tan obscura Une nuit si obscure Que ni una estrella lucia ; Que ne brillait aucune étoile ;
Le patron de toutes les filles C'est le saint Jacques des Bourdons; Le patron de tous les garçons C'est le saint Jacques des Coquilles. Nous pouvons tous les deux nous donner un bouquet, Coquilles et bourdons exigent que l'on troque; Cet échange affermit l'amitié réciproque, Et cela vaut mieux qu'un œillet.
Dat een pelgrim bij terugkomst niet wordt herkend door de mensen thuis, is een geliefd thema in middeleeuwse pelgrimsverhalen. Waarschijnlijk wil de legende daarmee aanduiden, dat de pelgrim door zijn bedevaart een ander mens is geworden; hij is op Christus gaan lijken. Dat wordt uitgedrukt door de omstandigheid dat de mensen van vroeger de teruggekeerde pelgrim niet meer herkennen: hij beantwoordt niet meer aan het oude beeld, dat zijn nog hebben; de pelgrim is een nieuwe mens geworden.
Betrouw geen pelgrim met een baard Die met een schooikroes geld vergaart Al beed'lend langs de wegen sjokt En met een deerne samenhokt.
Priez pour nous à Compostelle - Barret et Gurgand - 1977.
Par milliers, par millions, le besace à l'épaule et le bourdon au poing, ils quittaient les cités, les chateaux, les villages, et prenaient le chemin de Compostelle. Gens de toutes sortes et tous pays, ils partaient, le coeur brulant, faire leur salut au bout des terres d'Occident, là où la mer un jour avait livré de corps de l'apotre Jacques.
Ik had het eerst niet in de gaten, en opeens zàg ik het spoor dat jij voor mij hebt nagelaten.
Mon père .
Assis dans un vieux fauteuil Recouvert d'un plaid usé, Il rêve de son passé, En attendant le sommeil.
La fumée d'un cigare Flottant au-dessus de lui, D'une auréole, pare, Sa tête grise, de nuit.
Vêtu d'un pantalon gris, Chemise de flanelle Sous le tablier bleu sali. Sa casquette est belle.
Il sait déjà que demain, Sera le grand jour pour lui. Mais il ne regrette rien, Et partira seul sans bruit .
***
La mort .
Le jour où tu viendras, A l'aube d'un matin, Me tendre les bras Me chercher par la main, Entre comme moi Par le fond du jardin.
Tu essuyeras tes pieds Sur le grand paillasson, Pour ne pas marquer Tes pas dans le salon, Et n'oublie pas d'ôter Ton noir capuchon.
La table sera mise Et le vin bien chambré, Quand tu sera assise Nous pourrons le goûter, Avant que je ne suive Ton ombre décharnée .
Mais si tu préfères Par surprise me faucher, Au début de l'hiver Ou au soir d'un été, Pousse la barrière Elle n'est jamais fermée.
Avant de m'emporter, De rendre ma valise, Laisse-moi griffonner Une dernière poésie Où je ferai chanter La beauté de la vie.
Ce n'est pas ce matin Que je quitterai le port, Puisque de mes mains J'ai caressé si fort Ses lèvres de satin Que je t'oublie, la mort.
+++
SEUL SUR LE CHEMIN .
J'ai traversé des villes, J'ai longé des cours d'eau J'ai rencontré des îles J'ai cotoyé le beau !
Tout au long du voyage Rien ne m'a retenu Même pas un signe de croix Tracé d'une main tremblante.
Le vent, la mer, la pluie M'ont façonné le coeur. Je suis leur propre image, Immuable douleur.
Je fais signe aux oiseaux, Seuls amis de ce monde, Qui m'entraînent dans une ronde A m'en crever la peau.
J'ai traversé des coeurs, J'ai rencontré des bras, J'ai caressé des fleurs, J'en ai ceuilli pour toi.
TENNIS DE TABLE MESATENISTA PING PANG QIU TISCHTENNIS TABLE TENNIS
photos courtesy ITTF
乒乓球 Stolni tenis Tenis Stolowy
ITTF TABLE TENNIS Classement mondial 26 - 08 - 2012 World Ranking Weltrangliste Ranking Mundial Värlen Rangordning Classifica Mondiale MESSIEURS : 1. ZHANG Jike - CHN 2. MA Long - CHN 3. XU Xin - CHN 4. WANG Hao - CHN 5. MIZUTANI Jun - JPN 6. MA Lin - CHN 7. BOLL Timo - GER 8. CHUANG Chih-Yuan - TPE 9. OVTCHAROV Dim - GER 10. WANG Liqin - CHN 11. JOO Se Hyuk - KOR 12. OH Sang Eun - KOR
-- DAMES : 1. DING Ning - CHN 2. LI Xiaoxia - CHN 3. LIU Shiwen - CHN 4. GUO Yan - CHN 5. ISHIKAWA Kasu - JPN 6. FUKUHARA Ai - JPN 7. FENG Tianwei - SIN 8. KIM Kyung - KOR 9. GUO Yue - CHN 10. WANG Yuegu - SIN 11. WU Yang - CHN 12. TIE Yana - HKG
De noodklok belt slechts éénmaal Komt weldra de ultieme speeltijd Ademen voor de laatste maal Gelukkig geen haat noch nijd Toch af en toe een flater Een zorg is dit voor later Lopen van os naar ezel Toch af en toe een flater Niet knikkers tellen, wel het spel Lopen van os naar ezel Dagelijks goed aan de kost Niet knikkers tellen, wel het spel Verwachtingen zelden ingelost Dagelijks goed aan de kost De beste blijft mijn moeder Verwachtingen zelden ingelost Water is het kostelijkste voeder De beste blijft mijn moeder Om bestwil een toontje lager zingen Water is het kostelijkste voeder Op zoek naar de diepte der dingen Om bestwil een toontje lager zingen Komt het varksken met de lange snuit Op zoek naar de diepte der dingen Nu is dit pantoumeke bijna uit Komt het varksken met de lange snuit Ademen voor de laatste maal Nu is dit pantoumeke bijna uit De noodklok belt slechts éénmaal.
Tibertyn. ***
Kleine mensenhand strooit op winterse dag kruimels voor de mus.
Schelpen op het strand die worden door de branding voor ons kind gebracht.
Molens in de wind draaien, draaien, en draaien in het vlakke land.
Kerstman in de straat borstelt met grote bezem sneeuw weg van de stoep.
De dode takken breken af bij felle wind van de avondstorm.
Kreten in de nacht van kikkers in de vijver lokken de reiger.
Hulpeloos jong lam verloren tussen struiken waar de wolf vertoeft.
De werkzame bij zoekt in de roze bloesems lekker naar honing.
The country with the biggest population in the world, the People's Republic of China, regards this sport as the most important.”
De pelgrim.
Hij is op de weg alleen al weet hij nog niet waarheen maar ergens stond geschreven dat hij die richting moest gaan en aarzelt hij soms even langs de eindeloze baan terwijl hij in zijn hart voelt dat velen eerder gingen mijmerend over dingen terwijl een windje afkoelt .
Verder dan Rome loopt de weg.
Ervaringen van een pelgrim.
13-03-2011
IN MEMORIAM : De Ronde van Limburg voor profs te Sint-Truiden.
De laatste winnaar van de Limburgse Ronde MarcWauters
Tijdens de eerste zondagen van het wielerseizoen 2011 waren vele wielerliefhebbers uit Haspengouw en Limburg aanwezig op de koersen te Brustem, te Zepperen en te Runkelen, terwijl ook reeds de organisaties te Aalst-bij-Sint-Truiden weldra zullen volgen. Dit zijn nu de grote wielerzondagen van ieder voorjaar. De plaatselijke renners, en ook zij die van verder komen, krijgen er de kans om te bewijzen dat zij niet alleen op mooie nieuwe fietsen koersen, maar ook dat zij zich tijdens de winter als voorbeeldige sportlui hebben gedragen. De oudere en vooral de zeer oude supporters zakken af naar de koersen in Zuid-Limburg met verdriet in het hart, omdat zij weten dat in het Sint-Truiden van vroeger er een heel grote wielerkoers was, namelijk de Ronde van Limburg. Deze semi-klassieker van weleer, evenwaardig aan Kuurne-Brussel-Kuurne van tegenwoordig, is van het kalender verdwenen, in de sportstad waar bijna alles in het teken kwam te staan van Koning Voetbal. De laatste winnaar was in 1994 de geliefde Limburgse wielerkampioen Marc Wauters. Hij was pas toen overgestapt van de Lottoploeg naar het meer internationale Team Wordperfect en stelde al onmiddellijk zijn nieuwe werkgevers tevreden door zijn schone overwinning in de fruitstad.
De Ronde van Limburg was geen kleine koers. Niet minder dan 60 keren werd deze wegrit betwist in de vaak slechte weersomstandigheden die er in het voorjaar kunnen bestaan. De vroegere beroepsrenners konden zich nog niet voorbereiden in warme oorden, doch warm ingeduffeld trainden zij samen in groepjes hier in Vlaanderen, op wegen die door minder auto's veel veiliger waren. Het was hard om op de eerste zondag van maart reeds een koers over 200 km te bewisten door winderige velden en boomgaarden. Maar toen was er ook winterbedrijvigheid in de overdekte velodrooms. Daarom was de Ronde van Limburg vaak een strijd tussen de baanrenners met hun snelle benen en de zuivere wegrenners die de lange afstand beter verteerden.
Via internet is het mogelijk om in de archieven het volledige palmares van deze Ronde van Limburg voor Beroepsrenners te vinden. Iedere oude wielerliefhebber verbleekt en vraagt zich af hoe zo'n schone koers, met zoveel sportgeschiedenis, is kunnen verdwijnen. Grote namen uit de wielersport stonden te Sint-Truiden op het podium. Ik wil ze graag citeren : de wereldkampioenen Marcel Kint, Eloi Meulenberg, Rik Van Steenbergen ; de winnaar van de Vuelta Ward Van Dijck ; de winnaars van Parijs-Roubaix Georges Claes, Peter Post, Eddy Planckaert, Eric Vanderaerden ; de winnaars van Luik-Bastenaken-Luik Fons Schepers, Frans Schoubben, Guido Van Sweeveldt ; de winnaars van de Waalse Pijl Frans Verbeeck, Willy Vannitsen, Daniel Willems ; de winnaars van Parijs-Brussel Frans Bonduel, Georges Van Coningsloo, en Wim Arras .
Mooie opsomming, uiteraard, maar er ontbreken toch ook vele beroemde mannen op dat palmares. Geen spoor van Merckx, De Vlaeminck, Van Looy, Schotte, Godefroot, Ockers, Leman, e.a. ... zij gingen één dag eerder heel diep en moesten rusten, vroegen een te dikke startpremie, waren al op reis naar een buitenlandse koers, of zij vonden dat er op Limburgse wegen te weinig eer en te weinig centen te verdienen waren. Ieder jaar hadden de afwezigen wel een goede reden kan woren aangenomen. Naast de renners van wie de namen niet werden vergeten, omdat het grote kampioenen waren, kenden vele andere renners hun gloriedag te Sint-Truiden. Ik noem maar twee van zulke renners : Karel Van Dormael , de wielerheld van Montenaken uit de fifties, en Jos Dewit, winnaar in 1964. Deze laatste is inderdaad die motorrijder met de cameraman van onze televisie die gedurende zovele jaren zorgde dat wij in onze warme huiskamers gezellig de koersen op onze schermen konden volgen.
De oude fans zullen Willy Vannitsen nooit vergeten.
De vijfde Milaan-San Remo werd betwist op 2 april 1911.
Het was regenachtig toen 70 wegrenners om 5u40 in de ochtend vertrokken voor 289 km. Talrijke renners die op de inschrijvingslijst stonden, namen de start niet, maar dat gebeurde meer in die dagen. Tussen deze forfaits waren Ernest Paul, de halfbroer van Faber, en Dortignac een bekend Frans renner, alsook 24 Italianen. De vier enige finishers van 1910, de verschrikkelijkste editie ooit die betwist werd in sneeuwstormen, waren wel aan de start, Christophe, Cocchi, Marchese, en Sala.
Om te onderzoeken of de koersfietsen uit Frankrijk nog altijd beter waren dan die uit Italië zouden twee zeer sterke teams mekaar bekampen. Alcyon staat op de Piazzale Ticino met de grote François Faber, de Belgen André Blaise en Jules Masselis, en de Fransen Eugène Christophe, Gustave Garrigou, Louis Trousselier, en Henri Lignon. Bianchi treedt aan met Carlo Galetti, Eberardo Pavesi, Mario Bruschera, Dario Beni, Giovanni Rossignoli, en Carlo Oriani. Verder nemen aan deze grote koers voor beroepsrenners nog volgende merkenploegen deel : Legnano, Senior, La Française, Automoto, Atala, Fiat, Torino en Dei, hetzij dan slechts met één tot vier renners. De andere renners rijden voor eigen rekening en worden gesteund door wielerclubs of door hun familie.
Het startschot is nog maar pas gegeven of daar valt de Duitser Strasser reeds. Hij moet opgeven want zijn fiets is kapot. Vele andere renners worden ook niet gespaard, gevloek in de nattigheid en het slijk wordt regelmatig gehoord. Zelfs de topvedetten als Petit-Breton en Galetti krijgen een platte band. De kampioen van Italië Petiva staat gedurende 12 minuten langs de kant te sleutelen om zijn velg terug recht te krijgen. De Tourwinnaar Lucien Petit-Breton die afkomstig was uit Argentinië (zoals Juan-Antonio Flecha heden ten dage) moet opnieuw een ander bandje leggen. Te Pavia voor eigen deur stopt Rossignoli om te repareren. Michelotto, een ander sterke renner verliest zijn koers omdat hij plots moet uitwijken voor een onvoorzichtig kind en zo zijn wiel breekt tussen de stenen.
Slechts kleine inspanningen worden gedaan om animatie in het peleton te brengen. Te Ovada ( km 120 ) is er tot dan nog geen ontketende renner gezien, noch een beul die de benen en de pezen van zijn tochtgenoten heeft willen pijnigen. Meer helllingen wijzigen weldra de groep in een lang lint. Na Masone wordt het ernstiger door de aanmoedigingskreten van het talrijk publiek en de Turchino die in het zicht komt. De spanning stijgt bij renners en volgers. Vijftien renners rijden samen in de kopgroep. Wanneer de Fransman Lignon het tempo nog verhoogt blijven weldra nog negen mannen vooraan en dat zijn bekende namen : Lignon, Galetti, Ganna, Garrigou, Masselis, Blaise, Trousselier, Faber en Godivier.
Km 145. Top van de Turchino. De sterke Lignon komt eerst voorbij met in zijn wiel de andere vluchters. Daarna volgen Durando en Bianco op 1', Cuniolo op 2', Agostoni op 2'10", Bolzoni, Sala, Fattori, op 2'40", Rossignoli op 3", Luigi Azzini op 6', Pavesi, Canepari, Petit-Breton komen al op 11' . In de bergaf beginnen Garrigou en Trousselier te rijden als gekken. Zij vliegen door Voltri ( Km 157) met reeds 1' voorsprong op hun landgenoten Lignon en Godivier, en 2' op Masselis, Faber, Blaise, en dan volgen ontelbare kleine groepjes. Opmerkelijk is de prestatie van Luigi Azzini die in achtervolging nog veel sneller reed dan de Fransen die de race kleur geven.
Garrigou en Trousselier, de rugnummers 56 en 57, bundelen hun krachten en gaan op zoek naar de heldenstatus. Nadat vele Italiaanse renners achterstand hadden goedgemaakt, klonteren zij weldra samen in groepjes waar niemand nog wil werken. Te Savona gekomen (Km190) noteren de persjongens dat de voorsprong van beide vluchters 5' is geworden. Te Vado ( Km 195) kan Louis Trousselier het tempo van Gustave Garrigou niet meer volgen. en zeven km verder is het gat tussen de twee koplopers reeds 2'40" geworden. Langs de zee loopt Garrigou naar de zege. De overige achtervolgers zijn ondertussen op 6'20" gefietst, en zij willen of kunnen niet beter.
Deze Garrigou, die in de eerste Milaan-San Remo reeds een hoofdrol had gespeeld, gedraagt zich nu als een koning op weg naar een triomf die later van hem een van de grootste renners uit die heroïsche periode maakt. Hij vliegt over de 'capi ' die het eind van deze klassieker zo kunnen verzwaren. Met 7' voorsprong op zijn ' équipier' bereikt hij de eindstreep. Zo neemt hij weerwraak. Want reeds als jonge renner was hij de sterkste geweest in 1907, maar hij werd toen te zenuwachtig door de discussies op het laatste van de koers, met de Diavolo Rosso Gerbi en de lepe Lucien Petit-Breton.
Onze twee landgenoten, de Luikenaar Blaise en de Westvlaming Masselis bleven aan de zijde van hun vriend Faber, de reus van Colombes die niet echt goed presteerde tijdens deze klassieker. We mogen hen toch niet als knechten beschouwen, want na de afwezige Van Hauwaert waren zij toen in de lente 1911 de twee sterkste Belgische wegrenners. Garrigou zal dat jaar de Tour winnen. De tweede, Trousselier, had die Tour reeds gewonnen in 1905. Ganna is de winnaar van de Giro 1909. Carlo Galetti zou dat jaar de Giro winnen.
De veertiende van de uitslag Carlo Oriani is een naam die moet worden onthouden voor de sportkwissen. Deze Carlo won de Giro di Lombardia 1912 en de Giro d'Italia 1913. Hij stierf aan het front in 1917 door een longontsteking omdat hij in ijskoud water sprong om een andere soldaat te redden. Girowinnaar en een oorlogsheld, zo'n kerel mag nooit vergeten worden ! De Fransen bewezen hoe sterk zij waren en hoe goed het materiaal was dat zij gebruikten. Niemand merkte op die 2de april 1911 langs de kant van de weg een jonge wielrenner op, die de grote profs van de Primavera kwam bewonderen. Tot grote woede van zijn vader oefende hij reeds gedurende drie jaren dagelijks 40km maar in de koersen realiseerde hij niets. Maar deze boerenzoon harkte moedig verder en twee weken nadat hij Garrigou en Trousselier had gezien, won hij zijn eerste wegkoers bij de amateurs te Stazzano over 96km. Costante Girardengo, geboren op 18 maart 1893 heeft gedurende het wielerjaar 1911 nog 20 andere koersen gewonnen en dat leverde hem een profcontract op bij de Fietsen Maino. De eerste campionissimo was in aantocht.
Individueel Klassement
1. Gustave GARRIGOU (Fra-Alcyon) en 9h37'00" 2. Louis Trousselier (Fra-Alcyon) à 6'00" 3. Luigi Ganna (Ita-Atala) à 16'00" 4. Carlo Galetti (Ita-Bianchi) à 20'00" 5. Henri Lignon (Fra-Alcyon) 6. Eugène Christophe (Fra-Alcyon) à 21'00" 7. Dario Beni (Ita-Bianchi) à 23'00" 8. Marcel Godivier (Fra-La Française) à 23'30" 9. Alfredo Sivocci (Ita-Senior) à 23'40" 10. Luigi Azzini (Ita-Legnano) à 24'00" 11. André Blaise (Bel-Alcyon) à 24'30" 12. François Faber (Lux-Alcyon) à 27'30" 13. Jules Masselis (Bel-Alcyon) 14. Carlo Oriani (Ita-Bianchi) à 29'00" 15. Giovanni Rossignoli (Ita-Bianchi) à 33'00" 16. Ugo Agostoni (Ita-Atala) à 34'00" 17. Pierino Albini (Ita-Atala) à 38'00" 18. Eligio Bianco (Ita-Torino) à 39'00" 19. Lauro Bordin (Ita-Senior) à 40'00" 20. Carlo Durando (Ita-Torino) à 40'30" 21. Faccio Bolzoni (Ita-Dei) à 46'00" 22. Giovanni Cuniolo (Ita-Individueel) à 50'00" 23. Enrico Sala (Ita-Senior) à 50'02" 24. Mario Pesce (Ita-Individueel) à 52'00" 25. Clemente Canepari (Ita-Legnano) à 52'01"
Nade neerslag van de voorbije dagen is het ongewoon warm in Mazurië. De trein bracht me via Bialystok naar Suwalki, een grensstadje . Ik rammel van de honger en haal brood, bananen, kaas, worst, melk en water in een sklep (Poolse winkel). Het is vandaag Christus Koning, een belangrijk kerkelijk feest voor de meeste Polen. Na de kerkdienst viert de familie verder aan de feesttafel. Vandaag begint ook de grote zomervakantie.
Na de picknick in het park en een hazenslaapje kan ik er weer tegen. Bij het verlaten van Suwalki vraag ik met de nodige gebaren aan twee vrolijke scholieren of ze een foto van me willen nemen. Zo'n kiekje net onder een wegwijzerpaal is een herinnering voor later, maar ook een bewijsstuk. Op het thuisfront heerst vaak twijfel of opa zo ver geraakt is op de fiets.
De voorbije weken was ik goed bezig en bezocht de toeristische topper Krakoven Warschau. Nu voel ik wat pijn in de kuiten, maar ook de voldoening van het fietsen door de oneindigheid van het vlakke Poolse landschap. Ik fiets door bossen en langs meren, akkers en weiden, zo groen als alleen in Mazurië gras groen kan zijn in dit jaargetijde. Dorpen met vreemd klinkende en nietszeggende namen lachen me toe. De richting die ik uitga geeft weinig kopzorg: steeds rechtdoor naar het westen met de wind op mijn linkerflank. Ik zie ooievaars, wilde eenden, een sierlijke zwaan met een kroostrijk gezin. Plots dreigen zwarte wolken, weldra gevolgd door donder en bliksem. Het duurt niet lang voorleer het nat uit de hemel klotst. De eenden op het meer zijn dolgelukkig, snoek en karper jumpen omhoog en zwemmen van zottigheid rugslag. Na een spurtje bereik ik de aanlegplaats voor boten en het café aan de waterkant. Een waterspoor achterlatend stap ik het restaurantje binnen. Het ruikt er heerlijk naar frituurvet. Maar hoe bestel je in een plaatsje als Olecko frieten met tartaarsaus en braadworst?
Ik begin alvast met een biertje en kijk wat er op tafel komt rondom mij. Daar zitten vooral lijnvissers die door het onweer naar hier afzakten. Zij bestellen bier en ijskoude wodka, verse komkommers en, hoe gemakkelijk voor mij, gebraden worst en frieten. Aan het meisje achter de toog leg ik in mijn beste Duits uit dat ik ook zo wil eten. Enkele minuten later pluk ik met de linkerhand frietjes uit mijn teljoor, en vul met de rechter mijn dagboek aan. Het meer met het dartele waterwild biedt een prachtig spektakel. Het blijft doorgaan met stortregenen, wat een nattigheid! Gelukkig staat mijn tweewieler droog, beschermd onder een groot stuk plastiek dat ik vandaag al eerder gebruikte. De parking is bezaaid met plassen en de voeten van de nieuwe klanten zitten helemaal onder de roodbruine modder. Negen mannen, ik vermoed een aannemer met zijn werkvolk, komen het café binnen. Zij horen niet bij een katholieke parochie, althans zij vieren Christus Koning niet. Op zijn eerste vakantiedag is ook de plaatselijke schoolmeester de gelagzaal binnengekomen en neemt plaats naast mij. Het café begint meer en meer op een volle harington te lijken. De schoolmeester begint een praatje, eerst in het verschrikkelijke Pools en daarna in de aloude taal van Goethe. We geraken op dezelfde golflengte en voeren weldra een behoorlijk gesprek. Mijn tafelbuur legt me uit dat de plaatselijke volleybalploeg waarvan hij de coach is, hier verzamelt om het speelseizoen waardig af te sluiten met een etentje. Hij vreest dat met zoveel onverwachte klanten van de verhoopte gezelligheid weinig in huis komt. Hij nodigt me uit naast hem plaats te nemen aan de grote eettafel. Een reus van een vent laat meerdere kratten halve liters Pools bier Zywiec aanrukken. Mijn tafelgenoten drinken met gulzige slokken en om te bewijzen dat ook Belgen wat afweten van bierzuipen, schakel ik mijn slokdarm op een groter verzet. Dit gaat me goed af, ik heb de vorige dagen veel gezweet en mijn body voelt als een droge spons. Een nieuwe voorraad frisse halve liters wordt aangevoerd. De schoolmeester heeft mij ondertussen bij zijn sportmakkers als een verdwaalde fietsreiziger voorgesteld. Ik sla geen mal figuur tussen de drinkebroers en de man met het enorme postuur verwelkomt mij met een toast als een eregast. Hij blijkt de voorzitter van de club te zijn. Op tafel komen schotels met braadworst en knapperige komkommers, terwijl uit de binnenzakken van de mannen alcoholflessen rollen die van hand tot hand gaan tot ze leeg zijn. Nazdrovnjé!
Al een tijdje houdt een magere kerel aan de toog ons in de gaten. Hij wipt de ene wodka na de andere naar binnen, terwijl de dienster enigszins bezorgd naar hem en dan weer naar de sportgroep kijkt. Opeens begint onze tooghanger met een dubbele tong een resem scheldwoorden naar de schoolmeester te roepen. Deze legt me uit dat hij die kerel omwille van zijn wangedrag uit de ploeg heeft verwijderd. Een oud conflict dat door het onweer weer de kop opsteekt. De tooghanger werpt de schoolmeester ook het woord 'Swoecham' voor de voeten en dat betekent noch min of meer 'Nazi'. Dat de schoolmeester mij in het Duits te woord staat ligt zoveel jaar na het einde van wereldoorlog II blijkbaar nog gevoelig.
Door de zatheid van meerdere disgenoten glijdt de sfeer alsmaar af naar een bedenkelijker niveau. Daarom geef ik mijn 'przyjaciel skolameister' te kennen dat het voor mij tijd is om op te stappen. Ik druk hem en ook de voorzitter de hand. Ook in het café gaat het er alsmaar wilder aan toe. Het is ondertussen al een hele tijd opgehouden met regen, ik trek een paar droge sokken aan en spring op de fiets.
Na de regen dampt het landschap van goed gevoel. De lucht is zuiver en vol ozon. Onbeperkte energie welt in me op. Ik volg de N655 als een veroveraar, als een generaal van het Rode Leger. Mijn fiets is een felle Sovjettank.
Wronki. Wydminy. Zo heten de dorpen waar ik doorfiets. Ik krijg terug dorst. In een winkel die al gesloten is, bezorgt een ongerust kijkende winkelierster me toch nog een liter cola. Zie ik er zo meelijwekkend uit? Verder, steeds verder rijdt de eenzame fietser. Het is een heerlijke avond en ik heb een goed gevoel. Nog meerdere uren fiets ik zonder veel moeite verder, dan beginnen mijn benen te verzwakken. Ik hou het toch nog vele kilometers vol doorheen een vlakte, de bijna oneindigheid tussen Oeral en Oder. De nacht nadert. Nergens is iets te zien dat lijkt op een hotel. Een oude haas kan hier overal terecht voor een rustig slaapje. Tussen een haag en een graanveld leg ik mijn fiets neer en spreid het tentzeil. Gelukkig heb ik ondertussen een gebied bereikt waar het vandaag weinig regende. Een van mijn fietstassen dient me als kopkussen en ik kruip in mijn slaapzak. Boven mij fonkelen de maan en alle sterren van onze melkweg. Een weinig later val ik gelukzalig in slaap, verbonden met moeder aarde.
Met dauwdruppels in mijn baard begint de volgende morgen een nieuwe Poolse dag.
