Tweede Paaszondag: Joh 20,19-31 vers 29b ; ' Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.' Er zijn in deze tekst duidelijk twee manieren om tot geloven te komen: zien en niet zien. Deze twee manieren hoeven niet tegen elkaar uitgespeeld te worden. Trouwens het woordje TOCH dat staat tussen 'niet gezien hebben en (toch) geloofd hebben' staat noch in de Griekse, noch in de Latijnse vertaling. In gans de bijbel ligt de klemtoon bij geloven immers nooit op zien maar altijd op horen. Vanwaar heb ik mijn geloven ? Vroeger en nu in deze week ? Hugo Dierick,Rosier.
Verrijzeniszondag: Lucas 24, 13-35 vers 25 : Nu sprak Hij tot hen: ' O onverstandigen die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben ! ' In feite geeft Jezus de twee leerlingen niet een verwijt als zouden ze dom zijn. Hij constateert alleen maar: ' Uw geest is zwaar en vast waardoor je zo traag bent om je te hechten aan die teksten uit de profeten die over Jezus gingen.' Zij wisten wel één en ander maar misten de helderheid , het vuur wat ze na het contact met Jezus wel hadden: Brandde ons hart niet van vreugde , terwijl Hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot? Vraag: Gebeurt het mij wel eens dat een uitspraak van Jezus mij helderheid geeft, mij lichter maakt, mijn hart sneller doet slaan? Hugo Dierick, Rosier.
Palmzondag Lucas 22,14-23,56 22 vers19b: ' Dit is mijn lichaam dat voor u gegeven wordt.' Toch wel één van de belangrijkste zinnen uit dit evangelie. Die zin ligt trouwens aan de oorsprong van het sacrament van de eucharistie. Die negen woorden van die zin hebben bovendien in de kerkgeschiedenis zoveel interpretaties, discussies en verdeeldheid veroorzaakt dat we niet dicht genoeg kunnen blijven bij Jezus'moedertaal (Hebreeuws) en dan wordt die zin letterlijk: ' Dit lichaam-ik ten behoeve van u gegeven ' Maakt het verschil uit? Toch wel : In de gewone vertaling ligt het accent op lichaam terwijl in de oorspronkelijke openbaringstaal het accent ligt op ik (dus op de persoon). Op die manier brengt Jezus zich veeleer als persoon aanwezig en niet uitsluitend zijn lichaam. Het gevaar bestaat dat wij de tekst over de instelling van de eucharistie en Jezus kruisdood in éénzelfde hoofdstuk verteld aan elkaar gaan linken. Het lichaam-ik van Jezus( instelling van de eucharistie) en het lichaam van Jezus (op het kruis) hebben niets met elkaar te maken. De eucharistie is inderdaad geen offer maar een verbondsmaaltijd en nog wel een levengevende. maaltijd. Beleef ik Jezus 'aanwezigheid tijdens de communie als lichaam of als persoon waarmee ik in contact kom? Hugo Dierick, Rosier.
Vijfde zondag in de veertigdagentijd Joh 8,1-11: Wat is de pointe in dit gesprek van Jezus met de 'overspelige' vrouw ? Zeker niet dat Jezus de steniging afkeurt door op de grond te schrijven. Volgens de tien geboden( de wet van Mozes) was het een evidentie: Ge zult niet doden ! Daarover geenenkele twijfel hier. De duiding van dit verhaal komt in het laatste vers : Jezus bleef alleen achter met de vrouw en vraagt haar : Heeft niemand u veroordeeld ? Letterlijk staat er : Heeft niemand u onrustig gemaakt ? Niemand, was haar antwoord. Jezus besluit: Ook Ik maakk je niet onrustig; ga heen en zondig niet meer. Onrust komt tweemaal voor in de laatste verzen: Rasja wat we in het Onze Vader vertalen met kwaad. In feite is het onze onrust die ons doet twijfelen en ons de waarom-vragen doet stellen. Bij voorbeeld: Waarom bewijst God niet dat Hij bestaat. In feite moeten wij bekennen dat we op al onze waarom-vragen geen antwoord hebben maar als gelovige kunnen wij wel zeggen: ik ken wel Iemand die de antwoorden kent. Alleen moet ik nog wat geduld hebben om deze te vernemen. Hoe gaan wij om met onze (dagelijkse) onrust ? Hugo Dierick, Rosier.
