de Pfumferkes, zij waren hier efkes ook! “Pfumferkes lopen alsmaar te pfumferen”
En dat hebben we dan samen gedaan : handen op de rug, hoofd naar beneden en zachtjes, met kleine pasjes naar links en met kleine pasjes naar rechts lopen mompelen & mopperen. Wij alledrie, LM, ik en onze kleine genodigde (5j+) hebben alle drie driemaal rond de salontafel gepfumferd. Oké, dat was nog niet écht ‘to fumfer’, ik weet het, maar het was de best mogelijke benadering. Toen we uitgemompeld waren kwamen de vragen. Over de kleur van de mutsen.
Dat snuiteke wachtte op een antwoord hé, dus moest ik subito presto iets verzinnen : wie-wat-&-waar, beginnen met een omtrekkende beweging, dat vond ik het veiligste. De Smurfen wonen in het bos. Hij knikte geduldig, dat is algemeen geweten, Smurfen = bos. - En zij dragen de Witte Mutsen. Hij knikte genadig. - Behalve de grote Smurf, die... Hij zuchtte eens - wéér zo’n trivialiteit, iedereen weet toch dat het een Rode is. Hij ging op één beentje steunen en legde bemoedigend zijn handje op mijn knie, zo van komaan, we geraken er wel.
- En de Tuinkabouters dragen Rode Mutsen. - Of soms groene, vulde hij aan. - Ook soms Groene, herhaalde ik, om tijd te winnen. - En de Blauwe? - De Blauwe Mutsen helpen in de keuken, riep ik blij. - Altijd? - Altijd in de keuken. - Hoe weet gij dat. - Omdat Drea het gezegd heeft. Daar moest hij over nadenken. En ik eigenlijk ook.
En LM, ipv me een beetje te helpen met verzinnen zat in spanning te wachten op het vervolg. Grote jongens horen ook graag verhaaltjes.
- Waar wonen de Fumfelkers? vroeg de kleine. - Pfumferkes. - Ja, die, waar wonen die? - Op de suskewietenheide, tussen de purp’ren bloemkes. Weer efkes stilte. - Wij wonen daar ook, zei hij gedecideerd. - Prima! zei ik, dan komen ze bij u ook helpen.
Toen ze hem kwamen halen hebben we eerst nog warme choco gemaakt. - Van de Flumperkes? vroeg hij. - Ja, van de Pfumferkes. Dan was het goed. En toen namen ze onze kleine genodigde mee. Ouders mogen dat. Een halfuur later ging de telefoon, de Papa aan de lijn, tamelijk geagiteerd:
- Zeg m, wat zijn Fluppelkes? - Pfumferkes? - Ja, waarover heeft de Kleine het? - Niet aantrekken Jongen, de Kleine weet het, 't zijn Keuken-Kabouters. - Wablief? Sebiet durft ons manneke de keuken niet meer in! - Jongen, doe gewoon of ge gaat nooit Pfumferkeshulp krijgen in uw keuken.
- Hij is niet mee hé, zei LM. - Nee, hij is niet mee. - De kleine wél hé. - De kleine wel ja.
En gij ook hé, dacht ik. Gij vindt verhaaltjes ook plezant. De Kleine Jongen 5+, mijn Grote Jongen, 65+.
Probeer af en toe een plekje te vinden waar het zo stil is, dat je de aarde om haar as kunt horen draaien. (van P²)
‘k Vroeg direct aan LM :
- Als een as draait, kan men dat horen? - Soms wel, soms niet. - Wanneer niet? - Als een as in een huls van kunststof zit, dan niet. - En anders? - In een metalen huls hoort ge ze suizen. - Kan men de aardas horen draaien?
Nu keek hij op van zijn klavier. Ofwel had ik koorts, ofwel had ik iets gelezen dat koorts ging veroorzaken.
Ik wees naar mijn scherm en hij las wat in ’t roze hierboven staat.
- Ah, zei hij, op deze breedtegraad hier bij ons is de Aarde al te dik. Hier horen we de as niet meer. Maar aan de Noordpool en de Zuidpool horen ze die natuurlijk wél. - En daar woont niemand vanwege het lawaai van die as, zei ik snugger. - Juist ja, zei LM gelaten.
Met LM kan ik klappen zie ! Dit soort prietpraat houdt me wakker.
Sinds die vraag van vorige week ben ik de bomen wat beter in het oog gaan houden. Want ik ben ze ondertussen zo gewend geraakt dat ik niet soms niet meer besef dat ze kleur brengen in een mensenleven. Door die vraag ben ik weer wat bij de pinken.
Gisteren hadden we hier een kleine herfstwind, tamelijk spectaculair was dat. En die herfstwind heeft veel bladeren weggeblazen. Nu pas laten de bomen hun ruggegraat zien, ttz, sommige bomen. De kastanjelaars op het pleintje aan de Steenstraat en die op de Ekerse steenweg.
De bomen in de Rozemaai staan nog altijd in hun najaarskleuren. Maar Rozemaai is een woonpark, dat park is ontworpen, dus die bomen zijn gekozen op kleur en pracht. Heel goed gekozen ook. Wanneer men er door loopt valt het niet echt op maar van hier uit gezien, aan de overkant en op twee hoog, is het bijna een wandtapijt, kruinen vol kleur. Hopelijk mag die pracht nog een week of twee duren.