Maandag 31 - Leer . Kinderstemmen wekken mij. Om 7u55 ben ik in de keuken waar ik afspraak had met de bazige Mutti van zondagavond. Een uitgebreide Frühstück wacht op mij, doch het is een andere vrouw die me vraagt of ik misschien eitjes wil, gebakken of gekookt. Ik bedank daarvoor. Geen teken meer van de jonge dames uit Beieren. Een bon in twee exemplaren ligt klaar. Mijn naam, lidnummer, handtekening en afrekening komen er mooi op. Ik betaal en ben weg uit dit hotel voor protestanten. Ik zou graag de mooie fietsen bij Oltman gaan betasten, maar de winkel is gesloten. Om 8u45 ben ik reeds buiten de stad Leer. Mijn forme is uitstekend en de wind blaast in mijn voordeel. Ik koop twee blikjes Isostar om dat eens te proberen. Mijmerend over de mooie momenten en de wijn uit De Paardenbloem vervolg ik mijn route.
Hesel, Wiesmoor, propere weg met schoon fietspad, en er is ook goede bewegwijzering voor de mountainbikers langs het kanaal te volgen tot Wilhelmshaven. Prachtige dijk, aquarium met dieren uit de Noordzee, maar 'Schiff nach Helgoland' is niet meer mogelijk op het einde van het seizoen. Ik blijf wat snuffelen in de haven en kom aan het marinemuseum. Wilhelmshaven was belangrijk tijdens de Tweede Wereldoorlog met als glorierijk moment het te water laten van het Slagschip Tirpitz, en als dieptepunt op 6 mei 1945 de overgave van de Duitse marine aan de Poolse pantzersdivisie. Het regent weer. Ik schuil in het station, koop een Duitse telefoonkaart, maar vind er geen mogelijkheid om een ferry te nemen . Ik moet dus verder fietsen in wind en regen. Aan een afgelegen bar met sauna, in de natte polders, kan ik me goed schuilen wanneer dat nodig is geworden. Gelukkig is dit oord vol van dure verleidingen gesloten en komt mijn pelgrimszieltje niet in gevaar. Een kuuroord zou me moeten logeren kunnen doch ik draai verder om een langere afstand te scoren op mijn tellertje. Te Varel, eertijds de residentie van de graven van Altenburg, na 111 km kom ik aan Hotel Ahrens, stevig Pruisisch, nog van rond 1900 met de oerdegelijke gastvrijheid voor een niet te dure prijs. Zo eindigt de maand october voor mij nog redelijk goed. De kamer kost 40 DM. Ik drink voor 12 DM bier en knabbel voor 19,5 DM aan een geweldig Eisenbein.
De talrijke oude Duitse steden hebben een lange en boeiende geschiedenis.
Dinsdag 1 -Varel. Ontbijt met lekker brood. De 45-jarige zoon van de hotelbaas gedraagt zich nog als een teenager en draait Pop Music dat totaal niet is aangepepast aan de plaats, het uur, en de gasten. Het personeel is veel beter, beleefd en gedienstig. Aan een muur hangen kaders met verzamelingen foto's van wielrenners zoals Rütt; Ellegaard, en vooral van Willi Arend. Daar kan ik van genieten.Tot mijn verbazing is de houten kar waaraan ik mijn fiets had vastgeketend verdwenen uit de garage, maar gelukkig staat mijn vervoermiddel er nog. Toch besef ik dat ik mijn kabel en slot dus wel erg slecht had gebruikt en bovendien weet ik zelfs niet meer wat ik deed.
Fris en fit vertrek ik uit Varel. Vlug stel ik een probleem vast. Door zand en regen op de velgen zijn mijn remblokjes weggeschuurd. Ik heb geen remmen meer. Omdat de wegen vlak zijn, moet ik nergens remmen, maar in bebouwde kommen wordt het gevaarlijk ook al rijd ik niet sneller dan 20 km/u. Na 7 km stop ik om mijn vier remblokjes te draaien. Bravo. Dat ging gemakkelijk. Ik moet meer in mijn eigen kunde van mekanieker geloven ! Het is een schitterende dag om te fietsen. Zon. Goede frisse wind. Met vlotte pedaalslag vorder ik in de richting van Bremerhaven. Met een sprintje bereik ik te Blexen de ferry-boot, en dat was zeer nipt want drie seconden later is de boot al aan het varen. Aan de overkant gekomen probeer ik te telefoneren. Met mijn Duitse telefoonkaart gaat dat niet, ofwel versta ik het systeem niet. In ieder geval komt er op het venstertje van de telefoonkast ' Nicht Gültig ..! '. Ik troost me door in een restaurant in de haven zeevis met kartoffelsalat te bestellen : 13,90 DM voor de schotel en 3,50 DM voor ' Bitte ein Bit ...' . Voor een fietser is de doortocht van een buurt vol industrie niet zo aangenaam. Weldra kan ik gelukkig de richting van Bederkesa nemen, hetgeen duidelijk ''meer de natuur in" betekent. Eerst stop ik nog in een centrum waar ik in de Volksbank Belgisch en Nederlandse geld omwissel en ik ook een wegkaart koop van Schleswig-Holstein. Het is voor de mensen hier een gewone werkdag in de week, en dat is toch wel vreemd voor iemand aan wie men had geleerd thuis, op school, en ik de kerk, dat Allerheiligen toch zo'n belangrijke dag was, zoals Pasen en Kerstmis. Terwijl ik doorfiets denk ik nog aan Allerheiligen 1955, toen mijn heilige de wielergod Stanneke Ockers was, en toen ik voor het eerst vrij kwam uit het Klein Seminarie te Sint-Truiden. Dat mocht dan nog mits het naar huis meenemen van een pak straf ( het afschrijven van tien Franse lessen). Dit bijkomend schoolwerk had me wel goed gedaan want later op het jaar was ik de eerste van de klas in Franse taal. Ik fiets door het landelijke Schleswig-Holstein, mijmerend over mijn nare tijden van vroeger. Waarom toch ?
De jeugdherberg van Bad Bederkesa is de hele winter - en precies vanaf 1 november- gesloten. Om te bekomen van dit slechte nieuws ga ik koffie drinken op de oever van het meer. Mijn gulzigheid doet me een stuk Schwarzwalderküche bestellen en zo ben ik weer 9,80 DM kwijt. Goed bestemd geld want waar ik me bevind is het fantastisch mooi, een droom op deze schone herfstdag. Het toeristisch kantoor is gesloten, maar toch zit er nog een bibliothecaris die orde in de winkel aan het zetten is. Deze man regelt voor mij een kamer in het Dock See Hotel. Een weinig later kom ik daar aan. De manager en zijn vrouw, allebei 74 jaren oud, en ook bezitters van het restaurant aan het meer, ontvangen mij vriendelijk. De man kan niet nalaten van me te vertellen dat het grote geluk uit zijn leven was geweest dat hij de oorlogsjaren te Eeklo en te Lebbeke had mogen doorbrengen, en niet op gevaarlijke plaatsen waar duizenden andere jongens van zijn leeftijd waren gesneuveld. Na een wandeling ben ik overtuigd dat iedere toerist op weg naar Denemarken en verder gerust als halte Bad Bederkesa mag inlassen.
Strammer MaxWurst mit Kartoffelsalat
Ik eet een Strammer Max, en geniet daarna van mijn hotelkamer,doe mijn wasje, en belangrijk is dat ik doorneem wat er nog allemaal in mijn bagage steekt. Een versleten onderbroek, mijn oude pijamabroek, mijn natte fietsschoenen, de rotte zolen van mijn wandelschoenen, belanden in een pakje voor de vuilbak. Ik voel pijn in mijn nierstreek. Heb ik gedurende die natte dagen te weinig water gedronken ? Op deze dag legde ik zonder te forceren 72 km af. De kamer kost 70 DM.
Woensdag 2 - Bad Bederkesa. Op de 3de etage van het Seehotel ben ik lekker aan het ontbijten. Ik mag nog bijvragen al wat ik wil volgens de dienster, maar nog wat koffie meer maakt me al gelukkig. Die alte Germaanse Frau die nog graag over der Krieg en de tijd van toen praat, brengt het gesprek op de afgedankte onderwerpen van rond 1940, over rassenmengeling en over de gemeenschappelijke banden van Vlamingen en Duitsers. Het is een vriendelijke maar staalharde Wirtschaftsfrau. Ik leg haar uit dat ik ben geboren op 4 juni 1944, op de langste dag die was voorzien om alles toen te doen kantelen, en ook dat de voornaam Wilfried ook met een bijzondere betekenis op mijn kopje werd geplakt in die oorlogstijd van toen, waarover het goed is te kunnen praten nu, ongedwongen en met wijze koppen.
Ik stop nog aan het meer om mijn fiets wat te kuisen en te smeren, en om mijn pakje in een container te laten verdwijnen. Klein windvoordeel. Zeer mooi weer. Mijn nieuwe wegkaart is niet te groot, zodat de wind het papier niet scheurt noch wegblaast. Met munten telefoneer ik te Lamstedt nog maar eens naar mijn schat thuis voor 4,30 DM. Ik koop yoghurt, thee,cola, die ik meedraag in mijn stuurtas.
Rare ontoeting. Ik haal twee fietsers in die nog zwaarder geladen zijn dan ik. Zij zien er uit zoals clochards en zij zigzaggen op mankele oude tweewielers. Ik vertrouw zulke kerels niet in een eenzaam gebied tussen bossen en velden. Zij doen teken, maar ik negeer hen en vlieg hen zo snel mogelijk voorbij. Volgens mijn schatting komen zij uit het Oostblok en zoeken zij ergens werk en onderkomen in de boerderijen van Schleswig-Holstein. Zo bereik ik Wirschhafen waar ik voor 4,00 DM de boot kan nemen naar Glückstadt. Dit is de mooie overtocht van de Elbe ( Labe genoemd in Tsjechië), een van de belangrijkste stromen van Europa. De Elbe is 1164 km lang en op haar benedenloop ligt de wereldhaven Hamburg. Ik stel plots vast dat mijn electronisch tellertje blijft staan op km 4224,3. Het pilletje is op, want door de regen kan het niet zijn, vermits de zon schijnt en alles opdroogt. Ik nam de start op km 3070,0 en weet nu hoeveel ik reed sedert mijn start. Ik zal dus in mijn boekje verder noteren, alhoewel ik mezelf de vraag stel of dit eigenlijk van enig belang is.
Te Krempe wil ik in een bankagentschap nog een eurocheck gaan innen, dat geeft me de kans om te zien hoe zo'n kantoor er in Duitsland uitziet, vermits ikzelf al ruim een kwarteeuw doorbracht in zulke werkplaatsen. Ik ben krampachtig aan het zoeken naar mijn laatste papieren check. Mijn portefeuille valt op de grond zonder dat ik het voel. Gelukkig komt Herr Director de stoep opgewandeld en niet een gauwdief. Die vriendelijke man van de Sparkasse raapt mijn zo belangrijk stuk eigendom op en stopt het me goed in de hand.
Mijn organisatie in mijn fietstassen is slecht. Het is een absolute noodzaak van precies te weten waar alles steekt in de diverse onderverdelingen, aan het stuur, in de zakken aan het voorwiel, in de zakken aan het achterwiel, onder het zadel, op de porte-bagage, en ook wat en waar er iets op mijn lijf of in mijn kledij steekt. Dan verklap ik hier nog niet dat er ook heimelijk geld in mijn schoenen steekt, traveler checks tussen toegeplakte bladzijden van mijn notaboek verscholen zijn, en de ultieme reserve ergens is ingenaaid voor de allerhoogste nood. Een oude pelgrim op een randonneursfiets sleurt immers zowel het minimum als het maximum mee. Dat is echt niet zo eenvoudig !
Ik bereik Itzehoe tegen etenstijd. Vermits ik opmerk dat veel mensen zitten te eten in een wegrestaurant parkeer ik er vlug en veilig mijn fiets, goed zichtbaar voor mijn eigen ogen terwijl ik aan het tafelen ben . Wow, ... geweldige 'plat du jour' ... Wurst mit Kartoffelsalat ! Een uur later volgt een grove fout. Ik heb alvorens te stoppen mijn ketting niet van het grote 52 kamwiel laten zakken naar 42. Bij het verlaten van het Wurst & Kartoffel Haus wandel ik nog 30 m te voet tot aan het verkeerslicht dat volgt. Daar wacht ik tussen de auto's, steunend met mijn bil op mijn Brooks-zadel en met een voet op de straat. Op het ogenblik dat het licht op groen springt en alle autochauffeurs me vervloeken omdat ik in hun weg rijd, dan maak ik een te hevige beweging om op een verzet van 52 X 14 terug te vertrekken met mijn zwaar beladen fiets. Ik voel een korte hevige pijn in mijn knie. Terwijl ik op lager verzet lichtjes verder toer op mijn ovalen kamwiel blijft die pijn bestaan. Aan een klein hotel gekomen, denk ik dat ik misschien beter stop, maar omdat ik een visitekaartje meekreeg van een hotelletje dat 19 km verder ligt, rijd ik op dit uur van deze schone namiddag toch verder. Nog even stop ik op een plaats waar gratis een nieuw soort bier wordt uitgedeeld. Ik maak daar bij die bierdrinkers wat lol. Daarna begin ik weer te pedaleren , doch de ernst van mijn situatie wordt duidelijker. Ik heb nog altijd een pijnlijk gevoel in mijn knie door mij zo zwaar op te trekken aan dat kruispunt, onopgewarmd na mijn maaltijd.
Het herkenningsteken van de jeugdherbergen brengt me redding. Ik volg de pijlen naar deze oase van Itzehoe, terug achteruit op mijn route. Nog netjes op tijd kan ik me inschrijven zoals de strenge regels van het huis dat vragen. Ik huur een laken-slaapzak, vraag nacht, avondeten, en ontbijt. Dat kost niet meer dan 33,10 DM. Op een vroeg uur nog eet ik twee telloren soep, een pizza, met fruitsap à volonté. Zeer goed. De blonde Mutti heeft krolletjes, is jong en vriendelijk. Twee klassen slapen er die avond, één met bakvissen van 15 jaar, en één gemengde klas met 12 jarigen. Tijdens het nemen van mijn douche masseer ik mijn knie met heet water, en ongelukje, ook al bezocht ik de WC-pot wat eerder, ik ontdek in de douche dat ik wat diaree heb. Na vele liters heet water, en na wat lekker gelegen te hebben op mijn bed in mijn propere lakenzak, voel ik me veel beter.
Het is gedurende de vooravond daar veel te rumoerig. Ook al zijn er prachtige Lolita's tussen die schoolmeisjes, ik moet me als een wijze, eerlijke en deftige reiziger, mezelf verplichten tot een schone wandeling doorheen de Itzehoer Winkelstrasse Ik telefoneer naar huis om te vertellen over mijn knieprobleem. Op dat moment verneem ik dat er thuis geen probleem is, doch wel bij mijn moeder te Walshoutem, waar mijn twee broers en ik al vele jaren lang in het oude Zwembad Olympia een groot aantal vissen houden, aangekochte, elders gevangen, en van eigen kweek. Door de warmte, door de algen en waterpest, de blaren van de bomen en de rottende waterplanten, door de verloederde kwaliteit van het bronwater, is er een grove vissterfte begonnen en ontelbare vissen drijven al stervend aan de oppervlakte, terwijl de reigers komen dineren. Een vreselijke ecologische ramp is bezig in mijn heimat, in de jungle van mijn jeugd, en niemand heeft de tijd, de kennis, de kracht, de middelen en de wil om in te grijpen. Mijn oude moeder is razend ! Wat wil je dat ik doe, ik ben gestrand in Itzehoe ... ?
De Miami Ice is een lekkere tent waar ik soelaas zou moeten vinden, tot bedaring komen, en nadenken. Ik eet een Fantasia van drie bollen, drink een San Pellegrino watertje, en een expresso, en dat kost me 11,00 DM. Tijdens mijn weg terug kom ik langs een reisagentschap waar een berg reisgidsen van 1994 buiten op de stoep staat voor zij die nog enige interesse zouden hebben. Ik neem er enkele mooie mee om te lezen op mijn kamer. Terug in de jeugdherberg waar het muisstil is, want Duitse schooljeugd is gedisciplineerd na het doven van de lichten, open ik die mooie gekleurde boeken , maar vlug val ik in slaap na mijn knie te hebben ingesmeerd met verwarmend marmottenvet. Mijn verkenning van Itzehoe was voldoende om te weten dat er een spoorwegstation is van waar naar iedere bestemming uit de reisgidsen kan worden vertrokken, zelfs naar de Pepijnstad Landen, zo goed op de ijzeren weg gelegen tussen Lüttich und Brüssel.
Donderdag 3 - Itzehoe Mijn ontwaken verloopt moeizaam. Tot mijn verwondering heb ik nog weinig pijn in de knie, maar des te meer in mijn nierstreek. Ik realiseer dat ik uitgedroogd ben en afvalstoffen niet genoeg langs nieren en blaas werden verwijderd omdat ik sedert twee weken te weinig plat water heb gedronken. In de nattigheid had ik nooit dorst en reed ik vaak verder met lege drinkbussen. Ik begin mijn dag dus met het slikken van veel kraantjeswater .
Zittend op mijn bed moet ik nu de zware beslissing nemen. Moet ik op de zeventiende dag van mijn tocht verder rijden naar Flensburg en de Deense grens, of moet ik omkeren en terug naar huis ? Het stilvallen van mijn kilometerteller, pijnen aan de knie en in de rug, de doodgaande vissen, en het feit dat er te Itzehoe treinen stoppen, zijn voldoende redenen om op dat moment te stoppen. Maar geld en tijd heb ik nog genoeg om verder te zwerven terwijl na slecht weer, in dit komend begin van november meerdere uitzonderlijk warme dagen worden verwacht.
Alea Iacta est . Itzehoe - Landen per trein zal het worden. Ik zweer dat ik later een vervolg zal plannen, een fietstocht met start te Itzehoe, door de noordelijkste hoek van Duitsland, over de grens van Denemarken, die me zal brengen naar Flensburg, Kiel , Lübeck, Rostock, en waarom niet tot Berlijn. Ik zal me dan ook een week vestigen en uitblazen te Travemünde. Schone plannen voor later, niet zo lang meer want van vervroegd pensioen zal ik vanaf één maand na mijn 52-ste verjaardag kunnen genieten, vermits de Spaarkas zich omvormt tot de Bankverzekering Fortis.
Ik gebruik één van mijn grote groene plastieken zakken die in mijn Karrimor fietstassen mijn kledij hebben droog gehouden. Om gemakkelijker met de trein le reizen laat ik in de stad van burgemeester Harald Brommer veel overbodige bagage achter. Ik verspil niets want ik vertrok met kledij die al veel had gediend en dus mocht worden afgedankt waar en wanneer dat tot iets kon dienen. Een trainigsvest, een zwarte lange trainingsbroek, een volledige pijama, grijze en witte sokken, mijn rennerstrui met lange mouwen, drinkbussen, blauwe handdoek, Coca-Cola handdoek, gescheurd onderlijfje, dat verhuist allemaal naar de wegwerp in die plastieken zak, zodat heelwat volume vrijkomt in mijn twee achterste Karrimors. Ik kan al mijn andere tassen, mijn slaapzak, mijn pomp, en mijn papieren zo samenbrengen in die linkse en rechtse Karrimors, die aan mekaar worden gehecht en in de hand als een compacte reistas kunnen gedragen worden.
Na een vluchtig ontbijt, me goed bedienend met vlees en kaas die de schoolkinderen na vertrek lieten liggen, neem ik vriendelijk en zelfzeker afscheid van de Herbergmütti. In het station van Itzehoe leg ik mijn reisroute uit. Een dame kan me niet volgen, doch een andere Frau die wat hoger in rang is bij de Duitse Spoorwegen tovert mij verschillende bladzijden uit haar computer. Twintig minuten later heb ik een volledig Fahrplan tot Aachen, met de zekerheid dat mijn fiets me niet zal verlaten, met alle uren van aankomst en vertrek, met de nummers van de perrons inbegrepen. Zonder enig probleem rekent die vrouw ook vlot af met mijn Eurocard. Viermaal overstappen . De kostprijs bedraagt 150,30 DM . Mijn eerste trein vertrekt reeds om 9u42 en omstreeks 17u00 zal ik te Aachen zijn aangekomen, en dat is dan toch zo dicht bij België. We zullen op deze terugreis echt niet moeten sukkelen dankzij die handige computerlijst die ik bekwam.
's Avonds kon ik terug in eigen huiskamer naar het nieuws van Martine Tanghe kijken. Om 21u 00 slaagde ik er in van onze waterpomp terug te laten draaien en zo pompte ik beter water van de buurman waterkerskweker naar onze visvijver zodat vele vissen zouden in leven blijven. De rest van mijn vakantie bracht ik door met grote onderhoudswerken aan onze vijver, terwijl mijn broers toen wel een reden hadden om niet te moeten meewerken in de vuiligheid, maar me wel ontgoochelden.
Kaart van het nieuwe Duitsland na de val van de muur. Das Alte Rathaus von Itzehoe.
Tijdens mijn treinreis Itzehoe - Landen schreef ik in mijn notaboek deze woorden op van een groot dichter en alhoewel ik niet zeker ben of dit overeenstemt met het originele gedicht krijgt dit hier een plaatsje :
' Après mille dangers sur les routes sauvages je serai de retour dans mon village pour raconter aux miens et aux autres, à la veillée ou près d'un verre de vin, les splendeurs des crépuscules des Mers du Nord, les beautés aperçues là où nul autre s'en est allé et où mes coups de pédales m'avaient conduit suivant mille bons vents ... '
Op weg naar Rome verbeeldingsvol proza brengend op de tijdloze heirbanen van deze blog is het niet uitzonderlijk van een Roman tegen te komen, maar als de man Romain Gary heet dan is het de moeite om het even beter te bekijken.In het grote circus van de Franse letterkunde was Romain Gary ( 1914/1980 ) een piloot, schrijver, vertaler, filmregisseur, diplomaat, literair meesteroplichter, in tijden toen Charles De Gaulle, Gilbert Bécaud en Brigitte Bardot, zo belangrijk waren. Geboren te Vilnius - toen nog in Polen of was het elders - tijdens oorlog en revolutie, was Roman de zoon van een artieste. Zijn natuurlijke vader was onbekend en de man die zijn moeder huwde droeg de familienaam Kacev, hetgeen zorgde voor officiële papieren. Maar die echtgenoot liet vlug zijn kroost in de steek. In de woelige tijden van de burgeroorlog emigreert mama zoals velen uit Oost-Europa, en in 1925 runt zij te Nice een bed & breakfast. terwijl haar jongen in de Franse taal naar school gaat te Aix-en-Provence. Deze taal zal hij tijdens zijn leven zeer goed hanteren, terwijl hij zich eveneens uitdrukt in het Russisch, Yiddisch, Duits, Pools, en Engels.
Vanaf 1933 studeert Roman Kacev rechten te Parijs, waar hij omwille van het antisemitisme zijn naam wijzigt in Romain Gary en hijdoor naturalisatie Fransman wordt. Meer op café dan op de schoolbanken, haalt de levensgenieter toch zijn universitair diploma, en neemt hij in 1938 dienst als officier-piloot bij de Franse Luchtmacht, hetgeen een bijzondere wending zal geven aan zijn leven. In 1940 vliegt hij over naar Engeland waar hij zich aan de zijde van Generaal De Gaulle schaart. In Noord-Afrika, Europa, Egypte, Syrië, overleeft hij vele gevaarlijke opdrachten. Le Compagnon de la Libération, décoré de la Croix de Guerre, de oorlogsheld, Romain Gary wordt vanaf 1945 aangeduid door le Quai d'Orsay voor belangrijke jobs in de diplomatie, in Bulgarije, Zwitserland, Bolivië, en hij wordt weldra benoemd tot secretaris van de Franse delegatie bij de UNO te New-York. Nadien krijgt hij de hoge post van consul-generaal van Frankrijk te Los Angeles.
Romain Gary debuteert als schrijver in 1945. Hij munt uit door verzorgde stijl en door veel bittere humor. Hij schrijft minstens 37 boeken, die hij ook vertaalt en hij huwt met de Engelse schrijfster Lesley Blanch. Ondanks zijn werk als ambtenaar, zijn reizen en zijn verschijningen in het uitgangsleven, schrijft hij iedere dag gedurende vier uren. Hij noemt dit ' son évaluation quotidienne'. Hollywood biedt hem kansen in de film, zijn proza komt op het witte doek. In 1962 zorgt Romain Gary voor het scenario van The Longest Day , de unieke periode in 1944 die hij zelf had meegemaakt in Normandië. De bekende speelfilm Lady L met Sophia Loren, Paul Newman, David Niven, is ook volgens zijn scenario. Maar als criticus, scenarioschrijver, filmmaker, verdient hij niets.Wel ontmoet hij zo de mooiste vrouwen. Als diplomaat (1946-1961) heeft hij wel de middelen om een goed leven te lijden. Als beroemdheid en schrijver weet hij vanaf 1962 niet meer wat hij verdient, en in de seventies valt hij op door zich bijvoorbeeld in zeer speciale outfits te kleden.
Overal waar hij komt laat Romain Gary niemand onverschillig, zeker ook de dames niet. Maar er komt kritiek op hem, want een winnaar van de Goncourt Prijs zou volgens de critici zijn talent niet mogen verkwisten. Zijn liefdesaffaire met de jonge actrice Jean Seberg wordt dagelijks in de boulevardkranten uiteengesmeerd. Hij trouwt met haar in 1962. Roman Kacev, altijd nog op zoek naar zijn roots, niet verlegen om zich te verplaatsen met valse pasports of identiteiten, de schrijver die tijdens het werken aan een nieuw verhaal als het ware in het vel van zijn hoofdpersonage kruipt, brengt nu boeken in de winkels die geschreven zijn door René Deville, Fosco Sinibaldi, en vooral Emile Ajar. Hij voedert de persjongens met lokaas. Weldra bijten die in de door hem gebakken wafels. Zij schrijven dat er een nieuwe generatie is die veel beter het Frankrijk van na 1968 begrijpt. Penneridders die te veel in de USA verblijven, zoals Romain Gary zijn voorbijgestreeft en uit de mode. Maar die nieuwe Emile Ajar is ongetwijfeld de beste van de 'nouvelle vague' uit de boekenwereld. Wat moest gebeuren, is dan ook gebeurd, zulk een jong talent als Emile Ajar kreeg de Prix Goncourt.
De Académie Goncourt kende haar prijs in 1975 toe aan Ajar zonder eigenlijk te weten wie achter die schrijver zat. Een tijd lang beweerde Paul Pavlowitch (een zoon van Gary's neef), dat hij Emile Ajar was maar het bleef mysterieus rondom zijn schrijverschap. Tot aan het moment van Gary's overlijden in 1980 bleef de spookschrijver Ajar een vraagteken.Vermits Romain Gary ook al in 1956 met Les Racines du Ciel de prijs had gewonnen werd hij de enige schrijver die dat kon waar maken, met een geweldige goocheltruck weliswaar. Aan de Prix Goncourt, wellicht de belangrijkste litteraire prijs in Frankrijk, is amper een geldprijs van 10,00 verbonden (om met de metro terug naar huis te geraken), maar ieder jaar sedert 1903 hangt er een commercieel succes aan vast, de verkoop van honderduizenden exemplaren en ook vette baten voor de vertaalrechten.
Jean SEBERG (1938/1979) Toen de grootmeester van de Amerikaanse film Otto Preminger besloten had om het leven van Jeanne d'Arc te verfilmen liet hij aan 18.000 jonge vrouwen testen afleggen om de geschikte actricete vinden die deze moeilijke rol zou kunnen vertolken. Twee starlets bleven tenslotte over : Barbara Streisand en Jean Seberg. Het was deze laatste, een studentin uit Iowa die werd gekozen. Met haar androgyne verschijning, haar onschuldige maar toch erotische uitstraling, werd deze Jean Seberg in korte tijd een superster te Hollywood en te Parijs. Bonjour Tristesse, Jeanne d'Arc, A Bout de Souffle, Paint your Wagon, en Airport, zijn slechts vijf van de meer dan dertig films waarin zij was te zien. Ook al werd zij als Patricia Mancini in A Bout de Souffle een ikoon van de cinema aan de zijde van Jean-Paul Belmondo, toch is zij de vrouw van de flamboyante diplomaat Romain Gary. Maar de Amerikaanse is vooral graag verliefd en dat is zij zowel in fictieve affaires op het witte doek, als in het dagelijkse leven, en de lezeressen van de vrouwenbladen, magazine's over film, en de boulevardkranten, willen alles over haar weten. Haar grote liefde met Romain Gary duurt tot in 1970.