Vierde zondag in de veertigdagentijd Lucas 15,11-32 : Wie is die verloren zoon in dit verhaal? Hij is de jongste van twee die zijn vader verlaat omwille van het geld. Als hij al het geld van zijn vader er had doorgejaagd, klopt hij ten einde raad terug aan bij zijn vader. Uit nood (om te overleven) overwint hij zijn schaamte en vraagt om in dienst te treden. Zijn vader ontroerd door de aanblik van zijn 'verloren'zoon omhelst hem echter terug als een vader. Het wordt een groot feest. De oudste zoon verwijt zijn vader dat hij nooit een feest gekregen heeft terwijl hij wel zijn plich had gedaan. Hij heeft zijn broer niet gemist en nu blijkt dat hij ook nooit een echte band met zijn vader heeft gehad. Hij heeft hem nooit gevraagd naar een feest. Hij deed als was hij een voorbeeldige werknemer maar had geen echte band zoon- vader. Vandaar zijn jaloers en chagrijnig gevoel en gedrag naar zijn broer die ondanks zijn stomiteiten toch met zijn vader een echte band van liefde beleeft. Waar beleefde ik onlangs dat gevoel van jaloersheid dat ik niet wil hebben? Wat deed ik daarmee ? Hugo Dierick, Rosier
Derde zondag in de veertigdagentijd: Lc.13,1-9 Deze vijgeboom brengt maar geen vruchten voort. Is dit dan een pleidooi om meer geduld te hebben met de vijgeboom? Geduld is zeker één aspect voor een betere aanpak. Rust zou nog een betere vertaling kunnen zijn. Niet dat de boom moet gerust gelaten worden; wel kan de boom terug tot rust komen met de nieuwe grond en mest. Die rust gaat uit van degene die de boom verzorgt : Leven heeft met (innerlijke) rust te maken. Hoe ervaar ik die rust in mijn leven van deze week ? Hugo Dierick, Rosier.
Tweede zondag in de veertigdagentijd: Lc 9,28b-36 Gedaanteverandering! ? Echt gebeurd ? Dat weet niemand met zekerheid maar het had zeker kunnen gebeuren. Wat is in de oorspronkelijke tekst de belangrijkste zin? Vers 35 : Namelijk die twee merkwaardige goddelijke uitspraken van Jezus'Abba(Vader) één en al verlangen naar zijn Zoon: - 'Deze Zoon' is mijn Geliefde bij wie Ik me goed voel tot in mijn dankbare beleving toe - Luistert naar Hem Om de kracht van één van beide uitspraken ook zelf aan te voelen, deze vraag : ' Bij welke persoonlijke uitspraak van mij tegenover mijn geliefde verandert inderdaad diens gelaat en voel ik me daar zelf ook goed bij ? Hugo Dierick, Rosier.
Eerste zondag in de veertigdagentijd: Lucas 4,1-13. In plaats van Jezus verblijf in de woestijn te vertaken als drie bekoringen, spreken wij beter over drie beproevingen. Door goed te reageren op beproevingen, worden wij sterker. Jezus wordt trouwens met die bedoeling naar de woestijn geleid, door de Heilige Geest nog wel. Want in die drie beproevingen gaat het telkens weer over één en dezelfde vraag: Bestaat God voor mij? Is Hij nu met mij ? Zo alleen kunnen wij onze twijfels afblokken Hebben wij nog nooit zo'n beproeving meegemaakt? Of zijn we nog nooit op de proef gesteld in de liefde ? Nooit iemend gesproken die op vlak van geloven of liefhebben beproefd is geworden en daar sterker uit gekomen is : meer gelovig, meer minnaar? Loont het niet de moeite om dit eens mee te maken ? Hugo Dierick, Rosier.
Zesde zondag door het jaar - 14 februari- Lucas 6,17. 20-26 Vers: 20 ' Zalig gij die arm zijt, want aan u behoort het Rijk Gods ' Een ander woord voor zalig is zeker niet gelukkig maar het ligt er dichtbij:' GELUKT ben je of je bent goed bezig of je bent goed op weg als je je tenopzichte van anderen niet hooghartig opstelt, je zelf niet hoger plaatst. Gelijkwaardigheid is de basisregel in het Rijk Gods. Van 't moment dat ik mezelf beleef als meer, beter, hoger wordt liefhebben onmogelijk. Is het daarom dat deze zaligspreking als eertse wordt geplaatst ? Hugo Dierick, Rosier.