Hier achteraan staat een buitenbeentje, de notelaar van de buren. Hij verkleurt niet, hij laat enkel noten vallen. Ook aan deze kant van de draad, op de gemeenschappelijke oprit van de 2x8 adressen. Nuttig boompje dus. Veel mensen zouden een nootje kunnen meepikken, ware het niet dat onze naaste buurman Lucien ’s morgens in alle vroegte die noten opraapt en ze - !@!/#§ii!! - in de gft-container gooit. Hij zou ook een papierke in de twee liften kunnen hangen : ‘Is er iemand geïnteresseerd in noten?’ Maar nee. Wel de mond vol over solidariteit, maar geen kleine daad. Dat zal te klein zijn, een paar noten in de lift leggen. Of niet ‘proper’ genoeg.
Die notelaar staat daar dus op te kijken hé, dat zijn noten in de gft-bak verdwijnen. Zijn bladeren verdorren ervan en van verbouwereerdheid vergeet hij te verschieten van kleur.
De coniferen -een categorie apart- interesseert het geen bal wat rondom hen gebeurt. Dat zijn de meest saaie en hautaine bomen die ik ken. Vooral wanneer ze op een rij staan. Ze houden zicht-&-licht weg, er wonen amper vogeltjes in en hun groen is weinig genuanceerd. Trieste figuren, die coniferen. Behalve in de lente wat heldere uitlopers valt er weinig te bekijken aan dat groen.
Gelukkig zijn er de andere. Al die andere, die wél meedoen met de seizoenen.
Het was in Buenos Aires dat ik voor het eerst vrouwen en kinderen dakloos zag. Volgens mijn zeemansboekje was het '79, de pre-LM periode. Het was er winter.
Wanneer de dure winkels dicht gingen kwamen ze. Ze kwamen met hun kartons naar de diepe uitstalramen. In de verlichting tussen twee zulke uitstalkasten was het veiliger slapen. Het was er even koud als elders, misschien nog kouder dan in smalle stegen, maar het licht was belangrijk. Voor de veiligheid, hun eigen veiligheid en die van hun kinderen.
De kinderen waren handig met hun karton. Geroutineerd zwierden ze het achterin parallel met de winkeldeur. De moeder wachtte en legde haar karton als laatste, zij sliep als voorste. Een paar tellen op de overstoep bleven we daar staan kijken. In stilte. We gingen verder. Geschokt en beschaamd. Wij waren na een avondje uit op weg naar de warmte en de veiligheid aan boord.
--- Op de daken van de hoge gebouwen stonden militaire posten. Zatte zeelieden deden soms gek naar die posten. Macho-lawijt van imbeciele zeelieden. Een militair die niet mag uitgaan daagt men niet uit. En zeker geen zuiderse macho in de fleur van zijn testosteron.
In de vroege ochtend, op weg naar de kaaien, ratelde dus al eens een mitrailleur, zoals een haan zou kraaien, om te laten horen dat … gewoon om aan zatte zeelui te laten horen bij wie de Argentijnse meisjes eigenlijk horen.
Macho-lawaai. Macho-materiaal? Hyper-macho : een mitrailleur spuit kogels, geen zaadcellen. ---
Als ik een haven mag kiezen op de Zuid-Amerika route, dan liefst Montevideo aub. Heel misschien nog eens Santos. Maar Rio absoluut niet meer en Buenos Aires zeker niet, er woonde teveel verdriet.
Dat ik daar nog niet aan gedacht heb! Terug komen zonder wervelkolom. Gedaan met de lumbale ellende. Gedaan ook met 'ruggengraat hebben' … Het zegt me wel iets.
'k Heb eens gegoogled naar de ongewervelde dieren. Echt aantrekkelijk was het aanbod niet. ‘k Heb toch maar verder gekeken, bij de weekdieren dan. Dat zag er al beter uit : in een volgend leven kom ik terug als huisjesslak. De naakte slak is me te kwetsbaar, huisjesslak dus.
Ongehaast de wereld verkennen tussen de voordeur en de brievenbus. Af en toe op een blaadje sabbelen, altijd een schuilplaats bijhebben en geen weet van ruggesmarten ...
En n°8 op het schema heet hersenKNOOP.
Als ik als huisjesslak kan terugkomen kijkt niemand daar nog van op, van die knoop. Eindelijk.
Zo’n reïncarnatie wil ik wel. Waar mag ik tekenen?
Vanaf een bepaalde leeftijd kwamen er strakke eigendomsrechten qua speelgoed. Wat van wie was, werd belangrijk. En territoriaal werden we ook. Want onze speelgoedbak was de enige eigen plek die we hadden in huis. En een eigen bed hadden we, ja. Maar dat diende om in te slapen hé. Er viel niks te beleven in een bed. In een speelgoedbak wel. Dat waren bij momenten schatkisten.
Er waren ook dagen dat we ‘niks’ hadden om mee te spelen. Zo van die lamlendige regendagen in de vakantie. Dan gingen we knutselen. Dat maakte meer rommel dan gewoon spelen en we bezetten daarbij de tafel ook nog.
Het meeste speelgoed was in hout. Plastic had de markt nog niet overspoeld. Met houten kegels kan men mekaar ongeveer de kop inslaan wanneer er eigendomsrechten moeten beslecht worden. In die bezitterige periode hadden onze ouders bij momenten drie Vikings in huis ipv drie dochtertjes. We waren toen alle drie blond en we hadden alle drie een kist te verdedigen.