De slanke Seberg is op korte tijd schatrijk geworden. Volgens de toen heersende mode waaraan ook Maryline Monroe, Jane Fonda, e.a. zich begaven laat de Hollywoodster zich graag zien in de politieke middens die de gang van zaken in de Westerse democratiën contesteert. Zij verdedigt liberale gedachten en toont haar sympathie voor de Black Panther Party van MalcolmX. Een blanke filmster die optrekt met revolutionnaire zwarten, die deze verstopt in haar woningen en die ook geld geeft voor hun strijd, de gelijkheid van blanken en zwarten in de USA, dat kwam in het nieuws, dan werden de persjongens gieren. Jean Seberg staat weldra op de zwarte lijst van de F.B.I. en J.Edgar Hoover laat haar dag en nacht in het oog houden, en pesten met 'dirty tricks'. De filmster beweert dat zij als baas van eigen buik ook mag slapen met wie zij goesting heeft, zwarten, en latino's inbegrepen. Dat is toch immoreel vindt het blanke deftige America dat haar wegspuwt. Jean Seberg vlucht naar Parijs. Zij is zwanger, en de roddelbladen strooien rond dat de baby een negertje zal worden. Zij wint een proces tegen Newsweek dat leugens over haar had gepubliceerd. Maar deze toch wel bijzondere vrouw die te sterk meeleefde met zij die werden achtervolgd, voor zij die opkwamen voor het milieu en voor de mensenrechten, begon stilaan de situaties te onderschatten. Zij verloor haar kindje dat vroegtijdig op de wereld kwam. Zo gleed zij van depressie tot depressie, werd verslaaft aan alcohol en aan medicamenten, en soms leed zij echt aan obsessies en achtervolgingswaanzin. Tijdens een nieuwe crisis werd zij plots vermist. Pas 11 dagen later, op 30 augustus 1979, werd zij dood teruggevonden in haar auto op een parking waar zijzelf zeker niet kon naartoe gereden zijn. Er was grote twijfel of het geen moord was, want die frele vrouw had 8-promille in het bloed op het moment van haar dood. Zo iets is onmogelijk. Het graf van Jean Seberg bevindt zich in de Cimetière Montparnasse te Parijs.
TIRED OF BEING NOTHING BUT MYSELF. Op 2 december 1980 pleegde Romain Gary zelfmoord met een kogel door zijn mond naar de hersenen. De man die van zijn moeder en van vele vrouwen had gehouden, die had gevochten tegen het racisme, voor de rechten van de mens, en voor het behoud van het milieu, de man die joodse synagogen niet belangrijk had gevonden en katholieke kerken ook niet, de man die wel een vriend was van Charles De Gaulle, maar die niet aan politiek deed, vluchtte op het einde van dat jaar voor zichzelf. De man die voor oude waarden was ' pour la mère patrie ' meldde dat zijn daad niets te maken had met Jean Seberg, van wie hij na hun scheiding een vriend was gebleven. Deze romantische en tragische figuur, die uitbundig en vol passies had geleefd, zakte soms helemaal wanhopig weg. De laatste woorden die hij schreef waren : ' Je me suis bien amusé, au revoir et merci ... ' . Dertig jaren na zijn dood blijft deze veelkleurige schrijver velen intrigeren , en dat zal in de toekomst niet verminderen.
"La vérité, c'est qu'il y a des moments dans l'histoire, des moments comme celui que nous vivons, où tout ce qui empêche l'homme de désespérer, tout ce qui lui permet de continuer à vivre, a besoin d'une cachette, d'un refuge. Ce refuge, parfois, c'est seulement une chanson, un poème, une musique, un livre."Education européenne - Romain Gary .
Maandag 25 - Zwolle. Gezellig ontbijt - praatje met een andere blonde met blauwe ogen. Ik maak nog een rondje, maar dan vind ik dat mijn fiets moet gekuist worden. Ik doe dit met vuil ondergoed dat ik daarna deponeer in een vuilbak. Met kattenvet voor mijn benen smeer ik terug mijn ketting. Ik fiets tot Kampen aan de Yssel waar ik stop aan het postkantoor en Dronten waar ik tijdens een regenwolk ga schuilen aan de bankautomaten van de Amro. Ik bereik Flevoland, de zoute vlakte die werd afgenomen van de zee. Op de lange rechtlijnige stukken van het vuile fietspad liggen veel takjes en bladeren. Lelystad. Aan een supermarkt stop ik om yoghurt en fruitsap te kopen. Nogmaals zie ik een automaat dat niet dient om volle flessen uit te halen, doch om leeggoed in te stoppen met teruggave van munten. Ik zie het station en de haven, alsook de vele moderne wijken, pleintjes, fietspaden, parken, kanaaltjes. Overal zijn er nog werken bezig. Deze stad bestaat nog maar officieel als gemeente sedert januari 1980. Op het VVV kantoor krijg ik een fantastisch goede service. Ik moet om 16u45 in de Donaustraat zijn waar ik mag logeren voor 35 guldens. Ik spring alzo weer op mijn fiets en kom in een nieuwe wijk met bizarre woningen en straten die de namen dragen van Europese stromen. Ik fiets door de Rhone, de Schelde, de Maas, de Taag, tot waar Guus op mij wacht. Hij is een magere man van 1m95 , gekleed in rood en zwart, een soort artiest of Oosters filosoof. Hij runt een vegetarisch restaurant dat op deze dag is gesloten, maar dan heeft hij precies veel werk met inkopen en voorbereidingen. Hij zal ook de nacht doorbrengen bij een vriendin om samen transcendente meditatie te beoefenen. Daarom krijg ik de sleutel van zijn huisje en voor de rest zullen wij mekaar niet meer storen. Hij toont me in zijn tuin het kot met kruiwagens waar mijn fiets kan staan en geeft me een adres waar ik voeding kan gaan halen hetgeen niet zo evident is in zijn woonwijk, en hij duidt mij de plaats aan waar ik zijn sleutel zal moeten achterlaten .
Ik verken mijn huisje en slaap een beetje op het bed dat voor de gasten is voorzien. Twee uren later neem ik een douche, doe ik mijn was , en vermits er veel muggen zijn houd ik een minutenlange jacht op deze beestjes. Dan vertrek ik in de avond. Ik vind een telefoon om naar Sonja te bellen want die weet graag waar ik ben en volgt me op een landkaart aan de muur. Bij een Chinees bestel ik maïssoep en omelet met crab voor 27,50 gulden.
Dinsdag - 25 - Lelystad .
Mijn dure fiets sliep in het huis en niet in dat kot in de tuin. Met alle middelen maak ik me een uitgebreide breakfast. Met de waterverwarmer van Guus maak ik me een grote hoeveelheid thee met veel suiker waarmee ik mijn drie drinkbussen vul. Ik kuis alles op en verlaat die woning. Nu komt de zee in 't zicht ! Uit een winkel die zich ' De Gezonde Voedingszaak ' noemt, komen prachtige maar dure bananen in mijn etenszakje. Ik laat mijn oude traingsbroek achter sedert de start van deze rit in gebruik tijdens regen en wind. De slingerende fietspaden rondheen Lelystad brengen me tot aan de Batavia. Een buitengewoon groots opgevat plan zorgt voor de reconstructie van een replica van het beroemde galjoen Batavia waarmee de Hollandse zeevaarders van de Verenigde Oost-Indische Compagnie de oceanen en verre eilanden veroverden, om met rijk terug te komen. Het entreegeld bedraagt individueel 15 gld maar in het zog van een groep bezoekers met gids loop ik ongewild gratis mee binnen. Gezeten naast de Batavia schrijf ik een half dozijn zichtkaarten naar vrienden en collega's in België.
Met wind in de zeilen op de Houtribdijk volg ik weldra tussen Markermeer en Ysselmeer de N302 naar Enkhuizen. Aan Check Point Charlie stop ik tussen lucht en water voor vis met frietjes en twee pintjes. In het prachtige haventje Enkhuizen aan de overkant wacht me echter grijsheid en regen. In het droge museumcafé tijdens koffie met taart schrijf ik nog kaartjes naar adressen die ik bijna was vergeten, en zo zijn dan mijn postzegels opgebruikt.
Via Andijk kom ik fietsend op een hoge dijk te Medemblik. De vele historische gevels en de St-Bonifaciuskerk uit 1404 tonen hoe rijk deze marktplaats in het verleden was. Na twee mislukte pogingen opent Pension Singelzicht voor mij haar deur, na 68 km afgelegde weg. Nacht en ontbijt kost er 35 gld. Het bad is in mooie blauwe steentjes. Ondanks blijvende motregens ga ik wandelen. Voor het eerst zie ik een agentschap van de VSB-bank sedert kort een partner bij verenigd Fortis. Ik ga wat eten en probeer gebakken mosselen met brood. Het bier is er zo slecht dat ik een bruisende watertje vraag om door te spoelen. Wat later in een kroeg kan ik niets dan goed zeggen van Heineken, want het vocht uit drie pintjes glijdt zachtjes door mijn keel. Midden in de nacht word ik wakker. De oude hond van Pension Singelzicht kwam aan mijn deur krabben. Hij mag van mij aan de voeten op m'n bed slapen. Hij mag ook terug weg want ik laat voor hem mijn kamerdeur open staan.
Woensdag 26 - Medemblik . Om 8u30 precies word ik pas wakker. Dit was ook het afgesproken uur voor het ontbijt dat reeds op me wacht. Alle tijd echter omdat het buiten al onwedert met regen, donder, en bliksem. Praten met de vrouw des huizes kan nu, over de keuze die ik zal moeten maken : Texel of Terschelling ? Ik fiets door de Wieringermeer polder, doorheen een bos, op de natte recreatieweg van de kuststrook, tot Den Oever waar het etenstijd is : bruinebonensoep met boterham en kaas. Ik neem de tijd want het regent weer. Plots sta ik op, spring op mijn fiets, en ook al is het apocalyptisch met felle slagregens en winden, ik waag me toch op de Afsluitdijk. Met een snelheid van 32 km/u vlieg ik vooruit. Af en toe stop ik om dromend naar de grootsheid van het oneindig waterlandschap te zien en als een wielerheld bereik ik fier Kornwederzand op het einde van een fietstocht die ik nooit zal vergeten. Omdat ik helemaal nat ben en de regenval is gestopt, parkeer ik me in een autobushalte. Ik droog mijn lijf af met een propere handdoek en ik verander van kledij. Op heerlijke droge kousen fiets ik nadien verder naar Harlingen. Dit gebeurt langs de zijdijk vanaf Zurich en het is alsof ik 'n flieger uit vroegere dagen ben op een reusachtige velodroom, terwijl het de wind is die van mij een kampioen maakt.
Te Harlingen vul ik mijn geldbeugel terug met biljetten uit een automaat. Ik drink druivensap maar dat geeft me dadelijk het zuur op de maag, en dus gooi ik de helft weg. Het fietsen in de koude regen heeft me honger gegeven zodat ik van zodra mogelijk warme worstenbroodjes ga eten, maar dat duurt toch zo lang eer die gebakken zijn en me worden opgediend. Zo kom ik te laat om nog op die dag met de boot naar Terschelling te varen. Ik zal dus moeten te Harlingen deze rit afsluiten. Op de VVV zoekt men voor mij een kamer voor twee dagen in Pension Havenzicht. Dat kost mij 90,00 piek vermeerderd met 2,50 voor de telefoonkosten . Voor mijn fiets zal het op de tiende dag een volledige rustdag worden. Douche. Telefoon naar Sonja. Tijdens mijn verkenning van Harlingen koop ik me sigaartjes, toevallig bij de eigenaar van Pension Havenzicht van wie de familie reeds lang de befaamste tabakswinkel van deze havenstad runt.Als pelgrim kom ik uiteraard terecht in de straat van Sint Jacob. Bij Veldeman, een grote viswinkel met restaurant, wil ik wel wat guldens gaan uitgeven. Weer zo'n lekker blond Hollands wijf brengt me aan mijn tafeltje en presenteert me de volle kaart. Ik bestel de admiraalschotel, de dagspecialiteit uit hun viswinkel, voor 26,50 gld ,met daarbij nog ijskreem, biertjes en extra-fooi voor 15,5 gld. Ik betaal met mijn Golden Eurocard om te bewijzen in dit schone restaurant, dat ook ik ondanks mijn sportieve kledij van goeden huize ben, zoals het keurige klienteel aan de vele andere tafels.
Donderdag 27 - Harlingen - Terschelling . Tijdens het ontbijt blader ik in de Dominicus reisgids, praat ik met twee vrouwen op weg naar Vlieland, en met de bazin van Pension Havenzicht. Zij wijst me hoe ik de snelboot naar Terschelling kan nemen. Om 9u30 ben ik reeds in de haven en betaal ik voor een ticket van de Ferry Friesland. De overtocht duurt twee uren. Het regent echter en dat bederft weerom mijn plezier. Op het eiland gekomen regent het nog meer. In een koffiehuis met winkel moet ik schuilen en koop ik een rode wollen muts, want ik heb een koude kop en weinig haren beschermen mijn hersens. Met het slurpen van hete erwtensoep met spekjes vul ik de tijd en mijn maag. Daarna bezoek ik de Vuurtoren Brandaris en Het Behouden Huis. De vondsten van de jutters en de door duikers opgeviste schatten uit gezonken schepen, werden daar verzameld. Maar vooral het Epos van Willem Barentz, de man die naar China wou varen via de Noordpool wordt er duidelijk uitgelegd, de Overwintering op Nova Zembla. Na de regen vertrek ik voor een schone wandeling, want plots is de zon teruggekomen. Zij schittert op een unieke manier over wolken, land, en zee. Ik zie het goddelijke licht dat de grote Hollandse schilders nodig hadden voor hun inspiratie. Ik rust uit in DE WALVIS, en terwijl ik geniet van een Terschelling Koffie, het Friese broertje van Irish Coffee, aanschouwen mijn ogen de prachtige schittering van de zee. Als volgent punt op mijn programma komt het Museum Zee Aquarium, toch ook een aanrader die de bezoekers alles leert over de Wadden, de vogels, de duinen, en de vissen. Door gebrek aan tijd en vermoeide benen kan van echt wadlopen geen sprake meer zijn. Een andere boot, de eigenlijke snelboot waarvoor ik 7,50 gld extra had betaald vertrekt met mij om 16u45 en vaart terug naar Harlingen in amper 45 minuten. Heerlijke tijd op zee, goede lucht, zon, oneindigheid van verten en wolken, en het toppunt wordt ook nog het zien van wilde zeehonden op een zandbank. Terug op vaste grond loop ik nog wat rond in Harlingen. In een ander visrestaurant dan gisteren, meer een eethuis voor de gewone man, met de naam Bij Wally schuifel ik naar binnen voor het avondeten. Ik bestel ook daar De Schotel van de Admiraal, de grootste portie voor de felle eters. Dit werd een zware dag met veel inspanning voor voeten en benen, en er kwam veel te veel vochtige lucht in mijn longen.
Vrijdag 28 - Harlingen.
Terug wielrijder ! Ik maak een praatje met een lieve blonde dame die het ontbijt serveert en de kamers in orde brengt. Onverwachts maakt zij me discreet duidelijk dat zij voor 50 gulden ook wel privédiensten verzorgt op het bed. Ik ben geen zeeman, maar wel een fietsende pelgrim. In mijn koersbroek volg ik met blote benen op deze zonnige herfstdag de Waddenzeeroute. Ik kom in de St-Jacobiparochie. Dit land aan de zee is het paradijs voor de jutters en de wadlopers. Vele schapen zorgen in de polders en op de heide echter voor veel stronten. Vermits ik in een verlaten gebied kom, besluit ik van mijn stuurtas te vullen met cola, pepsi, en snickers. De wind waait op de fietspaden en op de dijken in mijn voordeel. Gedurende een tijd pedaleer ik in het gezelschap van een man die me wel uitvraagt doch die zelf slechts kan zeggen dat ik de Bijbel zou moeten lezen tijdens deze periode van mijn leven wanneer ik van jong naar oud aan het kantelen ben. Ik bereik Lauwersoog. Na wat geknoei op een militair domein en om de goede weg te vinden, begrijp ik eindelijk dat in het Noorden van Friesland alle wegen niet meer naar Rome leiden, maar - en dat is toch zeer logisch - alle wegen lopen in het Noorden naar Groningen. Ik moet lang rijden op een fietspad dat werd verhard met zeeschelpen. Omdat Groningen toch zo een belangrijke stad blijkt te zijn wil ik er in een boog rond rijden. Het malen van kilometers blijft maar verder gaan. Om 17u00 en aan Km 100, vind ik dat ik mag afblazen, want de zon verliest reeds haar klaarte.
Te Winsum is de VVV gesloten. Ik vraag aan mensen op straat of er nergens mogelijkheid is om een kamer te huren voor de nacht. Geen antwoord. Ik stap een winkel binnen, geef 5 guldens, en vraag aan de winkelierster of zij telefonisch voor mij een kamer kan vinden. Zo geraak ik toch spoedig bij oma en opa Groeneveld naast het kanaal. Op korte afstand kan ik bij een Italiaan Pizza du Chef eten vergezeld van een fles Valpolicella, en ook naar België telefoneren. Op één gulden na zijn mijn 50 gulden, die ik ook al zou kunnen onkuis gebruikt hebben rond 9 u00, dan toch goed opgebruikt om 19u00. De avond wordt verder gezellig doorgebracht tot 23u00 in de living van die oude mensen.
Geschreven in het Gastenboek bij de Groeneveld's. Zij verstonden geen Frans, maar vonden het mooi dat er wat van die vreemde taal in hun boek kwam te staan. ' Pélerin sans foi, vagabond trop riche, supportant mal le poids de mes cinquante années, cherchant un ailleurs par les mille vents du Sud-Ouest, suivant mille canaux, digues, ponts, et fietspaden, après dix jours de route ma bicyclette s'est arrêtée ici en la modeste cité de Winsum où une épiciére gentille m'a indiqué la maison des Groeneveld. Le ciel était lourd mais un grand soleil illuminait la demeure de ces gens. La qualité de leur hospitalité est rare. Merci opa et oma Groeneveld. C'était bien bon chez vous. Demain et bien plus tard, je penserai encore à vous.' - W. Journée - Landen ( Belg ) - 0032 11 883709 .
Zaterdag 29 - Winsum . Om 8u00 daal ik naar beneden om post te vatten op 't toilet van de familie Groeneveld. Nu ontdek ik pas dat er schilderijen hangen met wielrenners uit vroegere tijden. Mooi. Het bed was hard. Er was geen douche en ook geen bad. Voor 30 gulden mag niet veel worden verwacht. Door de fles rode wijn die ik had gerdronken bij die pizzaboer had ik weinig eetlust.Toch moet een wielrenner deze maaltijd als ernstig beschouwen om 'de man met de hamer' nergens te ontmoeten.
Pech reeds voor de start. Mijn achterste band staat plat en ik ontdek hoe vuil mijn fiets is door de schapen, de nattigheid, het zout en het zand. Op straat geef ik mijn fiets een flinke beurt met emmers water en een borstel. Op dat moment komt opa Groeneveld weinig vriendelijk zeggen dat ik me wat moet haasten omdat mijn gastfamilie om 9u20 wordt afgehaald om naar een braderie te gaan. Ik ruim mijn kamer op, plaats mijn fietstassen op de stoep , en begin aan de herstelling. Wat te zenuwachtig omdat de oude Fries me bijna wegjoeg nadat ik hem mijn guldens gaf, ook al was ik een propere gast geweest, ben ik onhandig en de buitenband geraakt moeilijk terug op de velg. Om 9u15 neem ik afscheid van de oma en ik neem richting Groningen. Maar om 9u30 reeds sta ik terug stil omdat mijn achterste band opnieuw plat is. Nu stel ik vast dat er een scheur is in mijn buitenband want die is als het ware ontploft. Gelukkig ben ik niet meer op het platteland of aan de zee. Vrijwel direct vind ik een fietsenwinkel en een kantoor van de Amrobank. Omdat het de laatste zaterdag van de maand is, moet ik wel één uur aanschuiven om mijn eurocheck van 200 gld te innen. Ondertussen babbel ik met een postman die ook een fervente fietser is en wordt mijn fiets hersteld door een specialist. Hij plaatst een Vredestein Gran Ruta op mijn achterste velg. Een flesje olie, een doosje Simson plakkertjes, een binnenband, een leuke sticker voor mijn dochter, en de werktijd van de hersteller, voor een totaal van 81,00 gld, lossen al mijn problemen op. Het is alsof de wegen naar Groningen in stervorm liggen want ik zie het centrum van die stad maar niet komen omdat ik altijd op fietspaden rijd in schuine richtingen. Met mijn nieuw geld uit de Amro ga ik inkopen doen om 's zondags geen honger te moeten lijden. Ik sla yoghurt drinks, chocolade, nootjes, en snickers in. Ik verander van schoenen en sokken wegens koude voeten heb, en ook zet ik mijn zadel terug wat hoger. De nattigheid blijft aanhouden en ik bol daarom flink door naar het Oosten. Na een zigzag route in landelijk Friesland arriveer ik te Delfzijl. Ik vrees aan de kust concurrentie van de weekend toeristen en ga zo vlug mogelijk aan het spoorwegstation de VVV opzoeken . Gesloten. Ik droog me daar goed af en pas mijn kledij aan, want meer dan 48 km zal ik op deze zaterdag niet fietsen. In een boekenwinkel krijg ik goede info. Weldra vind ik zo een mooie kamer in het prachtige Ems Hotel aan de zee. Drie sterren en 110,00 gld. Dat mag wel zoveel kosten om een zondagochtend uit te slapen. Bad. Kleurentelevisie. Diner met kaarslicht maar zonder enige geliefde. Wel eenzaam slikkend tijdens het leegmaken van glazen goed Witte Raaf Bier. Ik ben aan de Bocht van Watum en logeer in een grote paalwoning. Regenwolkjes blijven maar alles besproeien, maken kikkers, eendjes en vissen gelukkig, en vullen de kanalen en de riolen. Ik geniet van warmte en van luxe.
Zondag 30 - Delfzijl. De meeuwen tateren er maar op los. Weinig gasten in het Emshotel. Alles is er grijs behalve dan de witte vogels. Lekker ontbijt. Omdat ik veel moet betalen, steel ik wat terug door suiker en thee te pikken voor mijn drinkbussen, en ook een broodje met konfituur voor later op de dag. Ik rijd door de polders. Even stop ik aan een kerkhof waar de sfeer van Allerheiligen reeds voelbaar is. Het regent heel fijne druppeltjes. Lange rechte stukken weg, helemaal vlak en eentonig. De Dollard zee is niet ver. Over een sluis op het kanaal geraak ik Duitsland binnen. Daar is het nog natter en kouder. Te Ditzumverlaat op zondagmiddag ben ik fier op mijn eigen wanneer ik besef dat mijn Duits nog altijd goed genoeg is om mij verstaanbaar te maken. Schuilend onder de ingang van de Sparkasse praat ik met voorbijgangers. Is er hier ergens een Zimmer Frei ? Plots is er een vrouw met een lichte motorfiets die werkelijk een barmhartige Samaritane is. Zij nodigt me uit bij naar thuis om toch wat beter te schuilen en warme thee te drinken, hopend dat ik later op de dag tot Emden kan geraken waar er in het Novotel kamers genoeg zijn. Zij telefoneert zelfs naar dat hotel om zeker te zijn. Deze Frau Kuper van de Bundenhammer te Dollart en haar echtgenoot, een amateur-chiropracticus, zorgen voor koekjes en thee, en ik ben de entertainer met een goede babbel gedurende een paar uren.
Bij mijn vertrek, wanneer de regen voorbij is, krijg ik een goede Duitse wegenkaart mee. Via Jemgun en Bingum steek ik de Ems over en zo bereik ik de stad Leer in Ostfriesland. Ik begeef me naar een zeer groot gebouw van de Hervormde Kerk waar de Jeugdherberg zich bevindt. Alle deuren zijn er open, doch er is geen kat, geen muis, geen kind, geen boer,geen godsdienstleraar, ... niemand, behalve dan die ene vreemde pelgrim op zijn fiets. In de grote ingangshal maak ik mijn fiets goed vast aan de verwarming, zodat hij droogt want dat is wel nodig. Ik verken te voet even Leer , ontdek de geweldige fietsenhandel Oltman, en in de Texas Bar stap ik binnen om een half haantje met brood te eten en Union Bier te drinken. Met de Duitse munten die ik daarna heb, kan ik in een cabine naar huis telefoneren.
Terug in de jeugdherberg is er nog altijd niemand. Het is daar zo groot als een klooster. De signalisatie toont mij wel waar de slaapkamers zijn. Ik zorg zelf dat ik boven ben ingekwartierd en dat mijn fiets veilig staat. Ik neem een douche en ga wat op een bed liggen om te rusten en om warm onder dekens te blijven. Een uurtje later word ik wakker door lawaai. Ik maak kennis met de herbergmutti die zeer onvriendelijk is. Zij is bezig met twee meisjes uit te kafferen die ook willen slapen in de jeugdherberg, hetgeen hen geweigerd wordt om welke reden ook. Is deze jeugdherberg nu open of gesloten ? Er staat hier geen borje ' Geschlossen '. Ik dreig haar over te schrijven wegens afwezigheid op haar job. Ik ben reeds overal in de wereld geweest in jeugdherbergen maar dit heb ik nog nooit gezien ! Dan bekent zij dat zij eigenlijk maar een vervangster is die waakt op honden, katten, en kinderen. en dat zij niet weet hoe zij gasten moet boeken. We boeken dus niet, wij slapen hier naamloos. Gij blijft dus maar naar uw televisie kijken en chips eten, en wij zullen onze plan wel trekken ! Einde discussie, en vrede op aarde voor de mensen van goede wil. Oef, echt zo 'n bazig wijf, gangmaakster van de parochie, zoals mijn tante Maria. ! De twee rugzaktoeristen uit Munchen beschouwen mij als een ridder van de Ronde Tafel, en zij zullen op het zaaltje naast mij slapen op dezelfde gang. We beloven van samen te spannen als er nog problemen volgen.
Omdat ik door mij op te winden zeker nog niet kan slapen ga ik terug naar het Stadsmitte van Leer in Nedersaksen. Ik ontdek het Kulturcafé Taraxacum ( de paardenbloem- le pissenlit) zopas ingericht als Frans Café met als naam 'La bonne Baguette '. Ik eet er ' Crêpes aux oignons '. Op alle muren zijn foto's van Parijs, van Jacques Prévert et ses chansons. Ik probeer Frans te spreken met de dienster, maar deze begrijpt me niet. Het is de eigenaar van de tent die zorgde voor de Franse stijl maar niemand die daar werkt is ooit in Frankrijk geweest. Voilà ce qui est très drôle !.
Wanneer de bladeren van de bomen zijn gevallenen dood op de grond liggen ... Wanneer de heimwee naar gelukkiger dagen ons hart droevig maakt .
Op het einde van deze natte ellendige zondag gebeurt er een mirakel. Ergens ver in een niemandsland aan Ems en Leda worden voor mij alléén de mooiste Franse chansons gespeeld en ik drink een fles Bourgogne Passetoutgrain. Dààr kan alleen mijn vriend Saint Jacques le Majeur voor hebben gezorgd.