' Voortaan zult gij mensen vangen.' Lucas 5,10b Zeker een belangrijk versdeel uit het roepingsverhaal van de eerste leerlingen. Het zijn woorden van Jezus gericht tot Petrus in deze letterlijke zingevende volgorde:' Gij zult niet bevreesd zijn van nu af aan te zullen vangen de mensen.' Het zijn woorden uit de visserswereld en het onderscheid tussen het vangen van vissen en mensen wordt hier verondersteld: Vissen vangen gebeurt ten dienste van mensen ten koste van de vissen terwijl mensen 'vangen' gebeurt ten dienste van mensen nml om ze in leven te houden. VOORTAAN ZULT GIJ MENSEN IN LEVEN HOUDEN. Hugo Dierick, Rosier
Vierde zondag door het jaar : 31 januari 2010 Tweede lezing: 1Kor. 13,1-13 Vers 13: 'Nu echter blijven geloof, hoop en liefde, de grote drie; maar de liefde is de grootste.' Wat je ook zo kunt lezen: ' Nu zijn wij gehecht aan onze God door wie wij ons laten opvoeden (geloof) en die ons zekerheid geeft (hoop) maar in verhouding tot die twee( geloof en hoop) is het liefhebben groot. Daarmee wil gezegd zijn dat geloven en hopen gericht zijn op het liefhebben : de echte zin van ons leven.
Derde Zondag door het Jaar: Lc1, 1-4; 4,14-21. Lc 4,21: Toen begon Hij hen toe te spreken:' Het schriftwoord dat gij zojuist hebt gehoord, is thans in vervulling gegaan.' Deze 'vervulling' staat voor invulling waarmee het volgende duidelijk wordt : De teksten van vroeger, wat wij Oud Testament zijn gaan noemen, zijn bedoeld om ingevuld te worden. Zo deed Jezus hier in de tempel. Hij vult deze bekende en oude tekst ( uit de profeet Jesaia)die Hem werd opgedragen om voor te lezen nu in met zijn eigen leven. Dat is de bedoeling bij het lezen van de bijbel. Zo wordt onze eigen creativiteit bij elke lezing van het evangelie weer aangesproken en geactiveerd. Hoe zal mijn invulling bij het lezen van deze tekst eruit zien?
Tweede zondag door het jaar: De bruiloft van Cana. Jo. 2,1-12.
Vers 4 : Jezus zei tot haar: 'Vrouw, is dat soms uw zaak ? Nog is mijn uur niet gekomen.' In die vertaling is Jezus'antwoord tamelijk scherp en niet zonder verwijt. In feite zou je zijn antwoord ook zo letterlijk kunnen lezen:' Er is iets dat u betreft en er is iets dat mij betreft. Nu betreft het mij nog niet . ' Dat is geen vlotte vertaling maar geeft wel trouwer de oorspronkelijke tekst weer. Vertalingen zijn soms wat zwak of wat scherp en juist in die kleine varianten ligt de gevoeligheid van het oorspronkelijke.
Lc 3, 22b: ' Gij zijt mijn Zoon, de welbeminde, in U heb Ik mijn welbehagen gesteld. '
Jezus wordt door zijn hemelse Vader aangesproken als Zoon. Nogal evident ware het niet dat het woord Zoon in Jezus' taal( BEEN) een specifieke betekenis heeft die het in onze talen niet heeft. ZOON betekent er letterlijk Opgegroeid tot, Opgetrokken tot. Om het woord zoon in zijn oorspronkelijke betekenis te verstaan mag men dus niet vertrekken vanuit de vader want dan zou het woord zoon de bijklank kunnen hebben van : ondergeschikt aan, jonger dan , niet evenwaardig aan de vader. Niets is minder waar. Zoon in Jezus taal = op niveau van de vader gebracht: Gelijkwaardig. Een liefdesrealtie houdt immers op te bestaan vanaf het moment dat er geen gelijkwaardigheid meer is tussen de geliefden. Onze Westerse afbeeldingen van Vader-Zoon gaan bij het voorstellen van de Zoon meestal uit van de Vader ten koste van de gelijkwaardigheid Vader-Zoon. Roublev in zijn bekende drievuldigheidsicoon schildert de Zoon gelijkwaardig aan de Vader waardoor wij worden uitgenodigd om tot die Vader en tot die Zoon te bidden. Hugo Dierick, Rosier.
Openbaringsfeest. Zondag 3 januari 2010. Mt 2,1 : ' Toen dan Jezus te Betlehem in Juda geboren was ten tijde van koning Herodes, kwamen er te Jeruzalem Wijzen uit het oosten..' Vanwaar de naam van 3 koningen vandaan komt, blijft een raadsel. Wijzen worden ze genoemd in Jezus'taal en betekent : zij die vaardig zijn in het omgaan met de problemen van het dagelijks leven. Zo werd David ook wijs genoemd op de harp. Hij kon daar goed mee omgaan, hij was er vertrouwd mee. Jezus werd dus opgezocht door mensen met levenswijsheid niet door mensen omwille van hun positie, functie, bekendheid. Vanwaaruit gaan wij Jezus opzoeken? Hugo Dierick, Rosier.