In periodes van vrede, na de middag of zo, werd er speelgoed geruild. De ruil was nooit definitief en kon herroepen worden. Tenzij het stuk al weer verruild was met de andere zus. Dan werd er gepalaverd. Dat maakte ook al eens lawaai. Dan moest er onderhandeld worden. Soms hard.
Tina en Laura werden later allebei zakenvrouwen. Allebei los van de bezigheden van de echtgenoot. Bij mij is enkel het palaveren blijven hangen.
Speelgoed opruimen was geen probleem, iemand van ons keilde gewoon alles in de bakken. In de juiste bak, wil dat zeggen. Als de mama kwam helpen was dat een ramp. We zegden toen nog Mama.
Zij had geen notie van recente wisselingen & transacties en ruimde er zomaar wat op los. Waar er plaats was. Zij veroorzaakte chaos in de nieuwe orde. Dat was vrágen om anarchie, dan zetten wij een keel op. Alle drie. Sommige dingen doen moeders echt zichzelf aan hoor.
We woonden in een huis dat uitdrukkelijk sixties was. Of Expo58. Zo uitdrukkelijk dat het tien jaar later al gedateerd was. Een stijl waarbij ik nu nog een zeer ongemakkelijk gevoel krijg. Maar als kind had ik er geen last van. We trokken erin op 1 mei ’59. Laura was toen zes weken oud. Tina en ik waren bijna vier en bijna zeven.
In de woonkamer was een niveauverschil gebouwd van een 30 à 40 cm diep. En die ‘put’ was ongeveer 3m bij 3m. Aan één kant stond de schouw met daarin de open haard, waarachter de eethoek, waarbij de keuken aansloot. Twee kanten van de put, met de obligate afgeronde hoek, waren open richting boekenkast en zithoek en aan de vierde kant, tegen de muur van de gang, was een vaste houten zitbank gebouwd, met drie deksels. Drie speelgoedbakken. Wat daar aan speelgoed in zat gedurende de eerste jaren kan ik me niet echt herinneren.
Ik denk dat de eerste jaren vooral Laura ons speelgoed was. Toen ze vlot kon kruipen zette ik haar al eens in de put, enkel en alleen om haar eruit te zien komen. Gelijk een zeehondje : ze gooide zich tegen de rand op haar buik en schoof aan wal. Daar lagen Tina en ik haar op te wachten, ook op onze buik, om haar toe te juichen en te feliciteren met kusjes. Soms ging Tina met Laura meedoen. Dan moest ik voor twee kusjes en olympisch gejubel produceren.
Dat waren keer op keer momenten van groot jolijt tot mama het weer eens doorhad en uit de keuken kwam om in de gauwte haar jongste te redden : “Uw zusje is geen pop.” “Nee Mama, zij is een zééhondje!” Nog meer jolijt.
In mijn herinneringen draaide alles in dat nieuwe huis de eerste drie jaren rond Laura en Tina. Er moet wel speelgoed geweest zijn, want er zat spul van onze vorige woonst in de speelgoedbakken. Maar ik herinner me dat niet tot we ongeveer 3, 7 en 10 waren. Laura, Tina en ik.
Die eerste drie jaar hadden we vooral mekaar. Maar die speelgoedbakken dan?
In de voormiddag had LM me gevraagd of ik de lijst wou maken voor de zware dingen. Oké.
De 'zware dingen’ zijn de boodschappen die met de wagen gedaan worden. Al wat zwaar weegt of volume heeft en ook de non-food-spullen worden dan in voldoende hoeveelheden aangekocht (+/- 3 maanden), zodat de rest van de boodschappen te voet kan gedaan worden want lichaamsbeweging moet er ook zijn.
De boodschappen worden per afdeling genoteerd, zodat er ter plaatse niet teveel met een volle kar moet gemanoeuvreerd worden. Want de kar krijgt gaandeweg de allure van een slagschip en ik ben dan de vedette die over en weer zoeft om al wat bijna vergeten was en ver weg in een schab ligt, te gaan bijhalen. Maar gisteren ging ik niet mee en voor een keer moest hij het doen zonder satelliet rond zijn kar. Hij moest helemaal alleen die jungle in.
'k Had de lijst zo netjes mogelijk geschreven. Een A4tje, opgedeeld in vier vakken.
Nu was het vak droge voeding helemaal vol, en ik moest nog ergens olijfolie zien op te schrijven Onderaan de non-food was nog plaats. Dus met een fijn pijltje naar beneden komt de olijfolie onder de aluminiumfolie te staan.
alu-folie 3x olijfolie 3x
LM overloopt het lijstje en dan met een hulpeloos-ongelukkig gezicht: - Eh … wat is olij-folie?
'k Durf hem nogal op missies sturen hé, een zeebonk, zo helemaal alleen de grote winkel in.
In 2010 kreeg Jimmy Wales de Zwitserse Gottlieb Duttweilerprijs ter waarde van 100 000 Zwitserse franken (70 000 euro). Hij kreeg de onderscheiding vanwege zijn drang om kennis te delen. (...) http://nl.wikipedia.org/wiki/Jimmy_Wales, oprichter van Wikipedia
De 'drang' om kennis te delen? Dat klinkt ernstig. En daar krijgt men een prijs voor? Voor een drang?