Eenzame kille nacht in de leegte van die grote jeugdherberg van Leer .
Songtekst:Jacques Prévert.
Les feuilles mortes. O je voudrai tant que tu te souviennes Des jours heureux où nous étions amis En ce temps là la vie était plus belle Et le soleil plus brûlant qu'aujourd'hui Les feuilles mortes se ramassent à la pelle Tu vois je n'ai pas oublié Les feuilles mortes se ramassent à la pelle Les souvenirs et les regrets aussi Et le vent du nord les emporte, Dans la nuit froide de l'oubli Tu vois, je n'ai pas oublié La chanson que tu me chantais C'est une chanson, Qui nous ressemble Toi tu m'aimais Et je t'aimais Et nous vivions Tous deux ensemble Toi qui m'aimais Moi qui t'aimais Mais la vie sépare Ceux qui s'aiment Tout doucement Sans faire de bruit Et la mer efface sur le sable Les pas des amants désunis C'est une chanson, Qui nous ressemble Toi tu m'aimais Et je t'aimais Et nous vivions Tous deux ensemble Toi qui m'aimais Moi qui t'aimais Mais la vie sépare Ceux qui s'aiment Tout doucement Sans faire de bruit Et la mer efface sur le sable Les pas des amants désunis.
1994. Inleiding. Ik was vijftig jaren oud geworden en had mijn midlife crisis gekend. Op mijn werk in de openbare kredietinstelling ASLK-CGER was een omwenteling aan de gang die toen de naam Fortis in onze straten liet komen. Een sociaal plan voorzag het afvloeien van werknemers bij de aloude Spaarkas die sedert 1865 bestond en die een huwelijk aanging met haar vroegere aartsvijand De Generale Bankmaatschappij. De nieuwe managers van Fortis besloten van met het Flexi Plan 200 bedienden uit de administratie naar meer commerciële posten te brengen. Ik werd aanvaard in die groep, veranderde van taalrol, en kreeg een stoel aan een snelloket te Sint-Truiden. Even vroeger had ik ook reeds mijn aanvraag ingediend om het statuut van 'Disponibiliteit 52+ ' te bekomen. Dit betekende dat ik nog maar 20 maanden zou werken alvorens vervroegd op pensioen te mogen gaan op 52-jarige leeftijd. Sedert mijn fietstocht naar Schotland in 1987, was ik bijna helemaal stil gevallen als toerist. In 1990 had ik mij een randonneursfiets op maat laten bouwen bij Vlerick te De Pinte, en ik kocht ook een iglotent, een dure slaapzak en fietstassen. Maar door ziekte en onzekerheid stond mijn prachtige trekkersfiets gedurende vijf zomers in mijn kelder zonder dat ik het kon aandurven een internationale fietstocht te ondernemen. In october 1994 had ik nog vele verlofdagen. Ik vroeg dus een hele maand vrijaf, en ik bekwam dit op mijn bankkantoor waar iedereen reeds veel verlofdagen had opgebrand en alle werkposten in october bezet waren.
Jonagold Cox Orange Ambiorix
Dinsdag 18 . LANDEN. Start met de kilometerteller op 3070 . Vertrek om 10u00. Ik volg Vlaanderen Fietsroute, Haspengouwroute. Na 20 km stop ik om mijn remmen beter af te regelen. Na 30 km rustig nabij een tumulus is het tijd om te picknikken. Op weg naar Heks bewonder ik hoe de Jonagold pluk overal flink bezig is. Bommershoven. De onverharde weg die ik volgde loopt dood in een wei, maar wat verder zie ik de staatsbaan. Ik rijd door het gras, maar moet wel mijn fiets over de prikkeldraad heffen met het risico van mijn dure nog nieuwe zakken te scheuren. Eerste dwaasheid ! Het is zonnig, maar een koude tegenwind waait. Onze oudste stad Tongeren, van Ambiorix en van Konings, de ene koning van de Eburonen en de andere koning van de mosselen met friet. Langs de Jekervallei tot Glons, en dan de lange klim van Houtain St-Siméon. Km 68. Visé. Voor een slecht gertrainde is het niet slecht, maar in de helling was ik niet in staat van een verzet te vinden dat mij paste.Ik ga te voet tijdens het verlaten van de Maasvallei. Daarna fiets ik ontspannen door 's Gravenvoeren en Sint-Martens-Voeren. Reeds om 16 u20 bereik ik de Jeugdherberg De Veurs, na 78 km te hebben gefietst. Tijdens het wachten op de opening van de deuren, eet ik appels, vers van de boom en afgepoeld aan een waterkraan. SNOEP VERSTANDIG EET EEN APPEL . Om 17u 00 kan ik me inschrijven. Met mijn nog niet in dat jaar gebruikte lidkaart is er een bonnetje dat mij gratis nacht en ontbijt geeft. Na douche kan ik al avondeten. Veel boterhammen. Koffie, suiker, melk, is onbeperkt. Ik maak een babbeltje met wandelaars uit Westende, een militair op definitief verlof. Tijdens een wandeling door het dorp telefoneer ik aan echtgenote Sonja. In de Centre Culturel et Sportif drink ik ' Blanches de Hougaerde dans un verre givré '.Terug in de jeugherberg speur ik nog wat rond en zo kom ik te weten dat er een pot is vol met condooms, gratis ter beschikking voor jongeren met onrustige hormonen, dat er ook een 'Kartoffelvakantie ' bestaat, dat alle vuile schoenen moeten buiten blijven, dat er een afdak is voor fietsen, en dat de bazin nog maar pas een kindje heeft gekregen, want er staat een houten ooievaar naast haar deur.
Woensdag 19. Sint-Martens-Voeren. Deze fietstocht moet bewijzen of ik tijdens mijn komende jaren van mijn vervroegde pensionering goed zal kunnen genieten van mijn vrijheid en mijn nog goede gezondheid. Ontbijt aan lange tafel, met op deze weekdag 12 + 6 = 18 gasten in deze Vlaamse Jeugdherberg. Ik fiets terug naar Moelingen, en dan naar de grens. Het is goed weer. Ik volg een fietsroute langs Rijckholt en Gronsveld, door bos, over hellingen, en soms onverhard tot Oost-Maastricht, richting Amby. Stop in resto Mac Donald nabij het voetbalstadion van MVV. Elsloo. Kasteel. Op een bank nabij vijver doe ik een dutje. Wat een heerlijk landlopersbestaan ! Stein. Ik volg het Julianakanaal en zie vele blauwe reigers.Vissers, wandelaars, fietsers. Urmond. Sittard. Aan de kruispunten kunnen fietsers groen vragen door op een knopje te drukken. Ik zoek naar de jeugdherberg van Sittard, doch Het Molenrad werd zopas omgebouwd tot tehuis voor gehandicapten. Dus moet ik naar het ANWB kantoor waar ik een kamer huur voor 85 guldens in Hotel Oranje. Het is een compacte nette kamer met TV en ik geniet van een heerlijke douche.Mijn tocht van vandaag was 66 km lang. De avond in Theaterstad SITTARD vervolgt met koffie in de Sirkel. Op het grote plein stap ik het Chinese Restaurant binnen. Drie biertjes en eten in een korf kosten me 27,5 guldens. Aan de Postbank staat een bedelaar en die krijgt van mij 5 gulden want ik vind dit een avond om gelukkig te zijn. Wandeling met een boogje naar het hotel, waar ik nog geniet van een ijsje en een biertje. TV . Braaf in 't bed .
1765 - De Schutterij Sint Martinus van Sint-Martens-Voeren . 1641 Kevelaer
Donderdag 20 - Sittard. TV - Douche - Ontbijt - Kaarten geschreven aan familie en vrienden. Susteren - Echt- Montfort- Linne . Ik geniet van de grootsheid van de velden. Gelreroute. Roermond. Stop voor een frietje en een cola. Daarna volg ik ANWB route voor fietsers naar Arnhem. Mijn pedaalarm kraakt en komt los. Ik herstel zelf. Voor zo'n bagatel durf ik geen fietsenhandel binnen stappen. Overal worden fietsen met veel glitter verkocht, maar waar is eigenlijk nog zo'n goede oude hersteller ? Swalmen- Reuver-Tegelen. Ik geniet van koffie en gebak. Ik koop één liter limonade in een recycleerbare plastieken fles met 1 gulden statiegeld. Te Venlo kom ik tussenwerken gereden, veel buldozers en een moeilijke omleiding. In het ANWB kantoor van Venlo koop ik een goede kaart om gemakkelijker Kevelaer te bereiken langs kleine wegen en aan de andere kant van de grens. Rust op een bank, en opknabbelen van een appelsien, daarna fietspad naar Straelen. Oei, mijn pedaalarm komt teug los. Ik wil beter herstellen, maar mijn sleutel is te klein, met een mesje en andere kant van sleutel gaat het beter. Eindelijk voel ik nu dat de wind in mijn rug blaast. Met groot verzet en hard duwen kraakt de pedaalarm niet meer ! De zon begint te dalen, zodat ik ondanks vermoeide benen toch sneller begin te rijden . Om 18u00 bereik ik de jeugdherberg van Kevelaer waar slechts één man zal overnachten en dat ben ik. Pittig detail : hier probeerde ik in 1987 een kamer te bekomen voor vier personen en een hond, mijn hele familie, maar dat lukte ons niet wegens overbevolking. Tussen de vele jongeren had mijn hondje vlug vrienden. Doch, weldra paniek , in onze verwarring om een kamer te vinden, vergaten wij even onze Bibi. We waren reeds verder gereden zonder te denken dat ook hij met ons meereisde. Op minder dan één uur was onze hond al de grootste vedette van die jeugdherberg geworden, en ook hij was ons eigenlijk vergeten omdat hij zoveel aandacht kreeg van talrijke jongens en meisjes die nog nooit zo'n braaf en lief beestje hadden ontmoet ! Goed gewassen en in andere kledij maak ik een wandeling. In een Oud-Duits Restaurant neem ik een tafeltje. Voor visschotel, Wienerschnitsel, 3 glazen bier, betaal ik 42,00 DM. In de donker en terwijl akelig sirenes loeien stap ik terug naar mijn logement. Afgelegde weg op de fiets : 92 km.
Vrijdag 21 - Kevelaer. Na mijn individuele Fruhstuck om 8u00 vertrek ik reeds, en ik pik ook nog één Brötchen mit Käse mee, ' one for the road ...' . Voor de start probeer ik mijn pedaalstang stevig te fixeren, maar omdat het resultaat me niet bevalt beslis ik om te zoeken naar een professional die zorgt voor de oplossing . Ja, hoor, in deze stad vind ik een grote zaak van Koga Miyata met een vrouwelijke manager die me vriendelijk ontvangt; In het atelier wordt gewerkt aan drie punten : de remmen, de versnellingen, en de pedaalstang. Een wandeling door Kevelaer, plaats van religie en godsdienstige kunst, kan me niet boeien. Ik zie prachtige houten beelden. eens koop ik nog wel de apostel Jacob als pelgrim , of dan enkele figuren voor Kerstmis. Even praat ik met iemand in Joola training, een Tischtennisser uit Wolfsburg. Stop te Weeze. Cola en koek. Ik telefoneer naar huis voor 2,30 DM en schrijf zichtkaarten. Alles loopt goed met mijn fiets, alhoewel de remmen zeer dicht tegen de velgen komen. Ik meende dat zij er tegen schuurden want ik geraakte slecht vooruit. Tegenwind, bergop, slechte forme, waren echter de redenen die mijn snelheid aan het beperken waren. Op deze dag zou ik 76 km afleggen. Velospellen rond mijn benen zorgen dat mijn broek netjes blijft, maar zij sluiten ook mijn bloedsomloop af. Mijn voeten vallen in slaap. Nabij Hasselt in Niederrhein gooi ik daarom die fietsspellen weg. Ik maak een omweg naar Xanten, zeker de moeite waard , want Xanten ligt op de weg naar Rome. Het weer is lekker goed, en ik neem al mijn tijd om de Alte Römerstadt te bezichtigen. Tweeduizend jaren geleden kwam de Rijn hierlangs maar hij wijzigde zijn loop. Ten tijde van keizer Augustus was Xanten een fort aan de grens van het Romeinse Rijk. Twee legioenen ( 10.000 soldaten) verbleven hier. Zij maakten vele kinderen met de plaatselijke vrouwen. Tot de inval van de Franken in 450 na Christus duurde hun invloed en hun cultuur, waarvan nu nog vele zichtbare sporen overblijven. Mijn dochter Martine kwam op schoolreis ook Xanten bezoeken. Een valse portier en bewaker van de fietsstalling vraagt me 2,00 DM. Ik zeg eerst dat ik hem niets anders wil geven dan een pak slaag, en dat zal ik ook vlug doen. Hij druipt af. Vijf minuten later rijd ik terug langs hem voorbij. Ik stop en geef de man 4,00 DM, zeggend ' Es ist so eine schöne Tag, gehen Sie ein Bierchen trinken auf meine Gesundheid ...! ' . Ik maak een ritje naar het Niebelungen Ferienbad, een grote zwemvijver voor zomerse dagen. Praatje met fietsers, daarna koffie en gebak voor 9,30 DM. Verder naar Bedburg-Hau waar ik terecht kan in een Fremdenzimmer. Wat verder in dit bosrijk gebied is er een grote kliniek die horizontaal werd uitgebouwd . Wandeling, bad, avondeten, lektuur.
Xanten, Saintes,Geel, Salibury, Stoere Romeinen, behalve als Ambiorix aankwam overal kwamen mijn fiets en ik.
Zaterdag 22 _ Bedburg-Hau . Aan Frau Schuska betaal ik met een eurocheck van 36,50 DM. De Via Romana volgend naar Kleve stop ik nog even om vuil ondergoed te dumpen in een container die reeds vol was met patattenschillen. Wandeling te Kleve. Te Kranenburg zie ik een forelkwekerij met veel circlatie van water in buizen en goten, opgehangen aan altijd groenen Tannenbaumen. Terug in Nederland, te Groesbeek kom ik aan het Tivolipark. Ik geniet van de prachtige herfstkleuren in dit bosrijk en heuvelachtig gebied. Stop aan de Canadese begraafplaats. Het is goed weer, ik heb gezweet, en ik verander daar van kledij. In het visitors book schrijf ik mijn gevoelens op bij het zien van de graven van de gesneuvelde soldiers. Ik bereik Mook en volg het fietspad aan de Maas-Waal , daarna volgt Malden en Nijmegen. Er is veel drukte. Temperatuur 16°C. 16u00. Op deze zaterdag zal mijn rit 91 km bedragen.
Ik moet nog 16 km tot Arnhem fietsen en doch ga eerst voor de regenbui schuilen aan Supermarkt Jan Linden waar ik yoghurt drink tot wanneer de lucht weer droog wordt. Het is nu zuurstofrijk en op het fietspad Maastricht-Arnhem kan ik een flinke vaart aanhouden. Te Elst lokt een hotelletje mij, maar ik meen dat het nog te vroeg is. Zo waag ik me dan in de lange doortocht van Arnhem. Tweemaal is er geen plaats meer , in Hotel Blanc en in de Old Dutch. Ook nabij het station mislukt het tweemaal. Ik koop een telefoonkaart en telefoneer naar huis. Door de natte avond rijd ik nog 10 km verder . Ik val bijna op gevallen herfstbladeren, verlies me op kerkhoven voor joden en katolieken. Mijn geduld wordt beloond want in Alseveer Youth Hotel zal ik de nacht mogen doorbrengen. Eten, slapen, ontbijt, veilige plaats voor mijn fiets, kost me in totaal slechts 40,75 guldens. Ik maak kennis met Piet Schütz en zijn zoon Turi, ook fietsers. Ik geniet van bier en van thee aan de bar, tot 23u00, maar ik zal slecht slapen .
Zondag 23 - Alseveer. Ik heb nuttige informatie over de jeugdherbergen in Nederland, en ik mijn zadel wat hoger geplaatst omdat ik met droge schoenen met een dikkere zool wil verder rijden. Fietsend langs een militair vliegveld, op fietspad door bos en hei kom ik doorheen het Park Hoge Veluwe . Als ik in Rheden ben en niet in Loenen, besef ik dat ik verloren ben gereden, maar het is daar aan de Yssel zeer leuk, en daarom maak ik er halte om te telefoneren, en ik kan echt niet weerstaan aan aanbod van Italiaans ijsdiner dat me daar lokt. Langs het Appeldoorns Kanaal verder, schaf ik mijn bezoek aan Zutphen af. Appeldoorn in de regen inspireert mij ook niet en zo bereik ik weldra op deze rustige zondagnamiddag Deventer. Ik vind het daar zeer mooi.
Bij een Turk eet ik mijn buikje vol met een Kebbab van 16 guldens.
Op Sint-Valentijnsdag van een jaar dat nu al zolang voorbij is dat de kinderen die door de liefde toen werden verwekt bijna grootmoeder of grootvader zijn, toen ik mij reeds een tijdje aan het afvragen was of ik mijn palet maar niet definitief moest opbergen, nam ik op die bewuste zaterdagochtend toch maar de tram om te gaan deelnemen aan het Premier Tournoi de Tennis de Table du Cercle Sportif du Personnel de la Radio et Télévision Belge. Het was toch te slecht weer om te gaan fietsen of te gaan wandelen, en voor een pas gescheiden vrouw zonder kinderen waren er op die dag toch maar weinig andere mogelijkheden.
Ik voelde me die week niet bijzonder fit, maar toch had ik aanvaard om de kleuren van de Spaarkas, mijn werkgever, te verdedigen op dit sportief gebeuren voorbehouden aan personeelsleden van een aantal bedrijven, banken, parastatale instellingen, ministeries, pensioenkassen. De Sportkring van de ASLK was ook uitgenodigd geworden en had beloofd van het gevraagde aantal van vier spelers of speelsters af te vaardigen, en die moesten dan spelen netjes volgens sterkte en kleur verdeeld over vier reeksen.
In mijn jeugd had ik in het tennis en in het tafeltennis enige reputatie opgebouwd, en ook zelfs in het zwemmen en in cross-country, maar dat gebeurde dan wel in mijn thuisbasis te Walshoutem, in de steden Borgworm, Hannuit en Hoei, en zelfs te Luik, maar in de hoofdstad Brussel was ik totaal onbekend in het milieu van het pingpongballetje. Met mijn klassement Interbanques 3 bevond ik me, zoals ingeschreven door mijn Cercle Sportif de la Caisse d'Epargne, op tabel III met tafeltennissers die niet sterker dan D2 waren.
Met hoogte- en dieptepunten spartelde ik, met telkens verlies van een set, door mijn eerste matchen tegen gespierde kerels in korte broek die wel hard op de bal sloegen maar veel te veel misten, zelfs tijdens hun opslag. Na drie overwinningen dronk ik een grote tas gesuikerde koffie, met een stukje taart, terwijl de mannen toen reeds pinten bier dronken. Ik had ook een kommetje rijstpap meegebracht met veel bruine suiker en dat heeft me goed gesmaakt. Na de pauze vanaf 14u00 versloeg ik iedereen, ik had geen enkele moeite meer om ook nog mijn vier andere concurrenten af te straffen. Ik moet wel verklappen dat ik voor het begin van de namiddagmatchen goed naar de toiletten kon gaan en dat ik dan ook helemaal van kledij ben veranderd, zelfs met verse sokken, onderbroekje en bustehouder heb ik me toen herkleed in de zeer propere damestoiletten van de Belgische Televisie, waar ook zo vaak onze beroemde omroepsters zich ontspannen. Dit tafeltennistornooi werd immers georganiseerd in een zaal die eigenlijk op andere dagen ook wordt gebruikt voor de opnames van televisieuitzendingen, zij het dan met anderen meubelen dan die pingpongtafels.
Deze kerels heb ik toen alle zeven geklopt tijdens de schiftingen.
Als eerste van het bovenste gedeelte van Tabel III zou ik aldus om 20u30 de finale moeten spelen tegen André Noël van de Bank van Brussel die de beste van het onderste gedeelte van dezelfde tabel was geworden. Noël had een match meer dan ik moeten spelen en leed ook eerder op die dag reeds een nederlaag, zonder gevolg voor de uiteindelijke rangschikking van de andere poule. Ik moest wel enkele uren geduldig wachten, en ook nog enkele keren arbitreren, en zo vorderde de grote studioklok langzaam maar zeker naar het 'moment suprême' de start van de finale van de reeks D-Open.
DE FINALE : De partij begon voor mij slecht. De BBL-er had groene noppenrubbers op zijn palet waarmee hij zowel kon aanvallen als passief en afwachtend spelen. Ik moest tegen mijn goesting het balletje gaan oprapen en het was al snel (1- 7) . Ik nam een slokje uit mijn glas spa-citroen, en ik dacht : ' Het zal wel niets worden ... ' . Regelmatig veegde ik mijn gezicht af met de handdoek waarop het embleem van de ASLK stond afgebeeld, want als ik niet zou winnen zou ik dan toch voor wat publiciteit zorgen voor mijn werkgever. Ik vloekte tegen mijn eigen en zei aan mezelf : ' Oude wringster, gij speelt hier de finale, vergeet dat niet ... ! Dus, Frieda meisje, meer tactiek en kalm blijven ... en smashen kunt gij niet, gij zijt te lomp ! Laat je toch niet belachelijk maken, ... allé, hup, hup, ...! (3-10). ' Sukkel ! Nog een misser ! - (6-14)- Waarom toch, na zolang ... kunt gij nog altijd niet pingpongen ... ? (9-16) ! Het gaat hier gedaan zijn met ballen rapen ...! Ik moet alles kort spelen aan zijn rechterkant, zonder te couperen, lage balletjes ... ! Zo gaat het verder, en tijdens iedere balwisseling laat ik zowel mijn tong als mijn tanden zien. Ik vertraag opzettelijk, en de score glijdt amper nog vooruit. De scheidsrechter, een oudere heer van de RTB, is niet meer zo gelukkig als toen hij pintjes dronk aan het buffet. Hij toont nu eens zijn linkerwang en dan eens zijn rechterwang op het eentonige ritme, van ping, pong, en pang. Triest heen en weer gaat het balletje, en steeds naar diezelfde zijkant achter het net volgens de ijzeren wil van de kleine Frieda met zwart krulhaar. (10-18).
Mijn twee vorige ballen had ik hopeloos slecht verspeeld, en dat doet me nu echt fel blazen. Duidelijk toon ik aan mijn tegenstrever tekenen dat ik me er al neerleg om deze match te verliezen. Het balletje van 38 mm diameter is net door mijn vijand heel ver de zaal in gesmasht, een misser, hoog boven hoofden, lampen, en tafels. Toch een puntje voor mij, eindelijk ! Ik neem nog eens mijn handdoek en met mijn rood geworden kop denk ik even na , voor zover dit in de ring nog mogelijk is. Plots zie ik een lichtje. Het was mij opgevallen tijdens enige balwisselingen dat ik het ronde ding goed onder mijn controle kon houden, zodat mijn betere toekomst tijdens dit spel ook toch zou kunnen liggen in kapbewegingen met een draaiende pols in mijn backhand. Op dat kritieke moment van mijn finale beslis ik plots van volledig mijn spel te veranderen. Van zacht schuiven met mijn rechtse schakel ik over naar mijn kappende backhand. Er gebeurt een wonder vermits de BBL-man driemaal zijn retourbal in het net legt. Hij vloekt en geeft dan nog een domme opslag weg die afketst op de boord van zijn tafelkant.
Zo komen wij , ik en mijn supporters, weldra aan 17-18 en André Noël wordt zenuwachtig en raakt de bal met zijn wijsvinger. Na een slokje aan mijn spa-citroen, kijk ik eens in zijn ogen waarin ik verwarring zie opkomen. In een ware euforie durf ik nu zelfs ook smashen, en met succes ! Ik voel me echt high ! In mijn hersens weerklinkt de verschrikkelijke ' Banzaï ' kreet van Kimura. Met de klasse die enkel op de grote dagen van mijn leven haar neusje soms liet zien, los ik nog een paar loeiers . Geweldig ! De punten zijn allemaal voor mij. Als de zegevierende Zatopek loop ik door en kom ik over de meet, de 21-lijn van het einde van deze eerste set . ( 21-18 ) - . Dat was er op en er over ....! Bravo Frieda !
Voor de vijftiende keer op deze zaterdag heb ik zo'n set gewonnen. Ik sta er nu goed voor. Dit is aan het gebeuren in de finale, en hoe verschrikkelijk sterk was ik toch op het laatste, in de sprint ! Frieda'ke, Frieda'ke toch, er groeit hier een schone kans om nog weer een keer een tornooitje te winnen. Er staat daar zelfs een schone beker en een doos met een prijs in natura. Wat zou dat zijn ?
Mijn tegenstrever, de op het eerste zicht toch vriendelijke André Noël, zit nu op een stoel te schuimbekken, en hij is fel kwaad op zichzelf omdat hij ondanks voorsprong niet kon afwerken tegen die madame met haar roodbruin ouderwets paletje. Al direct na de eerste bewegingen over de tafel komt hij op het begin van de tweede set met grof geschut. (1-6) - Ik moet alles doen om mijn concentratie en mijn fighting spirit terug in de gepaste slagorde op te stellen, terug vertrouwen leggend in die kapeffecten die tijdens de eerste set goed meevielen. Mijn beste wapens hebben immers die vorm en dat wordt bevestigd - ( 4-6) - Ik neem geen risico's. Ik vertraag, houd het balletje laag, en aan de rechterkant van de man die mijn 'pong' moet verteren. De score vordert geleidelijk en wreed langzaam : (8-10)- (12-12) - (14-14) . Ik vecht tegen de andere kant, tegen de vijand, doch ook nog meer tegen mezelf. Ik moet mijn concentratie maximaal laten renderen en mijn zenuwen baas blijven. Ik moet zoeken naar de harmonie tussen kalmte en agressiviteit, de beste cocktail om in dit balspel te zegevieren, om na de inspanning feest te kunnen vieren.
De BBL-er geeft me de indruk van wat te puffen. Is hij moe aan het worden ? Hij speelt ook reeds zijn negende match, en op zijn gespierde beentjes heeft hij reeds veel afstand afgelegd achter die duivelse pingpongtafel met dat domme net van vijf duimen hoog. Plots komt een C-speler van een andere tennistafel onze speelruimte ingesprongen. Ondertussen is het al 21u00 voorbij en wordt ook nog een andere finale gespeeld, niet erg ver van ons. Die speler roept ' ... Deux balles ...! De balwisseling tussen Frieda Genné en André Noël duurt nog geen eeuw, maar toch reeds lang genoeg en het is spijtig dat dit nu op zo'n dwaze manier wordt onderbroken. Ik stop onze pingpongbal met mijn vrije hand, en met mijn voet schop ik het andere Flick-balletje terug uit onze speelruimte in de richting van die storende onderbreker. Het wordt een bijkomende rustpauze, een incident dat voor de drie belanghebbende toch welkom is, want zowel de speler, als de speelster, als de puntenteller, beginnen na deze lange sportdag moe te worden.
Het is Valentijnsdag. Maar ik heb geen man, geen vent, geen minnaar. Ik ben een gelukkige en vrije vrouw die pingpong speelt. Ik ben niet eenzaam want iedere kenner, alle aanwezigen hopen op mijn overwinning, behalve dan misschien die enkele homosexuelen die gluren naar het kontje van Noël, en dan die sportliefhebbers aan de druk bevolkte bar die alleen houden van Jupiler en Bellevue. Een stem diep in mij treft me op dit cruciale moment. Mijn engelbewaarder, die mijn coach in alles is, huilt dat ik niet meer mag verdedigen en afwachten, want ik moet zonder pardon toeslaan .... ! Vooruit nog zeven punten ... ! Ik luk een leuke smash . - ( 15-15) - Zie je wel dat ik het kan ! Van onder mijn middenrif sleur ik mijn derde adem uit. Een nieuwe vloed van energie spoelt over mijn vrouwenlijf. Ik pomp en pomp mezelf moed in, als ware ik moederlijk bezig met de bevalling van mijn baby. Patat, patat, ... wow, .. nu lukt de BBL-er toch wel twee smashes. - ( 15-17) ! Zo iets is niet goed, en snoert me de keel ! - (16-18) !