Lucas 2,48: ' Toen ze Hem daar opmerkten, stonden zij verslagen. Zijn moeder zei tot Hem: Kind, waarom hebt Ge ons dit aangedaan? Denk toch eens met wat een pijn uw vader en ik naar U hebben gezocht.' Voor Jezus is het evident dat Hij in het huis van zijn Vader moest zijn. De ongerustheid van Maria is even evident. Als wij echter haar vraag oorspronkelijker lezen nml : 'waartoe hebt Ge ons dit aangedaan ? 'wordt haar vraag geen verwijt meer maar een vraag om uitleg die Jezus dan ook geeft. Dezelfde waarom vraag vinden wij in één van de woorden die Jezus op het ktuis sprak: 'Waarom hebt Gij Mij verlaten ?' heeft ook meer een bijklank van verwijt terwijl waartoe hebt Gij Mij verlaten ? eerder een vraag om uitleg inhoudt. In gezinsrelaties nodigt de waartoe-vraag meer uit tot gesprek en dialoog dan de waarom-vraag. Hugo Dierick,Rosier
Jo 1, 1 :' In het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God.' Dit is de bekende aanhef van het evangelie van de Kerstdag, minder poëtisch dan het evangelie van Lucas dat in de middernachtmis wordt gelezen maar meer doordacht en even inspirerend. Johannes begint dit Nieuwe Testament met dezelfde woorden als de schrijver van het eerste boek uit het Oude testament :' In het begin schiep God hemel en aarde' Als wij het woord WOORD daarbij oorspronkelijker vertalen met DUIDING of ZIN of RICHTING wordt deze aanhef nog sterker. . 'Vanaf dat begin was er al dat perspectief, die zin, die richting, die duiding en dat was God. ' Die zin van alles ( schepping en mens) was al vanaf het begin aanwezig want die zin was God en met Jezus wordt die zingeving, dat perspectief tastbaar en dus duidelijker dankzij zijn menswording. Hugo Dierick, Rosier.
'Maria sprak: God richt mij op, brengt mij tot bij Jezus die mij redt. Hij heeft gezien dat ik aan Hem gehecht ben. Nu wijs ik alle generaties Zijn weg. Hij die richting geeft, doet grootse dingen aan mij. Ik bewaar Zijn naam in mijn hart. Hij is puur genade voor wie Hem aanhankelijk is. Hij is een krachtige God die mijn onrust wegneemt. Hij behoedt mij voor mijn trots en bevestigt mij in mijn eenvoud. Wie hunkert naar zingeving, vervult Hij met het goede en wie genoeg heeft aan zichzelf laat Hij gaan met lege handen. Hij ondersteunt wie Hem genegen zijn Hij herinnert me aan Zijn trouw, Zijn genade ooit gegeven aan Abraham en Zijn nakomelingen tot en met de tijd die nu nog voor ons verborgen is.' Uit het vervolg op het evangelie van de vierde zondag van de Advent: Lc1, 46-55. Deze tekst beter gekend als het Magnificat van onder het stof van de vertalingen gehaald, nodigt ons uit om het te bidden in deze dagen.
'Ik doop u met water, er komt iemand die sterker is dan ik. Ik ben niet waardig de riem van zijn sandalen los te maken. Hij zal u dopen met de Heilige Geest en met vuur.'Lc 3, 16. Het woord vuur in deze tekst zijn niet de vlammen die wij spontaan in tegenstelling brengen met water. Het gaat hier over het licht van het vuur dat helderheid brengt. Zoals de vlam van één kaars helderheid verwekt in een donkere ruimte, zo doopt Hij die sterker is met helderheid en met de Heilige Geest ( Gods verruimende adem die gericht is op liefhebben) Derde zondag van de advent: Lc3,10-18.
En alle mensen zullen vrij worden dankzij de God die wij aanbidden (Luc.3.6)
Die zin is het laatste vers van het evangelie bij deze tweede zondag van de advent. (Luc 3.1-6) Lucas citeert in feite een vers uit Jeasaia 40,6: ' En de glorie van de Heer zal geopenbaard worden en heel de mensheid zal het zien.' Geen letterlijk citaat. Maakt het een verschil uit? Toch wel. Lucas vermeldt immers Jezus'naam door over vrij-worden te schrijven : een werkwoord dat samengesteld is uit Jezus naam : Jezus of de God die vrijmaakt. Wat Jesaia nog niet met naam en toenaam kon schrijven doet Lucas wel. Een mooi voorbeeld van het veel voorkomend bijbelvers: 'Opdat de Schriften worden vervuld ' in de zin van 'Opdat de Schriften worden ingevuld' Hoe zullen wij in deze advent dit Schriftwoord ' vrij worden ' invullen. Wij hebben daar nog drie weken voor. Hugo Dierick, Rosier