Drang. Erger dan neiging. Neiging kan nog minzaam gedoogd worden. Maar drang? Aan drang moet dringend iets aan gedaan worden. Iets met een dwangbuis of dergelijke. Een professioneel ingrijpen lijkt me bij drang wel aangewezen, ja.
Stel, iemand heeft de drang om kennis te delen. Op het zebrapad houdt die u staande om zulks te doen. Ondertussen springt het ander licht op groen … Dat is dan nog maar gewoon een drang.
Er is ook 'de onstuitbare’ drang om kennis te delen. Lieden die hun medemens achtervolgen om hen te duiden. Men zal maar de lift ingedreven worden voor een onderhoud over het atoomgewicht van zuurstof. Lúúúcht!
Degene die daar het woord drang geschreven heeft bedoelde waarschijnlijk gedrevenheid. Ik denk dat Jimmy Wales daar zelf ook liever het woord gedrevenheid ziet staan ipv drang. Val ik nu weeral over een woord? Ja, tja, het juiste woord, da’s bij mij eenneh … drang hé.
Bij onze huisarts zit de wachtzaal soms goed vol. Toen ik vorig jaar in de maand oktober een griepvaccin ging halen zat er toevallig eens niemand. Per mirakel was ik de enige. Was het griepvirus uitgestorven? Had iederéén plots schrik voor de prik? Het voelde vreemd aan.
Toen ze haar consultatie begon was de dokter zelf verbaasd dat ik de enige in de wachtzaal was.
Eerst werkte ze het administratieve gedeelte af en toen ze hoorde dat ik 'maar' voor een prik kwam nam ze de tijd voor een babbel. Er zat toch niemand te wachten. Maar ík zat wel in bange afwachting van die prik. Schrik-voor-de-prik betert niet met de leeftijd hé. Bij mij toch niet.
En die spuit had ze klaargelegd op een stapel papieren, met de naald naar mij gericht. Er zat wel een plastic hoesje rond. Maar toch, naar mij gericht.
Liefst zou ik hebben dat er komaf gemaakt wordt met spuiten. Van mij mag ze op de deurmat al prikken. Nog voor we de wachtzaal binnen stappen. Maar zo werkt zij niet.
Ze had blijkbaar nood aan een babbel want huisartsenij is een tamelijk eenzame bezigheid. Ze had het over de crisis en ook over de teloorgang van het prestige van haar beroep (wabliefteru?)
Ondertussen hoorde ik de voordeur een paar keer gaan en ook volk in de wachtzaal murmelen en kuchen. Er zaten onderwijl al wel wat mensen te wachten … Daar word ik dan zenuwachtig van, dat ze mensen doet wachten in een kleine wachtzaal zonder ventilatie.
Ook tijdens vroegere consultaties, ze neemt telefoons aan, ze blijft zoeken in haar computer. Oké, dat moet ook gebeuren. Maar moeten telefonische consultaties tijdens de consultaties van de aanwezige cliënten? En ondertussen lag die spuit al een half uur naar mij te grijnzen.
Toen ze er eindelijk wou aan beginnen en me efkes gevaccineerd had (geen prik gevoeld, zoals gewoonlijk) was mijn bloeddruk 19. Daar schrok ze van. Ik niet.
Babbelen over truut, de mensen in de wachtzaal doen wachten, de naald die naar mij bleef wijzen terwijl ik uiterlijk beleefd zat te luisteren en innerlijk zat te anticiperen op een prik … bloeddruk 19.
Ze schreef me een dubbele dosis rommel voor. Die dubbele dosis nam ik niet. Al maanden neem ik die niet. Want die 19 was iets later weer weg. En is weg gebleven ook.
Deze reus beweegt zo levensecht dat het ongeveer griezelig is. Ik denk dat het veel oefening gevraagd heeft en vooral telkens weer spierbeheersing om de pop zo vloeiend dronken te laten lijken zonder uit balans te raken en omver te tuimelen.
"Een dronken Ier die door de straten laveert is geen nieuws, maar als men een dronken reuzepop ziet, is dat wél nieuws.
In 2011, slenterde deze reus rond in Dromore West in Sligo, Ierland. Hij reageerde op de voorbijgangers in een dronken verdwazing. De pop wordt bewogen door een man op stelten. Dit filmpje werd opgenomen tijdens Fleadh Cheoil, een Iers muziekfestival waar muzikanten uit alle provincies strijden om de titel van nationaal kampioen."
"Arthur werd ontworpen en gemaakt door Cillian Rogers. Zonder polycarbonaat, de reus. De pop bestaat een 30-tal jaar, en was al op verschillende festivals te zien, van Portugal tot USA." foto aanklikken om te vergroten: Cillian Rogers demonstreert hoe behendig hij is op de stelten die hij in de reus draagt. Ze zijn gemaakt uit koolstofvezel en zijn gemodelleerd op de achterpoten van een jachtluipaard.
Een van de tijdrovende bezigheden zijn doktersbezoeken allerlei. Vorige vrijdag moest ik bij de knoken-dokter zijn. Zij bekijkt en beslist hoe het verder moet met de gewrichten in deze regio.
Zelf zit ze in een tijdsgewricht want ze gaat bevallen. Daarom wou ze me vorige vrijdag nog zien, 11h20. Want daarna is ze een tijd dokter-af. Het werd later dan 11h20. Veel later.