Plots komt opnieuw die grote lomperik van een C-speler van de Pensioenkas in zijn zwart Fred Perry bloesje met een sprong in onze richting en hij roept opnieuw ' ... Deux balles ...! ' De scheidsrechter roept ' Stop ! ' en dat is voor mij heel erg omdat precies op dat moment mijn vis-à-vis de bal slecht had terug geslagen, in het net. Ik verlies zonder twijfel dat punt, of beter gezegd Noël wordt niet gestraft voor de duidelijke fout die hij aan het maken was. Ik laat een harde schreeuw, zoals een gewond hert, en ik word razend als een bedrogen Romeinse wolvin. Ik bedreig zelfs alle daar aanwezige kerels ! Rotzakken, die denken dat ik een persoon van het zwakke geslacht ben, een secretaresse van 1m 55 van de Sociale Dienst van de ASLK ! Althans zo doe ik, want deze uitingen zijn slechts Commedia dell'Arte ! Op zulke momenten door enig voorval gestoord worden, betekent immers ongetwijfeld ineenstorting en ondergang, of sportieve zelfmoord. Ik speel theater in de studio van onze Nationale Televisie. Is het een tragedie, of wordt het een burlesk blijspel ? Ik ga naar mijn handdoek en droog mijn natte kop nog maar eens goed af om te kalmeren. Noël weet nu echt niet wat er zal gaan gebeuren. Ik drink spa-citroen, maar zal ik van dat groene broebelende vocht naar iemand spuwen ? De scheidsrechter beseft op dat ogenblik dat hij misschien wel een gele of zelfs een rode kaart zou moeten hebben, en hij heeft enkel een potloodje en een fiche met onze beide namen om de score te noteren. Ik kan terug op adem komen en mijn tegenstrever is ondertussen de draad van zijn match kwijt. But than the show must go on ! ... en na dit incident plaatsen wij ons terug achter de boordlijn van de tafel. Ik kijk heel, heel triestig naar de scheidsrechter, doch die heeft geen hart voor alleenstaande vrouwen die op een Valentijndag een finale spelen in die voor haar weinig romantische avond. Hij zegt : ' A nouveau ( 16-18 ) ! '
Ik heb helemaal niets gezegd of gevraagd aan Noël. Hij mag voor mij lucht wezen. Tussen ons staat een standardmeubel van vijf voet breed en negen voet lang, precies netjes in twee delen verdeeld door een netje. De kalmte is weergekomen. Iedereen in de zaal weet nu dat er een intense kamp bezig is tussen de staatsbank ASLK en de privébank BBL. Zoals zijn familienaam het laat zien is André Noël een pingponger die in februari zo vrijgevig is als de Kerstman van december. Hij laat lichtjes het balletje naar het net rollen en zo verkwist hij met opzet het volgend punt. Hij roept met een lach ... ' Cadeau ...! ' - ( 17- 18) . U had dit punt al gemaakt ... . Dat vond ik ook !
'Wat een sjieke type toch, die André ... ' ben ik op dat ogenblik aan het denken. Maar 'zoef 'scheurt het ... alvorens ik terug in de game ben en weer mijn tactisch vernuft, balgevoel, en techniek, op toeren heb. Wanneer de loodjes heel zwaar wegen op het einde van een finale kamp, na elf uren pingpong in een rumoerig lokaal, kan die kerel van de BBL in zijn te kort broekje nog een onweerstaanbare liftbal uit zijn plankje toveren. - (17-19) - ! Opgepast die Kerstman zonder baard is wel een gentleman, maar hij wil nog altijd graag winnen ! Alles kan nog !
Het volgend punt is absoluut verschrikkelijk belangrijk. In de Pingpang Qiu kan met een plotse bliksem gewonnen of verloren worden ! Set, match, en de buit, ... de ereprijs en de roem, ... zijn pas binnen na het scoren van het ultieme pingpongpunt. Ik adem diep. Ik besef nu 100% dat ik aan de opslag ben. Het was lang geleden dat ik die vuile doch reglementaire opslag duizend malen had uitgevoerd op training . Een balletje vol venijn volgt tweemaal in het midden achter het net. (18-19) ! (19-19) ! Niemand kan geloven dat Noël zulk een belachelijk botsend balletje niet kan over het net terug brengen. Plots ketst het onbetrouwbaar balletje van mijn palet. Het gaat omhoog, veel te hoog, maar komt toch nog gelukkig op de goede kant bij Noël terecht. Die ziet dat het moment gekomen is voor zijn zwaarste mokerslag. Hij slaat de bal echter op het net dat met al haar veerkracht het celluloïd de ruimte in katapulteert. Trilling, stuiptrekking, waarmee zal toch het volgende punt worden gescoord ? Zo fladdert de score in mijn voordeel naar - ( 20-19) - ! Verdorie ! Ik kan nu winnen !. Dit is al een matchbal !
' Alleluia ! ... Hier komt de bruid ... Maar, pas nog eventjes op, want .... ! Laat hem nu maar komen. Het kan maar een kwestie meer zijn van ogenblikken, seconden, hoogstens nog één minuut. Ik moet die nachtmerrie van een bal rechts en laag houden Ik moet ooo ... p ... letten, oei, ... bijna nog een misser ! Ik gluurde naar den André van de BBL en ik hoopte dat de elastiek van zijn groen broekje plots zou breken , en dat iedereen in die pinpongzaal zijn valentijnte zou zien. Maar neen, dit was iets veel erstiger. Wij waren in een Spaanse arena aan het kampen. Hij was de stier, en ik was de toreadora met de fijne degen die diende om te doden. Ik dacht dat ik al zolang aan het strijden was, misschien was deze kamp al eeuwen oud , en vermits er niets nieuw onder de zon is, zijn wij David en Goliath, een HoratIër en een Curatiërs, zijn onze paletten goedendags, geuzensabels, bajonetten, bokshandschoenen. Ik bleef op ritme en in concentratie, en mijn benenspel was nog steeds van betere kwaliteit. Plots gaat de arm van mijn vijand van dit uur met een beweging van onder naar boven voor de moeilijke zweepslag die gevreesd wordt door alle verdedigers. Mijn reactie is uitmuntend, met gesloten bat weerkaats ik het schichtige balletje terug. Het veert zelfs weg naar een moeilijke hoek aan de overkant. De speler van de BBL, in een verwarde beweging, ergens links van de tafel, weet het balletje nog even terug te zenden, en kan één enkele keer nog zijn bankroet wat uitstel bezorgen. Alles hangt nu af van de baan die het witte projectiel zal willen volgen in het beperkt luchtruim rond en boven die pingpongtafel. Baan is geen geschikt woord hier. Ik verkies trajectoire want in die mengeling steekt er wat van tragedie. De bal doorklieft dus de lucht in die studio van de RTB. Wordt het 3m16 dan zal een doffe ' pong' worden gehoord en dan is de bal nog goed aan het botsen. Wordt het echter 3m 24 , dan is heel de gigantische strijd die we hebben beschreven voor goed beslecht. Het zou hopeloos 3m78 worden, en dus mag ik mijn armen in de hoogte steken ! ( 21-19 ) . ! Einde wedstrijd ! Bravo ! Deze geweldige match diende tot de meerdere glorie van de sport, van de fairplay , van de natie.
Met André Noël, die toen dacht dat hij een vrouwtje als ik gemakkelijk zou kunnen kloppen.
Bijkomende uitleg : Oorspronkelijk bestond dit verhaal als HET EDELE PINGPONGSPEL . Wilfried Journée, een echte tafeltennisser, won toen in werkelijkheid te Brussel de reeks D van een pingpongtornooi bij de URBRASCO & INTERBANKEN op Valentijnsdag in de lokalen van de Televisie. Drie maanden later beschreef hij dit in een stukje dat bestemd was voor een prozawedstrijd van Het Open Venster , zesmaandelijks tijdschrift van de Kring voor Kunst en Kennis van het personeel van de ASLK-Bank. Wilfried won toen een prijs en zijn edel pingpongspel kwam flink in de belangstelling. Vierentwintig jaren later besluit hij van zijn prozastuk te herschrijven onder een andere vorm. De schrijver ex-pingponger situeert zijn match nu twintig jaren vroeger in 1967 en de winnaar van de match is niet meer Wilfried zelf , doch een imaginair dametje dat zeer goed kan pingpongen want zij vloert alle mannelijke tegenstrevers. Wilfried Journée werd veranderd in Frieda Genné en de verliezende speler van de BBL is nu van een in mekaar geknutselde identiteit : André Noël , zijnde de voornaam van een persoon en de familenaam van een andere persoon die de schrijver in 2011 regelmatig ontmoet. De zwartwit foto's werden geplukt op het internet , gewoon om te illustreren . Waarom ? Wel, met zo iets kan een senior zich nog eens goed amuseren op zijn blog ! Het moet niet altijd de waarheid en niets dan de waarheid wezen zoals op het Tribunaal !
Dit stond natuurlijk niet in een dagblad in ons land . Het moet dan ook een vertaling zijn uit De Sportvriend van het Japanse Kobe-shi zijn , tenzij het natuurlijk pure fictie is, en met iemand die zoals Papoum op zijn oude dag zweeft tussen de virtuele wereld, de droomwereld, het verleden en de vochtige werkelijkheid van een koude februaridag, is dit zeer mogelijk.
De legendarische takkyù samouraï uitgeschakeld in de kwartfinale !
De score was 11-5, 8-11, 11-8, 12- 14, 9-11, 11-2, 13-11. Hiermee won de amper zestienjarige Koki Niwa in de vijfde ronde van de hoofdtabel van de Open Japanse Kampioenschappen tegen de ruim vijfentwintig jaar oudere Yujin Supotsu, na een heroïsche tafeltennismatch van negentig minuten. De verliezer gaf aan de winnaar en aan de scheidsrechters een handdruk, het bewijs dat hij het resultaat aanvaardde, en dat de strijd zich met de grootste fairplay had voltrokken. Op weg naar de kleedkamers bleef hij nog even staan, omringd door een horde reporters, fotografen, en enkele cameramen, en toen na een groet aan het publiek meldde hij met duidelijk verstaanbare stem dat hij precies op dat ogenblik de beslissing nam om te stoppen met zijn sport, na vijfendertig jaren intense trainingen en competities.
Kijken naar Yujin was een streling geweest voor de ogen van alle kenners. Deze prachtige atleet was een kunstenaar in wat hij deed. Hij was de perfectie zelf in het mannelijk verdedigend tafeltennis. Hij was een model in zijn sport. Nooit had hij puntjes gestolen, nooit had hij een fout tegen de sportreglementen begaan. In en buiten de sportarena was hij een gentleman. Nooit had hij één druppel saké gedronken en nooit één yen aan geisha's gespendeerd.Veertien maal was hij individueel kampioen van zijn land. Gekoppeld aan Hiroshi Matshumita won hij zesmaal de titel in Heren Dubbelspel, en gekoppeld aan vijf verschillende speelsters won hij ook vijfmaal het Gemengd Dubbelspel. Toen hij nog in de jeugdafdelingen speelde won hij ontelbare titels met zijn tweelingbroer Koji, maar deze overleed als negentienjarige in een ongeval toen hij te snel reed met een motorfiets. Naast zijn leven van sportman, werd Mister Yu ook een belangrijk zakenman. Op zijn veertigste vierde hij de opening van zijn veertigste sportwinkel in Japan. Om deze reden werd hij ook maar weinig gezien buiten zijn land, want hij had het veel te druk als zakenman. Toch was hij steeds blijven zijn konditie en techniek onderhouden door daaraan dagelijks vier uren te besteden onder de begeleiding van sparringpartners en medewerkers die hij bezoldigde en inschakelde in zijn bedrijven.
Yujin Supotsu stopt, maar door zijn voorbeeld die hij aan anderen doorgaf op gebied van liefde, inzet, uithoudingsvermogen, in zijn sport zal hij nooit worden vergeten. Sayonara Yujin !
Bewonder de prachtige stijl van deze grote tafeltennisser uit de stad Kobe.
Une page d'histoire - Le tennis de table d'il y a 40 ans.
1970- 1971 - Les principales équipes et les classements des joueurs.
MACCABI ANTWERPEN
A1 - Norbert Van de Walle, A4 - Alex Rosmarin , A9 - Louis Heremans, A.as- Etienne De Weerdt
LE LOGIS BRUXELLES A2 - Frans Bekaert, B°- Paul Van Elewijck, B2- Romain Schalley,B2- Jacques Henri, B4- Jean-Paul Marquass, B6- Roger Nys, B6- Guy Haesaert.
ROYAL PANTHEON BRUXELLES A3- José Baudry, B°- Roland Petré, B2- Gaby Gayer, B2- Robert Ponte, B2- Roger Wilmet, B4- Sinclair Van Gelder, B6- Tristan Schwilden - DameA7- Mavis Van Gelder
ROYAL STANDARD CLUB DE LIEGE A5 - Frans Lanckman, A6- Daniel Sanctoario, A12- Marcel Lambiotte, A.as-Bruno Gilon, A.as- Pierre Juliens, B2- Christian Gilon, B4- Jean-Pierre Heinen, B6- André Damman,
GOUDEN PALET GISTEL A7-Walter Dugardin,
CERCLE SPORTIF FLEUR BLEUE BRUXELLES A8- Maurice Cornil, B° Alain Cussac, B2- Stan Vandermaelen, B6- Tibor Ujhazy, Dame B0 - Mireille Van den Driessche,
SALAMANDER MECHELEN A10- Emiel Van Krieken, A14- Roger Wuyts, B2- Gaston Balaes,B2- Robert Opdebeeck, Dame A6- Magda Verlinden
TENNIS DE TABLE DE ANS A11- Gaston Detaille, A12- Joseph Saccone, A.as/dameA1- Josiane Detaille, B° Jacky Rahier, B° Jean-Paul Saive,B2- Joseph Raeymackers, B6- Pierre Mingelbier, B6- Hadelin Verreydt,
CERCLE TENNIS DE TABLE ALPA BRUXELLES A15- Freddy Hofmans, A.as-Alexandar Filipovic, A.as - Jean Godts, B° Pierre Bertrand, B° Guy Delabarre, B° Dirk Roels, B° Guy Derkinderen, Dame A3- Mary Detournay, Dame A4- Claudine Collignon, Dame A8- Andrée Crevecoeur, Dame Api- Micheline Stas.
CERCLE DE TENNIS DE TABLE DE HERVE A.as - Dany Jacob, B° André Smets, B° Georges Henrard, B°- Alphonse Rensonnet, B2- Tran Quang Nhuong,
Norby était célèbre en Belgique et aux Etats-Unis.
De mannen die indoor of outdoor regelmatig nog wat aan sport hebben gedaan tijdens de voorbije winterperiode, zo vol koude, sneeuw en nattigheid, en die probeerden te ontsnappen aan de winterse snotvallingen en griepjes, mogen fier zijn omdat zij hun goede voornemens zijn nagekomen. Voor hen zullen de eerste clubuitstappen en trainingen van het nieuwe wielerseizoen niet te zwaar uitvallen. Maar spijtig genoeg is het zo dat de meeste van die goed afgetrainde wielrijders, die we op de zonnige dagen van 2010 hebben gezien, na een luie winter nu toch wat traag, vet en stijf zijn. We mogen gewoon zeggen dat iedereen weer helemaal van nul moet herbeginnen, of dit nu gebeurt op de oude koersfiets van vorig jaar of op een fonkelnieuwe machine waarin zopas werd geïnvesteerd.
Is er wat misgelopen ? Neen, zeg ik. Maar, wanneer we evenveel eten maar veel minder beweging hebben tijdens de maanden november, december, en januari, dan slaan wij automatisch caloriën op als reserve. We krijgen dan een dikker buikje. Door te fietsen verbranden we zonder te overdrijven gemakkelijk 3.000 caloriën per week en als we niet meer fietsen stapelen deze caloriën zich op tijdens de wintermaanden. Dat wordt dan in ons lijf een hoop van 42.000 caloriën , hetgeen een vetlaag betekent van 6 kilo's. Wie ook nog vaak aanzit op soupers van verenigingen, wie veel taart en frieten eet tijdens familiebijeenkomsten, of wie de geldmiddelen heeft om gastronomisch te tafelen ziet zijn cijfers op de weegschaal nog hoger klimmen. Allemaal extra vet !
In de zomer is een biertje, zelfs een goede bruine pot van een abdij, gezond en noodzakelijk voor een wielertoerist uit het Vlaamse land. Maar de feeststemmingen rond de jaarwisseling, de vieringen van diverse kampioenen, kan het aantal liters bier dat door de keelgaten glijdt wel flink doen toenemen. Dat betekent ook bijkomend gewicht, maar bovendien schade aan de algemene fitheid. Dit zal duidelijk zijn tijdens een bloedanalyse in januari, want cholesterol, urinezuur, en andere cijfers zullen er dan slechter uitzien dan na een schone sportieve zomer.
Een tijdje voor we terug op ons zadel kruipen zullen we dus bijzonder oppassen op gebied van voeding. Een goede verspreiding van de verschillende energiebronnen is aan te raden. Wij proberen daarom een voeding met 15% eiwitten (proteinen), 25 % vetten (lipiden), en 60 % suikers (koolhydraten). Eenvoudiger uitgedrukt : we eten minder vlees, minder vet, minder zout, en we proberen onze honger te stillen met macaroni, spaghetti, vermicelli, rijst, groenten, bruin brood, muesli, fruit, peulvruchten, bonen, noten, soja, terwijl wij plantaardige olie en magarine gebruiken als smeermiddel of tijdens de voorbereiding.
TRAINING. Het opdrijven van uithoudingsvermogen zal ons doel zijn in februari en maart. Rust roest. Dat is zeker ook waar voor onze belangrijke hartspier. Daarom bestaan onze eerste ritten uit extensieve duurtraining. Het is op het begin van het seizoen beter driemaal één uur flink te fietsen dan éénmaal drie uren, waarvan het laatste uur wellicht minderwaardig zal zijn.Vooral soepel ronddraaien aan een hoge trapfrequentie is belangrijk.
Wat dit betekent op gebied van aan te wenden verzet en snelheid volgt nu en verstandig je electronische snelheidsmeter gebruiken is hierbij de regel. Op 42 / 21 tegen 25,6 km/u - Op 42 X 20 tegen 26,9 km/u - Op 42 X 19 tegen 28,3 km /u- 0p 42 X 18 tegen 29,8 km/u - Een van deze mogelijkheden zal je best passen.
Een soepel traptempo volhouden gedurende één uur en drie ritjes per week, zal ongetwijfeld heilzaam zijn voor de wat in mindere conditie verkerende herbeginnende wielertoerist. Zulke inspanning gebeurt aan de drempel van je uithoudingsvermogen maar niet er over. Door een praattest kan worden gecontroleerd of het niet te rap gaat. Tijdens zulke trainingsritten moet er steeds nog genoeg lucht en zuurstof in je longen blijven om tijdens het fietsen luidop te kunnen praten. Tijdens zo een babbeltje in jezelf of tegen een kameraad niet tegen de stoep rijden en ook blijven uitkijken naar de auto's en de loslopende kinderen en huisdieren om niet te vallen, blijft natuurlijk ook nog een must, een gulden regel voor iedere wakkere fietsgenieter .
Na zes weken toepassing van deze voedingsadviezen en trainingsadviezen zal je gemakkelijk kunnen meerijden tijdens de eerste wielertoeristische proeven, zal niemand van je clubmakkers je in de bergop een helpend duwtje moeten geven, en zal je de hele zondagnamiddag niet moeten recupereren thuis in je zetel of daarin zelfs in slaap vallen tijdens de wielerreportages van Michel Wuyts.
Rond 1950 was er niet alleen een film, met merkwaardige achtergrondmuziek, namelijk DE DERDE MAN. Dicht bij de start van het wielerseizoen 2011 mogen we wel eens terugdenken aan de zeer grote Italiaans renner Fiorenzo Magni. Na de halfgoden van zijn generatie, Gino Bartali en Fausto Coppi , kwam hij op de derde plaats als campionissimo. Door zijn overeenkomst met NIVEA bracht hij een extra-sportief in de wielersport, een revolutie in de sportgeschiedenis.
Fiorenzo Magni werd geboren in Vaiano di Prato op 7 december 1920. Zijn aanwezigheid in de wielrennerij is alleszins niet onopgemerkt voorbijgegaan. Hij was 3 keer winnaar van de Ronde van Vlaanderen en behoort zo bij de recordhouders. Weliswaar schreef Magni het ultieme superrecord op zijn naam door de Vlaamse klassieker drie keer na elkaar te winnen. Dat was in 1949, 1950 en 1951. Nog steeds azen renners op dat record, maar niemand heeft het ooit al kunnen evenaren. In zijn loopbaan als profwielrenner mocht hij ook drie jaren met de trui van Italiaans kampioen rondrijden. Dat was zowel in 1951, 1953 en 1954 het geval. Deze Toscaan kwam de flandriens een lesje geven op eigen wegen en onze wielerkampioenen hadden nog slechts ogen om te huilen als slechte verliezers.
Bijna elke Italiaanse renner heeft de droom om de Giro d'Italia te winnen of toch minstens één rit op zijn palmares te zetten. Fiorenzo Magni slaagde erin om beiden te verwezenlijken. Al in 1948 kon hij de 19 e rit in de Ronde van Italië winnen. Enkele dagen later mocht hij nogmaals op het hoogste schavotje plaatsnemen, maar dan om zijn roze trui te showen als eindwinnaar in de Giro.
GIRO ITALIA MILANO ACCLAMA FIORENZO MAGNI VINCITORE
Twee jaar later, in 1950, won hij de 16 e etappe, maar kwam niet met de eindzege thuis. Die werd gewonnen door Hugo Koblet, een Zwitser. Eén jaar later zette Magni nog eens alles op alles. Door steeds goede resultaten te rijden kon hij voor de tweede maal met de eindzege huiswaarts keren. Helaas zonder ritzege, maar dat werd in 1953 meer dan goed gemaakt. Hij schitterde maar liefs in 3 ritten. Zowel de 10 e , de 16 e als de 21 e etappe won hij. In 1955 won hij zijn laatste Giro d'Italia. De 2 e etappe was ook de laatste Giroritzege die hij op zijn palmares zette.
Als je zijn palmares bekijkt, merk je op dat nogal dezelfde zeges voorkomen. Zo won hij o.a. 3 keer de Ronde van Piëmont (1942, 1953 en 1956), 2 keer de Ronde van Toscane (1949 en 1954), 3 keer de Trofeo Baracchi (1949, 1950 en 1951), 2 keer de Ronde van Lazio (1951 en 1956), 1 keer Milaan-Turijn (1951), 2 keer Rome-Napels-Rome (1952 en 1953) en 7 ritten in de Ronde van Frankrijk. Signor Fiorenzo Magni is nu nog steeds in leven. Hij is al meer dan negentig. Hij was te Monza de eigenaar van een grote garage. Na de dood van Raymond Impanis, beginnen de wielerkampioenen van méér dan zestig jaren geleden, uit de legendarische tijden, uit de periode van de Desgrange-Colombo Beker, zeer zeldzaam te worden. Magni, Kubler, Geminiani, en wie nog ... blijven nog over. Hopelijk duurt het nog even alvorens de wielerwereld hun overlijden verneemt. Hierna enkele foto's van de onsterfelijke Fiorenzo, beschouwd als één van de beste koereurs aller tijden in het bergaf rijden van de grote cols in de Alpen en de Dolomieten. Op het palmares van deze Toscaanse kampioen staan tussen 1940 en 1956 81 overwinningen bij de beroepsrenners. Signor Magni is de ere-directeur van het wielermuseum op de Madonna del Ghisallo.
Volhouden met gebroken sleutelbeen en nog bijna de Giro winnen.
Wilskrachtig in de achtervolging samen met de Bretoense kampioen Louison Bobet.
De motoren blijven nog wat verder uitbollen op de betonnen wielerbaan. Hun vaart neemt af . Het kletterend lawaai vermindert. Riehl-am-Rhein op de zondagnamiddag die op Kerstmis volgt. Julien werd reeds enkele minuten eerder afgevlagd en voor de veiligheid tijdens de eindsprint uit koers genomen. Hij rijdt nu voorzichtig over de planken het hellend vlak af dat hem naar de catacomben brengt, in de nogal koele kelder waar het rennerskwartier ligt. Zijn zware helm hangt vast aan de duim van de linkerhand waarmee hij zijn fiets stuurt, en met zijn rechterhand voelt hij aan de pijn in nieren en rug. Zijn verzuurde spieren bezorgen hem de stijve kuiten van een ouderling . Door zijn hoofd draait, draait, en draait het nog als ware hij op de paardenmolen van de Brusselse foor. Van op de volksplaatsen komt geroezemoes los, tussen de zitbanken waar wordt gepraat, gevloekt, gegokt, gedronken en gerookt. Maar dan wordt dit overtroffen door de bekende stem van de hoofdscheidsrechter die de uitslag officieel maakt. Er volgt hevig gefluit van een bende supporters die hoopten op de deklassering van de koprijder van de pas gereden koers. Zij zijn ontevreden. De eerste manche over 30 km van Het Gouden Wiel van Keulen, internationale wedstrijd achter zware motoren voor profs, is voorbij.
' Sechster Julian Rogers, vier Runden und achtzig meter zurück " . Louis de soigneur, heeft alles genoteerd op zijn boekje, en komt vrolijk aangelopen, want de uitslag bevalt hem wel. De plaatselijk overroepen baanvedette Willi Schumacher is toch maar derde en de bekende Berlijner Heinrich Boll vierde, doch ook reeds met twee ronden achterstand. Het is vreselijk hoe meerdere zatte kerels te keer gaan in sectie C. Zullen wilde Germanen het kot hier afbreken ? Zij hebben geen sportieve noch andere manieren na wat bier en schnaps. Enkele kerels met een zwijnenkop pesten zelfs de buitenlandse renners met alle kleine middelen waarover zij beschikken. Zo gooiden zij stukken brood en worst, en zelfs het onderste van hun pint, naar de voorbijvliegende schrittmachers. Het Sportpaleis van Riehl gelijkt op een enorm pantzerschip, met op het dek muitende en tierende matrozen. Af en toe vliegen politiemannen tussen de menigte in, om de een of andere uitgelaten wielerfanaat wat met de knuppel te bewerken. De als pruttelende lava bewegende massa manspersonen, afstammelingen uit het toch zo gedisciplineerde Heilig Rooms Rijk der Duitse Natie, die het Rijnland bevolken, komen zich op een zondagnamiddag als deze hier ontlasten van de spanningen van hun werkweek, de familiale verplichtingen, de stijfheid van hun kerkgemeenschap, en van het oog van buurvrouwen dat hun fatsoen beoordeelt. Soms vliegt er in deze sporttempel van Riehl zelfs een hoed of een pet door de ruimte, ongewenst voorwerp dat even later op het magisch ovaal van de arena neertuimelt.