Nu, ik heb het zeer moeilijk wanneer hoogzwangere dames moeten werken. Zoveel jaar geleden, toen Sigrid Spruyt nog mee het nieuws presenteerde en zwanger was hield ik mijn adem in tijdens ongeveer de hele uitzending.
Meiske, voor ons moet ge niet speciaal komen hoor, dat nieuws horen we wel over de radio … Meiske, ga wat liggen, zo belangrijk zijn die wereldbranden toch niet …
Ik vond het onverantwoord dat men haar deed werken. En toen mochten de nieuwslezers hun job nog zittend doen. Tegenwoordig moeten ze rechtstaan. Dan zou ik flauwvallen van plaatsvervangende arreuzze.
Nieuwslezers moeten zo al niet blijven rechtstaan. Het eerste wat wij hier doen als iemand binnen komt, is zeggen “Neem plaats” of “Ga zitten” of “Zet u”, van meer naar minder formeel naargelang wie de bezoeker is. Nieuwslezers komen elke dag over de vloer, via het scherm dan, en ik vind het zeer onbeleefd van mezelf dat ik die mensen geen zitje kan aanbieden.
Er is een horecazaak in de Pieter Reypenslei waar we al eens kwamen. Op een dag komt er iemand de bestelling opnemen, zij is hoogzwanger. Oké, misschien slechts vijf maanden zwanger, maar ik zie omzeggens het verschil niet tussen 5 maanden en 8komma5 maanden.
‘k Sprong bijna recht om te zeggen, Mevrouw, we zullen zelf het wel doen. Ik vond het verschrikkelijk dat een zwangere jonge vrouw moest rond lopen terwijl ik op een stoel zat te zitten niks doen. En ik werd helemaal ongemakkelijk toen ik haar later zag langskomen met een zware plateau. Ik wéét wat geladen plateau’s kunnen wegen. Vooral die ronde zilveren monsters. Mijn koffietje bleef staan, het smaakte niet meer.
In Singapore moest ik eens magnesium pillen gaan halen voor LM. In het centrum van de stad zitten de nutswinkels samen met de lunchgelegenheden in de ondergrondse verdiepingen van de zakenbuildings. Het was dus efkes zoeken.
Apotheek heet er niet drugstore zoals in de VS maar chemist omdat Singapore een Brits verleden heeft.
Toen ik de chemist gevonden had, kwam een van de oosterse elfendametjes vragen of ze me kon helpen. Ze was hoogzwanger. Of toch duidelijk zwanger. Die nuance ontsnapt mij, zei ik al. ‘k Vroeg naar magnesium pills. Ze fladderde door de winkel en ze kwetterde in een Engels dat ik amper verstond en ik vroeg me af of ik haar zou vergelijken met een vlinder of met een kolibrie. Zo frêle was ze. En zeer zwanger.
Ze plofte naar de vloer en dook onder in de schabben. Met baby-buik en al. Héla! Als de magnesium zo laag staat, zeg dat dan! dacht ik half-kwaad. Ik ben de laatste om zwangere kolibrie-dames te doen werken. En toen werd het koud tot in mijn ruggenmerg, want ze begon een soort jammerend geluid te produceren. Voilà. Mijn fout. Ze heeft zich gebukt om die magnesiumpillen te vinden en nu komt de baby. Wat is het noodnummer in Singapore?
Ze was in het Maleis aan ‘t vragen aan haar collega’s waar de magnesiumpillen stonden of wie ze verzet had en waarom haar dat niet gezegd was. Ze was wel geagiteerd, maar ze was niet aan het bevallen want ze stond recht en ging ergens iemand uitkafferen. Met datzelfde hoog geluid.
Toen ik met de pillen buiten stapte had ik het gevoel dat ik aan iets ontsnapt was. En het is zo al zweten op straat in Singapore.
Nu terug naar vrijdag, 11h20. Mijn zwangere dokter was danig over tijd. Om 13h pas was het mijn beurt en ik was ondertussen murw van het wachten. Ze kwam me afroepen in de wachtzaal van de afdeling, liet me binnen in haar consultatiehok en verdween toen even naar elders. Dat ‘even’ leek me of ze alvast naar de materniteit gebracht was.
Er zijn in de gang grote rode alarmknoppen voor de brandweer, en misschien voor security ook, maar er is geen rechtstreekse verbinding tussen reumatologie en materniteit. Geloof me, ik heb in het consultatiehok van alle knoppen in de muur de bijhorende tekst uit het hoofd geleerd. Zo lang bleef ze weg.
En toen was ze daar ineens. Ik was zo opgelucht dat ze niet afgevoerd was dat ik de helft van haar uitleg niet gehoord heb en de helft van mijn vragen niet gesteld heb. Murw van het wachten natuurlijk.
‘k Zat maar te denken en te herbedenken: wat moet ik doen als plots de dokter bevalt?
Olé-oké, Mensen, we mogen onszelf een schouderklopje geven, we hebben het streefcijfer gehaald. De 70 kaartjes voor de verjaardag van Lut uit Nijlen zijn binnen, het 71ste is gisteren toegekomen. En misschien vallen de laatste vandaag in haar bus, vermits er tijd was tot zo-15/10, tot het verjaardagsfeest. Er werd op nog twee andere plekken een oproep gedaan, wij zijn de derde plek en ulle aandeel is dus mee van tel. Substantieel, om het eens deftig te zeggen. Zo uit het hoofd tel ik al 15 of 19 kaartjes, mogelijk meer. Da’s niet slecht hé, 20 van de 70, mogelijk meer.
20/70= 28,57 % zegt de wakkere rekenmachine. ------------------------------------------------------- Van: (haar broer) Verzonden: donderdag 12 oktober 2017 20:04 Aan: (aan mij) Onderwerp: Kaartjes - Goed Nieuws
Hallo Maart,
Goed nieuws, hoor! Paul, mijn maat, heeft me daarnet laten weten dat mijn zus Lut gisteren haar 71e kaartje ontvangen heeft! Ze heeft prompt beloofd om er al zeker nog één jaar bij te doen! (en nog meer natuurlijk...). (…) Mijn zus bedankt al die mensen, die de moeite gedaan hebben om effectief een kaartje te schrijven en te versturen. Wil je ook in naam van mijn maat/schoonbroer en mezelf al die mensen hartelijk bedanken?
Vriendelijke groeten van Lut, Paul en mezelf -------------------------------------------------------
Oktober 2012. Hendrik Haan is verdwenen. Definitief.
In de nacht van 27 op 28 oktober 2012, de nacht van het omschakelen naar wintertijd. was het gedaan met de haan.
Het vriendje van maanden, was weg. De bezige overbuur, doende met zijn eigen zaakjes, het kippig geval met ’s ochtend landelijke kraaigeluidjes, de vrije vogel van het stadsplantsoen, de kleine dappere overlever, hij was verdwenen.
Waarschijnlijk werd hij van zijn stok geschud door iemand van de ‘redders’. Daar was ik al weken bang voor, dat iemand van die doe-goeders een manier zou gevonden hebben. Dé manier zou gevonden hebben: hem uit zijn struik schudden en dan een net of een groot doek erover gooien. Boerenzonen zouden wel weten hoe zoiets moet …
- Er zijn geen boerenzonen meer, troostte LM. - Jawel, zei ik kribbig, dat zijn nu allemaal gepensioneerde techniekers en boekhouders, en die wonen allemaal in onze straat. Of in het woonpark. Ze weten nog verdomd veel uit hun jeugd en hoe sommige dingen best aangepakt worden. En die leggen dat allemaal uit aan hun vrouwen. En zij zijn degenen die vannacht Hendrik kwamen roven. - Redden. - Roven. Hij is bij nacht laffelijk overvallen en beroofd van zijn vrijheid. - Redden van de winter die er aan komt, hij zit nu ergens in een warme stal bij ander pluimvee.
En in die warme stal is hij een nieuwkomer, een vreemde, een indringer, een rustverstoorder. Warme stal? Mon Oeil! Warme kookpot! Dáár is hij geëindigd! Mogelijk zelfs niet op den buiten maar gewoon ergens hier in de randstad, ergens in een huishouden waar men niet kijkt op een beetje slachtafval.
m
Het heeft tot nu geduurd eer ik er een slot kon aan schrijven, aan het verhaal van Hendrik Haan, zo erg vond ik dat toen.
Van wijn ken ik niks. Sinds een flink aantal jaren drink ik geen meer. Ik hou het bij proletarische pils.
LM probeert nog altijd graag een fles uit. Maar hij houdt er amper notities over bij, zo blijft het telkens een verrassing. Jaja, maar soms struikelt hij bijna een tweede keer over dezelfde fles. Dan raadde ik hem de aankoop al eens af. Want soms onthou ik wat hij niet lekker vond. Dan kijkt hij verbaasd, van hoe kunt gij dat weten?
Om dat ik jaren geserveerd heb, tiens. Dan onthoudt men al eens wat iemand lust en niet lust. Maar meer dan onthouden is het niet, wat wijn betreft. Ik kan een fles ontkurken, ik kan wijn inschenken -ook op een rollend schip- maar ik kan geen uitleg geven over wijn of er een verhaal bij vertellen. Dat liet ik over aan degene die proefde, degene die er iets van kende.
Of die deed alsof hij er iets van kende. Daar hebben we gênante situaties mee meegemaakt hoor, met mensen die dachten dat de kennis ter zake automatisch meekwam met de bevordering, met de gallons.
Bij elke herfstpromotie van wijn in de omliggende supermarkten gaat LM in verhoogde staat van paraatheid. De kortingen doen zijn ogen blinken. Dan pluist hij reclamefolders uit en legt hij lijstjes aan. In verschillende kleuren. Al die lijstjes staan vol kennerslatijn en geheime steno.
Hier in ’t bureautje staan onderaan de schabben vijf curverbakken op wieltjes, dat is zijn wijnkelder. Als de bakken alle vijf vol zijn, is het festival geslaagd, dan glimt LM van contentement.
Toen we nog vaarden had hij het zo niet voor wijn. Van de scheepsvoorraden op een vrachtvaarder moet men niet teveel verwachten ookni.
In 2012 waren we thuis voor de herfstpromoties maar toen herstelde hij van een knieoperatie. Hij mocht kine-oefeningen doen, en voor de rest veel rusten. Op koopjesjacht gaan was er niet bij. Toen heb ik voorgesteld een rolstoel te huren, zodat ik hem door de verschillende supermarkten kon wielen.