' In welke heksenketel ben ik hier toch terecht gekomen ? ' Dit is de klassieke gedachte die altijd opkomt bij een neofiet in dit vak op de Duitse wielerbanen sedert het begin van de twintigste eeuw. Julien had reeds een stuk van de wereld gezien, maar dit nog niet. Als zeventienjarige was hij naar Wisconsin vertrokken in dat Amerika waar een schone toekomst werd beloofd. Na hard werken op boerderijen was hij terug Oostwaarts naar zijn vertrekpunt gekeerd te New-York, waar hij door zijn kennis van de Franse taal veel meer verdiende als ober in een restaurant. Op een avond maakte hij daar kennis met een groepje wielrenners uit Frankrijk. Hij werd hun hevigste supporter en zo werd hij weldra insider midden int de wereld van de velodrooms, waar hij de kans zag om ook geld te verdienen door het uitvoeren van diverse jobs, die hem toelieten steeds tussen de Goden van 't velo'ke te blijven. Ondertussen trainde hij ook zelf op een reservefiets en reed hij na een tijdje mee bij de amateurs. Ook als gangmaker op een tandem toerde hij vele rondjes. Zo gingen vier jaren voorbij en bezat hij een spaarboekje met een mooi bedrag aan dollars. Dit kon vooral door het voorbeeldige en gezond leven, zonder vrouwen, zonder drank, zonder pokeren, dat hij als sportman bij dag en bij nacht vol kon houden, in de grote steden vol gangsters, hoeren, en gevaren, en meestal slapend naast de koersfietsen die hij moest bewaken. Toen zijn Franse vrienden geen contracten meer kregen in de States, besloot Julien van terug naar Europa te varen, en het daar te proberen in de wegkoersen. In de lente van 1910 voert hij dit plan uit en is hij ook een echte wegrenner, iemand die rijk en beroemd kan worden door te presteren in de Tour de France. Zonder ooit maar eens op te vallen eindigt hij op de veertigste plaats in de Tour de France Peugeot voor onafhankelijken. Maar aan de aankomst te Parijs had hij reeds ontdekt dat hij nooit een groot kampioen zou worden, want in het stof, op de kasseien, in de bergen, in de sprint, in de marathons, nergens was hij goed genoeg. Maar, wel was hij slim genoeg om zijn hart en zijn benen niet kapot te rijden. Toen de herfst in Parijs begon, was al zijn geld echter op en zocht hij terug werk in de horeca, in de vleeshallen en op de groentenmarkten, waar wielrenners graag gezien waren.
Gelukkig, toen hij vol twijfels begon te komen, ontmoette hij Jerry Thomas, een vroegere sprinter en racer achter de zware motoren, die als chauffeur van een blinkende Darracq bij een zeer rijke familie aan de kost kwam. Beide sportmannen hadden mekaar reeds eerder gezien tijdens wielermeetings te Newark en elders. Jerry liep rond met in zijn kop het plan van manager te worden van drie renners uit Australië, jongens die op dat moment reeds op de grote oceaanboot in aantocht waren. "Als ik nu eens van jou een vierde Australiër maak, dan deel je weldra ook mee in de schone pot geld die we zullen verdienen ! ..." Maar met je naam Joseph, Julien, Roger, Boly-Preuveneers, geraak je nergens. Julian Rogers from Melbourne in Victoria , zo zullen wij je weldra kennen in de shows op de wielerbanen. Dat klinkt heelwat beter !
Julian Rogers. That's the name to make it here, in Berlin, in Vienna, in New-York, Boston, Chicago, Atlantic City , and even in Tasmania .... !
Er waren tijdens de voorbije wielerseizoenen verschillende doden gevallen op de wielerbanen. Na aanpassing van materiaal en reglementen kwamen er in 1911 toch opnieuw vele stayerswedstrijden. Op de affiches stonden de namen van de doden en de invalides niet meer, maar nieuwe sterren werden gevraagd. Zo kon ene Julian Rogers ook weldra aan de slag . Er was schoon geld te verdienen in de wedstrijden achter de zware motoren, want snelheid, sensatie, internationale kampioenen, dat wilden de toeschouwers voor hun entreekaartje maar al te graag zien.
Alléén in zijn cabine blaast Julien de rook van de sigaretten uit zijn longen. Hij is ontgoocheld over zijn eerste stayerskoers. Deze katastrofe had hij voelen aankomen : zesde en laatste ! Zijn gangmaker Bichon was toch wel overdreven hoog geweest met de verwachtingen. Die brede zware man die hem uit de wind moest zetten zwijgt nu als een monumentsteen en is wat aan het regelen aan de gaskabels van zijn Brennabor motor. Stilte. Dat is voorwaar een teken dat ook hij niet gelukkig is met het resultaat. Daar komt nu ook Jerry, de manager van het stayersteam, en ook van Oppie Small en Clark Evans, de Madison rijders, en van de rappe Fred Bailey, de aristocraat van de zuivere snelheid. Jerry staat helemaal in het deurgat zodat hij een gedeelte van het licht van de gang niet laat binnenschijnen in de kleedkamer van zijn Australisch quattuor. Met zijn grote mond van yankee zegt hij het volgende : ' Manneke , toch, ... wat was er toch aan die benen van jou ... zij draaiden toch niet zoals gisteren en eergisteren tijdens de trainingen ! ' 'Maar ik weet wat het is, verdomme ! Gij telefoneert teveel naar Truielingen !' 'Wel, ik ben tot daar gereden met mijn auto. Beenhouwer Barchy is overleden. Er wachten daar drie vrouwen op jou : een schoonmoeder, Lise met wie je in die boomgaard wat probeerde, en dochter Marie-Julienne die reeds haar eerste kommunie deed. Toen je zeventien was vluchtte je naar Wisconsin omdat jij toch zo bang was van het hakmes van Lise's opa. Je staat nu voor de keuze in de tweede manche, en ofwel kan je de kampioen van Victoria achter de zware motoren worden, ofwel kan je paté, bloedworst, en spek gaan maken en verkopen te Truielingen, op de grens tussen Limburg en Luik. Maar, manneke, weet toch dat de heren Budzinski en Knorr in de grote tribune zitten, met aan hun voeten een schone boekentas waarin tien contracten van duizend marken gereed liggen. Er staat nog geen naam op die papieren, maar voor zoveel moet een kleine zelfstandige uit een Haspengouws dorp zeker vijf jaren werken. '
Jerry haalt uit zijn binnenzak een foto van een blond meisje (later zou blijken dat dit een foto was van de dochter van Oppie was ..) en speldt deze op de rug van gangmaker Bichon. Er volgt stilte. Er wordt koffie met veel suiker gedronken. Julien steekt nog een boterham met siroop van Vrolingen tussen zijn kaken. De zweiter Lauf van het Steher-renne zal beginnen binnen vijftig minuten . De manager gaat zien wat Bailey uitricht in zijn herkansing. Hij verliest tegen een jonge Hollander die Piet heet, maar klopt de oude Belg Van den Borg. Daarna volgt een individuele over 100 ronden met twintig Duitse renners van categorie-B met als inzet de Beker van Keulen.
De baan wordt even schoongeveegd en daarna terug vrijgegeven aan de ronkende monsters, de motoren waarop de indrukwekkende pacemakers hun tuigen opwarmen terwijl de renners stil en nederig, maar toch wel in volle concentratie wachten, vastgehouden door hun begeleiders. Dan klinkt het startschot, en wie nu denkt dat de motoren zullen versnellen, heeft het mis voor, want zij vertragen en zachtjes maar toch nog steeds met goede vaart zuigen zij de zich op gang trekkende renners aan zich vast. De inspanning die deze kampioenen op dat ogenblik leveren is bijna onmenselijk door het enorme verzet dat zij duwen. Maar plots aan de overkant, een slag, een valpartij. Canepari en Boll zijn in mekaar gehaakt en liggen op de grond. De scheidsrechters vlaggen de koers af en de vier van onheil gespaarde kampers laten zich uitlopen met een zucht van opluchting. De leden van het orkestje moeten hun pint en hun liefje laten staan, lopen naar het podium, en spelen weldra stukken uit de operette Het Witte Paard om de leegte in het programma op te vullen. Na een neutralisatie van vijftien minuten wordt de tweede manche herbegonnen. Ook nu moet stayer Julian Rogers als zesde en laatste in de rij zich op gang trekken, doch hij start geweldig goed, want in een wip gaat hij reeds over Cyriel Samson en Heinrich Boll, tijdens de tiende, elfde, twaalfde ronden.
Bijzonder spijtig, maar de winnaar van de eerste manche Stan Okkermans wil versnellen, doch hoog in de bocht loopt er iets verkeerd met zijn persoonlijke motor. Met de reserve gangmaker toert hij nog wat rond, maar in de dertigste ronde stapt hij af terwijl hij zich erg kwaad maakt op zijn begeleiders. Ook met Alessandro Canepari die gevallen was, gebeurt er iets. Hij klaagt over een pijnlijke pols en geeft op. Dat betekent dat deze twee deelnemers geen punten scoren, vermits zij niet meerijden tot voorbij de helft van de race. Julian Rogers komt dus in tweede positie te liggen en Bichon houdt de gastoevoer goed in de hand zondat zijn renner nooit verder dan tien meter van de koppositie volgt. De twee andere stayers volgen op een halve ronde. De kenners vragen zich af of die twee zich sparen of niet beter kunnen. Op tien ronden van het einde draait Bichon alle gas open. Hij heeft gevoeld dat het goed verloopt met zijn troetelkind. Goed is wel zeker niet een woord dat uitdrukt wat Julian Rogers op dat ogenblik ervaart. Tijdens elke ronde sterft hij zonder zich te laten begraven. De snelheid gaat beangstigend naar omhoog. Zij raken mekaar bijna met de ellebogen. Zij toeren op een waanzinnige manier en naderen de limiet waar de dood hun jonge levens zou kunnen wegnemen . Willi Schumacher, de vice-wereldkampioen, krijgt het toch wel moeilijk tegen die nog onbekende kangoeroe uit Melbourne. Nog drie ronden . De maximale snelheid wordt nu behaald. Zesduizend toeschouwers staan recht en volgen ademloos de actie.
Julien kijkt naar de foto van het meisje, met drie spelden vastgemaakt onder aan het rugnummer van zijn schittmacher, die stoere Bichon die stevig recht blijft zitten in zijn beschermende rol. Julien meent dat hij de vader is van dat blonde meisje. Voor haar doet hij het, voor haar kan hij zijn hart nog tien slagen sneller laten gaan en de pijn, de verschrikkelijke pijn in de benen en in zijn rug, nog verder verdragen. Zij aan zij vlammen beide renners de laatste kilometer in. Nog zeshonderd meter. Daar gebeurt het. Schumacher lost de rol . Slechts vijf centimeters. Hij bijt terug. Maar plots moet hij toch van de rol af, van die rol weg. Hij wuift naar het publiek, naar zijn publiek, en hij wijst met zijn vinger naar Bichon en Rogers die een boogscheut voor hem wegdaveren, en zegevierend maar met aangehouden inspanning in de sprint weldra de eindstreep bereiken.
De officials van het Deutsche Radsport Verband maken hun sommetjes : 1. Schumacher 5 + 7 = 12 2. Rogers 1 + 10 = 11 3. Okkermans 10 + 0 = 10 4. Canepari 7 + 0 = 7 5. Samson 2 + 5 = 7 6. Boll 3 + 3 = 6
Het Australische team is zeer blij met de tweede plaats van hun stayer Julian Rogers. Winnen zeer ver van huis, ook al is het slechts één manche, is voor hen van onmetelijke betekenis.
Julian Roberts geniet van zijn ereronde. André Bichon , de oude rat in het vak, lacht ook zijn tanden bloot. De meeste Duitsers kloppen in de handen. Die ' neue aus Melbourne ist sehr gut' , maar zij weten ook wel dat het Willi Schumacher zal zijn die met 12 punten Het Gouden Wiel van Keulen heeft gewonnen. Terug in het rennerskwartier zijn er echter kwade tongen die aan Bichon de vraag stellen ' Heeft die kangoeroe een slok gekregen van je groen flesje met cactussap ? ' Ha hah ha, ... haah ... !
Jerry Thomas straalt . Hij zegt aan de Duitse persjongens : 'Yankees en Australiërs hebben altijd een lekkere wortel bij voor hun muilezels wanneer zij door de prairie naar Utah of door de bush naar Alice Springs trekken. Tijdens de pauze tussen de twee manches had ik aan Julian de gepaste Wurzel gegeven ! Zie das Bild op de rug van zijn Schrittmacher !
Op die zondagavond tekende de jonge Dauerfahrer Julian Rogers tien profcontracten om op te treden in races achter zware motoren op de wielerbanen van Dusseldorf, Hannover, Essen, Breslau, Leipzig, Chemnitz, Erfurt, Berlijn Olympia, Steglitz en Treptow. Hij stapte binnen in de grote familie van de beroepsrenners, maar hij wist op die dag ook dat er voor hem familie was in een thuishaven te Truielingen waar hij weldra zich zou vestigen. Tot in 1950 zou hij er een beenhouwerij en een sportcafé runnen. Een felle valpartij en de Eerste Wereldoorlog hebben zijn loopbaan bij de stayers echter beperkt tot slechts drie volledige wielerseizoenen.
De witte vlo, de prins van de groene speeltuin, was geliefd door de kleine meisjes, maar hij vocht vaak tegen de grote jongens, rood, geel of bruin. Geen boom was voor hem te hoog, hij wist wat hij zocht. Nooit was water te diep, of lag een sloot te breed. Doorheen de deur van een kleedhokje voor zwemsters boorde hij een gat met zicht op vrouw zonder kleed of naar behaarde kuiten van de schoolmeesters. Met lucifers en klei dichtte hij de gaatjes. Alléén zijn kameraden mochten ook eens zien na ruilen van een knikker en zonder praatjes. In zijn vaders pretpark kreeg hij er zo wel tien. Hij loste eens muizen en een katje in de kerk, en dan in de klas zes meikevers en een mus. Zijn benen waren mager, zijn broek was niet sterk. Hij zat vele uren op de wip met zijn zus. Liefst deed hij wat verboden was en wat niet kon. Hij was de grote deugniet met altijd die lach. Toen hij elf was moest hij naar het paapse pension, hij sloeg hen een blauw oog en kreeg nul op gedrag.
Exode des forces russes de Sebastopol - Bizerte 1920.
Première partie: Basée sur un texte écrit et traduit par un témoin qui fut pendant quelque temps un de mes amis : Georges de Yazikoff , né le 16 avril 1904 à Mitau ( Russie). Georges, fidèle aux traditions de sa famille, avait été dans sa jeunesse cadet de la marine impériale. D'après son texte écrit en 1991 à Miramont-de-Guyenne (France) j'avance ce qui suit et après je chercherai d'autres informations sur internet pour la seconde partie de ce récit.
La Révolution Russe des années fratricides 1917-1918-1919 avait fait couler en Russie le sang à flots et des millions d'êtres humains étaient morts. La puissante Armée Rouge est opposée au combat principalement à trois petites armées anti-bolchéviques, une situation qu'il faut bien comprendre dans cette guerre civile qui s'étend sur d'immenses territoires. 1. Armée du Général IOUDENITCH qui se trouve au Nord-Est 2. Armée de l'Amiral KOLTCHAK qui est en Sibèrie 3. Armée du Général DENIKINE dans le Sud. Les violents combats de 1919 avaient déjà dispersé et presque totalement anéanti les deux premières qui avaient opéré dans les grands froids du Nord, et il ne restait plus que Dénikine qui serait bientôt remplaçé par le Général WRANGEL. Ses troupes se trouvaient en Crimée où de plus en plus elles étaient cernées à la fin d'octobre 1920. L'Armée Rouge était aux portes de Sebastopol, la base principale de la marine de guerre russe de la Mer Noire. C'était à l'époque le plus grand port fortifié du monde.
La petite armée dite 'blanche' de Wrangel était composée pour la moitié par les étudiants, les lycéens, les cadets des écoles militaires, et par des marins ne combattant pas à terre, ainsi que par des survivants fatigués qui avaient perdu 75% de leurs compagnons dans les batailles précédentes. Le Port de Novorossisk, deuxième port de la Mer Noire, était déjà aux mains des communistes. La population civile et les restes de formations militaires s'étaient précipités sur Sebastopol, grande ville surpeuplée par des gens affolés qui voulaient essayer d'échapper à la mort via les bateaux russes, anglais et français, se trouvant dans le grand port. Déjà de nombreux bateaux en partance pour l'étranger étaient surchargés. D'autres navires avaient déjà quitté la Crimée, dernier territoire russe pas encore transformé en U.S.S.R. . Fin octobre et début novembre 1920, c'était le chaos le plus terrible possible. La marine de guerre a reçu l'ordre d'appareiller et une douzaine d'unités prirent la mer, notamment le croiseur lourd Général Alekseïev, l'ancien Volia, et le Général Kornilov, l'ancien Kagoul. Sur ce grand navire de guerre se trouvait le siège du commandement de la marine et de l'armée, y compris le Général Wrangel et son Etat-Major.
Le 1 November 1920, à la fois jour de tous les morts et de tous les saints, la marine du tsar et ce qui restait vivant de l'Armée de Russie partait dans l'inconnu et pour toujours. Ce fut une tragédie russe et qui aurait des conséquences mondiales. Ce furent des moments historiques qui se passérent en Crimée que l'on ne devrait jamais oublier, car c'est alors que la très grande Russie d'autrefois devenait un pays communiste.
A 16 heures le grand cuirassé Général Kornilov quittait comme dernier Sebastopol, chargé à bloc de militaires, femmes, enfants, et au même moment déjà la cavalerie rouge envahissait la ville. Mais le Général Wrangel a interdit d'ouvrir encore le feu sur eux pour ne pas tuer les civils qui encombraient tout, car 300.000 à 400.000 personnes restaient à terre dans la ville.
Avec le moral au plus bas la flotte russe cinglait vers Istamboul. Après une traversée pénible sur mer houleuse, et un entassement des passagers de trois jours et trois nuits, les navires arrivèrent à Ankara, gouvernée par Kemal Pacha qui voulait bien recevoir tous ces fugitifs et étudier leurs problèmes. Beaucoup de voyageurs étant malades (avec des cas de typhus, choléra, et même de la peste), ils devaient rester en quarantaine pendant dix jours. Les Russes affamés étaient séparés des bonnes choses en nourriture. Toutefois après, une fois à terre, ils ne se sont plus privès à n'importe quel prix. Ils y ont trouvé du bon pain, des fruits, de la viande, des patisseries qui faisaient leur régal. Au bout de quelques jours, à cause de trop de bagarres entre les marins anglais et les marins russes, l'amirauté anglaise a doté les jeunes militaires russes d'uniformes de la marine anglaise. Toutefois ces apatrides transformés provisoirement en Anglais conservaient leurs bérets de la marine russe avec les rubans de Saint-Georges.
Quelques familles ont débarqué et se sont installées en Turquie. La guerre civile étant terminée ceux qui étaient marins pris de nostalgie sont retournés en URSS pour reconstruire leur patrie exsangue et ruinée. Mais la grosse partie des militaires débarqua à Gallipoli, et des civiles prirent la mer pour la Corse et le Brésil. Il restait ainsi seulement au bout de quelques semaines encore une vingtaine de bâtiments de guerre qui servaient de gage pour des crédits obtenus et qui prirent la mer vers la Tunisie, où Bizerte était un port sous protectorat français. Les bateaux de cette époque avaient presque tous les machines à vapeur. De port en port, en vue de charger du charbon et de l'eau, les navires russes faisaient escale. Au cadet Yazikof le travail pénible faisait oublier la perte de sa famille, de sa patrie, d'un avenir de haut gradé dans la marine, et s'il visita l'Egypte, la Grèce, l'Italie, et finalement l'Afrique, c'était sans gaieté dans le coeur. Enfin, voilà la destination de cette évacuation : Bizerte au début de 1921.
Vue sur Sebastopol au début du XXIe siècle.
L'Amiral Exelmans , le préfet maritime de Bizerte avait interdit l'accès au port de l'escadre de Wrangel composé de 2 cuirassés, 2 croiseurs, 1 bateau école, 9 torpilleurs, 4 sous-marins. Les diplomates arrivés sur place obligeaient Exelmans à laisser entrer à Bizerte ces 4800 militaires marins russes. Sur ce, Exelmans mettait la clef sous le paillasson et donna sa démission. Jusqu'au 5/12/1924 tous ces bateaux resteraient en rade à Bizerte et formaient dans le vieux port en ruïne L'Ecole Navale de Bizerte.
Les Russes étaient tous directement consignés à bord pour la quarantaine médicale, et isolés sur le lac deux semaines très tristes ont suivi. Il y avait quelques barques arabes qui timidement s'approchaient des navires militaires, des marchands avec des produits locaux, mais comme les finances des Russes étaient à zéro, ils ne faisaient pas des affaires. Finalement le jour J de la permission de descente à terre vint. Les passagers qui avaient caché sur leurs corps des bijoux ou des valeurs, partaient en direction de la France, et quelques-uns pour la l'Amérique ou ailleurs. Ceux qui faisaient partie du personnel de la marine militaire essayaient de monnayer aussi ce qu'ils possédaient, comme vêtements, savon, pétrole, et tout ce qu'un Tunisien pourrait acheter. Les jeunes Russes qui logeaient à bord des bateaux cherchaient un travail quelconque dans l'agriculture africaine. Ces cadets étaient aussi main d'oeuvre bon marché dans la construction de routes et du chemin de fer. Ceux qui étaient des marins avec de l'expérience trouvaient des jobs sur les bateaux internationaux de commerce qui étaient de passage en Tunisie.
Bientôt un autre triste jour arriva pour Georges de Yazikoff et les autres jeunes. Ils devaient vider les lieux sur les navires. Ils devenaient des marins sans bateau et sans eau qui se retrouvaient sur leurs deux pieds en terre étrangère. Le reste de la prestigieuse flotte de la Mer Noire finirait tristement son existence. Des bateaux étaient vendus, transformés, ou démolis. La force et la gloire de la marine russe, le Alekseïev et le Kornilov, et quelques batiments de plus faible tonnage, furent désarmés. Ces grands navires, sous surveillance d'équipes réduites, restaient stationnés à Bizerte. Leur avenir resterait inconnu. Ont-ils été remis aux autorités soviétiques ou ont ils été transformés et remis à une marine d'une autre nationalité ? Cela est resté un mystère ! L'échec au début de 1921 de la révolte des marins de Kronstadt, forteresse de la Baltique, coupa définitivement l'espoir de tous les autres marins russes.
Le cuirassier Alekseïev fut maintenu à quai entre l'usine de charbon et le dépôt de minérais. Comme des rats les Tunisiens pauvres en ont fait une ville flottante. Des centaines de familles y aménagèrent leur logement. D'autres Tunisiens y ont installé des petits magasins. Il y avait une boulangerie bien connue sur ce bateau. Des 700 Russes d'alors qui étaient restés en Tunisie il ne restait plus que Anastasia Manstein Chirinsky en 1992.
Aussi bien les marins que les civils russes ont pleuré en quittant Bizerte et ces navires. Tous les rescapés de la révolution qui avaient un peu d'argent de poche se sont payés le passage pour Marseille, où le gouvernement français avait prévu un camp pour abriter ces centaines d'apatrides d'origine russe qui cherchaient un chemin vers une vie nouvelle. Après des semaines d'attente à Marseille, la Société d'Entreprise du Comte Ignatiev engageait beaucoup de travailleurs russes pour nettoyer les champs de bataille de la guerre 14/18 du côté de la frontière belge, Armentières, Lille, Houplines, où restaient encore semés partout des obus et des mines. Ces Russes se déplacent en train vers le Nord. Ils n'ont pas de sous et ne parlent pas la langue française. Certains mettent ainsi jusqu'à deux jours pour trouver à pied ou en metro la Gare du Nord en partant de la Gare de Lyon. Que d'aventures comiques pour ces courageux allochtones !
Pas encore question de chômage ni de primes pour demandeurs d'asile en cette France en convalence de 1921. Les jeunes comme les moins jeunes se recasent facilement dans leur nouveau pays. De nombreux Russes avaient de bons métiers qu'ils parviennent à retrouver. Un problème spécifique est celui de ceux qui n'avaient pas eu le temps de finir leurs études, et qui avaient rejoint les rangs des anti-communistes. Ces collégiens, après des situations pénibles et dangereuses, ont été rassemblés au Lycée Russe de Paris. Logés dans les anciennes casernes du XXe Arrondissement, ils ont obtenu une bourse d'études de 250 francs par mois. Cela fut possible par des dons de la France et des Etats-Unis d'Amérique. Une nouvelle vie commençait pour ces jeunes qui abandonnaient leurs uniformes militaires et la stricte discipline en cotoyant une vie studieuse plus libre. Avec quelques années de retard sur leurs nouveaux collègues et après avoir bien appris le français, ils se sont intégrés dans de nouvelles familles. Certains ont eu la chance aussi de retrouver des proches de leur famille russe, qu'ils croyaient avoir perdu pour toujours. Après le bac français et une vie Parisienne, en combinant études et petits boulots pour améliorer leurs finances, de nombreux compagnons russes virent les portes des écoles supérieures ouvertes. Avec les années qui passaient ceux qui avaient quitté Sebastopol pour un voyage sans retour se sont dispersés à cause des études supérieures, de leurs professions, de leurs mariages. Bien d'autres Russes, y compris ceux qui avaient débarqué à Gallipoli se sont retrouvés à Paris, où de nombreuses organisations russes étaient à leur disposition, où des églises orthodoxes permettaient aux nombreuses communautés russes de France de se rencontrer. Beaucoup de jeunes ex-militaires étaient capables de faire une ascension rapide dans l'échelle sociale Ouest-Européenne. Des bienfaiteurs et des comités internationaux ont aidé les nombreux émigrés russes. En ce qui concerne lui-même notre ami Yazikof aime citer Whitemore et Eltchaninoff. L'attrait pour la Côte d'Azur existait depuis le XVIIIe siècle lorsque de nombreux Russes fortunés, qui parlaient d'ailleurs le français, avaient acquis des propriétés à Nice, merveilleuse cité dans la Baie des Anges, et cette élite de religion orthodoxe y était encore présente au début du XXe siècle. Alors il y a eu en fait quatre vagues d'émigrés russes en France: 1. Les survivants du corps expéditonnaire de Nicolas II de 1916 qui étaient venus en France pour la guerre des tranchées en Champagne. 2. Les restes de l'armée blanche et de la marine, c.a.d. ceux de Sebastopol. 3. Des prisonniers échappés de l'Armée Rouge et autres fugitifs politiques. 4. Des jeunes filles russes exportées en 1942 par les allemands pour travailler dans les usines du Troisième Reich, et ensuite tous les Russes qui voulaient échapper à la terreur de Staline.
Beaucoup de Russes ont été occuper des fonctions dans les colonies françaises. Beaucoup d'anciens militaires ont retrouvé une carrière dans l'Armée Française ou à La Légion Etrangère. Certains se sont distingués dans la Résistance. Beaucoup ont obtenu leur naturalisation française, et quelques-uns aussi sont retournés en nouvelle URSS. Aujourd'hui encore dans tous les annuaires téléphoniques de France des noms à consonnance bien russe peuvent être retrouvés, mais ce sont dèjà des descendants des petits-enfants de ceux qui connurent les exodes et les épopées. Les anciens survivants des luttes fratricides du début du XXe siècle sont enterrés sous les croix orthodoxes au cimetière communal de Geneviève-des-Bois (Ile-de-France) et au cimetière russe de Caucade, Avenue Sainte -Marguerite à Nice. Il arrive que dans ces cimetières on retrouve des personnalités d'un passé résolu et aussi de ces anciens marins, ou encore la croix de Saint André et le drapeau de la marine de guerre du tsar. Certains émigrés russes, comme Georges de Yazikoff, entretenaient leur culture d'origine en lisant les livres et les articles d'Ivan Alexandrovitch Iline, philosophe et poète très apprécié dans leurs milieux.
Souvenirs de la tragique épopée de la marine russe de la Mer Noire de de l'évacuation de la Crimée, quand la Russie devenait l'Union Soviètique . Georges de Yazikoff- Ingénieur I.E.G retraité.
Deuxième partie :
L'Armée Rouge avait gagné la guerre civile. Depuis 1922 jusqu'en l'an 2000 la Russie était un pays situé bien loin de nous. Mais aujourd'hui, vers la fin de ma vie, ce n'est plus ainsi. Je vis en Europe et la Russie est notre grand voisin. La langue russe est une des langues principales en Europe.
Les noms Ioudenitch, Koltchak, Dénikine, Wrangel, Alekseïev, Kornilov, cités par Georges de Yazikoff sont des généraux qui furent des perdants, des gens qui avaient joué des un rôles importants pendant des épisodes que je vais m' efforcer de comprendre et de vous expliquer à ma modeste façon après une courte étude. Un sportif sait que toute la gloire va aux gagnants, c.a.d. tous les grands hommes et femmes qui ont marqué l'histoire de l'Union Soviétique Communiste du XXe siècle. Mais comme les grands du tennis au moment de la remise de la coupe, je dirai que les adversaires à battre avaient été des très grands, des champions russes qui jouaient dans un autre mailliot, mais qui méritent d'être mieux connus même s'ils avaient perdu cette guerre civile qui avait été jugée nécessaire par la majorité des masses populaires de leur grand pays. Voici en vrac sur une photo quelques-uns de ces grands hommes vaincus et écartés par leur peuple.
LAVR GUEORGUIEVITCH KORNILOV (1870-1918) Генерaл Лавр Корни́лов Originaire de Oskenen sur Irtych, ville dans la steppe, là où les frontières du Kazakstan, de la Russie,de la Mongolie, et de la Chine, se touchent. Il parle de nombreuses langues, son courage est sans limites, c'est un remarquable officier du tsar. Explorateur (1890-1904) il voyage en Afghanistan, Perse, Turkestan, Asie Centrale. Heros de la guerre Russie-Japon (1904-1905). Colonel et attaché militaire en Chine (1907-1911). Général d'Etat Major (1914). Prisonnier de guerre en Autriche (1915). Il s'échappe (1916) et déguisé en soldat hongrois il rejoint Petrograd. (1917). Il est charismatique et populaire. Il reprend service comme général des cosaques et peu après il est nommé chef suprême de toute l'armée russe. Le tsar ayant abdiqué la monarchie constitutionnelle meurt et c'est un gouvernement provisoire qui détient le pouvoir. Korilov, fils d'une paysanne comme il aimait affirmer, avait accompagné la tsarina dégradée et sa famille vers sa nouvelle demeure.Voilà ce qui mettait fin à une époque de l'histoire. Mais l'homme fort de cet été, un fin stratège politique et ministre de la guerre, Aleksandr Fedorovitch Kerensky voit en Lavr Korilov un concurrent majeur. Il expédie son général au front, là où tout se passe en catastrophe, où déshonneur, mort, et désertion sont des scènes quotidiennes. Le général cosaque veut remettre de la discipline mais les soldats n'aiment pas cela. Le 6 juillet 1917 la Russie abandonne la guerre, le Traité de Brest-Litovsk est signé. Kerensky donne à Korilov l'ordre de rentrer d'urgence à Petrograd, mais lorsque le général s'approche de cette ville il est accusé de vouloir par un coup d'état renverser le gouvernement en vue d'installer la dictature militaire des cosaques. Les forces armées du peuple, 25.000 hommes, principalement des ouvriers du chemin de fer, sont mobilisées en un seul jour, un grand exploit, et barrent la route à Kornilov. Celui-ci est considéré comme un envahisseur et un traitre. Avait-il reéllement l'intention de se lancer dans une contre-révolution, ce que bien des anti-bolchéviques auraient souhaité ? Lavr Kornilov démissionne, mais le ministre Kerensky refusera cela pour prouver son autorité. La cavalerie de 7000 cosaques abandonne et se retire. Nombreux sont les historiens qui pensent que cette confrontation est un tournant très important. C'est en même temps la naissance de l'Armée Rouge. Cela se passait le 9/9/1917.
Octobre 1917. Les dés seront jetés. Le Gouvernement Provisoire termine son existence et c'est au tour de Vladimir Lénine de prendre le pouvoir, non par la violence mais après un vote démocratique exprimant la volonté du peuple, car celui qui avait été si longtemps en exil à l'étranger était revenu au pays pour mener l'action à Petrograd. Pendant les jours troubles de la révolution d'octobre le général Korilov trouvait moyen de quitter le couvent où il avait été placé. Lui qui savait que dans le Sud, dans les espaces où les cosaques étaient nombreux, il trouverait encore des hommes motivés pour mener une contre-révolution qui pourrait in extremis sauver la Russie ancienne. D'abord avec son cheval blanc sur le train, ensuite déguisé en paysan, le célèbre général s'évadait vers les plaines du Sud. La lutte à mort pour l'existence du nouvel état soviètique ne faisait que commencer et les cruautés augmentaient sans limite aucune. Lavr Kornilov va faire sa propre 'armée blanche' qui porte le nom de ''Armée des Volontaires'. Cet homme était un grand militaire. Face aux combines des politiciens toutefois, face aux attitudes et aux ambitions des uns et des autres, et parceque le cours de l'histoire l'avait décidé, il ne participerait plus très longtemps au combat. Bientôt, au début de 1918, le voilà à la tête de L'Armée Blanche mais l'heroïsme suicidaire qu'il impose à ses hommes lui sera fatal. Il veut s'emparer de Krasnodar, ancienne forteresse des cosaques, alors qu'il n'a pas encore l'effectif ni les armes pour le faire. Un pareil général aurait dû mourir au combat, mais le 13 avril 1918 un gros obus explose bêtement là où il est assis à une table. En souvenir de lui le principal bateau de la marine du tsar portera le nom de Général Kornilov.
Je vous conseille de surfer avec ' Lavr Kornilov' via google sur des photos et des images video + musique . Formidables.
НекоторыеразъясненияоГражданской войневРоссии иоб основныхрусскихбыливлагерепроигравших, нотем не менеебылилюдипредставляют большую ценность.
MIKHAIL VASILIYEVITCH ALEKSEIEV ( 1857- 1918) Михаил Васильевич Алексеев
Originaire de Tver (Kalinine) à mi-chemin entre Saint-Pétersbourg et Moscou, il sort officier de l'Ecole d'Infanterie de Moscou, et comme son père Vassili il prend service au 64e Régiment à Kazan. Baptème du feu lors de la guerre contre la Turquie (1877), il devient pour une longue période professeur d'histoire militaire. Il est aimé par tous les jeunes officiers. La guerre contre le Japon en 1904 le propulse aux plus hauts rangs qu'il occupe en Mandchourie et à Kiev. En 1914 il est général en chef de trois armées en Galicie, et l'année suivante général d'état-major de tout le front de l'Ouest. Le tsar lui-même, qui voudrait mieux faire que lui, est à ses côtés. Mais au front les pertes des Russes sont énormes et la défaite sans pitié se rapproche. En même temps dans toute la Russie les diverses classes sociales sont mécontentes, et le climat politique est très confus. C'est le général Alekseïev qui conseille au tsar Nicolas II d'abdiquer pour calmer la situation et de transmettre la couronne à son frère. Mais ce Romanov refuse un tel honneur, et à partir de ce moment en février 1917 il n'y aura plus de tsar en Russie, c'est la révolution de février, importante mais pacifique et qui était déjà en route depuis 1905. Le pouvoir passe dans les mains d'un Gouvernement Provisoire présidé par le Prince Georgi Lvov d'abord et par l'avocat Alexandre Kerensky ensuite. Ce Kerensky, il faut l'écrire, réalise d'importantes réformes malgré la présence de Korilov. Le général Alekseïev, qui est plus un politicien qu'un militaire, joue un rôle ambigu. Il mange dans deux assiettes, car d'un côté il est pour les nouvelles idées politiques et de l'autre côté il est pour les traditions et pour l'armée. Il est dans la combine qui fera trébucher et tomber le populaire Korilov, et ensuite il le laissera s'échapper. Plus tard encore, après l'Affaire Kornilov, il va rejoindre pourtant la nouvelle armée des conservateurs et monarchistes. Lorsque Korilov meurt il prendra sa place. Dans cette immense lutte fratricide, tous les coups étaient nécessaires, aucun fair-play n'était plus possible, et toutes les cruautés étaient admises face à l'Armée Rouge des Ouvriers et des Paysans, qui à partir du 23/2/1918 était devenue une réalité. Les deux généraux qui ne s'aimaient pas, combattaient pour leur cause commune et parvenaient à développer une dévotion fanatique chez les volontaires de l'Armée Blanche. Alekseïev se chargeait de l'évolution politique, de l'ordre et des finances, tandisque Korilov était responsable des armes et de la tactique. Le fiasco de Krasnodar causa la mort de Kornilov et la perte de 3000 hommes en avril 1918. Alekseïev seul, devenait dans le Sud le défenseur principal de la Russie ancienne. Tous les jours des d'autres volontaires rejoignaient encore ses rangs. Ainsi ils étaient 9.000 en juin, et se liant aux cosaques du Kouban et aux combattants des peuples du Caucause, ils se retrouvaient déjà à plus de 30.000 en septembre 1918. Toutefois à Krasnodar, après un malaise cardiaque, à plus de soixante ans le général Alekseïev mourait le 8/10/1918 de cause naturelle. Mais la guerre civile était encore loin d'être terminée. En souvenir de ce grand officier un bateau important de la marine de guerre fut rebaptisé Général Alekseïev.
NIKOLAI NIKOLAIEVITCH IOUDENITCH (1862- 1933) Николай Николаевич Юденич
Officier à Moscou dès 1881, il commande un régiment en 1904 pendant la guerre russo-japonaise, ce qui fera de lui un chef d'état-major à Kazan sur la Wolga en 1912, et dans le Caucase en 1913. Adjoint de Vorontsov il mène les 100.000 soldats de l'armée impériale russe vers de belles victoires contre la Turquie ( alliée de l'Allemagne, Autriche, Hongrie, Bulgarie) pendant la première guerre mondiale. Vorontsov n'ose pas attaquer l'ennemi hors des frontières de la Russie et c'est alors que Ioudenitch devient le chef suprême à la frontière de l'Empire. Un chapitre particulier de la guerre 14/18 se passe sur les fronts dans cette region où plusieurs peuples sont concés entre les Russes et les Ottomans. Le général Ioudenitch y joue en 1915/16 un grand rôle militaire et politique dans des situations même pas encore claires un siècle plus tard, en ce qui concerne les Arméniens par exemple. Les évènements de 1917 renversent l'ancien régime en Russie et terminent les combats contre la coalition des ennemis extérieurs. Ioudenitch remonte vers Petrograd mais est rapidement écarté par le Gouvernement Provisoire de Kerensky. Le seul général ayant remporté des succés sur les champs de bataille doit partit en exil vers la France. Quelques mois plus tard aidé par les Alliés (la France, le Royaume-Uni, la Tjechoslovaquie, les Etats-Unis et le Japon), Ioudenitch repart pour un nouveau combat avec une 'Armée Blanche' rassemblée près de la Baltique. Il doit s'accorder avec deux autres armées amies qui sont passées à l'attaque en d'autres lieux lointains. Nikolaï Ioudenitch a sous ses ordres des jeunes généraux qui veulent directement s'emparer de Saint-Péterbourg sans l'avis des autres forces qui participent à la contra-révolution, il fait aussi le mauvais choix de refuser l'aide des Estoniens et des Finlandais qui veulent en cas de victoire obtenir leur indépendance. C'est ainsi qu'il stoppe son attaque à l'entrée des faubourgs de Petrograd et qu'il attend les deux autres armées. Erreur, car l'Armée Rouge s'est bien regroupée, et Trotsky a expliqué que dans beaucoup de cas la meilleure défense est l'attaque. Les combats meurtriers se soldent par une victoire des Bolchéviks qui en ce moment fort disposent de 5.000.000 d'hommes bien unis. Le général Ioudenitch quitte la scène et restera jusqu'à sa mort en exil du côté de Nice, mais jamais il ne s'occupera des autres émigrés, malgré sa renommée internationale.
Souvenirs du Gouvernement de Omsk sous Koltchak.
ALEXANDRE VASSILIEVITCH KOLTCHAK (1874-1920) Алекса́ндр Васи́льевич Колча́к Il avait comme ancètre un grand militaire Bosniaque et plusieurs scientifiques, passa son enfance dans l'Aciérie Oboukova de Saint-Pétersbourg, était dans les premiers de ses classes au Bataillon Naval de Saint-Pétersbourg. Voilà un 'iron man' d'une qualité comme il y a rarement eu sur notre planète. Officier de la marine du tsar, océanographe, hydrologue, explorateur des régions polaires sur la Larya du Baron Toll, il se distinguait dans les combats navaux de la guerre russo-japonaise. Il développait l'organisation de la marine et la qualité technique des grands bateaux, et personne ne s'est étonné donc que cet homme très compétent devenait à seulement 42 ans vice-amiral et commandant en chef de la flotte de la Mer Noire. En 1917 il est le seul amiral favorable aux idées de Kerensky. En octobre de cette année cruciale il doit accepter le pouvoir des Bolcheviks, mais il s'en va en direction de la Sibérie où à Omsk, à l'Est de l'Oural, un autre gouvernement russe serait constitué. Omsk est un point stratégique très important, vu la proximité de grands fleuves et surtout de la ligne de chemin de fer Transsibérien. Le conditions climatiques y sont extrêmes, entre +40°C en été et -43°C en hiver. L'amiral Koltchak y devient le ministre de la guerre. Bientôt il dispose d'une armée de 400.000 hommes, et il est aussi en possession de toutes les réserves d'or du tsar, chargées sur des trains blindés. Il contrôle ainsi l'accès aux richesses de la Sibérie. Il a donc d'énormes atouts en main, il achète à l'étranger des grosses quantités d'armes et de munitions, il engage des mercenaires étrangers pour son combat. Le Sibérien Koltchak est un adversaire de très grande taille pour les révolutionnaires communistes qui dominent les centres de Petrograd et de Moscou. Lorsque les troupes de Koltchak mettent le cap sur Moscou, le tsar et sa famille seront exécutés le 16/7/1918. L'odyssée de Koltchak pourrait remplir des romans. Dans un climat d'intrigues, de chaos, et de corruption, ce grand chef du Gouvernement de Sibérie fut trahi par les forces étrangères incorrectes qui se melaient à ses rangs. Il fut livré à ses ennemis, comme un Jésu Christ, et ensuite tué à Irkoutsk à la date du 7/2/1920. Pendant longtemps considéré par la propagande soviétique comme un mauvais, comme quelqu'un qu'il fallait effacer des mémoires, comme un criminel et un ennemi du peuple, Alexandre Koltchak est en pleine réhabilitation depuis 10 ans. La Russie du XXIe siècle, celle de Poetin, Medvedev, et d'autres qui suivront, dans l'approche nouvelle de l'histoire de la Russie, veut mettre en valeur le patriotisme de ses héros du passé, et change sa vue sur le totalitarisme qui a duré pendant trop de décénnies. La vie aventureuse de Koltchak, la grande personnalité de cet homme, va dans le futur inspirer beaucoup d'auteurs de livres et scenaristes de film. Je me contente donc seulement de quelques phrases concernant un tel grand chef dont la biographie constitue un potentiel pour créer un héros que les prochaines générations vont apprécier. Dans le prolongement de la Première Guerre Mondiale, entre 1918 et 1923, la terreur rouge mais aussi la terreur blanche, avait couté selon les estimations un total qui pourrait être de l'ordre 15 millions de morts, compte tenu des confrontations armées, de la famine et des épidémies. Pour analyser toute cette période, pour la comprendre , il faut vraiment des années. En découvrant Alexandre Koltchak il me semble que j'ai rencontré un géant que je ne connaisais pas. Il ressemble tout simplement à la ligne du Transsibirskaya, à la profondeur des océans, à l'étendue des grands territoires du Nord, à l'immensité de la nature à l'Est de l'Oural.
Le courage des Sibériens de Koltchak ne pourra jamais étre oublié.
Découvrez plus sur les années historiques qui avaient transformé la Russie. Via Google ou un autre moyen de recherche surfez vers les noms des divers généraux ci-présents ou alors sur ' Les partisans Blancs , ' The Black Baron' ' The glory of the Imperial Russia ' ' Russian Revolution White Movement' ' Anna Timireva' - Videos - musique- textes .
ANTON IVANOVITCH DENIKINE ( 1872- 1947 ) Антон Иванович Деникин Né en Pologne et décédé au Michigan (USA) ce général est d'origine modeste. C'est donc par ses qualités humaines et par son travail qu'il était arrivé au sommet de la hiërarchie militaire. Via l'école normale et l'école des cadets de Kiev, il était devenu commandant à Varsovie, et ses mérites durant l'année 1905 face au Japon l'avaient propulsé général d'etat-major et commandant en chef à Kiev. Son travail d'adjoint des généraux les plus illustres comme Alekseïev, Broesilov, Korilov, fut excellent. Ainsi en 1916, il dirige bien lors d'une offensive victorieuse en Roumanie, où l'Allemagne et consorts perdront 1.500.000 hommes. En 1917 il est avec Lavr Korilov, et il se retrouve aussi en prison. Mais, les deux généraux s'unissent à nouveau dans le Sud-Est pour la formation de l'armée des volontaires. Anton Denikine devient, après la mort de Korilov et d'Alekseïev, le chef des forces anti-communistes au Caucase et en Ukraine. En juillet 1919 ses rangs se sont étoffés, et il est à la tête de 200.000 hommes équipés avec 2000 canons et 30 chars. Ils récupèrent beaucoup de terrain combattant pour la Russie ancienne qu'ils veulent GRANDE - UNIE - LIBRE selon leur devise. Hélas, pour eux ... en octobre à Orel les forces des rouges retournent la situation. De combat en combat Dénikine doit redescendre vers la Crimée où le 4/4/1920 à Sebastopol il donne sa démission. Le Baron Piotr Wrangel prendra sa place. Dénikine part en exil en France, où il a écrit 600 lettres classées plus tard en bibliothèque, et à la fin de sa vie il émigre vers les USA où tranquillement il a laissé ses mémoires (2000 pages). Lui qui avait été un si grand 'adversaire de l'Armée Rouge étonnait dès 1933 le monde. Car, à distance, il devenait un grand admirateur de cette grande armée parcequ'elle serait la seule à pouvoir contrer les Nazis, la nouvelle menace qui s'approchait de la sainte terre russe. Il voyait donc très clair encore, ce superbe général du tsar. Dans le cadre de la reconciliation nationale en cours, le 3/10/2005 les cendres du général Anton Dénikine et celles du poète Ivan Iline furent rapatriés en Russie et déposés au Cimetière de Notre Dame de Donskoï au Sud de Moscou. Les restes d'Alexandre Soljenitsine et bien d'autres Russes remarquables se trouvent également dans ce cimetière.
A Dénikine était reproché qu'il ne parvenait plus à faire règner l'ordre, la loi , et qu'il n'avait que peu de structure dans ce qu'il organisait sur les territoires controlés par son Armée des Volontaires. Il n'a pas été capable d'éviter des vols et des atrocités qui servaient pour ravitailler ou amuser ses hommes plus que pour punir les sympathisants de ses ennemis. Ainsi en Ukraine plus de 800 faits contre les juifs ont eu lieu, et il n'aurait rien fait pour empêcher cela. Une enquête récente a prouvé pourtant que seulement 17% des faits (pogroms) reprochés tombaient sous sa responsabité. Dans les immenses plaines vers 1920 il y avait en dehors de l'armée rouge et de l'armée blanche, encore plusieures autres grosses bandes armées incontrolables qui faisaient souffrir les populations. Il faut aussi savoir que se dresser contre les juifs n'était pas de l'antisimétisme mais c'était chasser les bochéviques juifs, les ennemis des familles russes traditionelles. Ces juifs étaient en effet en ce temps-là des communistes et non des capitalistes. Les paysans n'avaient pas de sympathie pour l'armée blanche qui mangeait leurs récoltes et leurs animaux, ce qui causa des drames dans les villages .
Dans le froid et la famine, Par les villes et par les champs, A lappel de Denikine Marchaient les partisans blancs.
Sabrant les troupes bolcheviques Et ralliant les Atamans Dans leurs campagnes épiques Ils traquaient Trotsky tremblant.
Cest pour la Sainte Russie, Pour la vieille tradition, Pour la gloire et la patrie Que luttaient ces bataillons.
Votre gloire est immortelle Volontaires et officiers blancs Et votre agonie cruelle La honte de lOccident.
(chant des Cosaques )
PIOTR NIKOLAIEVITCH WRANGEL ( 1878 - 1928) Пётр Николаевич Врангель Le Baron WRANGEL mort à Bruxelles en 1928 Freiherr Peter von Wrangel est un des généraux les plus intéressants, compétents et honnêtes. "Le Baron Noir" avait d'excellents talents politiques et militaires pour arracher son pays à la dictature des Soviets. C'était un petit noble de Lituanie qui dans son arbre généalogique germano-balte comptait 44 généraux, amiraux, ou maréchaux. Fils d'un directeur de compagnie d'assurances il n'était pas riche mais il espèrait trouver de l'or car il avait fait des études d'ingénieur des mines. Il opta cependant pour une carrière d'officier de la cavalerie à l'académie impériale. Héros de la guerre russo-japonaise, et de batailles de la cavalerie en Finlande, Pologne et Roumanie, il accéda en seulement 13 ans aux plus hauts grades. Il est surnommé Piper par ses compagnons car il adore le champagne Piper-Heidesick qu'il boit avant et après les combats. A la fin de 1917 il refuse un très haut poste en Ukraine parcequ'il ne veut pas être une marionette du Kaiser et il choisit les rangs des volontaires russes où il deviendra le grand chef adoré des Cosaques de l'Usuri. Il s'empare de Stalingrad et d'autres points stratégiques, estimant toutefois que son chef, le général Dénikine, est en train de faire des bêtises. Il est dégradé lors de ce conflict mais deux mois plus tard c'est lui qui obtient le plus haut poste de l'Armée Blanche, mais c'est déjà trop tard car la guerre civile arrive dans sa phase finale et l'Armée Rouge est devenue très forte. Durant l'année 1920 il parvient à rassembler 100.000 hommes, tous les rescapés des massacres précédents, les débris de l'armée de Dénikine, divers groupes cosaques mais qui n'ont plus ni chevaux ni fusils. Il change le nom de ses troupes. Les 'volontaires' fortement diminués en qualité deviennent ' l'Armée Russe'. Avec de l'aide non gratuite venant de l'étranger (français, anglais, américains) il se renforce en équipement et il continue le combat. Mais bientôt les 'blancs' doivent se sauver en Crimée face à l'Armée Rouge, qui après l'arrêt des hostilités sur d'autres fronts, passe à l'attaque avec 500.000 hommes. Rapidement alors Piotr Wrangel cherche surtout à sauver des milliers de vies humaines en organisant le grand départ de Sebastopol des réfugiés civils, des blessés et des militaires. L'évacuation de la Crimée fut une des grandes tragédies du XXe siècle. A la tête de troupes démoralisées, dans une panique indescriptible, le Général continue à être un grand héros car il ne quitte pas son poste quand cela va très mal. La France à qui les 'blancs' doivent encore payer des grosses factures va s'occuper de ces fugitifs qui arrivent à Constantinople avec une flotte de 130 navires. Arrivent ainsi par la voie maritime 146.200 personnes, une masse énorme de Russes très divers, mais aussi des guerriers encore armés jusqu'aux dents. C'est une longue aventure avec beaucoup de chapitres encore. Le général Wrangel restera sur mer et sur toutes les terres le commandant en chef de l'Union Générale des Combattants Russes. S'il caresse le rêve d'un retour au combat en Russie pour la libération de sa chère patrie, il est surtout le guide de tout un peuple dispersé hors de la Russie, qui garde ses qualités, sa culture et sa dignité, et qu'il essaie de tenir rassemblé sous son autorité. Cela dure jusque fin 1925 lorsque son rôle militaire international se termine. Il s'installe alors à Bruxelles comme ingénieur. Il essaye de publier un énorme livre sur l'histoire de la Russie des années qu'il a bien connues, mais un seul éditeur est d'accord pour une petite partie, car Wrangel avait écrit huit fois trop et des pages que Staline n'aurait jamais accepté. Le grand général est touché par la tuberculose, et certains ont affirmé, sans preuve, qu'un espion communiste l'avait empoisonné. Il avait été enterré à Uccle-Calevoet, d'où ses restes seraient transportés un an plus tard vers l'Eglise Orthodoxe de la Sainte Trinité à Belgrade en Serbie.
L'Ile de Wrangel dans le grand nord Sibérien, lieu protégé car d'une flore et faune très riche et où l'on retrouve encore dans la toundra gelée des cadavres de mammouths, n'a rien avoir avec ce général mais elle fait honneur à Ferdinand Wrangel (1797-1870) un grand explorateur .
Lors des innombrables faits d'armes pendant cette guerre civile il y a eu naturellement bien d'autres héros, mais mon message se limite à six généraux qui ont perdu. Je recommande les sites suivants à ceux qui veulent savoir encore plus.
Attention toutefois, il faut toute une vie d'étude pour comprendre LA REVOLUTION RUSSE, car depuis un siècle selon leurs conceptions politiques, philosophiques ou religieuses tant de gens instruits ont écrit des choses nombreuses et variées sur cet immense sujet.
Pour finir, gloire aussi au podium de cette révolution, et donc je cite les trois noms d'hommes exceptionnels qui combattaient pour un meilleur avenir pour les paysans et les ouvriers de la grande Russie. Vladimir Illitch Oulianov Lénine Lev Davidovitch Bronstein Trotsky et last but not least Josef Vissarionovitch Dougachvili Staline .
Lang geleden geschreven na het drinken van vodka met citroen.
In ieder kantoorgebouw loop ik verloren In elk computerprogramma steek ik dra vast In de dagelijkse sleur val ik moe in slaap In mijn straat ontmoet ik niemand en praat ik nooit Wanneer ik op reis ben dan groei ik toch zo snel Ik verander dan in een betere persoon Ik durf meer met heldere geest en sterk lichaam Ik loop door de drukte van Keulen of Parijs Ik fiets dwars door de nacht op wegen naar Rome Waarom kan ik dan toch zo goed blijven varen Terwijl mijn hart kreunt op iedere trap en brug Toer ik vlot in de Queyras en de Aubisque Twijfel ik niet bij het zien van regen of mist Toch houden kop en benen liefst van zonnebrand.
Wilfried een zestiger met een dunne haarbos laat al vele jaren een weelderige baard groeien. Als zesde prijs op een sportkwis had hij op een vrijdagavond een cadeaubon gewonnen waarmee hij in de naburige stad recht had op een uitgebreide behandeling bij Hairstyling Haspengouw het bekende salon van kapster Simone Martin.
Ik was een beetje bang toen ik precies om 16u zoals afgesproken de deur open duwde en binnenstapte op een terrein dat me helemaal onbekend was. Ik werd verwacht en eer ik goed besefte waar ik was, nam de jongste van de vier rechtstaande vrouwen me mee. Even later zat ik reeds zoals het moest op iets wat zowel op een stoel als op een zetel geleek.
' Laat de kop maar zakken' mijnheer zei ze met haar elegant stemmetje. Ik wrong mijn nek naar achteren tot waar een soort kommetje als hoofdsteun dienst deed. Weldra vloeide lauw vocht zalig over mijn kruin en speelden haar lange fijne vingers doorheen mijn zeldzamer wordende sprieten. Ik vroeg mij af of zij ook wat met mijn baard en mijn borstharen ging doen. Maar, neen, dat hoorde blijkbaar niet bij dit scenario. Mijn angst, dat ik te lang op een stoel zou moeten zitten en bladeren in damesmagazines, was onnodig geweest. Ook nu ging deze wasbeurt heel vlug, kort, maar eigenlijk toch intens en had ik tenminste ook al natte haren zoals iedereen in de rij die daar voor de spiegels zat.