“Een rolstoel huren? Weet ge wat dat kost?” Hij zag zijn wijnprofijtjes al slinken. Een rolstoel huren wou hij niet. Tja, en een rolstoel gaan lenen kan ook niet hé: “goeiemorgen Buur, mag ik uw opvouwbare wielwagen eens lenen want mijn man wil naar een wijnfestival.” Nee, een rolstoel lenen wou ík dan weer niet.
Daardoor was oogst 2012 een gat in zijn verzamelinkje, door gebrek aan wielen. m EZW-10/2014
‘k Belde voor kippenvoer voor Hendrik Haan naar Tom, een kameraad van LM. Hij was aan het werk. Hij klonk nogal afwezig.
- Zal ik terugbellen tijdens de middagpauze? stelde ik voor. - Neenee, het is oké, zei Tom. Ik zag hier zojuist een meisje van een jaar of tien koekjes uit een bak nemen en in haar mond stoppen. En ik heb dat zo gelaten. - Ach ja, kinderen, deed ik vergoelijkend. - Jamaar, het is niet om haar leeftijd of omdat ze lef heeft. Of omdat ze zo engelachtig glimlachte … - Waarom dan wel? - Omdat ze dom is. - Dom? - Zég! Wij verkopen dierenvoer hé Meiske … Het zijn hondekoekjes!
Eergisteren of in de loop van de week stond een aflevering van Last Man Standing op en omdat ik een fan ben van lachvitaminen volgde ik met een half oor.
Er zijn drie opgroeiende dochters in het gezin. Over elk vriendje dat aan de deur komt om met iemand van zijn meisjes uit te gaan maakt de Pa zich over-beschermend nerveus. Het kennismakend babbeltje is een regelrechte ondervraging: of zijn moeder werkt, welk werk zijn vader doet, óf zijn vader wel werk heeft …
Daarmee brengt hij telkens de rest van het gezin in verlegenheid en hij maakt daardoor ook zijn dochters het sociaal leven onmogelijk.
Hij laat de achtergrond van eventuele schoonzoons en het gezin waartoe ze horen zelfs natrekken op zijn werk!
En vooraleer dochter+jongen kunnen vertrekken voor een avondje, zou hij eerst nog een gesprek willen met de vader van de jongen ook.
In deze aflevering verloor de Ma haar geduld :
- De meisjes hebben de leeftijd om jongens te leren kennen, Mike. Gelijk gij bezig zijt hé, zal nog een van onze dochters in het klooster eindigen. Daar zit ze dan x aantal jaren te … te novicen en dan eindigt ze als de bruid van Jezus! Moet het zo eindigen? Is het dat wat ge wilt? Een bruid van Jezus?
- … (binnensmonds) …
- Wat zegt ge? Wat staat ge daar te mompelen?
- Dan zou ik tóch nóg eerst een gesprekje willen met Zijn Vader.
Sinds iets meer dan een maand weet ik dat de vrije kip in het plantsoen hier rechtover geen hen is maar een haan. Toen ik hem op een ochtend hoorde kraaien heette hij op slag niet meer Hendrika Hen maar Hendrik Haan.
Eigenlijk was ik opgelucht: er zouden geen eieren komen, dus ook geen gegadigden die door het struikgewas zouden stampen op zoek naar een gratis ei.
Zijn nieuwe naam bleef me door het hoofd spoken, Hendrik Haan. Het kwam me bekend voor, maar ik wist niet van waar of hoe. Daarstraks schoot het me te binnen. Na meer dan een maand … Het is de titel van een liedje uit de TV-serie Ja Zuster, nee Zuster (’66-’68). Het liedje gaat over ene meneer Hendrik Haan en wordt gezongen door roddeltantes op de stoep.
Hier volgen tekst + filmpje (flutfilmpje) klank aanzetten, eventueel beeld uit, tekst volgen http://www.youtube.com/watch?v=mSITEhEtsWc 01min44 ~ het origineel, maar onvolledig !#”!!ù
Dag mevrouw Vervoort, Hebt u 't al gehoord Hendrik Haan uit Koog Aan De Zaan Heeft de kraan open laten staan Uren, uren stond 'ie open Heel de keuken is onder gelopen Denkt u toch eens even 't Zeil was net gewreven
Dag mevrouw Van Dore Moet u toch 'ns hore Hendrik Haan uit Koog Aan De Zaan Heeft de kraan open laten staan Zeven dagen stond 'ie open Heel het huis is onder gelopen Denkt u toch eens even Alle meubels dreven
Dag mevrouw Van Wal Weet u 't nieuwtje al Hendrik Haan uit Koog Aan De Zaan Heeft de kraan open laten staan Zeven weken stond 'ie open Heel de straat is onder gelopen Denkt u toch eens even Alle auto's dreven
Dag mevrouw Van Kamp Weet u 't van de ramp Hendrik Haan uit Koog Aan De Zaan Heeft de kraan open laten staan Zeven maanden stond 'ie open Heel de stad is onder gelopen Denkt u toch eens even Niemand meer in leven (Allemaal verzopen)
Kijk, wie komt daar aan? Hendrik Haan uit Koog Aan De Zaan Hendrik, hoe is 't gegaan? Had je de kraan open laten staan? "O", zei Hendrik, " 't Was maar even 't Hele verhaal is overdreven De keukenmat een tikkie nat, Onverwijld opgedweild Zo gebeurd, zo gedaan" Zei Hendrik Haan
Alle dames gingen vlug Teleurgesteld naar huis terug
Annie M.G. Schmidt ----------------------- Natuurlijk, van wie anders hé … * morgen vervolg Hendrik Haan EZW-09/2012
Een paar jaar geleden kon ik eens niet slapen -toen was dat nog een zeldzaamheid- en ik vond dat ik me beter nuttig kon bezig houden tot ik moe werd of vaak & slaap kreeg. Beter dat dan te liggen woelen in bed.