Opeens zag ik geen steek meer. Een roze handdoek belemmerde mij alle zicht. Mijn hersenpan werd drooggeveegd. Zou zij me ook met krulspellen bewerken ? Maar zonder enige uitleg te geven liet het kortgerokt kapstertje me plots in de steek, want zij liep weg naar een andere spoelbak en naar een ander hoofd. Ik voelde terug de frisheid van mijn eigen kopje dat nu afkoelde. Wat een mooi beroep, dacht ik. Wat een prachtige zaak, winkel en salon, is dit hier ! Hoe schoon zijn de vrouwen , zowel op de foto's en in de kaders aan de muren, als in de spiegels, als in de werkelijkheid van vlees en parfum vlakbij me ! Overal, in alle hoeken, zaten van die beter geklede en verzorgde dames, en zij waren ontspannend aan het genieten van deze stonde.
Ik bemerkte de vele spuitbussen met spray en de veelkleurige flesjes. De gevangene die ik was keek naar de zoldering waar de vierkantjes van de verluchting langzaam de dunne zuurstof uit dit lokaal vol vrouwelijke geuren wegzogen en omhoog stuurden tot in onze bedreigde ozonlaag. Glitter en spiegels, zeshoekige vloertegels, en kleurrijke haarlokken op de vloer, veertien paar vrouwenbenen en ik die keek en die blij was van een paar verse sokken aan te hebben. De enige man buiten mij, Jean-Pierre, van wie de hele stad reeds lang wist dat hij homosexueel was, bewoog zich nu met Figaro-elegance naar mij. Eindelijk kwam hij me uit de stilstand verlossen en me wakker schudden op dit belangrijk moment. Van hem kreeg ik een ruimere ereplaats, vlak voor de grootste spiegels. Toen pas merkte ik op hoe mooi het borduursel op mijn voorschootje wel was. Doch duidelijk werd echter ook hoe lelijk ik toch ben . Het is geen zicht in die spiegels !
Nog even glipt Jean-Pierre weg naar buurmeisje Mimi dat het wat moeilijk heeft met de jonge vrouw die zij moet verzorgen. Deze wil absoluut dezelfde korte witte snit krijgen als de girl op de Harley Davidson in 'Vroem - Het Maandblad voor de Motorrijders" ! De ervaren Jean-Pierre overtuigt haar dat dit ongetwijfeld zal lukken met het product dat Mimi wil gebruiken. Ook Simone komt zich met het probleem bemoeien .
Simone. Zij is de vrouwelijk charme zelf. Zij is een orkestleidster, een keizerin in haar vak. Regelmatig wordt er door de dames bijna gevochten voor een poosje op een zitje bij haar. Zij knipt de haarpuntjes met een schaarken van wit staal en zij rolt de krullen met een borstel die speciaal uit Italië komt. Zij is nooit getrouwd geweest, alhoewel zij regelmatig wordt gezien met de een of andere vent, meestal niet bekend maar wel altijd rijdend met een dure wagen. Haar zaak draait op Jean-Pierre, twee vaste kapsters in dienst, alsook met part-timers en leerlingen kapsters. Iedereen bij Hairstyling Haspengouw is stijlvol in het rood gekleed. In dit salon wordt veel gelachen, veel nieuws uitgewisseld, maar nooit geroddeld. Een gouden regel van dit huis is dat er nooit kwaad mag worden verteld van andere mensen.
Ik zit op de stoel, met een gerust geweten, mijmerend , en af en toe glurend naar mijn ego in de spiegel. Waar zijn de jaren, hoe kon ik overleven aan de gevaren, waar zijn mijn wilde haren ? Jean-Pierre vliegt nu met grote aanvalsdrift op mijn haarbos en weldra ook op mijn baard. Het is knipwerk uitgevoerd met aandacht, eerbied, en kennis. Weldra wordt een nieuwe man geboren. Tussen het vrouwelijk schoon kruip ik als een koekoeksjong in een merelsnest recht. Oef, dit is ook weer voorbij !
Simone, aan wie ik mijn cadeaubon had gegeven toen ik binnenkwam, staat op dat ogenblik aan de kassa en aan de telefoon. Ik moet niets betalen. Als een gentleman leg ik toch wat drinkgeld voor het personeel in het potje dat er staat, en ook nog een halve euro voor de katten van een dierenasiel.
Dank U wel, Madame Simone ! U was een weldoenster voor de oude sportman die nog vele goede antwoorden kon geven op de jaarlijkse Quiz .
Op de purperen heide stond een grote linde en een klein café. Annelies Mayer had ik daar gekend.
Hij was in de familie gekomen na de Tweede Wereldoorlog. Ik kwam in dezelfde familie even na de Revolutie van Mei 1968. We ontmoetten elkaar aan tafel tijdens de regelmatige familiedinertjes rond Kerstmis en Nieuwjaar, op kermissen, huwelijken, doopsels, eerste en plechtige communies, en begrafenissen. Samen dronken wij dan rode wijn, Frans en ik, en we zagen nooit op een glaasje. Na vijf glazen werd ons gesprek steeds boeiender. De onderwerpen veranderden niet vaak, meestal ging het over hetzelfde als ware het de oudste vinylplaat van Will Tura die werd gedraaid en herdraaid op elk familiefeest. Als insider moest ik nonkel Frans informeren hoe het was en ging worden met de intresten van de kleine spaarder. Dan was het zijn beurt om te beschrijven hoe moeilijk het werd in zovele winkels kaas, melk en boter te leveren, in het drukke verkeer van de hoofdstad Brussel waar het aantal vierwielers en politiemannen steeds maar vermeerderde. Daarna begonnen we over het velorijden op de stille Haspengouwse veldwegen, en zo ging het dan verder terwijl wij onderbroken werden omdat wij ook nog taart of ijskreem moesten eten.
Nonkel Frans was een klein stevig mannetje afkomstig uit een dorp nabij de fruitstad. Hij was twee dozijnen jaren gehuwd met de zuster van mijn schoonmoeder. Zij was vrij omvangrijk van borsten en billen, maar botergoed van hart, in ieder geval dan toch met mij, omdat ik getrouwd was met haar liefste nichtje. Want als ambtenaar van het Ministerie van Financiën moest zij uiteraard streng zijn voor vrijwel alle andere landgenoten die er bestonden en zeker voor haar echtgenoot. Wij wisten dus wel dat zij zou tussenkomen bij het openen van de volgende fles, maar dat kon ons niet schelen. Eens gekomen aan zijn zevende glas rode wijn werd onze nonkel uit Brussel weer Frans van Dung en dan was hij niet meer te houden. 'Wij maken deze fles Rotwein soldaat...!' zo sprak hij dan met brede glimlach en met geheven glas ... 'zoals in der Zeit auf der Lüneburger Heide ... !'. En dan waren wij gekomen waar we moesten zijn, in 1946 toen ik nog moedermelk dronk, en toen hij de eer van ons vaderland verdedigde ergens ver in Duitsland, niet meer tegen de Duitsers want de oorlog was voorbij en gewonnen, maar wel tegen die Britten die niets van voetbal, bier, of whisky kenden , en nog veel minder van hoe je toen met vrouwelijk schoon uit Saksen moest omgaan.
Waarheid en ernst verplichten mij vanaf deze zin mijn verhaal wat rustiger te brengen. Op zekere dag liep het plots mis met het hart en de bloedvaten van nonkel Frans. Hij lag toen op een kamer in de kliniek, meer dood dan levend. De dokters bliezen zijn aders terug open en bouwden een overbrugging in zijn lijf , maar de man uit Evere zou voortaan een regime moeten volgen en het rustig aan doen om nog wat langer te kunnen leven. Op dieet ieder dag van de week maar nooit als er een familiefeest was want dan probeerde Frans toch of het nog wat kon gaan. Immers hij die zoveel vette kaas had geproefd en Boergondisch wijnen had gedronken, kon niet nalaten te denken dat het beter is rap dood te gaan dan langzaam te sterven. Hij die als leerling-beenhouwer spek, worst en steak had gegeten tijdens de oorlog toen vele mensen maar een stukske haring, kikkerbil of duif kregen, voelde toen dat ook voor hem de tijden veranderden.
De gezondheidsproblemen van Frans bleven aanslepen en ook al begon hij na het kwijtspelen van vele kilo's een veteraan van goed niveau bij de wielertoeristen te worden in navolging van zijn oudere broer ' de Meester uit Sint-Truiden', toch was beperking op gebied van wijnen voor hem werkelijkheid. Maar op een dag spraken ik en hem toch af dat wij samen eens een weekje zouden gaan fietsen tussen Celle, Soltau en Lüneburg. In die tijd echter was mijn motivatie nogal zwak om dit te ondernemen, en we waren zo dwaas van ons plan uit te stellen. Daarna gebeurden er ook nog dingen die dit hebben belet, zoals de valpartij van Frans waardoor hij maandenlang buiten de wielerstrijd viel, en later tenslotte volgde een tumor in zijn hoofd, en kwam het einde van nonkel Frans Herman K.. Samen hebben we nooit die fietstocht kunnen maken, onze zoektocht naar Annelies Mayer.
Oefeningen met tanks in de sixties - Betonnen trappen gebouwd door Italianen.
Door de wonderen van de hedendaagse technologie kan een oude man zonder pijn van ziel en lichaam nog terug naar de Lüneburger Heide van 1946, en naar stukjes puzzle die in zijn memorie waren gebleven, stukjes over avonturen die zijn nonkel Frans zaliger vertelde na het drinken van ettelijke glazen rode wijn. Speuren in de nevelen van het na-oorlogse 1946 is niet gemakkelijk, want het deksel van de militaire geheimhouding heeft veel in de schaduw gelaten. Daarom zal ik dan maar eerst schrijven dat mijn verhaal FICTIE is en zoals de Italianen vaak zeggen ' weliswaar onwaar maar dan toch waarachtig mooi verteld ...' .
Het is vandaag voor een snuffelaar in de archieven trouwens gemakkelijker te vinden wat een soldaat van Napoleon uitrichtte in 1806 dan wat een Belgisch soldaat heeft gedaan in 1946, ergens in Noord-Duitsland waar toen sedert decennia geen enkele gewone sterveling een kijkje kon nemen. Vermits mijn nonkel op een appartementje boven op een torengebouw woonde, heeft hij nooit enige documentatie bijgehouden. De helft van zijn woning was steeds ingenomen door allerlei electrische toestellen in opbouw of in afbraak, want zeer jong had zijn zoon reeds de roeping van uitvinder, en voor de rest was alles onder toezicht van zijn echtgenote. Nonkel Frans had in zijn kelder alleen een plaatsje voor een koersfiets en enige accessoires voor wielertoerisme, en dan was daar uiteraard ook nog zijn reserve flessen rode wijn. Ten huize van bijna-oudstrijder Frans dus geen enkel archief noch foto uit 1946. Moest het eens mogelijk worden van in de archieven van het Belgisch leger te kunnen duiken en zoeken, zal het wellicht ook moeilijk zijn ene milicien Frans Kempeneers terug te vinden in de lichting 1946, alleszins niet op Duits grondgebied en dan nog in het Britse leger, want onze nonkel was indertijd ingelijfd bij hulptroepen die de Engelsen versterkten.
Ongetwijfeld werd hij door een olijke Waalse onderofficier op een lijst van ' specialisten-vrijwilligers' geplaatst omwille van zijn familienaam. Om die onbekende heide te bezetten was het best gezonde jongens uit onze Kempen te sturen, en dus was een Kempeneers uit Limburg een geschikte man voor die onduidelijk en wellicht gevaarlijke job op de Lüneburger Heide. Na een lange rit waren de aangeduide Belgische manschappen aangekomen in het Münsterlager. Daar hebben zij gedurende één goed jaar hun dienst volbracht.Vermits hij beenhouwersgast van beroep was, kreeg Frans een tweezijdige functie, één voet in de keukens en éen voet als ordonnance van officieren. Ook daar werd weer gesjoemeld met zijn identiteit. Zijn voornaam Frans was niet passend , want zijn overste was tegen de verfransing van ons leger. Die kerel had een lief in de naburige stad Hermannsburg en vermits er ook als laatste voornaam Herman op zijn papieren stond, werd de nieuwe ordonnance herdoopt en ingeschreven als Herman . Het heeft niet lang geduurd of Frans Kempeneers, alias Herman K, het grote voordeel inzag van verschillende pasjes, lidkaarten, papieren, marsorders, tickets, bonnetjes, te hebben met diverse voornamen, namen, identiteiten. De Belgische soldaat, in zijn dorp bekend als Frans van Dung, en jongste telg uit een gezin van acht kinderen, moest zeker niet Schwejk of Barry Lyndon heten om goed zijn plan te trekken in die tijden van chaos in het Noord-Saksen van toen.
Het leven in de barakken van het grote Munsterlager.
Wie op zoek gaat naar informatie op internet zal toch even moeten slikken bij het ontdekken van waar nonkel Frans was terecht gekomen. Ik wil zelfs duidelijk stellen dat die goede man toen niet en later ook niet heeft geweten waar hij eigenlijk was tijdens zijn legerdienst in Duitsland. Zijn bewegingsmogelijkheden en informatie zullen wel zeer beperkt geweest zijn.
Reeds vanaf 1891 werd er begonnen te Münster in de omgeving van de Kaserne Hindenburg met de inrichting van een grote Truppenübungsplatz. Dit oefenkamp kende gedurende die vele jaren verschillende afmetingen , maar was toch altijd minstens 7400 ha groot. De Pruisen hadden daar reeds hun wapens getest voor de Eerste Wereldoorlog, met inbegrip van de smerige gassen die in de loopgrachten zouden worden gebruikt. Zeer bekend was de schietbaan en de plaats waar met handgranaten werd gegooid. Grote militaire kampioenen werden daar gevormd of ontdekt. Ongeveer 21.000 krijgsgevangenen werden tijdens 14/18 op dit onvindbaar en verboden militair domein in een kamp opgesloten. In de jaren '30 werd daar in die omgeving de Blitzkrieg voorbereid en onder stricte geheimhouding waren er voortdurend maneuvers met twee divisies. Belangrijker waren nog de geheime opslagplaatsen van munitie en van gassen. Vandaag nog steekt daar veel gevaarlijk materiaal in de grond, achtergebleven, niet ontploft, niet meer op documenten en plannen vermeld. Eens toen de Tweede Wereldoorlog bezig was, bouwden en herbouwden vanaf 1940 de POWS, de Britse krijgsgevangenen, een kamp voor 40.000 man en later ook voor Italianen, Russen,.en nog meer Britten, zoals de 400 para's die zich te Arnhem overgaven. Toen het kamp, bekend als Stalag 357, werd bevrijd op 16 april 1945 verbleven er 96.000 krijgsgevangenen. Op 30 km van Fallingbostel-Bergen was er dan ook nog het concentratiekamp van Bergen-Belsen, dat van een heel andere soort was.
De Britten en de anderen verlieten het krijgsgevangenkamp toen de oorlog voorbij was. Kort daarna werd hetzelfde kamp de verzamelplaats van de verliezers. Van overal werden ontwapende Duitse soldatens aangevoerd. Zij werden geïdentificeerd en van de nodige civiele papieren voorzien. Zo maar even 1.700.000 Duitsers werden daar gedemobiliseerd en naar ' ihre Heimat bei Frau und Kind ' teruggezonden.
De rol van het Belgisch leger begon in dat gebied vanaf 1 april 1946 toen drie infanteriebrigades onder Brits bevel de bezettingseenheden in dat deel van Duitsland gingen vervoegen. Maar het was pas op 2 december 1946 dat de precieze taak van de Belgische Strijdmachten werd vastgesteld en dat de BSD voor een aantal jaren zowat de tiende provincie van België werd. Gedurende vele jaren nadien bleef de Lüneburgerheide een militair oefenterrein, voornamelijk voor het Nederlands leger, dat daar dikwijls soldaten per trein bracht en er voornamelijk ook trainde met de Leopardtanks. Ook het nieuwe Duitse leger van nu blijft daar nog aanwezig.
Wat precies de dagelijkse bezigheden van soldaat Frans Kempeneers op de Lüneburger Heide waren is me niet bekend en vermits hij nu dood is, kan hij me dat ook niet meer uitleggen. Maar volgens onze vroegere gesprekken was er toen tijdens die maanden van 1946 maar één activiteit nog belangrijk, en dat was 'tauschen'. Tussen de soldaten die over eten en kledij beschikten en de vele hongerige Duitsers onstond er een intense ruilhandel, met een grenzeloos aantal variaties. Een ordonnance die ook part-time in de keukens verbleef, had mooie troeven in zijn hand om goed te presteren in dat 'tauschen' . Er waren natuurlijk paden die men kon bewandelen en andere paden waarop werd uitgegleden. Niet overdrijven, niets naar België meebrengen, altijd onderweg zijn in opdracht van je officier, en altijd weten waar je officier zich bevond, dan kon je het ver schoppen als ' Tauscher'!. Je eigen slecht eten uit de Belgische keuken bezorgen aan de Duitsers en in een Engelse trui stiekem gaan eten bij de Engelsen waar de kost beter was. Dat was steeds een goed beginpunt. Als je iets moest gaan halen bij de Britten, die overvloed aan alles hadden, altijd als bestemmeling niet alleen Frans Kempeneers opgeven maar onverstaanbaar in het koetervlaams uitleggen dat je ook nieuwe sokken en onderbroeken kwam vragen voor je kameraden Frans Van Dung en Herman K. van de 'special forces' die hun post niet mochten verlaten. Steeds oppassen voor de Military Police die op de Tauschers joeg. Soms kon je natuurlijk de muur doen en met broekzakken die je veel dieper had gemaakt vol dozen corned beef bezocht je dan plaatsen waar werd gedronken, gedanst en geflirt. Altijd met een groepje uitgaan, want er werd regelmatig gevochten tegen de Britten die zat waren.
Wie was dan toch die Annelies Mayer waarover nonkel Frans steeds begon wanneer wij ons tiende glas rode wijn vulden ? Dat blijft een mysterie. Was zij een Lily Marleen uit de goede oude soldatentijd ? Was zij een dikke soldatenhoer of een boerendochter van een erf zonder mansvolk ? Was zij een hongerige vrouw met onschuldige kindjes die haar zwak eigen vlees ruilde tegen stevige soldatenkoeken en cornet beef ? Was zij een hopeloos lief, moeder of zuster, die bleef wachten en die niet aanvaardde dat hare Franz of Heinz nooit uit Stalingrad of Normandië zou terugkomen ? Hoe spijtig toch dat Frans en ik nooit samen zijn gaan fietsen op de heide ! Waarschijnlijk zou hij daar, ver van zijn echtgenote, de ware identiteit van deze vrouw hebben onthuld . Misschien zouden wij die Annelies Mayer daar veertig jaren na de oorlog nog hebben teruggevonden en was er nog altijd dat kleine café waar het tauschen plaatsvond. Misschien staat de grote linde, waaronder hij haar lippen had gevoeld, haar borsten en nog meer had betast, er nog. Veronderstellingen ? Fantasie ? Oprakelen van dronkemanspraat ?
Ik zou eigenlijk wel durven denken, op een nuchter en klaar moment, dat Frans Kempeneers zijn memories vervalste. Hij reed toen misschien alleen maar met een driewieler, een loodzware beenhouwersfiets met vooraan een grote frigobox vol vlees, van de keuken naar de eetzaal van de officieren of van de slachterij naar de keuken, en op die houten bak vastgehaakt aan zijn stuur was er zo'n kleurrijke pin-up girl geplakt, zoals op de snuit van de Royal Airforce jachtvliegtuigen en de grote bommenwerpers, zo'n pin-up geruild tegen een pakje Belga en twee harde eieren met een Schot uit Aberdeen. Onder deze pin-up stond in gekrulde letters geschreven 'Annelies Mayer' en niet 'Betty Boop'.
Prachtige natuurgebieden, een paradijs voor fietsers en wandelaars. De Lüneburgerheide is vandaag een beschermd gebied van heide- en boslandschap gelegen in de driehoek tussen de grote Duitse steden Hamburg, Bremen en Hannover. Tussen 1236 en 1806 was deze streek het Hertogdom Brunswyck-Lüneburg, behorend tot het Heilig Roomse Rijk. Er zijn wel twee dozijnen bergen maar de modale fietser moet niet bang zijn want het zijn maar heuvels. Zelfs de hoogste top bereikt slechts de hoogte van 169 m boven de zeespiegel. Ergens op een nog niet gevonden plaats op de Lüneburger heide werd Heinrich Himmler begraven die eens, na Adolf Hitler, de tweede belangrijkste man van Nazi-Duitsland was. In deze heerlijke streek liggen vandaag verschillende leuke plaatsen om te verblijven.
Quand on partait de bon matin Quand on partait sur les chemins A bicyclette Nous étions quelques bons copains Y avait Fernand y avait Firmin Y avait Francis et Sébastien Et puis Paulette
On était tous amoureux d'elle On se sentait pousser des ailes A bicyclette Sur les petits chemins de terre On a souvent vécu l'enfer Pour ne pas mettre pied à terre Devant Paulette Faut dire qu'elle y mettait du cœur C'était la fille du facteur A bicyclette Et depuis qu'elle avait huit ans Elle avait fait en le suivant Tous les chemins environnants A bicyclette
NATHALIE.
La place Rouge était vide Devant moi marchait Nathalie Il avait un joli nom, mon guide Nathalie... La place Rouge était blanche La neige faisait un tapis Et je suivais par ce froid dimanche Nathalie... Elle parlait en phrases sobres De la révolution d'octobre Je pensais déjà Qu'après le tombeau de Lénine On irait au café Pouchkine Boire un chocolat... La place Rouge était vide Je lui pris son bras, elle a souri Il avait des cheveux blonds, mon guide Nathalie... Nathalie Dans sa chambre à l'université Une bande d'étudiants L'attendait impatiemment On a ri, on a beaucoup parlé Ils voulaient tout savoir, Nathalie traduisait Moscou, les plaines d'Ukraine Et les Champs-Élysées On a tout mélangé et on a chanté Et puis ils ont débouché En riant à l'avance Du champagne de France Et on a dansé... La, la la... Et quand la chambre fut vide Tous les amis étaient partis Je suis resté seul avec mon guide Nathalie... Plus question de phrases sobres Ni de révolution d'octobre On n'en était plus là Fini le tombeau de Lénine Le chocolat de chez Pouchkine C'était loin déjà... Que ma vie me semble vide Mais je sais qu'un jour à Paris C'est moi qui lui servirai de guide Nathalie... Nathalie
Marianne de ma jeunesse Ton manoir se dressait Sur la pauvre richesses De mon rêve enchanté
Les sapins sous le vent Sifflent un air étrange Où les voix se mélangent De nains et de géants
Marianne de ma jeunesse Tu as ressuscité Des démons des princesses Qui dans moi sommeillaient
Car ton nom fait partie Marianne de ma jeunesse Du dérisoire livre Où tout enfant voudrait vivre
Marianne de ma jeunesse Nos deux ombres enfuies Se donnèrent promesse Par-delà leurs joies et leur vie
Marianne de ma jeunesse J'ai serré sur mon cœur Presque avec maladresse Ton mouchoir de pluie et de pleurs
Il avait poussé par hasard Dans notre cour sans le savoir Comme un aveugle dans le noir Mon arbre Il était si petit Que c'était mon ami Car j'étais tout petit Comme lui J'attendais de lui le printemps Avec deux ou trois fleurs d'argent Un peu de vert, un peu de blanc Mon arbre Et ma vie s'accrochait A cet arbre léger Qui grandissait Comme je grandissais
Chanson de GILBERT BECAUD
Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde Quand tu n'es pas là S'arrètent de chanter Et se mettent à pleurer Larmes de pluie au ciel d'été Quand tu n'es pas là Le silence qui gronde Me donne si froid Qu'un jour ensolleillé Me fait presque pleurer Larmes d'ennui malgré l'été La ville fait de grâces La lune des grimaces Qui me laissent sans joie Les cantiques d'églises Malgré tout ce qu'ils disent Me font perdre la foi Quand tu n'es pas là Tous les oiseaux du monde La nuit sur mon toit Viennent se rassembler Et pour me consoler Chantent tout bas ' Elle reviendra ' Quand tu reviendras De l'autre bout du monde Quand tu reviendras Les oiseaux dans le ciel Pourront battre des ailes Chanter de joie Lorsque tu reviendras !
Le Pianiste de Varsovie Gilbert Bécaud
Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Chopin Je l`aime bien, Chopin Je jouais bien Chopin Chez moi à Varsovie Où j`ai grandi à l`ombre A l`ombre de la gloire de Chopin Je ne sais pas pourquoi Cette mélodie me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur Plus de sentiment Plus de mouvement Plus d`envolée Bien bien plus léger Joue mon garçon avec ton coeur Me disait-il pendant des heures Premier concert devant le noir Je suis seul avec mon piano Et ça finit par des bravos Des bravos, j`en cueille par millions A tous les coins de l`horizon Des pas qui claquent Des murs qui craquent Des pas qui foulent Des murs qui croulent Pourquoi? Des yeux qui pleurent Des mains qui meurent Des pas qui chassent Des pas qui glacent Pourquoi Le ciel est-il si loin de nous? Je ne sais pas pourquoi Mais tout cela me fait penser à Varsovie Une place peuplée de pigeons Une vieille demeure avec pignon Un escalier en colimaçon Et tout en haut mon professeur
What does not destroy us makes us stronger.
Rondvraag / Poll
Wie wordt wereldkampioen 2012 bij de profs ?
À la claire fontaine
M'en allant promener, J'ai trouvé l'eau si belle, Que je m'y suis baignée.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Sous les feuilles d'un chêne Je me suis fait sécher, Sur la plus haute branche, Un rossignol chantait.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Chante, rossignol, chante, Toi qui as le coeur gai, Tu as le coeur a rire, Moi, je l'ai à pleurer.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
J'ai perdu mon ami Sans l'avoir mérité, Pour un bouquet de roses, Que je lui refusai.
Il y a longtemps que je t'aime Jamais je ne t'oublierai.
Je voudrais que la rose Fût encore au rosier, Et que mon doux ami Fût encore à m'aimer
Turning and turning, the world goes on We can't change it, my friend Let us go riding now through the days Together to the end Till the end
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Spinning and spinning, the dreams I know Rolling on through my head Let us enjoy them before they go Come the dawn, they all are dead Yes, they're dead
Les bicyclettes de Belsize Carry us side by side And hand in hand, we will ride Over Belsize Turn your magical eyes Round and around Looking at all we found Carry us through the skies Les bicyclettes de Belsize
Julia Tulkens .
Hebben wij elkaar gevonden in dit land van klei en mist waar tussen hemel en aarde ons leven wordt uitgewist ?
Ben ik nog schaduw, ben ik al licht, of is d'oneindigheid mijn aangezicht ?
Treed ik in wolken of in hemelgrond ? Er ruist een hooglied aan mijn lichte mond. In uw omarming hoe ik rijzend ril ... Mijn haren wuiven en de tijd valt stil .
Julia Tulkens.
SONNET POUR HELENE
Quand vous serez bien vieille, au soir, à la chandelle, Assise auprès du feu, dévidant et filant, Direz, chantant mes vers, en vous émerveillant : Papoum me célébrait du temps que j’étais belle.
Lors, vous n’aurez servante oyant telle nouvelle, Déjà sous le labeur à demi sommeillant, Qui au bruit de mon nom ne s’aille réveillant, Bénissant votre nom de louange immortelle.
Je serai sous la terre et fantôme sans os : Par les ombres myrteux je prendrai mon repos : Vous serez au foyer une vieille accroupie,
Regrettant mon amour et votre fier dédain. Vivez, si m’en croyez, n’attendez à demain : Cueillez dès aujourd’hui les roses de la vie.
Regretting my love, and regretting your disdain. Heed me, and live for now: this time won’t come again. Come, pluck now — today — life’s so quickly-fading rose.