In mijn nachtelijke ijver ging ik in de keuken de kastjes onder de spoelbakken uitkuisen. Toen ik ze opentrok viel mijn cent dat ik dat jobke beter bij daglicht zou doen. Wat kon ik dan wel doen? De koelkast eens opruimen! Ja! Daar zouden we ‘s anderendaags dan weer blij mee zijn, dat de frigo zijn beurt gehad had.
Toen hij uitgewassen en opgeruimd was hield ik twee bosjes peterselie in de hand. Die bosjes mochten eigenlijk fijngehakt worden en ingevroren.
Ik spoel-&-zwier de peterselie, ’k vries de steeltjes in en ’k zou aan de blaadjes beginnen.
Toen ik de kruidenmixer uit de kast haalde dacht ik er ineens aan dat het ding een hoog krijsend geluid maakt, en dat kunnen we ’s nachts niet hebben, zo’n lawaai.
’k Was een beetje fier op mezelf dat ik daaraan gedacht had, aan de nachtrust van de echtgenoot, van de buren, van de medemens in het algemeen. Daarop nam ik de grote plank en begon de peterselie met het mes te hakken.
Iets later stond LM achter mij.
Dat moeten ze vooral doen zie, me laten schrikken wanneer ik een mes in de hand heb! ‘k Had hem bijna naar Spoed geholpen. - Weet ge hoe laat het is, zottemie ? vroeg hij en hij liet mijn pols los, het mes weg van zijn navel. - Nee, waarom? - Omdat ge hier staat te hakken in het putteke van de nacht, heel het gebouw is wakker.
Ook dat nog. ’s Anderendaags dierf ik me niet vertonen in de gemeenschappelijke delen van het gebouw. Hoe kon ik zo idioot-gek zijn om te denken dat peterselie hakken met het mes, minder lawaai maakt dan peterselie malen met het machientje!
Eigenlijk was het niet echt gek, het was gewoon dom. Maar dat blijft onder ons.
Vandaag ben ik heel fier op hem. Hendrik Haan woont in de perken van het plantsoen hier rechtover sinds 29 juli, gisteren was dat een maand. Hij is ondertussen duidelijk een haan: zijn kam is volgroeid en zijn staartveren staan er. Het kraaien klinkt nu helder, het zijn niet meer de schorre pogingen van drie weken geleden.
Vandaag was de plantsoendienst er weer. Wanneer die mensen het gras komen maaien, houdt Hendrik zich eventjes schuil in het struikgewas. Elk perk heeft vooraan een grasveldje met achterin struikgewas en daar achterin gaat Hendrik het tijdelijk ongemak uitzitten. De dame die het gras afrijdt doet dat snel & wel. Op een groot machien rijdt zij in enkele manoeuvres elk grasveldje kort en iedereen is alweer van het lawaai vanaf. Iets later komt Hendrik dan uit de struiken gestapt, maakt iet of wat entree, waarschijnlijk weet hij al niet meer dat er lawaai geweest is.
Maar vandaag waren het de mensen met de snoei- & trimmachines voor boom en struik. Die dingen zien er uit als oorlogsmateriaal en het geluid dat ze maken is navenant. Ze zijn met vier of vijf man en zij bewerken de struiken en de bomen van de verschillende perkjes tegelijkertijd. Mogelijk is dat om de geluidsoverlast voor de buurt zo kort mogelijk te houden. Dat is dan zeer lovenswaardig, maar waar moet Hendrik naartoe wanneer aan elk struikebosje het verschuilen onmogelijk gemaakt wordt door het geloei van het gesnoei?
Af en toe stopte het lawaai bij een van de bosjes, en dan hoopte ik maar dat daar Hendrik zat, dan kon hij het lawaai efkes vergeten. Kippen onthouden toch niet langer dan twee tellen, schijnt het. Maar ik zag hem nergens uit de struiken tevoorschijn komen. Deze voormiddag was ik voor het eerst een beetje ongerust voor Hendrik. Hoeveel stress kan een kippenhartje hebben?
Na de middag verdwenen de mannen, met medeneming van alle snoeisel en de perken liggen er voor een tijdje weer parkachtig bij. Eigenlijk vind ik het wild uitzicht mooier, maar om waarschijnlijk veiligheidsredenen laten ze het geen brousse worden.
Hendrik bleef zolang weg …
Was deze invasie teveel geweest? Was hij verder getrokken? Definitief naar de plantsoenen van de Leo Baekelandstraat? En toen kwam hij uit de coulissen gestapt, hij hield eventjes halt om eventueel gejuich en applaus in ontvangst te nemen en ging dan zijn terreinen inspecteren.
Hendrik is er nog! Hij heeft gelijk een echte de snoei-orkaan doorstaan. Vandaag ben ik heel fier op hem.